Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Begraafplaatsverordening 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBegraafplaatsverordening 2012
CiteertitelBegraafplaatsverordening 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35
  2. Wet op de lijkbezorging, art. 90
  3. Gemeentewet, art. 147
  4. Gemeentewet, art. 149
  5. Algemene plaatselijke verordening 2010

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-11-2012nieuwe regeling

06-11-2012

Flevopost, 14-11-2012

Z12-239137

Tekst van de regeling

Intitulé

Begraafplaatsverordening 2012

 

 

HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BEPALINGEN.

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 9 oktober 2012;

gelet op het bepaalde in de artikelen 35 en 90 van de Wet op de lijkbezorging, artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen in de Algemene plaatselijke verordening 2010;

overwegende dat het gewenst is om regels te wijzigen voor het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende

VERORDENING op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats 2012 (Begraafplaatsverordening 2012).

Artikel 1.

Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats : de gemeentelijke begraafplaats te Lelystad;

  • b.

    beheerder : de ambtenaar die belast is met de leiding van de begraafplaats of

degene die hem vervangt;

  • c.

    rechthebbende : de rechthebbende op een particulier graf, een particulier urnengraf of

    een urnennis;

  • d.

    particulier graf : een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het

    uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden

    van een of twee lijken en twee asbussen, dan wel het doen

    begraven en begraven houden van vier asbussen.

Er wordt onderscheid gemaakt in particuliere graven voor volwassenen

(ouder dan 12 jaar) en particuliere graven voor kinderen;

e.algemeen graf : een graf in beheer bij de gemeente waarin gelegenheid wordt geboden

tot het doen van begraven van lijken.

Er wordt onderscheid gemaakt in algemene graven voor volwassenen

(ouder dan 12 jaar) en algemene graven voor kinderen;

  • f.

    urn : een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • g.

    asbus : een bus ter berging van de as van een overledene;

  • h.

    particulier urnengraf : een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het

    uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden

    van een of twee asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    algemeen urnengraf : een graf in beheer bij de gemeente waarin gelegenheid wordt geboden

    tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    urnennis : een ruimte in een daarvoor bestemde urnenmuur op de begraafplaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend

recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een of twee asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    verstrooiingsplaats : een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • l.

    gedachtenisplek : herdenkingsplek voor nabestaanden ten behoeve van de herdenking

van overledenen waarvan as is verstrooid;

m.monument : gedenkteken waarop een herdenkingsplaatje met naamsvermelding

gedachtenisplek kan worden aangebracht ter herdenking van overledenen waarvoor

geen aanwijsbare herdenkingsplek is;

  • n.

    gedenkteken : hetgeen vast op een graf wordt aangebracht;

  • o.

    gedenktekenregeling : de door het college op grond van deze verordening vast te stellen nadere

    regels voor het plaatsen van gedenktekens e.d.

  • p.

    wandgraf : een bovengronds graf in een daartoe bestemde wand op de begraafplaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon

    het uitsluitend recht is verleend tot het bijzettenvan een lijk;

  • q.

    grafkelder : een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken

    worden begraven en/of asbussen worden bijgezet.

  • r.

    voorziening : een vorm van een graf, als bedoeld in dit artikel.

HOOFDSTUK 2. OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS.

Artikel 2. Openstelling begraafplaats.

1.De begraafplaats is voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de periode tussen 08.00 en 18.00 uur. Gedurende de periode dat de zomertijd geldt is de begraafplaats geopend tot 21.00 uur.

Bij openbaar te maken besluit kan het college van deze tijden afwijken.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Indien het vereist is voor het uitvoeren van werkzaamheden kan de begraafplaats tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden gesloten.

  • 4.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 3. Ordemaatregelen.

  • 1.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen en fietsen met trapondersteuning op de begraafplaats te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen wegen en paden; motorrijtuigen zijn buiten de wegen en paden alleen toegestaan voor een begrafenis, opgraving, samenvoegen van de inhoud van het graf of voor het vervoeren van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km/uur.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

  • 5.

    Het is verboden op de begraafplaats:

    • a.

      te colporteren of goederen te koop aan te bieden;

    • b.

      op enigerlei wijze reclame te maken;

    • c.

      beplantingen of materiaal te beschadigen of te vernielen;

    • d.

      de verwelkte bloemen en andere afvalstoffen anders dan op de daarvoor bestemde plaatsen te deponeren;

    • e.

      dieren mee te nemen;

    • f.

      iets te doen of na te laten, dat in strijd is met de eerbied, welke ter plaatse past.

  • 6.

    Kinderen beneden de leeftijd van 12 jaren hebben zonder geleide van een meerderjarig persoon geen toegang tot de begraafplaats.

Artikel 4. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden.

Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten tenminste zes werkdagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

Artikel 5. Aanwezigheid bij opgravingen en ruimen.

Bij het opgraven van lijken en het ruimen van graven mogen geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die door het college met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3. VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING.

Artikel 6. Bestemming van de begraafplaats

.

  • 1.

    De begraafplaats is bestemd voor:

    • a.

      het begraven van de lijken van personen in het gebied van de gemeente overleden of daar thuishorende;

    • b.

      het begraven dan wel bijzetten van asbussen met of zonder urnen, bevattende de as van lijken van personen in het gebied van de gemeente overleden of daar thuishorende;

  • 2.

    Het college kan vrijstelling verlenen zodat op de begraafplaats eveneens kunnen worden begraven c.q. bijgezet:

    • a.

      lijken van andere personen dan bedoeld in het eerste lid, onder a, van dit artikel;

    • b.

      asbussen met of zonder urnen, bevattende de as van lijken van andere personen dan bedoeld in het eerste lid, onder b, van dit artikel.

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf.

  • 1.

    Degene die wil doen begraven, asbussen wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, meldt dit aan de beheerder, uiterlijk op de derde werkdag voorafgaande aan de werkdag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden.

  • 2.

    In aansluiting hierop wordt uiterlijk op de tweede voorafgaande werkdag schriftelijk kennis gegeven aan de beheerder. Dit dient te gebeuren op het door het college beschikbaar gestelde formulier, dan wel een eigen formulier waarop alle, op het door het college beschikbaar gestelde formulier gevraagde gegevens, zijn vermeld. De zaterdag geldt voor de toepassing van dit artikel niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3.

    Het openen van een graf of urnengraf ter begraving of voor het bezorgen van asbussen en het daarna sluiten van zo’n graf alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend worden gedaan door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. De nabestaanden dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8. Over te leggen stukken.

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf, particulier urnengraf, urnennis of wandgraf zal plaatsvinden dient een machtiging daartoe bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 2, aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid die daarbij verzoekt om overschrijving van het recht op zijn of haar naam.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf, particulier urnengraf of wandgraf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door één van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid.

  • 4.

    De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 9. Tijden van begraving en asbezorging.

  • 1.

    De gewone uren van begraven en het bezorgen van as zijn op werkdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur.

  • 2.

    De buitengewone uren van begraven en het bezorgen van as zijn op werkdagen van 16.00 uur tot 19.00 uur en op zaterdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze uren afwijken.

Artikel 10. Kisten en lijkhoezen.

  • 1.

    Het gebruik van zinken, metalen of andere onvergankelijke (binnen)kisten is op de begraafplaats niet toegestaan

  • 2.

    Het gebruik van lijkhoezen is op de begraafplaats niet toegestaan tenzij bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 2 wordt aangetoond dat de hoes voldoet aan de eisen uit het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 van dit artikel als kan worden aangetoond dat de ondoordringbaarheid voldoende is opgeheven.

Artikel 11. Begraven ingevolge artikel 21 van de Wet op de lijkbezorging.

  • 1.

    Het begraven van lijken op kosten van de gemeente, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 21, eerste lid, van de Wet op de lijkbezorging, geschiedt in een algemeen graf of algemeen kindergraf.

  • 2.

    Een graf zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel wordt met een nummerplaatje aangeduid en van gemeentewege voorzien van een groenvoorziening.

HOOFDSTUK 4. UITGIFTE DER GRAVEN.

Artikel 12. Volgorde van uitgifte.

  • 1.

    De particuliere, algemene en urnengraven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een graf als genoemd in het eerste lid toewijzen buiten de volgorde van uitgifte als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats of indien de omstandigheden dat vereisen.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op wandgraven en urnennissen.

Artikel 13. Kindergraven

  • 1.

    De algemene kindergraven en de particuliere kindergraven mogen niet worden toegewezen voor begraving van personen ouder dan 12 jaar.

  • 2.

    Het college is bevoegd om, in gevallen waarin de toepassing van het eerste lid van dit artikel naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, af te wijken van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 14 Categorieën.

Het college kan bij nader vast te stellen regels bepaalde vakken op de begraafplaats een afwijkende bestemming en indeling geven.

Artikel 15. Grafkelder.

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf of een particulier urnengraf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 16. Termijnen graven.

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dit toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier graf, een particulier urnengraf of een wandgraf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf of particuliere urnengraf is uitgegeven.

  • 2.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats dit toelaat, op een daartoe schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien jaar het recht op een urnennis. De termijn begint te lopen op de datum waarop op de urnennis is uitgegeven.

  • 3.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf, tien of twintig jaren, mits het verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend. In het geval zoals omschreven in artikel 8 lid 3 is verlenging met een termijn van minder dan vijf, tien of twintig jaar ook toegestaan.

  • 4.

    Het in het tweede lid van dit artikel bedoelde recht wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van vijf oftien jaren, mits het verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 5.

    Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 6.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.

  • 7.

    Algemene graven of algemene urnengraven worden voor een periode van tien jaar ter beschikking gesteld.

Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten.

  • 1.

    Het recht op een particulier graf, een particulier urnengraf, een urnennis of een wandgraf kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner, een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, dan wel een rechtspersoon. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het particuliere graf, het particuliere urnengraf, de urnennis of het wandgraf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner, een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad dan wel een rechtspersoon, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving op naam van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    a. Indien het recht op een particulier graf, een particulier urnengraf, een urnennis of een wandgraf afloopt binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende wordt de termijn van één jaar uit lid 2 van dit artikel verkort tot op de datum van het vervallen van het recht.

    • b.

      Indien de rechthebbende is overleden en in het particulier graf dient te worden begraven, dient het verzoek tot overschrijving direct bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 7 lid 2 te

      worden gedaan en vervalt de periode van een jaar zoals hiervoor in lid 2 van dit artikel

      aangegeven.

  • 4.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende het schriftelijk verzoek tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in lid 2 van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf, het particuliere urnengraf, de urnennis en het wandgraf te laten vervallen.

  • 5.

    Na het verstrijken van de in het lid 2 van dit artikel genoemde termijn van een jaar kan het college het particuliere graf, het particuliere urnengraf, de urnennis en het wandgraf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf, particulier urnengraf, urnennis of wandgraf dat/die inmiddels is geruimd.

Artikel 18. Afstand doen van graven.

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf, het particuliere urnengraf, de urnennis of het wandgraf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5. URNENMUUR, STROOIVELD EN GEDACHTENISPLEK.

Artikel 19. Urnenmuur.

  • 1.

    Op de begraafplaats is een urnenmuur waarin, na schriftelijke toestemming van het college asbussen en/of urnen kunnen worden geplaatst in daartoe bestemde urnennissen.

  • 2.

    De urnennissen bestaan uit een bewaarplaats voor één of twee asbussen met of zonder urnen, welke met een afdekplaat worden afgesloten, met daarnaast een ondiepe nis bestemd voor het plaatsen van bloemen en andere kleine zaken.

  • 3.

    Het college stelt in de gedenktekenregeling nadere regels vast met betrekking tot de toegestane materialen en afmetingen voor afdekplaten van urnennissen.

Artikel 20. Strooiveld.

  • 1.

    Op de begraafplaats is een strooiveld waarop, na schriftelijke toestemming van het college de as van overledenen kan worden verstrooid.

  • 2.

    De as van een overledene dient te worden verstrooid over een oppervlakte van minimaal vier m2.

Artikel 21. Gedachtenisplek.

  • 1.

    Op de begraafplaats is een gedachtenisplek met een monument, waarop na schriftelijke toestemming van het college, herdenkingsplaatjes voor de duur van tien jaar kunnen worden aangebracht.

  • 2.

    Het herdenkingsplaatje dient door de belanghebbende bij de beheerder te worden aangeleverd en wordt door of vanwege de gemeente op het monument aangebracht.

  • 3.

    Herdenkingsplaatjes die zijn aangebracht zonder schriftelijke toestemming van het college kunnen, zonder voorafgaande waarschuwing, van het monument worden verwijderd.

  • 4.

    De herdenkingsplaatjes kunnen, na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn, door of vanwege de gemeente worden verwijderd.

  • 5.

    De aanvrager kan voor het verstrijken van de termijn een verzoek indienen voor een nieuwe termijn van 10 jaar.

  • 6.

    Het college stelt in de gedenktekenregeling nadere regels vast met betrekking tot de toegestane materialen en afmetingen voor herdenkingsplaatjes.

HOOFDSTUK 6. GEDENKTEKENS, VERSIERINGEN EN BEPLANTING.

Artikel 22. Vergunning gedenktekens

  • 1.

    Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het college op graven en urennissen een gedenkteken of afdekplaat aan te brengen.

  • 2.

    Geen vergunning is nodig indien een wijziging aan het gedenkteken of de afdekplaat beperkt blijft tot het toevoegen van tekst als gevolg van een tweede begraving in een particulier graf of bijzetting van een urn. Eveneens is geen vergunning nodig voor het aanbrengen van zaken genoemd in de artikelen 11 lid 1 onder letter a, 12 lid 2 en 13 lid 1 onder letter d van de Gedenktekenregeling 2012.

  • 3.

    De vergunning als bedoeld in lid 1 van dit artikel dient te worden aangevraagd door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier. Bij de aanvraag dient een technische tekening te worden ingezonden met daarop alle relevante informatie met betrekking tot maten, materialen, grafbedekking en opschriften en versieringen.

  • 4.

    Het formulier, genoemd in lid 3 van dit artikel, dient volledig te zijn ingevuld. Het geheel van formulier en tekening dient voldoende informatie te verstrekken om de aanvraag te kunnen beoordelen. Indien beoordeling van de aanvraag niet mogelijk is, worden formulieren en tekening, met opgave van redenen aan de aanvrager geretourneerd.

  • 5.

    De vergunning wordt slechts verleend indien het gedenkteken of de afdekplaat:

    • a.

      voldoet aan de voor het betreffende graf of de urnennis geldende eisen zoals deze zijn vermeld in de daartoe door het college vast te stellen gedenktekenregeling en;

    • b.

      geen afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats.

  • 6.

    De vergunning wordt gesteld op naam van de opdrachtgever, welke met betrekking tot particuliere graven, particuliere urnengraven, urnennissen en wandgraven slechts de rechthebbende kan zijn.

  • 7.

    In gevallen waarin de gedenktekenregeling niet voorziet beslist het college.

Artikel 23. Kennisgeving plaatsing gedenkteken/afdekplaat.

Van de voorgenomen plaatsing van een gedenkteken of afdekplaat moet tenminste 24 uur van te voren kennis worden gegeven aan de beheerder.

Artikel 24. Verwijdering beplanting en andere voorwerpen.

Beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan, zonder voorafgaande waarschuwing, door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 25. Verwijdering gedenktekens, versieringen, beplanting en afdekplaten

  • 1.

    Gedenktekens, versieringen en beplanting van graven en afdekplaten van urnennissen kunnen, na het verstrijken van de termijn waarvoor het recht op een particulier graf, een particulier urnengraf, een urnennis of een wandgraf is verleend, dan wel bij algemene graven na het verstrijken van een periode van tien jaar, vanwege het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering wordt gedurende ten minste zes maanden voorafgaande aan het tijdstip van verwijdering, op een op het betreffende graf, dan wel de betreffende urnennis te plaatsen bordje, door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende op een particulier graf, urnengraf, urnennis of wandgraf bij het college bekend is. In dat geval stelt het college hem uiterlijk zes maanden voor het genoemde tijdstip per brief van hun voornemen in kennis.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de vergunninghouder als bedoeld in artikel 22 lid 6, of diens rechtsopvolger, bij het college ingediend schriftelijk verzoek, blijft het gedenkteken, de versiering, of de afdekplaat, tot aan de datum van verwijdering tot zijn of haar beschikking. Het schriftelijk verzoek kan worden ingediend gedurende vijf maanden na de in het lid 2 van dit artikel bedoelde kennisgeving.

  • 4.

    Het gedenkteken, de versiering, of de afdekplaat, vervalt aan de gemeente indien niet tijdig een verzoek op grond van lid 3 van dit artikel is ingediend en/of de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken.

  • 5.

    Degene op wiens naam de vergunning is gesteld of diens rechtsopvolger, is verplicht te gedogen dat de zich op het betreffende graf bevindende gedenkteken, versiering, beplanting of afdekplaat door of vanwege de gemeente tijdelijk wordt weggenomen of verplaatst, voorzover en voor zolang noodzakelijk, in verband met de begraving van lijken in de nabijheid of om andere dringende redenen.

Artikel 26. Onderhoud door de rechthebbende/de vergunninghouder.

  • 1.

    De rechthebbende of de vergunninghouder is verplicht het gedenkteken, de versiering en de beplanting, behoorlijk te onderhouden of te herstellen, zodat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats niet schaadt en geen overlast en/of gevaar voor belendende graven, groenvoorzieningen of bezoekers kan opleveren.

  • 2.

    Indien de rechthebbende of de vergunninghouder nalaat het gedenkteken, de versiering en de beplanting behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig het gehele gedenkteken, de versiering en de beplanting doen verwijderen. Het verwijderde (met uitzondering van de beplanting die niet meer ter beschikking komt) blijft gedurende drie maanden ter beschikking van de rechthebbende of de vergunninghouder en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende of de vergunninghouder behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van het gedenkteken, de versiering en/of de grafbeplanting. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt in dat geval een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

Artikel 27. Onderhoud door de gemeente.

Het onderhoud van het gedenkteken kan, tegen betaling van een door het college vast te stellen tarief, vanwege de gemeente worden uitgevoerd.

Artikel 28. Aansprakelijkheid.

Gedenktekens, beplanting, afdekplaten en voorwerpen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of de vergunninghouder te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of schade ontstaan door het weghalen en terugplaatsen ten behoeve van een bijzetting of opgraving dan wel het na verzakking opnieuw stellen van een gedenkteken en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening en risico van de rechthebbende op het graf of de vergunninghouder.

HOOFDSTUK 7. RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN, URNENNISSEN EN WANDGRAVEN.

Artikel 29 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf, urnengraf, urnennis of wandgraf te ruimen wordt ten minste zes maanden voorafgaande aan het tijdstip van ruiming per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemene voorziening betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming gedurende ten minste zes maanden voorafgaande aan het tijdstip van ruiming bekend door middel van een bij de te ruimen voorziening te plaatsen bord en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij ruiming van het graf of nis nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daarvoor bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 4.

    De rechthebbende op een particulier graf kan de beheerder gedurende de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn na de in dat lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken om de overblijfselen van menselijke resten te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen begraven dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.

  • 5.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen de beheerder gedurende de in lid van dit artikel bedoelde termijn schriftelijk verzoeken bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.

  • 6.

    Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen urnengraf of een urnennis kunnen de beheerder gedurende de in lid van dit artikel bedoelde termijn schriftelijk verzoeken om hen de asbus dan wel de urn ter beschikking te stellen voor bijzettingof verstrooiing elders.

  • 7.

    De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis of wandgraf kan de beheerder gedurende de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn na de in het eerste lid genoemde kennisgeving schriftelijk verzoeken om de overblijfselen te doen verzamelen om deze elders opnieuw te doen begraven of cremeren.

HOOFDSTUK 8. GEDEELTE(S) VOOR KERKGENOOTSCHAPPEN.

Artikel 30. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven.

  • 1.

    Het college kan na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de gedenktekens op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels van deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hen er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van het gedenkteken en/of de beplanting op één of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap er schriftelijk van in kennis dat het gedenkteken en/of de grafbedekking van één of meer graven onderhoud of herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat het gedenkteken en/of de beplanting moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 9. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

Artikel 31. Overgangsbepaling.

  • 1.

    De rechten en verplichtingen met betrekking tot particuliere graven, particuliere urnengraven, urnennissen en wandgraven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 33 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheerverordening begraafplaats Lelystad 2006 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 32. Strafbepaling.

Hij die handelt in strijd met de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften, aanwijzingen en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 33. Inwerkingtreding.

  • 1.

    De “Beheerverordening begraafplaats Lelystad 2006" wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum waarop de “Beheerverordening begraafplaats Lelystad 2012” in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 34 Citeertitel.

Deze verordening kan worden aangehaald als “Begraafplaatsverordening 2012”.

Lelystad, 6 november 2012.

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de secretaris,

Toelichting op de wijzigingen

Algemeen

De wijzigingen in de Wet op de lijkbezorging die aanpassing van de Begraafplaatsverordening 2006 noodzakelijk maken betreffen de volgende onderwerpen:

  • ·

    De termijn waarop een begraving na overlijden mag plaatsvinden (was vijf kalenderdagen, wordt zes werkdagen);

  • ·

    het onderscheid tussen de twee graftypen, te weten algemene en particuliere graven (voorheen algemene en eigen graven);

  • ·

    het doen van mededeling aan belanghebbenden over het verstrijken van de termijn van algemene graven in verband met ruiming van die graven (in de oude wetgeving gold dit alleen voor “eigen” graven en niet voor algemene graven);

  • ·

    de termijn voor het verlenen van het recht op een particulier graf en de periode van verlenging van dit recht (in de oude wetgeving was sprake van slechts één periode van verlenging, thans bestaat de mogelijkheid te kiezen uit drie verschillende termijnen);

  • ·

    het onderhoud van particuliere graven (in de oude wetgeving verviel het uitsluitend recht op een graf bij kennelijke verwaarlozing van het graf 30 jaar na de laatste begraving, thans is dat na 5 jaar, waarbij de minimale grafrusttermijn van 10 jaar moet worden gerespecteerd);

  • ·

    de eigendom van gedenktekens (onder de werking van de oude wet was de eigenaar van de begraafplaats door natrekking de eigenaar van het gedenkteken, de natrekking vervalt nu, waardoor het gedenkteken eigendom wordt van de recht- of belanghebbende);

  • ·

    het ruimen van graven (de termijn die is gelegen tussen de aankondiging en de uitvoering was een jaar en is in de nieuwe wetgeving gesteld op een periode van 6 maanden tot een jaar).

Met betrekking tot de verordening

Overal waar de term “eigen graf” in de oude verordening stond is deze vervangen door de term “particulier graf”, zodat de tekst met de Wet op de lijkbezorging overeenstemt.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • d.

    eigen graf wordt particulier graf (omschrijving blijft gelijk)

  • h.

    eigen urnengraf wordt particulier urnengraf (omschrijving blijft gelijk)

  • n.

    gedenkteken: in de omschrijving vervalt het zinsdeel “met uitzondering van beplanting”

  • p.

    wandgraf: in de omschrijving wordt het woord “begraven” gewijzigd in “bijzetten”

  • q.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden

    begraven en/of asbussen worden bijgezet (toevoeging)

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats.

Artikel 3. Ordemaatregelen

Lid 1 vervalt in zijn geheel en het gestelde in lid 4 wordt integraal opgenomen in het nieuwe lid 1.

Deze aanpassing heeft te maken met de Dienstenrichtlijn (screening en notificatie). In de oude verordening is namelijk een bepaling opgenomen die zich direct richt tot dienstverleners als steenhouwers, hoveniers en dergelijke. De Dienstenrichtlijn is op die bepaling van toepassing, hetgeen leidt tot aanzienlijke administratieve lasten voor de gemeente, terwijl die bepaling niet noodzakelijk is. De nieuwe artikeltekst biedt immers voldoende ruimte om deze dienstverleners aanwijzingen te geven die gericht zijn op een goede gang van zaken.

Lid 2 onder awordt als volgt aangevuld: “anders dan voor een begrafenis, opgraving, samenvoegen van de inhoud van het graf of voor het vervoer van materialen”. Deze aanvulling heeft betrekking op normale werkzaamheden op de begraafplaats en is van belang om te voorkomen dat elke keer dat deze werkzaamheden plaatsvinden een vrijstelling dient te worden afgegeven (lastenverlichting).

Lid 4 vervalt in zijn geheel.

Lid 5: het woord “vierde” wijzigt in “eerste”.

Artikel 4. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden

De termijn is van vijf dagen gesteld op zes werkdagen in verband met de verlengde termijn van begraven na een overlijden. Op die wijze wordt voorkomen dat een herdenking gelijktijdig met een begrafenis kan plaatsvinden.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging.

Artikel 8. Over te leggen stukken

.

Lid 4: de tekst is in overeenstemming gebracht met de model-verordening van de VNG.

Hoofdstuk 4. Uitgifte der graven.

Artikel 16. Termijnen van graven

Lid 3: de verlengingstermijn is gewijzigd van 10 jaar naar 5, 10 of 20 jaar. Deze wijziging vloeit direct voort uit de gewijzigde Wet op de lijkbezorging.

Lid 4: de verlengingstermijn is gewijzigd van 10 jaar naar 5 of 10 jaar. Deze wijziging vloeit direct voort uit de gewijzigde Wet op de lijkbezorging. De termijn van 10 jaar is gelijk aan de termijn van eerste uitgifte, die afwijkt van de eerste uitgiftetermijn voor een graf.

Artikel 17. Overschrijving van grafrechten

Lid 1 en lid 2: toegevoegd is de mogelijkheid om grafrechten over te schrijven op naam van een rechtspersoon (bijvoorbeeld de Stichting Grafzorg Nederland).

Hoofdstuk 6. Gedenktekens, versieringen en beplanting.

Artikel 22. Vergunning gedenktekens

Lid 2: De verwijzing naar de artikelen 11 lid 1 onder letter a, 12 lid 2 en 13 lid 1 onder letter d is aangebracht om duidelijk aan te geven welke zaken het betreft.

Artikel 25. Verwijdering gedenktekens, versieringen, beplanting en afdekplaten

Lid 2: de termijn is in overeenstemming gebracht met de bepalingen in de nieuwe Wet op de lijkbezorging.

Hoofdstuk 7. Ruiming van graven, urnengraven, urnennissen en wandgraven.

Artikel 29. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as.

Lid 1: de termijn is in overeenstemming gebracht met de bepalingen in de nieuwe Wet op de lijkbezorging.

Lid 2: is toegevoegd in navolging van de Wet op de lijkbezorging.