Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landsmeer

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandsmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2010
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Maatschappelijke Ondersteuning, art. 5
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2012Intrekking

12-12-2011

Kompas Regiokrant, 20-12-2011

2011-119
03-02-201001-01-2012nieuwe regeling

26-01-2010

Kompas Regiokrant, 02-02-2010

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2010

De Raad van de gemeente Landsmeer,

 

gelezen het voorstel van het college van 2010, voorstelnummer 2010 – ;

 

gelet op artikel 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het noodzakelijk is om beperkingen die een persoon ondervindt in zijn zelfredzaamheid en participatie bedoeld in artikel 1 onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning te compenseren;

 

Besluit:

 

vast te stellen de navolgende:

 

"Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2010"

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet:

    Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Compensatiebeginsel:

    de algemene verplichtingaan het gemeentebestuur om aan personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, door het treffen van algemene en/of individuele voorzieningen in aanvaardbare mate een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen, zodat zij voor zover mogelijk

    zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • c.

    Beperkingen:

    in de ICF (International Classification of Functioning, Disability and Health) beschreven problemen van lichamelijke, chronisch-psychische of psychosociale aard, die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten op het gebied van

    • .

      het voeren van het huishouden of

    • .

      het normale gebruik van de woning of

    • .

      het verplaatsen in en om de woning of,

    • .

      het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en

    • .

      het ontmoeten van medemensen en op het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • d.

    Persoon met beperkingen:

    een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische, psychische en psychosociale problemen,aantoonbare beperkingen ondervindt bij het voeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het

    huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel ofbij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • e.

    Progressieve ziekte:

    een chronische ziekte die steeds ernstiger wordt;

  • f.

    Mantelzorger:

    een persoon die buiten het kader van een hulpverlenend beroep, langdurige zorg biedt aan een hulpbehoevende in zijn directe omgeving, welke zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt en waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

  • g.

    Zelfredzaamheid:

    het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk offinanciële vermogen om voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie

    mogelijk maken;

  • h.

    Maatschappelijke participatie:

    normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, hetgeen betekent dat een persoon, voor zover mogelijk, in staat moet zijn om :

    • .

      een huishouden te voeren;

    • .

      zijn woning normaal te gebruiken;

    • .

      zich in en om de woning te verplaatsen;

    • .

      zich zodanig te verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen;

    • .

      andere mensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • i.

    Algemene voorziening:

    een voorziening die een regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt en

    wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, in die zin dat er een beperkte toegangsbeoordeling plaatsvindt;

  • j.

    Individuele voorziening:

    een voorziening die op basis van een individuele, integrale en objectieve toegangsbeoordeling wordt verstrekt, indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • k.

    Voorliggende voorziening: een algemene of individuele voorziening die als eerste wordt overwogen en vooraf gaat aan de door de aanvrager gevraagde voorziening;

  • l.

    Goedkoopst adequate oplossing:

    de algemene of individuele voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten, van de geschikte oplossingen de meest goedkope oplossing biedt voor het opheffen of verminderen van de beperkingen van een persoon;

  • m.

    Eigen bijdrage;

    een op basis van het Besluit voorzieningen maatschappelijk ondersteuning door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden;

  • n.

    Eigen aandeel

    dat deel van de kosten van maatschappelijke ondersteuning, dat voor rekening komt of blijft van de aanvrager en overeenkomstig het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer in mindering wordt gebracht op een financiële tegemoetkoming;

  • o.

    Voorziening in natura:

    een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • p.

    Persoonsgebonden budget:

    een geldbedrag waarmee de aanvrager zelf de geïndiceerde voorzieningen kan verwerven die door de gemeente in natura (kunnen) worden verstrekt;

  • q.

    Financiële tegemoetkoming:

    een tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen die door de gemeente niet in natura (kunnen) worden verstrekt , welke tegemoetkoming kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • r.

    Algemeen gebruikelijk:

    een voorziening is algemeen gebruikelijk als dezenaar geldende maatschappelijke normen behoort tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager;

  • s.

    Meerkosten:

    kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • t.

    Huisgenoot:

    iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

  • u.

    Budgethouder:

    een persoon aan wie op basis vandeze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het collegeverantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • v.

    Beleidsregels:

    regels omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik en toepassen van de bevoegdheden door het college;

  • w.

    Woonvoorziening:

    een voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt;

  • x.

    Vervoersvoorziening:

    een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon bij het zich lokaal verplaatsen ondervindt;

  • y.

    Hulp bij het huishouden:

    een voorziening die gericht is op het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van een huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort;

  • z.

    Hoofdverblijf:

    de woonruimte waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en welke bestemd en geschikt is voor permanente bewoning en op welk adres hij/zij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven dan wel het feitelijk woonadres indien hij/zij een postadres heeft dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;

  • aa.

    Gemeenschappelijke ruimte:

    gedeelte(n) van een woongebouw niet behorend tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de individuele woning vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

  • bb.

    Rolstoelvoorziening:

    een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon ondervindt bij het zich verplaatsen in en om de woning;

  • cc.

    ICF:

    staat voor International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) en is een uniform begrippenkader dat gehanteerd wordt als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen ofwel te typeren;

  • dd.

    Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer:

    in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer worden zowel de eigen bijdragen, als de financiële tegemoetkomingen als het persoonsgebonden budget geregeld, dit ter uitvoering van de Algemene Maatregel van Bestuur maatschappelijke ondersteuning. Dit Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer vormt een nadere uitwerking van de regels van deze verordening;

  • ee.

    AWBZ:

    Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

  • ff.

    Wvg:

    Wet voorzieningen gehandicapten;

  • gg.

    CIZ:

    Centrum Indicatiestelling Zorg.

  • hh.

    Leefeenheid:

    een eenheid bestaande uit gehuwden die al dan niet tezamen met één of meer ongehuwde minderjarigen duurzaam een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde die met een of meer ongehuwde minderjarigen duurzaam een huishouden voert. Onder gehuwden worden ook begrepen de ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen.

  • ii.

    Streng M&O-beleid (Misbruik en Oneigenlijk gebruik):

    ten opzicht van de reguliere Administratieve Organisatie/Interne Controle zijn specifieke en aanvullende (controle) maatregelen noodzakelijk om het risico van van misbruik en/of oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Deze maatregelen strekken zich zowel uit tot de voorwaardenscheppende sfeer als het actieve toezichtdaarop (controle, handhaving);

  • jj.

    Gematigd M&O-beleid (Misbruik en Oneigenlijk gebruik):

    waakzaamheid, in de vorm van (extra) kritische beoordeling van de onderbouwing van informatie is geboden; maatregelen in de voorwaarden-scheppende sfeer zijn aan te bevelen;

  • kk.

    Misbruik:

    het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of –uitkeringen te verkrijgen of niet, dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen.

  • ll.

    Oneigenlijk gebruik:

    het door het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, verkrijgen van overheidsbijdragen of

    het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving maar in strijd met het doel en de strekking daarvan;

  • mm.

    Peiljaar:

    het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend.

Artikel 2 Vaststelling inkomen

  • 1.

    Het inkomen, bedoeld in de leden 1 tot en met 4, bestaat uit het inkomen over het peiljaar van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en van zijn echtgenoot, en dit bedraagt:

    • a.

      indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

    • b.

      in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar.

  • 2.

    Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrage plichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste €1816 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrage plichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrage plichtig inkomen minder dan €1816 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 3 Beperkingen

  • 1.

    Een voorziening kan worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen; én

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt; én

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2.

    Een voorziening wordt niet toegekend:

    • a.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Landsmeer;

    • b.

      indien de door of namens de aanvrager verstrekte gegevens onjuist of

      onvolledig blijken te zijn;

    • c.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • d.

      indien en voor zover er een voorliggende algemene dan wel individuele voorziening beschikbaar is;

    • e.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • f.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • g.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • h.

      indien eenvoorziening als diewaarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze of voorgaande versie van deze verordening, dan wel krachtens de aan deze versies voorafgaande verordening Voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • i.

      voor het verwijderen van een nagelvaste woonvoorziening die met subsidie op grond van de Wvg of de Wmo is verstrekt.

  • 3.

    Een Persoonsgebonden budget wordt slechts verleend indien:

    • a.

      de aanvrager zich, wanneer op grond van deze verordening eerder eenPersoonsgebonden budget is verleend, gehouden heeft aan de bij dieverlening opgelegde verplichtingen;

    • b.

      er geen gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager

      zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn

      bestaansmiddelen.

HOOFDSTUK 2 VORM VAN DE TE VERSTREKKEN VOORZIENINGEN

Artikel 4 Keuzevrijheid

Algemene voorzieningen zijn voorliggend op individuele voorzieningen en worden in natura verstrekt. Indien een aanvrager in aanmerking komt voor een individuele voorziening kan gekozen worden tussen een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. Het college stelt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen niet wordt geboden.

Artikel 5 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Landsmeer van toepassing.

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de bepalingen zoals genoemdinhet Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer van toepassing.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

  • 2.

    Budgethouder is de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3.

    De omvang van het persoonsgebonden budget, wordt met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de voorziening die in de betreffende situatie in natura als goedkoopst adequate oplossing zou zijn verstrekt, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten.

  • 4.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt door het college vastgesteld in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer.

  • 5.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden

    budget, de omvang, de looptijd en de voorwaarden waaronder dit budget is toegekend worden bij beschikking vastgesteld.

  • 6.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 7.

    Na besluitvorming kan het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld worden door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 8.

    De budgethouder verstrekt na aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget verstrekt is, dan wel na afloop van de periode waarop het persoonsgebonden budget van toepassing is, die gegevens die het college nodig acht om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding te kunnen beoordelen.

  • 9.

    Het college stelt in haar Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning nadere richtlijnen vast omtrent de verstrekking van de in lid. 8 genoemde gegevens.

  • 10.

    Na ontvangst van de in lid 8. genoemde gegevens beoordeelt het college steekproefsgewijs of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 8 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Als de aanvraag voor een individuele voorziening wordt gehonoreerd, vraagt het college een eigen bijdrage of stemt de financiële tegemoetkoming af op het inkomen (eigen aandeel). Het college legt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast, alsmede de berekeningswijze en de duur van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

HOOFDSTUK 3 HULP BIJ HET HUISHOUDEN

Artikel 9 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 10 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4,5 en 6 van de wetkan voor de in artikel 9 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebrachtindien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, of

    • b.

      problemen bij het ontvangen van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4,5 en 6 van de wetkan voor de in artikel 9 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebrachtindien:

    • a.

      de in het eerste lid genoemde voorziening onvoldoende oplossing biedt, of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 11 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 10 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4,5 en 6 van de wetniet of slechts gedeeltelijkin aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waardeze persoon deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten of kinderen behoren, die in staat zijn (een deel van) het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 12 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond in decimalen, per week.

Artikel 13 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per tijdseenheid van een uur, zoals genoemd in artikel 12in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden door het college vastgesteld en opgenomen in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer.

HOOFDSTUK 4 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 14 Vormen van woonvoorzieningen

De door het collegeter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 15 Primaat algemene woonvoorzieningen en aanspraak op individuele woonvoorzieningen

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 14 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebrachtindien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning of losse woonvoorzieningnoodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor de in artikel 14 onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebrachtindien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 16 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 14 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    onderhoud en reparatie van de in lid b. genoemde voorziening;

  • f.

    compensatie van tijdelijk dubbele woonlasten;

  • g.

    compensatie van huurderving.

Artikel 17 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte

  • 1.
    • a.

      Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en6 van de wetkan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren;

    • b.

      Een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten kan ook worden verstrekt aan een persoon die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een andere persoon aangepaste woonruimte heeft ontruimd.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

  • 4.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder e. in aanmerking worden gebracht indien de woonvoorziening voorkomt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer.

  • 5.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder f. in aanmerking worden gebracht indien redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat genoemde persoon dubbele woonlasten heeft ten gevolge van het aanpassen van de huidige woonruimte of een nog te betrekken woonruimte.

  • 6.

    De eigenaar van een rolstoelwoning kan in geval van huurbeëindiging van deze met hoge kosten aangepaste woning, in aanmerking komen voor derving van huurinkomsten van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële vergoeding in aanmerking komt.

Artikel 18 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen in AWBZ-instellingen of andere zorginstellingen, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen (hadden) kunnen worden.

Artikel 19 Hoofdverblijf

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstelling erkende instelling en het bezoeken een structureel karakter zal hebben.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen,dat de aanvrager de woonruimte op zich, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 20 Weigeringgronden

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing, waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek, geen aanleiding bestond en ergeen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen. Voorzieningen aan gemeenschappelijke ruimten kunnen slechts worden toegekend indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte ontoegankelijk blijft voor de aanvrager;

  • d.

    de woonvoorziening, alsbedoeld in artikel 16 onder a.aangevraagd wordt op een moment ,dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie, te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en daarmee geen sprake is van een onverwacht opgetreden. Een woningaanpassing of een verhuiskostenvergoeding wordt dus geweigerd indien verhuizing naar een geschikte(re) woning in de lijn der levensverwachting ligt en derhalve als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd;

  • e.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden;

  • f.

    De ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning

    voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouwdie leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

HOOFDSTUK 5 VERVOERSVOORZIENINGEN

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen, te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in of vergoeding van vervoerskosten.

Artikel 23 Het recht op een algemene voorziening

  • 1.

    Een persoon als bedoeld inartikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek

    • a.

      het gebruik van het openbaar vervoer, of

    • b.

      het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kunnen personen van 75 jaar ofouder zonder toepassing van deze criteria in aanmerking worden gebracht voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening.

  • 3.

    Wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het zelfstandig gebruik van een collectieve vervoersvoorziening onmogelijk maken, kan een begeleiderindicatie worden verstrekt ten behoeve van dit collectieve vervoer.

Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor de in artikel 22, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebrachtindien:

  • a.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a. niet aanwezig is, dan wel

  • b.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 22 onder a. onmogelijk maken, dan wel

  • c.

    een collectief systeem niet toereikend is voor het vervoer op de korte afstand en in aanvulling op het collectief systeem een individuele voorziening noodzakelijk is.

Artikel 25 Autoaanpassing in plaats van collectief vervoer

Wanneer het collectieve vervoer geïndiceerd is kan, indien de persoon met beperkingen de voorkeur geeft aan het blijven rijden in de eigen auto, onder voorwaarden ook een gemaximeerde vergoeding voor autoaanpassing worden verstrekt. In het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer worden de voorwaarden en de hoogte van de vergoeding nader omschreven.

Artikel 26 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezamenlijk inkomen van echtparen meer bedraagt dan dein het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruik- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 27 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang per jaar van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer mogelijk maken en zal in ieder geval aansluiting geven op regionale of nationale vervoersystemen.

HOOFDSTUK 6 ROLSTOELVOORZIENINGEN

Artikel 28 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening, te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura, inclusief onderhoud en reparatie;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • d.

    een gemaximeerde financiële tegemoetkoming, te besteden aan eensportrolstoel.

Artikel 29 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor eenin artikel 28 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor een in artikel 28 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden, of wel;

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wetkan voor een in artikel 28 onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 30 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor bewoners van een AWBZ-instelling

In afwijking vanhet gestelde in artikel 29 tweede lid komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

HOOFDSTUK 7 HET VERKRIJGEN VAN VOORZIENINGEN, MOTIVEREN VAN BESLUITEN, CONTROLE EN HANDHAVING

Artikel 31 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraagformulier moet worden ingediend door middel van het door het college ter beschikking gestelde formulier.

Artikel 32 Relatie met AWBZ

Het aanvraagformulier moetworden ingediend bij het daarvoor bestemde loket bij de gemeente. Bij dit loket kunnen zowel aanvragen Wmo worden ingediend als aanvragen voor zorg in het kader van de AWBZ.

Artikel 33 Inlichtingen, onderzoek en adviesen beschikking

  • 1.

    Om zich een oordeel te kunnen vormen over de beperkingen die de persoon ondervindt bij het participeren in de samenleving, inventariseert het college gegevens die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening. Met het oog hierop is het college bevoegd:

    • a.

      de aanvrager op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      te vragen naar alle relevante informatie over de aanvrager;

    • c.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college heeft het CIZ aangewezen als enige adviesinstantie in het kader van de beoordeling van het recht op Wmo-aanvragen. Het college kan advies vragen aan het CIZ indien:

    • a.

      het gaat om complexe aanvragen die niet kunnen worden afgehandeld in het loket van de gemeente;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen zal worden afgewezen;

    • c.

      het college dat gewenst vindt.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste en tweedelid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamdeICF classificatie.

Artikel 34 Advisering ensamenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordtbij het onderzoek inzake het advies indienvan toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

     

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Artikel 35 Samenhangende afstemming met voorliggende voorzieningen

Om de verkrijging van Wmo-voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager, stemt het college de inventarisatie van beperkingen zoals genoemd in artikel 33 af op mogelijke AWBZ-indicaties en overige voorliggende voorzieningen.

Artikel 36 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht terstond aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 37 (Her)onderzoekplan

  • 1.

    Het college stelt een (her)onderzoekplan op ten behoeve van het gebruik van Wmo-voorzieningen in de gemeente Landsmeer. Aan de hand van dit plan zal periodiek worden onderzocht in hoeverre de toegekende voorzieningen nog gerechtvaardigd en adequaat zijn.

  • 2.

    Personen die 75 jaar of ouder zijn of zij die een chronische aandoening, dan wel blijvend letsel hebben en daardoor aantoonbare belemmeringen ondervinden bij het uitoefenen van de voor de Wmo relevante activiteiten, zijn uitgezonderd van dit plan.

Artikel 38 Intrekken van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      de gegevens op grond waarvan de voorziening is verleend, inmiddels zodanig zijn gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan de voorschriften gesteld bij of krachtens deze verordening en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer;

    • c.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • d.

      na onderzoek is gebleken dat door verregaande onachtzaamheid, verwaarlozing of opzet van de gebruiker, een voorziening beschadigd is, zoek is geraakt of anderszins niet meer te gebruiken is voor het doel waarvoor deze werd verstrekt.

  • 2.

    Een besluit voorzieningen tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorzieningwaarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde onder het tweede lid geldt bij bouwkundige aanpassingen een termijn van 15 maanden.

Artikel 39 Terugvordering

  • 1.

    In geval een besluit voorzieningenis ingetrokken, kan eenop basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budgetworden teruggevorderd.

  • 2.

    In geval het rechtop een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 40 Misbruik en Oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college geeft uitvoering aan de nota Misbruik en Oneigenlijk gebruik

    gemeente Landsmeer zoals vastgesteld door de gemeenteraad op

    22 april 2008.

  • 2.

    Voor de voorzieningen die in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, zal een gematigd M&O-beleid worden gevoerd, waarbij steekproefsgewijs, jaarlijks 1/3 deel van de budgethouders aan controle wordt onderworpen.

  • 3.

    Voor de voorzieningen die in natura worden verstrekt, zal een gematigd M&O-beleid worden gevoerd.

  • 4.

    Voor de voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt, zal een streng M&O-beleid worden gevoerd.

  • 5.

    In het geval er misbruik is gemaakt, zal (afhankelijk van de ernst van het misbruik) aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie en word(t)(en) de belanghebbende(n) die misbruik heeft/hebben gemaakt voor tenminste 1 jaar uitgesloten van het verkrijgen van een voorziening op grond van de Wmo in de gemeente Landsmeer in deze vorm. De uitsluiting en de duur van de uitsluiting wordt met de terugvordering-beschikking kenbaar gemaakt.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 41 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 42 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning betreffende, waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

Artikel 43 Indexering

Het college kan jaarlijks de bedragen vanhet op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 44 Evaluatie

Deze verordeningwordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 4 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteitvan de verordening in de praktijk.

Artikel 45 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2010.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.

  • 3.

    De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2009, zoals vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Landsmeer op 27 oktober 2009 wordt ingetrokken op de dag van inwerkingtreding van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Landsmeer 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente

Landsmeer op 26 januari 2010

De griffier, De voorzitter