Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lisse

Beleidsregels intrekken vergunningen voor het uitvoeren van (bouw)werken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLisse
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels intrekken vergunningen voor het uitvoeren van (bouw)werken
CiteertitelBeleidsregels intrekken vergunningen voor het uitvoeren van (bouw)werken
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.5 
  2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, art. 2.33 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-05-2011nieuwe regeling

10-05-2011

De Lisser, 18-05-2011

w014132

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels intrekken vergunningen voor het uitvoeren van (bouw)werken

 

 

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.
  • 2.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de wet of een vergunning of een ontheffing die daarmee gelijk wordt gesteld op grond van het overgangsrecht in artikel 1.2 of 1.3 van de wet;

  • 3.

    beschikking eerste of tweede fase: een positieve of een negatieve beschikking over de eerste of de tweede fase van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.5 van de wet, voor zover deze op grond van artikel 2.5, achtste lid, van de wet, niet tezamen met de beschikking voor de andere fase wordt aangemerkt als een omgevingsvergunning;

  • 4.

    het uitvoeren van (bouw)werken: de activiteiten bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of onder b van de wet;

  • 5.

    vergunninghouder: de persoon of rechtspersoon aan wie de vergunning of beschikking eerste of tweede fase is verleend, op wiens naam de vergunning op grond van artikel 10.3 Bouwverordening (oud) is gesteld of voor wie een melding als bedoeld in artikel 2.25, tweede lid, van de wet is ingediend.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    In deze beleidsregels is vastgelegd hoe het college omgaat met de bevoegdheid om:

  • 2.

    Deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op het intrekken van een vergunning, voor zover deze betrekking heeft op het uitvoeren van (bouw)werken en eventuele daarmee onlosmakelijk verbonden activiteiten.

  • 3.

    Indien het college de vergunning gedeeltelijk wil intrekken, dan heeft het besluit tot intrekking in ieder geval ook betrekking op activiteiten die onlosmakelijk met het uitvoeren van (bouw)werken zijn verbonden.

Artikel 3 Voorwaarden procedure

  • 1.

    Het college start een procedure tot het geheel of gedeeltelijk intrekken van de vergunning indien:

    • a.

      de vergunning ten minste drie jaar oud is; en

    • b.

      gedurende de in artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de wet bedoelde periode geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning.

  • 2.

    Het college start een procedure tot het intrekken van de positieve beschikking eerste of tweede fase indien:

    • a.

      de positieve beschikking eerste of tweede fase ten minste drie jaar oud is; en

    • b.

      gedurende twee jaar na het onherroepelijk worden van:

      • i.

        de positieve beschikking eerste fase, geen aanvraag is ingediend voor een beschikking tweede fase;

      • ii.

        de negatieve beschikking voor de andere fase, geen nieuwe aanvraag deze andere fase is ingediend.

Artikel 4 Voorbereiding besluit

  • 1.

    Het college maakt het voornemen, om de beschikking eerste of tweede fase of de vergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken, bekend aan de betrokkenen en stelt hen in de gelegenheid om zijn zienswijze hierop te geven.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      het voornemen om in te trekken ten minste twee keer bekend is gemaakt;

    • b.

      hiervan is afgezien omdat de vergunninghouder aangaf dat hij binnen 26 weken alsnog van zijn vergunning gebruik zou maken of alsnog een beschikking eerste of tweede fase aan zou vragen; en

    • c.

      binnen deze termijn geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning en geen beschikking eerste of tweede fase is ingediend.

Artikel 5 Sturingsartikel afwegingskader

  • 1.

    Het college trekt de beschikking eerste of tweede fase of de vergunning geheel of gedeeltelijk in, indien is voldaan aan de voorwaarden genoemd in:

    • a.

      artikel 6, indien het voornemen om in te trekken de eerste keer bekend is gemaakt;

    • b.

      artikel 7, indien het voornemen om in te trekken de tweede keer bekend is gemaakt;

    • c.

      artikel 8, indien:

      • i.

        het voornemen om in te trekken ten minste twee keer bekend is gemaakt;

      • ii.

        hiervan is afgezien omdat de vergunninghouder aangaf dat hij binnen 26 weken alsnog van zijn vergunning gebruik zou maken of alsnog een beschikking eerste of tweede fase aan zou vragen; en

      • iii.

        binnen deze termijn geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning en geen beschikking eerste of tweede fase is ingediend.

  • 2.

    Indien het college het voornemen om in te trekken voor het in werking treden van deze beleidsregels reeds meerdere keren bekend heeft gemaakt, geldt dit voor de toepassing van deze beleidsregels als één bekendmaking.

  • 3.

    Het college laat bij de afweging om al dan niet tot intrekking over te gaan buiten beschouwing of de vergunning of beschikking eerste of tweede fase onder de huidige regelgeving en de huidige omstandigheden ook zou worden verleend.

Artikel 6 Afwegingskader bij eerste voornemen

  • 1.

    Het college trekt de vergunning in als:

    • a.

      aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden is voldaan; en

    • b.

      de vergunninghouder:

      • i.

        aangeeft dat hij niet binnen 26 weken alsnog van zijn vergunning gebruik zal maken; of

      • ii.

        binnen de daartoe gestelde termijn geen schriftelijke verklaring heeft overlegd dat hij binnen 26 weken alsnog van de vergunning gebruik maakt.

  • 2.

    Het college trekt de positieve beschikking eerste of tweede fase in als:

    • a.

      aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden is voldaan; en

    • b.

      de vergunninghouder:

      • i.

        aangeeft dat hij niet binnen 26 weken alsnog een aanvraag voor een beschikking voor de andere fase indient; of

      • ii.

        binnen de daartoe gestelde termijn geen schriftelijke verklaring heeft overlegd dat hij binnen 26 weken alsnog een aanvraag voor een beschikking voor de andere fase indient.

Artikel 7 Afwegingskader bij tweede voornemen

  • 1.

    Het college trekt de vergunning in als:

    • a.

      aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden is voldaan;

    • b.

      de vergunninghouder:

      • i.

        aangeeft dat hij niet binnen 26 weken alsnog van zijn vergunning gebruik zal maken; of

      • ii.

        binnen de daartoe gestelde termijn geen schriftelijke verklaring heeft overlegd dat hij binnen 26 weken alsnog van de vergunning gebruik maakt; en

    • c.

      de vergunninghouder niet door middel van het overleggen van andere documenten, dan bedoeld onder b, aannemelijk maakt dat hij binnen 26 weken alsnog van de vergunning gebruik maakt.

  • 2.

    Het college trekt de beschikking eerste of tweede fase in als:

    • a.

      aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden is voldaan; en

    • b.

      de vergunninghouder:

      • i.

        aangeeft dat hij niet binnen 26 weken alsnog een aanvraag voor een beschikking voor de andere fase indient; of

      • ii.

        binnen de daartoe gestelde termijn geen schriftelijke verklaring heeft overlegd dat hij binnen 26 weken alsnog een aanvraag voor een beschikking voor de andere fase indient.

Artikel 8 Afwegingskader bij derde voornemen

  • 1.

    Het college trekt de vergunning in als aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden is voldaan.

  • 2.

    Het college trekt de beschikking eerste of tweede fase in als aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels intrekken vergunningen voor uitvoeren (bouw)werken.

Aldus vastgesteld op 10 mei 2011,

Burgemeester en wethouders van Lisse,

J.W. Schellevis Mw. C. Langelaar

secretaris burgemeester

Toelichting

De periode waarna een vergunning voor het uitvoeren van (bouw)werken in mag worden getrokken bedraagt 26 weken. Dit is echter anders indien de vergunning mede betrekking heeft op onlosmakelijk met deze activiteiten verbonden activiteiten. Dit kunnen activiteiten zijn als planologisch strijdig gebruik (voorheen planologische ontheffing), het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting of het wijzigen van een beschermd rijksmonument. Is er sprake van onlosmakelijk verbonden activiteiten, dan kan pas na 3 jaar tot het intrekken van de vergunning worden overgegaan. In het beleid is ervoor gekozen is om geen vergunningen in te trekken die jonger zijn dan drie jaar.

Een vergunning voor een gemeentelijk monument kan ook onlosmakelijk met een vergunning voor het uitvoeren van (bouw)werken zijn verbonden. Echter enkel tijdsverloop is op grond van de gemeentelijke erfgoedverordening onvoldoende om een vergunning in te trekken. Voor deze intrekking is dan een aanvullende motivering nodig. Indien deze motivering niet kan worden gevonden, moet dan ook van intrekking van de vergunning voor het uitvoeren van (bouw)werken worden afgezien.

De periode waarna een vergunning eerste of tweede fase mag worden ingetrokken bedraagt twee jaar, gerekend vanaf het moment dat de beschikking onherroepelijk is geworden. In het beleid is ervoor gekozen is om geen beschikkingen in te trekken die jonger zijn dan drie jaar.

Voor de vraag of handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, is van belang of deze handelingen betrekking hebben op de activiteiten waarvan het voornemen bestaat om deze in te trekken. Als bijvoorbeeld wel al een bouwwerk is gesloopt of een boom is gekapt, staat dit in beginsel niet aan intrekking van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van (bouw)werken in de weg. Wel kan de vertraging die bij het slopen of kappen is opgelopen worden meegewogen in de afweging om de vergunning voor het uitvoeren van (bouw)werken in te trekken. Dit is bijvoorbeeld aan de orde, indien de vergunninghouder nog niet van zijn vergunning gebruik kon maken omdat deze door lopende procedures nog niet onherroepelijk was.

Onder “handelingen met gebruikmaking van de vergunning” moet voor de activiteit bouwen worden aangesloten bij de in de jurisprudentie ontwikkelde definities van het begrip “bouwwerk”. Het maken van een fundering kan bijvoorbeeld worden gezien als het gebruik maken van een vergunning voor de activiteit bouwen. Een fundering is immers een constructie van enige omvang om ter plaatse te functioneren. Het ondertekenen van een overeenkomst of het verrichten van voorbereidende graafwerkzaamheden zijn geen bouwwerkzaamheden en kunnen niet worden gezien als het gebruik maken van een vergunning voor de activiteit bouwen.