Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | nota Reserves en voorzieningen 2012-2015 |
Citeertitel | nota Reserves en voorzieningen 2012-2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Nota reserves en voorzieningen 2008.
Deze regeling is vervangen door de nota Reserves en voorzieningen 2016-2019.
Financiële verordening gemeente Stadskanaal 2012, artikel 9
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-11-2012 | 24-12-2016 | nieuwe regeling | 19-11-2012 De Kanaalstreek, 28-11-2012 | R 6921 |
Een belangrijk onderdeel van de gemeentelijke balans wordt gevormd door de reserves en voorzieningen. In de wet- en regelgeving zijn verschillende voorschriften die samen een kader stellen voor het omgaan met de reserves en voorzieningen. Daarnaast is er ruimte voor een aantal autonome keuzes waarvoor in onze gemeente beleid is ontwikkeld.
De laatste beleidsnota waarin de gemeenteraad het beleid voor het omgaan met de reserves en voorzieningen heeft vastgelegd dateert van 2008 voor de periode 2008-2011. Tijd voor een beleidsupdate dus. Alle reserves en voorzieningen zijn beoordeeld op actualiteit, noodzaak en toereikendheid. Hiervoor zijn de meest actuele cijfers gehanteerd: de jaarrekening 2011 + de ontwikkelingen voor 2012 tot en met de voorjaarsnota en Perspectiefnota. Daar waar het resultaat leidt tot (gedeeltelijke) opheffing, samenvoeging, muteren of andere maatregelen, treft u in deze notitie hiervoor beslispunten aan.
In deze notitie is aansluitend op deze inleiding waarin de inhoud van deze nota is samengevat,aandacht besteed aan:
1.1 Hoofdstuk 2, Het regelgevende kader
Het regelgevende kader voor het opstellen van de nota is opgenomen in de financiële verordening gemeente Stadskanaal (artikel 9). Inhoudelijk is met name het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) leidend voor de verschillende in de nota behandelde onderwerpen.
In een aantal gevallen is de regelgeving dwingend in het vormen van een voorziening, zodra een verplichting of risico zich voordoet, moet een voorziening worden gevormd. In een aantal gevallen is het wel facultatief een voorziening in te stellen, onder andere wanneer er sprake is van het vormen van een voorziening op basis van een onderhoudsplan.
Reserves en voorzieningen worden ingezet als financieringsmiddelen waarover interne fictieve rente (de zogenaamde omslagrente) wordt vergoed. De fictieve rente over de algemene reserve wordt deels toegevoegd aan de exploitatie en deels aan de reserve incidentele bestedingen. De rente over bestemmingsreserves wordt deels als inflatiecorrectie aan de bestemmingsreserves toegevoegd en deels aan de reserve incidentele bestedingen. Aan voorzieningen wordt geen rente toegevoegd tenzij de voorziening tegen contante waarde is gewaardeerd. Op dit algemene beleid zijn enkele uitzonderingen.
In dit hoofdstuk is verder het effect van het wijzigen van het omslagpercentage van 5 naar 4 toegelicht.
Richtlijnen en voorschriften voor het gebruik van de reserves en voorzieningen zijn opgenomen in het BBV. Verderop in deze notitie treft u bij de verschillende onderwerpen de gerelateerde regelgevende kaders aan. Daarnaast is in de Financiële verordening (artikel 9) de grondslag voor het opstellen van de nota Reserves en voorzieningen opgenomen.
Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt in ieder geval:
Reserves zijn vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en vanuit voorschriften en bedrijfseconomisch oogpunt vrij besteedbaar. Reserves worden alleen gevormd, gewijzigd en opgeheven bij raadsbesluit. Reserves mogen niet negatief staan. Dit betekent dat eerst uitgeven en daarna sparen niet is toegestaan.
De algemene reserve is in feite het spaargeld van de gemeente waaraan geen bestemming is gegeven. Het rekeningresultaat wordt in de regel jaarlijks verrekend met de algemene reserve. Bij een positief rekeningresultaat is dit de belangrijkste voedingsbron van de algemene reserve. Daarmee is de algemene reserve (naast de hieronder toegelichte bestemmingsreserves) een belangrijk onderdeel van het weerstandsvermogen van de gemeente. Het gaat hierbij om de mate waarin een gemeente in staat is de financiële consequenties van substantiële tegenvallers op te vangen.
Er bestaat geen voorschrift op basis waarvan de minimale omvang van de algemene reserve kan worden vastgesteld. Via autonome besluitvorming is voor de algemene reserve een ondergrens van € 8 miljoen vastgesteld. Na verwerking van de jaarrekening 2011, voorjaarsnota 2012 en de Perspectiefnota 2013-2016 wordt een saldo van € 11.797.000,00 verwacht per 31 december 2012. Dit saldo ligt € 3.797.000,00 hoger dan de vastgestelde ondergrens van € 8 miljoen. Ondanks de verwachte positieve begrotingssaldi voor de komende jaren is het raadzaam terughoudend om te gaan met de inzet van het vrij besteedbare deel van € 3.797.000,00 van de algemene reserves. Daarnaast zijn statussen en financiële consequenties van de grote decentralisaties nog onduidelijk. Ten slotte neemt het rijk nog meer ombuigingsmaatregelen met een negatief financiële effect op de omvang van de algemene uitkering.
Naast de algemene reserve(s) kennen wij de bestemmingsreserves. Hierin is "spaargeld" gestort waaraan een bestemming is gegeven. De bestemmingsreserves zijn door de gemeenteraad ingesteld voor het kunnen realiseren van een specifiek doel. Naast de algemene reserve maken ook de meeste bestemmingsreserves deel uit van het algemene weerstandsvermogen.
Bestemmingsreserves zijn onderverdeeld in de algemene reserve grondexploitatie, egalisatiereserves en overige bestemmingsreserves.
Een bestemmingsreserve is gerelateerd aan het doel waarvoor de reserve is ingesteld. Jaarlijks wordt de noodzaak en de omvang in relatie tot het doel van de reserves beoordeeld. Dit betekent niet dat in het geval een reserve ontoereikend is dat direct een extra dotatie moet worden gedaan. Er zijn dan naast het wel toereikend maken verschillende mogelijkheden zoals het uitstellen of versoberen van de uitvoering van het onderliggende beleid of alternatieve dekkingsmogelijkheden zoeken.
Naast de rentetoevoeging (zie 5 Rentebeleid) mag een toevoeging aan reserves niet direct ten laste van de exploitatie maar alleen ten laste van het rekeningresultaat worden gedaan en dan alleen voor zover de gemeente zich dit kan permitteren. Concreet betekent dit dat in geval van een nadelig exploitatieresultaat voor bestemming in relatie met de omvang van de algemene reserve goed moet worden overwogen of dotaties aan reserves worden uitgevoerd.
Het besluit tot het instellen van een bestemmingsreserve heeft een ad hoc karakter. Enige terughoudendheid met het instellen van een reserve wordt gehanteerd om te voorkomen dat er teveel "potjes" worden gevormd.
3.3.1 Algemene reserve Grondexploitatie
Deze reserve wordt niet meegenomen in het bepalen van het algemene weerstandsvermogen van de gemeente maar wordt aangemerkt als onderdeel van het weerstandsvermogen voor de grondexploitatie.
Jaarlijks wordt bij het opstellen van de jaarrekening grondexploitatie de toereikendheid van deze algemene reserve beoordeeld. De reserve wordt gevoed door positieve grondexploitatieresultaten aan de reserve te doteren. De belangrijkste mutaties vinden plaats door het eventueel afwaarderen van strategische aankopen naar marktprijzen en door het nemen van een verwacht exploitatieresultaat op een complex.
Voor de gewenste omvang van deze reserve wordt de norm (ratio van 1,15 op het totaal van de aanwezige risico’s) gehanteerd die geldt voor het bepalen van de omvang van het algemene weerstandsvermogen van onze gemeente.
De noodzakelijke omvang van de reserve grondexploitatie is verder toegelicht onder 6.6 Reserves Grondexploitatie.
Een vorm van een bestemmingsreserve is een egalisatiereserve. Een egalisatiereserve wordt in de regel gebruikt voor het afromen van voor- en nadelige saldi van bepaald beleid door de jaren heen (bijvoorbeeld afvalstoffenheffing en rioolrechten) of om te komen tot een gelijkmatige verdeling van kosten over de jaren heen om piekvorming van kosten te voorkomen (egalisatie kapitaallasten Theater Geert Teis).
3.3.3 Overige bestemmingsreserves
De meest besproken en gebruikte bestemmingsreserve is de reserve incidentele bestedingen. De reserve is in beginsel bedoeld voor het toereikend houden van voorzieningen en overige bestemmingsreserves. In de tweede plaats wordt de reserve regelmatig ingezet voor het realiseren van nieuwe beleidswensen met een incidentele financiële consequentie.
Ad hoc worden omvangrijke incidentele voordelen aan deze reserve gedoteerd waarvoor ook geldt dat dit alleen is toegestaan in het geval de gemeente zich dit kan permitteren. Daarnaast wordt deze reserve gevoed door toevoeging van rentebaten waarmee een buffer wordt gevormd om andere reserves toereikend te houden (zie 5 Rentebeleid). Voor zover de reserve niet nodig is voor dit laatst genoemde doel, worden aan de reserve uitgaven die het gevolg zijn van incidentele beleidswensen onttrokken.
Voorzieningen worden voor de balans gekenmerkt als vreemd vermogen. Aan een voorziening zijn namelijk middelen toegevoegd waarop een (min of meer onzekere) verplichting rust waardoor de middelen niet meer vrij te besteden zijn.
Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.
Artikel 49 (alleen onderdeel b)
In de balans worden onder overlopende passiva opgenomen:
b. de van Europese en Nederlandse overheden ontvangen voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren.
Op grond van lid 1a en 1b is de gemeenteraad niet autonoom in het vormen van een voorziening, zodra een verplichting of risico zich voordoet, moet een voorziening worden gevormd. Op grond van Lid 1c is het facultatief een voorziening in te stellen.
Voorzieningen worden direct ten laste van de exploitatie gevormd wanneer er sprake is van:
lasten uit risico’s die samenhangen met bedrijfsvoering zoals rechtsgedingen, reorganisaties e.d. Er moet wel een causaliteit bestaan naar de bedrijfsvoering in de periode voorafgaand aan de balansdatum. Het is dus alleen toegestaan om ten laste van de exploitatie van een bepaald boekjaar een voorziening te vormen wanneer het risico in dat boekjaar is ontstaan of aanwezig was.
Voor verplichtingen en/of risico’s van substantiële omvang, maar in ieder geval met een omvang van € 500.000,00 of meer, wordt een voorziening op basis van artikel 44, lid 1a/b van het BBV ingesteld.
Daarnaast worden voorzieningen gevormd met middelen die van derden zijn ontvangen voor specifieke toekomstige uitgaven. Hieronder vallen niet de van Europese en Nederlandse overheidsinstellingen ontvangen specifieke uitkeringen voor lasten in komende begrotingsjaren. Deze uitkeringen worden afzonderlijk als voorschot op de balans opgenomen.
Reserves en voorzieningen zijn afgezonderde vermogensbestanddelen en worden naast aangetrokken geldleningen ingezet als financieringsmiddel voor investeringen. De rentelasten van de financieringsmiddelen worden doorgerekend aan de investeringen. Voor een aangetrokken geldlening worden de rentelasten bepaald door het met de geldgever overeengekomen rentepercentage. Voor de inzet van eigen middelen (de reserves en voorzieningen) wordt hiervoor een interne rekenrente (de omslagrente) gehanteerd.
Evenals een geldgever door de rentevergoeding over de verstrekte lening inkomsten genereert, wordt door de omslagrente voor de gemeente (als vergoeding voor het gebruik van de eigen middelen) een (fictieve) renteopbrengst gecreëerd.
Een deel van deze renteopbrengst is nodig voor het nominaal op peil houden van de bestemmingsreserves. Hiervoor wordt 2% van de rente over deze reserves als inflatiecorrectie toegevoegd. De overige rente wordt in de reserve incidentele bestedingen gestort.
De rente over de ondergrens van de algemene reserve (€ 8.000.000,00) wordt volledig ten gunste van de algemene dekkingsmiddelen gebracht, de overige rente wordt eveneens toegevoegd aan de reserve incidentele bestedingen
Aan voorzieningen wordt geen rente toegevoegd tenzij een voorziening tegen contante waarde is gewaardeerd. Op dit moment hebben wij dergelijke voorzieningen niet. Omdat voorzieningen als financieringsmiddel worden ingezet, wordt de (fictieve) renteopbrengst wel berekend en via resultaatbestemming volledig toegevoegd aan de reserve incidentele bestedingen.
Op dit algemene rentebeleid zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:
5.3 Rentepercentage eigen financieringsmiddelen
Bij de behandeling van de Perspectiefnota 2013-2016 hebt u besloten met ingang van 2013 het omslagpercentage te verlagen naar 4,0. Gebaseerd op de cijfers van de begroting 2013 levert de verlaging structureel een nadelig effect van € 104.000,00 op.
Een verandering van het omslagpercentage heeft effect op de bestedingsruimte (exploitatie) in de begroting. Bij een renteverlaging ontstaat een voordeel op de kapitaallasten, daartegenover staat een evengroot nadeel op de opbrengst van de rente over reserves en voorzieningen. Er moet in de exploitatie echter rekening worden gehouden met producten waarvan de daling van de kapitaallasten wordt geëgaliseerd of verrekend in tarieven voor bijvoorbeeld afvalstoffen- en rioolheffing. Lagere tarieven leveren onze inwoners en ondernemers een voordeel op. Daarnaast hebben de algemene reserve en de (beklemde) reserve Verkoop aandelen Essent een inkomensfunctie en komen om budgettaire redenen de rentebaten van sommige reserves en voorzieningen ten gunste van de exploitatie. Een lager rentepercentage levert minder baten op.
Het gemiddelde rentepercentage van de langlopende geldleningen in de begroting 2013 is 3,72. Sinds het opstellen van de begroting 2005 is voor de rente over eigen financieringsmiddelen een omslagpercentage van 5,0 gehanteerd. Op basis van de verwachte financieringsbehoefte en de lange termijn ontwikkelingen op de rentemarkt, is het percentage nu bijgesteld naar 4,0. De werkelijke omslagrente (de totale rentelasten in verhouding tot de boekwaarde van de investeringen) voor de begroting 2013 is dan 3,86%. Het verschil met doorberekende rentelasten aan investeringen op basis van 4% wordt als correctieraming opgenomen op algemene dekkingsmiddelen.
Door de verlaging van het percentage voor bespaarde rente, daalt de toevoeging aan de bestemmingsreserves in 2013 met totaal € 162.000,00. Hiervan heeft afgerond € 153.000,00 effect op de reserve incidentele bestedingen. In de meerjarenraming van de begroting 2013 komt het niveau van de reserve in 2016 totaal € 391.000,00 lager uit. De geraamde stand van de reserve per 31 december 2016 is dan € 2.338.000,00 (is vrije bestedingsruimte).
6. ACTUELE ONTWIKKELINGEN RESERVES EN VOORZIENINGEN
Alle bestaande reserves (27) en voorzieningen (4) zijn beoordeeld op bestaansrecht. De reserves en voorzieningen waarvoor wijzigingen zijn voorzien, zijn in deze paragraaf toegelicht en aangevuld met beslispunten die leiden tot (gedeeltelijke) opheffing, samenvoeging, muteren of andere maatregelen.
De beoordelingen hebben plaatsgevonden op basis van de verwachte omvang van de reserves na verwerken van de jaarrekening 2011, de voorjaarsnota 2012 en de Perspectiefnota 2013-2016. De beslispunten zijn gebaseerd op de meest actuele visies en ontwikkelingen.
6.1 Algemene reserve Essent (€ 6.836.400,00)
Deze reserve omvat de middelen van het deel van de verkoopopbrengst Essent dat is omgezet in een viertal geldleningen aan Enexis. De door Enexis te vergoeden rente komt ten gunste van de exploitatie. Eén lening is in 2012 (€ 1,7 miljoen, 3,27%) afgelost, de overige leningen worden in 2014 (€ 1,9 miljoen, 4,1%), 2016 (€ 1,9 miljoen, 4,65%) en 2019 (€ 1,3 miljoen, 7,2%) afgelost. Met het aflossen van een lening vervalt de renteopbrengst én valt een deel van deze reserve vrij.
Voor de inzet van deze vrijval leggen wij twee opties voor.
Optie 1, toevoegen aan de algemene reserve
In dit geval neemt de algemene reserve en daarmee de vrij besteedbare middelen in de loop van de jaren toe. De rente over de algemene reserve tot de ondergrens (€ 8 miljoen) wordt toegevoegd aan de exploitatie, de rente over het deel van de reserve boven de ondergrens wordt toegevoegd aan de reserve incidentele bestedingen. De ruimte in de reserve Incidentele bestedingen neemt dan jaarlijks toe met 4% over de afgeloste geldleningen. Er vindt in dat geval geen compensatie plaats van de vervallen renteopbrengst over de door Enexis afgeloste geldlening en er ontstaat een structureel nadeel in de exploitatie dat oploopt tot ruim € 317.000,00 in 2020.
Zodra over deze middelen wordt beschikt, neemt de jaarlijkse toevoeging aan de reserve incidentele bestedingen af.
Optie 2, toevoegen aan de reserve verkoop aandelen Essent
In dit geval neemt de omvang van de reserve verkoop aandelen Essent toe. De over deze reserve berekende rente (4%) wordt volledig toegevoegd aan de exploitatie en dit compenseert structureel (bij benadering, de vergoede rente bedraagt immers niet exact 4%) het vervallen van de renteopbrengst van de door Enexis afgeloste geldlening. Los van het effect van de genoemde verschillen in rentepercentage (loopt op tot een nadeel van € 44.200,00 in 2020), heeft deze optie geen financiële consequenties voor de exploitatie en bevordert een stabiel begrotingsbeleid.
De middelen in deze reserve blijven vrij besteedbare middelen, de raad kan besluiten deze middelen anders in te zetten. Zodra over deze middelen wordt beschikt, is de rentetoevoeging ten gunste van de exploitatie lager en ontstaat een structureel nadeel in de exploitatie.
Wij adviseren te kiezen voor optie 2, voornamelijk om het forse nadelige effect op het exploitatieresultaat en dus begrotingsaldo te voorkomen.
De door het aflossen van geldleningen ontstane vrijval in de Algemene reserve Essent toe te voegen aan de reserve Verkoop aandelen Essent.
6.2 Sanering vijvers (€ 15.000,00)
De middelen uit deze reserve zijn in 2011 ingezet als dekkingsmiddel binnen het kader van baggerwerkzaamheden bij MFA Noord. Daarmee is de reserve leeg.
Nu de kosten van baggeren via het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2010-2015 in het tarief voor rioolrechten zijn opgenomen, is de basis voor het in stand houden van deze reserve verdwenen.
Voor 2012 is een dotatie geraamd van € 15.000,00. Dit is gebaseerd op de verwachte bijdrage van het waterschap als bijdrage in het onderhoud van watergangen. Het voorstel is om de reserve per direct op te heffen en de bijdrage van het waterschap in te zetten als dekking voor de dagelijkse onderhoudswerkzaamheden in de openbare ruimte. Hier maken ook kleine acute baggerwerkzaamheden deel van uit.
De reserve sanering vijvers op te heffen en de bijdrage van het waterschap in te zetten als dekking van dagelijkse onderhoudswerkzaamheden in de openbare ruimte.
6.3 Reserve Lokaal sociaal beleid (€ 1.700,00)
In 2012 worden voor het project woonoverlast en binnen het kader van de ketenaanpak ex-gedetineerden respectievelijk € 20.000,00 en € 18.000,00 aan deze reserve onttrokken. Het saldo per 31 december is € 1.700,00. De reserve wordt niet meer gevoed, het voorstel is daarom om de reserve op te heffen en de vrijval van middelen toe te voegen aan de Algemene reserve.
De reserve Lokaal sociaal beleid opheffen en het saldo overhevelen naar de Algemene reserve.
6.5 Afvalstoffenheffing (€ 852.400,00)
De uitvoering van de taken op het gebied van afval wordt uitgevoerd tegen 100% kostendekkende tarieven. Wanneer uiteindelijk de opbrengst van de heffing hoger is dan de werkelijke kosten, wordt het positieve resultaat toegevoegd aan de reserve. Het saldo van de reserve moet voldoende zijn om een nadelig resultaat in enig jaar te kunnen dekken.
Het positieve saldo van de reserve is fors. Wij komen met een voorstel om de positieve resultaten de komende jaren via het tarief aan de betaler van de afvalstoffenheffing terug te geven. Hierbij houden wij rekening met mogelijke risico’s op het gebied van inzameling en verwerking van afval.
Een voorstel aanbieden om het positieve resultaat op de afvalstoffenheffing de komende jaren aan de betaler terug te geven.
6.6 Reserves Grondexploitatie (€ 626.350,00)
Binnen het kader van de grondexploitatie kennen wij drie reserves:
- Algemene reserve grondexploitatie € 350.800,00
- Reserve bovenwijkse voorzieningen " 208.600,00
- Reserve Duurzaam bouwen " 67.000,00
De drie reserves dienen als buffer om risico’s binnen de grondexploitatie op te vangen en vormen samen het weerstandsvermogen voor de grondexploitatie. De omvang van de risico’s bedraagt € 764.000,00. De omvang van het weerstandsvermogen moet dan € 878.600,00 zijn (de risico’s x een afgesproken ratio van 1,15). Er is dus sprake van een tekort van circa € 252.200,00 (€ 878.600,00 -/- € 626.400,00). Wij vinden het op dit moment niet nodig om maatregelen te treffen, de ontwikkeling van dit weerstandsvermogen wordt nauwlettend gevolgd.
De reserve bovenwijkse voorzieningen is gevormd met een opslag in de verkoopprijs om een buffer te vormen voor het realiseren van voorzieningen in nog niet afgeronde exploitatiegebieden. De reserve is toereikend.
De reserve Duurzaam bouwen is eveneens gevormd met een opslag in de verkoopprijs. Deze reserve is niet meer relevant en kan worden beschouwd als het deel van de reserve waarop geen beroep is gedaan toen de Bouwverordening een subsidie mogelijk maakte. De reserve kan worden opgeheven. Het voorstel is om het saldo toe te voegen aan de reserve Duurzame energie aangezien beide reserves gericht zijn op het stimuleren van duurzame maatregelen ter verbetering van het milieu.
De reserve Duurzaam bouwen opheffen en het saldo overhevelen naar de reserve Duurzame energie
6.7 Voorziening onderhoud begraafplaatsen (€ 2.009.000,00)
Dit betreft een verplichte voorziening voor onderhoud van de gemeentelijke begraafplaatsen. De voorziening is ingesteld omdat het onderhoud per graf vooruit wordt betaald door middel van een afkoopsom over een 10- of 25-jarige termijn.
De dotatie aan de voorziening wordt bepaald door de jaarlijks ontvangen afkoopsommen. De noodzakelijke omvang wordt bepaald door de onderhoudsplanning (over een periode van tien jaar). Sinds 2008 worden de tarieven gebaseerd op deze onderhoudsplanning. Door "oud zeer" en te lage tarieven in het verleden, is de voorziening niet op peil.
Wij bieden een nota Beheer en onderhoud van begraafplaatsen aan. De noodzakelijke omvang van de voorziening wordt daarop beoordeeld. Het voorstel is om in afwachting van deze nota (nog) geen maatregelen te nemen om de voorziening op peil te brengen.
In afwachting van de nota Beheer en onderhoud begraafplaatsen (nog) geen maatregelen te nemen om de voorziening op het noodzakelijke niveau te brengen.
6.8 Legaat mevrouw Kremer (€ 14.800,00)
Mevrouw Antje Kremer overleed op 26 september 1981 en heeft bij testament van 2 april 1960, nr. 4665 over haar nalatenschap beschikt en als erfgename aangewezen "de Gemeentelijke Instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon in de gemeente Onstwedde".
Op de datum van overlijden van mevrouw Kremer bestond de aangegeven instelling niet meer, en was de gemeente Onstwedde opgegaan in de nieuwe gemeente Stadskanaal, waarmee de gemeente Stadskanaal als enig erfgenaam van de erflaatster kan worden aangemerkt.
Bij raadsbesluit van 25 maart 1985 heeft de gemeenteraad besloten dit legaat te besteden aan het vrijwilligerswerk voor bejaarden met problemen. Ter uitvoering hiervan, besloot het college om de nalatenschap in een fonds te storten, van waaruit de rentebaten ten goede zullen komen aan de instellingen in deze gemeente die zich bezighouden met vrijwillig bejaardenwerk. Tot dusver zijn de rentebaten besteed conform de nalatenschap. Het op een andere wijze inzetten van de gelden van de nalatenschap, zoals het basisbedrag ineens te besteden in plaats van enkel de rentebaten, levert op grond van de uiterste wil geen probleem op.
Gezien de geringe rentebaten per jaar (± € 600,00) is het voorstel de voorziening in te zetten voor subsidiëring van eenmalige activiteiten in het kader van vrijwilligerswerk. De voorziening kan dan te zijner tijd worden opgeheven. Juridisch levert dit geen problemen op mits de wijziging door het college en de raad wordt goedgekeurd.
De middelen in de voorziening ineens te besteden aan een doel dat valt binnen de laatste wil van mevrouw Kremer en vervolgens de voorziening op te heffen.
6.9 Pensioenvoorziening wethouders (€ 956.700,00)
Voor het risico van wethouderswisseling (waardoor wachtgeldverplichtingen ontstaan) en het opeisen van gevormde pensioenrechten (wanneer door wijziging van werkgever een pensioenbreuk ontstaat waarvoor een waardeoverdracht van het opgebouwde pensioenrecht naar een ander pensioenfonds wordt verlangd) is een voorziening ingesteld. De realisatie hiervan is onvoorspelbaar en houdt een risico in. De gevormde pensioenvoorziening (€ 956.700,00) is beschikbaar voor dit risico. De voorziening is onder andere gevormd uit middelen ontvangen door pensioenoverdrachten aan de gemeente. Het risico van overdracht van pensioenrechten is hiermee voorlopig wel afgedekt. De pensioenpremies van zittende wethouders worden niet aan de voorziening toegevoegd maar in de exploitatie ingezet ter dekking van pensioenlasten van voormalige wethouders.
Voor de aan voormalig wethouders te betalen pensioenen wordt vier jaar voordat de werkelijke lasten ontstaan in de meerjarenraming een budget opgenomen. Hierdoor ontstaat vroegtijdig een duidelijk beeld van de pensioenlasten en wordt min of meer een beeld van gelijkblijvend kostenvolume gecreëerd.