Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 57 van de Landsverordening voortgezet onderwijs en ter vaststelling van de regeling van de landsexamens v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingLANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 57 van de Landsverordening voortgezet onderwijs en ter vaststelling van de regeling van de landsexamens v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.
CiteertitelLandsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.
Vastgesteld doorMinister van Onderwijs_x002C_ Cultuur_x002C_ Jeugd en Sport
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De oorspronkelijke regeling is ondertekend op 28 november 1985, gepubliceerd in P.B. 1985, no. 159, en in werking getreden op 1 januari 1986, met terugwerkende kracht tot en met 1 augustus 1973.

Zie www.overheid.nl voor de historie van deze regeling vóór 10-10-10 via lokale regelingen en uitgebreid zoeken, onder v.m. Nederlandse Antillen, met als zoekdatum 09-10-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening voortgezet onderwijs, artikel 57

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2000Geconsolideerde tekst (GT)

31-05-2013

AB 2013, GT no. 740

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, ter uitvoering van artikel 57 van de Landsverordening voortgezet onderwijs en ter vaststelling van de regeling van de landsexamens v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.

 

 

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit landsbesluit verstaat onder:

  • -

    minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport;

  • -

    Hoofd van de Dienst: het Hoofd van de Dienst Examens;

  • -

    inspecteur: de inspecteur van het voortgezet onderwijs, belast met het toezicht op de scholen voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, v.w.o., voor hoger algemeen voortgezet onderwijs, h.a.v.o., en voor middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, m.a.v.o.;

  • -

    landsexamen: het landsexamen, bedoeld in artikel 57 van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • -

    landsexamen v.w.o.: een landsexamen ter verkrijging van een diploma overeenkomende met een diploma van een school voor v.w.o.;

  • -

    landsexamen h.a.v.o.: een landsexamen ter verkrijging van een diploma overeenkomende met een diploma van een school voor h.a.v.o.;

  • -

    landsexamen m.a.v.o.-4: een landsexamen ter verkrijging van een diploma overeenkomende met een diploma van een school voor m.a.v.o.;

  • -

    landsexamen m.a.v.o.-3: een landsexamen ter verkrijging van een diploma overeenkomende met een diploma van een afdeling voor m.a.v.o.;

  • -

    deellandsexamen: een voor de kandidaat op zichzelf staand examen in één of meer landsexamenvakken ter verkrijging van een certificaat of een diploma als bedoeld in de artikelen 37 en 38;

  • -

    certificaat: een door de landsexamencommissie aan een kandidaat die het landsexamen in één of meer vakken met gunstig gevolg heeft afgelegd afgegeven bewijs;

  • -

    bewijs van vrijstelling: een door de minister aan hen die op andere wijze zijn geëxamineerd afgegeven bewijs;

  • -

    bewijs van kennis: een op grond van artikel 48 van het Landsbesluit eindexamens dagscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o. uitgereikt bewijs;

  • -

    aanvullend examen: een door een bezitter van het v.w.o., h.a.v.o. of m.a.v.o.-diploma dan wel hij die het volledige v.w.o., h.a.v.o. of m.a.v o. examen doet, afgelegd examen in één vak;

  • -

    landsexamencommissie: een landsexamencommissie als bedoeld in artikel 57, eerste lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs;

  • -

    v.w.o.-commissie: de landsexamencommissie die landsexamen v.w.o. en één of meer deellandsexamens v.w.o. afneemt;

  • -

    h.a.v.o.-commissie: de landsexamencommissie die landsexamen h.a.v.o. en één of meer deellandsexamen h.a.v.o. afneemt;

  • -

    m.a.v.o.-commissie: de landsexamencommissie die landsexamen m.a.v.o. en één of meer deellandsexamen m.a.v.o. afneemt;

  • -

    voorzitter: de voorzitter van een landsexamencommissie.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit landsbesluit worden wiskunde I, wiskunde II, economische wetenschappen I en recht, economische wetenschappen II en recht beschouwd als zelfstandige vakken.

HOOFDSTUK II Examenvakken en -programma

Artikel 3

De examenvakken zijn:

  • a.

    voor het landsexamen v.w.o.:

    Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, Latijnse taal en letterkunde, Griekse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde I, wiskunde II, natuurkunde, scheikunde, biologie, economische wetenschappen I en recht, economische wetenschappen II en recht, computerkunde, informatica;

  • b.

    voor het landsexamen h.a.v.o.:

    Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, computerkunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, economie, handelswetenschappen en recht, informatica;

  • c.

    voor het landsexamen m.a.v.o.-4:

    Nederlandse taal, Engelse taal, Spaanse taal, Franse taal, Duitse taal, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, handelskennis, computerkunde, informatica;

  • d.

    voor het landsexamen m.a.v.o.-3:

    Nederlandse taal, Engelse taal, Spaanse taal, Franse taal, Duitse taal, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, biologie, handelskennis, computerkunde, informatica.

Artikel 4

In alle vakken wordt een schriftelijk en een mondeling examen afgenomen. Geen schriftelijk examen wordt afgenomen in het vak aardrijkskunde aan scholen voor v.w.o. en ha.v.o. en in het vak geschiedenis aan scholen voor v.w.o., h.a.v.o. en m.a.v.o.

Artikel 5
  • 1.

    Het landsexamen v.w.o. omvat zes vakken, te weten twee van de vakken: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde, Duitse taal en letterkunde en bovendien vier andere vakken ter keuze van de kandidaat uit de vakken genoemd in artikel 3, onder a.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 6
  • 1.

    Het landsexamen h.a.v.o. omvat zes vakken, te weten twee van de vakken: Nederlandse taal en letterkunde, Engelse taal en letterkunde, Spaanse taal en letterkunde, Franse taal en letterkunde Duitse taal en letterkunde en bovendien vier andere vakken ter keuze van de kandidaat uit de vakken genoemd in artikel 3, onder b.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 7
  • 1.

    Het landsexamen m.a.v.o.-4 omvat zes vakken, te weten twee van de vakken: Nederlandse taal, Engelse taal, Spaanse taal, Franse taal, Duitse taal en bovendien vier andere vakken ter keuze van de kandidaat uit de vakken genoemd in artikel 3, onder c.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 8
  • 1.

    Het landsexamen m.a.v.o.-3 omvat vijf vakken, te weten twee van de vakken: Nederlandse taal, Engelse taal, Spaanse taal, Franse taal, Duitse taal en bovendien drie andere vakken ter keuze van de kandidaat uit de vakken genoemd in artikel 3, onder d.

  • 2.

    [vervallen]

Artikel 9
  • 1.

    De minister bepaalt voor welke vakken van een landsexamen vrijstelling kan worden verleend op grond van een ander afgelegd examen.

  • 2.

    De minister stelt het model van het bewijs van vrijstelling vast.

Artikel 10

De minister stel het examenprogramma vast, inhoudende een omschrijving van de examenstof en vaardigheden voor ieder vak, zo nodig de verdeling van deze stof over het schriftelijk en mondeling examen, het aantal en de duur van de zittingen en de tijd voor inzage van opgaven.

Artikel 11

In bijzondere gevallen kan de minister toestaan, dat ten aanzien van een kandidaat wordt afgeweken van de artikelen 3 tot en met 8.

HOOFDSTUK III Regeling van de landsexamens en van de deellandsexamens

Artikel 12

De minister benoemt de voorzitter, secretarissen en de overige leden van de landsexamencommissies.

Artikel 13
  • 1.

    Jaarlijks vóór 1 november maakt het Hoofd van de Dienst bekend voor welk tijdstip, bij wie en op welke wijze zij die aan een landsexamen, deellandsexamen of aanvullend examen wensen deel te nemen zich moeten aanmelden.

  • 2.

    De leeftijd van de kandidaten moet op 1 april van het jaar waarin de deellandsexamens worden afgenomen zijn:

    • a.

      voor m.a.v.o.-kandidaten 17 jaar of ouder;

    • b.

      voor h.a.v.o.-kandidaten 18 jaar of ouder;

    • c.

      voor v.w.o.-kandidaten 19 of ouder.

  • 3.

    Voor deelneming aan een landsexamen, deellandsexamen of aanvullend examen is een bedrag verschuldigd volgens door de minister vast te stellen regels.

  • 4.

    Zij, die aan een landsexamen, deellandsexamen of aanvullend examen deelnemen, zijn verplicht zich op verzoek van hen die deze examens afnemen of daarop toezicht houden, te legitimeren.

Artikel 14

De voorzitter draagt er zorg voor dat de dagen, door de minister voor het schriftelijk landsexamen aangewezen, het rooster van dit examen en de plaats waar dit examen zal worden afgenomen, uiterlijk 30 dagen vóór aanvang van de examens, aan elke kandidaat worden meegedeeld.

Artikel 15

De voorzitter van de v.w.o.-commissie kan kandidaten toestaan dat zij het schriftelijk landsexamen afleggen in een school voor v.w.o. De voorzitter van de h.a.v.o.-commissie kan kandidaten toestaan dat zij het schriftelijk landsexamen afleggen in een school of afdeling voor h.a.v.o. De voorzitter van de m.a.v.o.-commissie kan kandidaten toestaan dat zij het schriftelijk landsexamen afleggen in een school voor m.a.v.o.

Artikel 16
  • 1.

    Het schriftelijk landsexamen en deellandsexamen worden ieder jaar zo mogelijk zodanig geregeld, dat aan de kandidaten op dezelfde dag en op hetzelfde tijdstip dezelfde opgaven worden voorgelegd als aan de kandidaten die aan de overeenkomstige eindexamens deelnemen.

  • 2.

    Indien toepassing van het vorige lid niet mogelijk is of op ernstige bezwaren stuit, kan de voorzitter in plaats van de opgaven bedoeld in het vorige lid andere opgaven aan de kandidaten voorleggen.

Artikel 17
  • 1.

    De minister stelt commissies in, belast met de vaststelling van de opgaven, bedoeld in artikel 16.

  • 2.

    Het Hoofd van de Dienst zorgt voor de vereiste geheimhouding en voor het drukken van de opgaven op kosten van het Land. Hij draagt zorg voor de verzending aan de voorzitter of degenen die de voorzitter daarvoor aanwijst. Op de enveloppen worden aangegeven het vak en het onderdeel van het vak waarop de inhoud betrekking heeft, de datum en het tijdstip waarop de opgaven pan de kandidaten moeten worden voorgelegd, de tijd die voor het werk beschikbaar is alsmede het aantal ingesloten exemplaren. De voorzitter draagt er zorg voor dat deze enveloppen met de vereiste geheimhouding in ongeopende staat worden bewaard tot het in artikel 18, vierde lid, genoemde moment.

Artikel 18
  • 1.

    De kandidaten maken het schriftelijk werk onder toezicht van ten minste twee leden van de landsexamencommissie of door de minister benoemde toezichthouders.

  • 2.

    Zij, die bij het examen toezicht hebben gehouden, maken over het verloop een proces-verbaal op. Aan de voorzitter worden de daarvoor nodige gedrukte formulieren vanwege het Hoofd van de Dienst toegezonden.

  • 3.

    In het geval, bedoeld in artikel 15, wordt het schriftelijk werk gemaakt onder toezicht van de rector of directeur en de leraren van de school, overeenkomstig de voorschriften, die voor de eindexamens van scholen voor v.w.o., voor h.a.v.o. en voor m.a.v.o. gelden.

    Dit schriftelijk werk wordt door de rector of directeur zo spoedig mogelijk aan de voorzitter toegezonden.

  • 4.

    Nadat bij de aanvang van het landsexamen in enig vak één van degenen die toezicht houden, de zich op de enveloppe bevindende en daarvoor aangewezen gegevens heeft opgelezen en in orde bevonden, opent hij de enveloppe in tegenwoordigheid van de kandidaten. Indien niet alle kandidaten bij het examen in één lokaal van hetzelfde gebouw kunnen worden geplaatst, geschiedt het openen in één van de voor dit examen bestemde lokalen.

  • 5.

    Onmiddellijk nadat de enveloppe geopend is, worden de opgaven rondgedeeld.

  • 6.

    Gedurende een uur, volgende op het tijdstip van opening van de enveloppe, worden de opgaven niet buiten de examenlokalen gebracht.

  • 7.

    Een kandidaat die te laat komt mag uiterlijk tot een half uur na het tijdstip van opening van de enveloppe tot het examenlokaal worden toegelaten. Hij levert zijn werk in op het tijdstip dat voor de andere kandidaten geldt.

Artikel 19
  • 1.

    Het schriftelijk werk wordt gemaakt op papier, gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de voorzitter, tenzij door de commissie belast met het vaststellen van de opgaven ander papier is verstrekt.

  • 2.

    De kandidaat plaatst aan de linkerbovenkant van het papier zijn examennummer en aan de rechterbovenkant zijn naam, tenzij een andere plaats is aangegeven.

  • 3.

    Omtrent de opgaven worden geen mededelingen of inlichtingen van welke aard of door wie ook aan de kandidaten verstrekt.

  • 4.

    Het meenemen en gebruiken van boeken, logaritmetafels, tabellen en andere hulpmiddelen is de kandidaat verboden met uitzondering van die waarvan het gebruik door het Hoofd van de Dienst is toegestaan. De toegestane boeken, logaritmetafels, tabellen en andere hulpmiddelen worden door de kandidaten meegenomen in het examenlokaal en worden voor de aanvang van het examen door hen die met het toezicht zijn belast onderzocht.

    Kladpapier wordt gewaarmerkt en verstrekt door of vanwege de voorzitter.

  • 5.

    Gedurende het examen is het de kandidaat niet geoorloofd zich zonder vergunning van een van degenen die toezicht houden, uit het examenlokaal te verwijderen.

  • 6.

    De voorzitter maakt voor de aanvang van het examen de kandidaten uitdrukkelijk opmerkzaam op de voorschriften, vastgelegd in de voorgaande leden van dit artikel en in artikel 22.

  • 7.

    De kandidaat levert zijn werk in bij één van degenen die toezicht houden. Aan het einde van de zitting controleert één van degenen die toezicht houden of alle kandidaten hun werk hebben ingeleverd.

  • 8.

    De voorzitter kan toestaan dat een lichamelijk gehandicapte kandidaat het examen geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden die de lichamelijke gesteldheid van de kandidaat biedt. In dat geval bepaalt de voorzitter de wijze waarop het examen zal worden afgelegd.

  • 9.

    Het gemaakte werk wordt door twee leden van de landsexamencommissie beoordeeld.

  • 10.

    Indien het schriftelijk werk of het mondeling examen van een kandidaat die een deellandsexamen aflegt van die aard is dat het onwaarschijnlijk moet worden geacht, dat hem bij voortzetting van dat examen een certificaat zal kunnen worden uitgereikt, stelt de voorzitter, indien de tijd dat toelaat, hem daarvan zo spoedig mogelijk per brief in kennis. De voorzitter deelt hem daarbij mee, dat het examen niet zal worden voortgezet tenzij hij daarom, vóór een door de voorzitter te bepalen tijdstip, per brief verzoekt.

Artikel 20
  • 1.

    De regeling van het mondeling landsexamen en deellandsexamen geschiedt door de voorzitter. Het mondeling examen kan afgenomen worden vóór het schriftelijk examen. Het mondeling examen wordt in het openbaar gehouden. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde tijdens het examen.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 19, achtste en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Bij het mondeling examen wordt elke kandidaat afzonderlijk ondervraagd door een lid van de landsexamencommissie in aanwezigheid van een ander lid. Deze leden beoordelen in onderling overleg het mondeling examen van elke kandidaat. Eén van hen maakt een verslag van ieder mondeling examen. Indien het mondeling examen wordt voorafgegaan door inzage van stukken, regelt de voorzitter het toezicht tijdens de inzage.

Artikel 21
  • 1.

    Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter, is verhinderd bij het schriftelijk landsexamen in enig vak tegenwoordig te zijn, geeft de voorzitter hem op een later tijdstip gelegenheid tot het maken van schriftelijk werk van zoveel mogelijk gelijke omvang en gelijke moeilijkheid, onder toezicht van de landsexamencommissie, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 18 en 19.

  • 2.

    Indien een kandidaat om een geldige reden, ter beoordeling van de voorzitter, is verhinderd aan het mondeling landsexamen deel te nemen, geeft de voorzitter hem de gelegenheid dit examen op een door de voorzitter te bepalen tijdstip, doch vóór 31 december van hetzelfde jaar, alsnog af te leggen.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan de voorzitter bepalen, dat bij de toepassing van de vorige leden wordt afgeweken van het aantal en de duur van de zittingen bedoeld in artikel 10, alsmede dat één of meer vakken van een landsexamen of deellandsexamen mondeling worden afgenomen.

Artikel 22
  • 1.

    Indien een kandidaat zich ten aanzien van het landsexamen aan enig bedrog heeft schuldig gemaakt en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, wordt hem de deelneming of de verdere deelneming aan het examen door de voorzitter ontzegd. Indien een kandidaat in enig ander opzicht in strijd met de voorschriften heeft gehandeld en dit voor of tijdens het examen wordt ontdekt, kan hem de deelneming of de verdere deelneming aan de examens, bedoeld in artikel 13, eerste lid, worden ontzegd.

  • 2.

    Indien het bedrog eerst na afloop van de examens, bedoeld in artikel 13 eerste lid, wordt ontdekt, onthoudt de voorzitter de kandidaat die zich aan het bedrog schuldig maakte het diploma, bedoeld in artikel 38, eerste lid, of het certificaat, bedoeld in artikel 37, eerste lid. Indien een andere onregelmatigheid eerst na afloop van deze examens wordt ontdekt, kan de voorzitter de kandidaat die zich daaraan schuldig maakte het diploma, bedoeld in artikel 38, eerste lid, of het certificaat bedoeld in artikel 37, eerste lid, onthouden.

  • 3.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 15 stelt de rector of directeur de voorzitter van een door een kandidaat gepleegd bedrog of andere onregelmatigheid terstond in kennis.

  • 4.

    De beslissing de kandidaat de verdere deelneming aan het examen te ontzeggen of het diploma of certificaat te onthouden wordt genomen door de voorzitter.

Artikel 23

Indien twijfel is gerezen omtrent de juistheid van de uitslag van het mondeling examen in enig vak of onderdeel van een vak, kan de voorzitter een nieuw examen in dat vak of onderdeel opleggen.

HOOFDSTUK IV Uitslag, herkansing en uitreiking diploma's en certificaten

§ 1. De beoordeling

Artikel 24
  • 1.

    Voor het mondeling landsexamen stellen de examinatoren in onderling overleg het cijfer in een vak vast.

    Daarbij gebruiken zij één van de cijfers 1 tot en met 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. In deze schaal van cijfers komt aan de gehele cijfers 1 tot en met 10 de volgende betekenis toe:

    1 = zeer slecht 6 = voldoende

    2 = slecht 7 = ruim voldoende

    3 = zeer onvoldoende 8 = goed

    4 = onvoldoende 9 = zeer goed

    5 = bijna voldoende 10 = uitmuntend

  • 2.

    Kunnen zij niet tot overeenstemming komen, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Indien een kandidaat in een vak door twee of meer examinatoren is geëxamineerd, bepalen deze examinatoren in onderling overleg het cijfer. Komen zij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Indien een gemiddelde als bedoeld in dit lid, een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 wordt verhoogd indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is.

  • 3.

    De examinatoren stellen het cijfer voor het mondeling examen in een vak voor iedere kandidaat vast onmiddellijk na afloop van zijn mondeling examen in dat vak.

  • 4.

    Indien het gemiddelde van het mondeling examen tevens eindcijfer is, wordt dit getal afgerond naar het dichtbij gelegen geheel getal, met dien verstande, dat halven naar boven worden afgerond tot hele getallen.

  • 5.

    De vastgestelde cijfers worden door de examinatoren ingevuld op een lijst waarvan het model door het Hoofd van de Dienst is vastgesteld. De examinatoren ondertekenen deze lijst.

Artikel 25
  • 1.

    Voor het schriftelijk landsexamen stellen de examinatoren in onderling overleg het cijfer in een vak vast. Daarbij gebruiken ze de cijfers 1 tot en met 10, met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. In deze schaal van cijfers komt aan de gehele cijfers de betekenis toe als aangegeven in artikel 24, eerste lid.

  • 2.

    Kunnen zij niet tot overeenstemming komen, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Indien een kandidaat in een vak door twee of meer examinatoren is geëxamineerd, bepalen deze examinatoren in onderling overleg het cijfer. Komen zij niet tot overeenstemming, dan wordt het cijfer bepaald op het rekenkundig gemiddelde van de beoordelingen door ieder van hen. Indien een gemiddelde, als bedoeld in dit lid, een cijfer met twee of meer decimalen is, wordt dit cijfer afgerond op de eerste decimaal, met dien verstande dat deze decimaal met 1 wordt verhoogd indien de tweede decimaal zonder afronding 5 of hoger is.

  • 3.

    De commissie belast met de opstelling van de examenopgaven stelt bindende normen voor de beoordelingen van het schriftelijk werk vast.

  • 4.

    Indien bij het schriftelijk landsexamen voor een vak de opgaven voor een gedeelte uit open vragen en voor een gedeelte uit meerkeuzetoets bestaat wordt voor elk van de onderdelen een cijfer vastgesteld op de manier als aangegeven in het eerste tot en met derde lid. Het cijfer voor het schriftelijk examen is het gemiddelde van het cijfer voor het gedeelte met open vragen en het cijfer voor het gedeelte met meerkeuzetoets. Afronding vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 24, tweede lid.

  • 5.

    De vastgestelde cijfers worden door de examinatoren ingevuld op een lijst waarvan het model door het Hoofd van de Dienst wordt vastgesteld. De examinatoren ondertekenen deze lijst.

Artikel 26
  • 1.

    Het eindcijfer voor een vak wordt bepaald op het gemiddelde van het cijfer voor het mondeling examen en het cijfer voor het schriftelijk examen. Is het gemiddelde niet een geheel getal, dan wordt het eindcijfer op het naast-bijliggende gehele getal vastgesteld.

  • 2.

    Gemengde getallen met de breuk half worden naar boven afgerond.

Artikel 27

De voor een vak verkregen cijfers en het eindcijfer worden ingevuld op de lijst van cijfers, vanwege het Hoofd van de Dienst te verstrekken.

§ 2. Uitslag landsexamen en deellandsexamen en uitreiking diploma's en certificaten

Artikel 28

De landsexamencommissie stelt de uitslag van het landsexamen en het deellandsexamen vast.

Artikel 29
  • 1.

    De kandidaat die ingevolge de artikelen 5, 6 en 7 in zes vakken examen heeft afgelegd, is geslaagd, indien hij:

    • a.

      voor al zijn examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer;

    • b.

      voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer;

    • c.

      voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, terwijl de som van al zijn eindcijfers 36 of meer is;

    • d.

      voor twee van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, terwijl de som van al zijn eindcijfers 37 of meer is.

  • 2.

    De kandidaat, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, die niet voldoet aan de voorwaarden van de vorige leden, is afgewezen.

Artikel 30
  • 1.

    De kandidaat die ingevolge artikel 8 in vijf vakken examen heeft afgelegd, is geslaagd, indien hij:

    • a.

      voor al zijn examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer;

    • b.

      voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 5 heeft behaald en voor zijn overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer;

    • c.

      voor één van zijn examenvakken het eindcijfer 4 heeft behaald en voor zijn- overige examenvakken eindcijfers heeft behaald van 6 of meer, terwijl de som van al zijn eindcijfers 30 of meer is.

  • 2.

    De kandidaat, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, die niet voldoet aan de voorwaarden van de vorige leden, is afgewezen.

Artikel 31
  • [vervallen]

Artikel 32
  • [vervallen]

  •  

Artikel 33
  • [vervallen]

  •  

Artikel 34

[vervallen]

Artikel 35
  • 1.

    De kandidaat, die een deellandsexamen heeft afgelegd, is geslaagd, indien hij voor het desbetreffende vak een eindcijfer heeft behaald van 6 of meer.

  • 2.

    De kandidaat, bedoeld in de aanhef van het eerste lid, die niet is geslaagd, is afgewezen.

Artikel 36
  • 1.

    Nadat de uitslag is vastgesteld, deelt de voorzitter deze aan de kandidaat mede. Indien de kandidaat niet aanwezig is, deelt de voorzitter hem per brief de uitslag mee.

    Hij maakt indien de uitslag een voorlopige of een definitieve is, daarbij melding van het bepaalde in het volgende lid.

  • 2.

    Ingeval van een voorlopige uitslag heeft de kandidaat het recht een herkansing te vragen van het schriftelijk examen in ten hoogste twee van zijn vakken. Herkansing is eveneens mogelijk voor diegenen voor wie de uitslag definitief is. De kandidaat doet een schriftelijk verzoek daartoe aan de voorzitter vóór een door de voorzitter te bepalen dag en tijdstip.

  • 3.

    Indien een kandidaat niet tijdig herkansing heeft aangevraagd, wordt de voorlopige uitslag definitief.

  • 4.

    De herkansing van een schriftelijk examen geschiedt op dezelfde wijze als het normale schriftelijke examen. Het hoogste van de cijfers behaald bij de herkansing en bij het eerder afgelegde schriftelijke examen geldt als definitief cijfer voor het schriftelijk examen.

  • 5.

    Na afloop van de herkansing wordt de uitslag definitief vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 27 tot en met 30 en aan iedere kandidaat medegedeeld.

§ 3. Diploma's en certificaten

Artikel 37
  • 1.

    Een certificaat wordt afgegeven aan:

    • a.

      de voor één of meer deellandsexamens geslaagde kandidaat, tenzij hem ingevolge artikel 38, tweede lid onder b, terstond een diploma wordt uitgereikt;

    • b.

      de voor een landsexamen afgewezen kandidaat die voor één of meer van dit examen deel uitmakende vakken een eindcijfer van 6 of meer heeft behaald.

  • 2.

    Dit certificaat vermeldt het vak waarin de betrokken kandidaat is geëxamineerd en het daarvoor behaalde eindcijfer, dat een 6 of meer moet zijn.

  • 3.

    De geldigheid van een certificaat, uitgereikt als bedoeld in het eerste lid is:

    • a.

      voor m.a.v.o.-3, drie jaar;

    • b.

      voor m.a.v.o.-4, vier jaar;

    • c.

      voor h.a.v.o., vijf jaar; en

    • d.

      voor v.w.o., zes jaar.

Artikel 38
  • 1.

    Een diploma dat de vakken vermeldt waarin de betrokken kandidaat is geëxamineerd, wordt afgegeven aan de voor een landsexamen geslaagde kandidaat. Duplicaten van diploma's worden niet uitgereikt.

  • 2.

    Een diploma waarop staat vermeld in welke vakken de betrokken kandidaat is geëxamineerd en voor welke vakken hij een bewijs van kennis heeft of vrijstelling aan hem is verleend, wordt op zijn verzoek afgegeven aan:

    • a.

      de kandidaten die voor de vakken die een landsexamen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 omvat, certificaten dan wel één of meer certificaten en een bewijs van kennis of bewijzen van vrijstelling overlegt;

    • b.

      de kandidaat die in één of meer vakken met gunstig gevolg deellandsexamen heeft afgelegd en voor andere vakken die tezamen met eerder bedoelde vakken een landsexamen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 vormen, telkens een certificaat of een bewijs van kennis of een bewijs van vrijstelling overlegt.

  • 3.

    Afgifte op grond van het eerste en tweede lid van een diploma v.w.o., h.a.v.o. of m.a.v.o. vindt uitsluitend plaats indien betrokkene in alle zes onderscheidenlijk voor m.a.v.o.-3 vijf daarop vermelde vakken is geëxamineerd.

  • 4.

    De kandidaten, bedoeld in het tweede lid, dienen hun verzoek tot afgifte van een diploma bij de voorzitter in voor een door hem te bepalen tijdstip.

  • 5.

    Bij ministeriële regeling worden voorschriften gegeven met betrekking tot de wijze waarop met de overeenkomstig het tweede lid overgelegde certificaten en bewijzen van kennis en van vrijstelling wordt gehandeld.

  • 6.

    Voor de toepassing van dit artikel worden met certificaten als bedoeld in artikel 37 gelijkgesteld certificaten als bedoeld in artikel 41 van het Landsbesluit eindexamens avondscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o., met dien verstande dat geen diploma wordt uitgereikt op grond van het tweede lid, onder a, indien geen van de overgelegde certificaten is afgegeven door de landsexamencommissie.

  • 7.

    In bijzondere gevallen kan de minister goedkeuren dat een diploma, als bedoeld in de aanhef van het tweede lid, eveneens wordt afgegeven aan een kandidaat die voor elk van de vakken die een landsexamen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 omvat, overlegt:

    • a.

      een certificaat als bedoeld in artikel 41 van het landsbesluit eindexamens avondscholen v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.; dan wel

    • b.

      een bewijs van kennis of van vrijstelling.

Artikel 39
  • 1.

    Aan elke voor een landsexamen geslaagde kandidaat wordt een lijst verstrekt waarop, met de cijfers voor het schriftelijk en het mondeling examen, de eindcijfers voor zijn examenvakken zijn vermeld alsmede de uitslag en de datum van het door hem afgelegde examen.

  • 2.

    Aan elke kandidaat die voor een landsexamen of deel-landsexamen is afgewezen, wordt een lijst verstrekt waarop, met de cijfers voor het schriftelijk en het mondeling examen en het daarvoor behaalde eindcijfer, de vakken staan vermeld waarvoor hij een eindcijfer lager dan 6 heeft behaald.

  • 3.

    Aan de geslaagde kandidaat die van de mogelijkheid tot herkansing gebruikmaakt, wordt een lijst verstrekt waarop de behaalde cijfers zijn vermeld.

  • 4.

    De modellen van de cijferlijsten, van de diploma's en van de certificaten worden vastgesteld door de minister. Blanco cijferlijsten en diploma's worden aan de voorzitters op hun verzoek in de benodigde aantallen vanwege het Hoofd van de Dienst toegezonden. De voorzitters dragen er zorg voor dat deze met de vereiste zorgvuldigheid worden bewaard.

  • 5.

    De cijferlijsten, de diploma's en de certificaten worden getekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 40
  • 1.

    Een schriftelijke verklaring dat een diploma of een certificaat is afgegeven, kan uitsluitend door of vanwege de minister worden verstrekt. Deze verklaring heeft dezelfde waarde als het diploma of het certificaat zelf.

  • 2.

    De minister stelt het model van de schriftelijke verklaring vast.

§ 4. Gegevens te verstrekken aan het Hoofd van de Dienst

Artikel 41
  • 1.

    De voorzitter en de secretaris van de eindexamencommissie ondertekenen een lijst van kandidaten die tot een herkansing zijn toegelaten, onder vermelding van de vakken waarin de kandidaten geëxamineerd dienen te worden.

  • 2.

    Het model van de in het eerste lid bedoelde lijst wordt door het Hoofd van de Dienst vastgesteld.

  • 3.

    De voorzitter zendt deze lijst uiterlijk een week na de uitslag aan het Hoofd van de Dienst.

Artikel 42
  • 1.

    De voorzitter zendt binnen een week na de uitslag van het landsexamen een ingevuld en door hem en de secretaris van de landsexamencommissie ondertekend exemplaar van een verzamellijst van cijfers aan het Hoofd van de Dienst.

  • 2.

    Het model van de in het eerste lid bedoelde verzamellijst wordt door het Hoofd van de Dienst vastgesteld. Op deze lijst worden tevens statistische gegevens betreffende de uitslag verstrekt, in de vorm, door het Hoofd van de Dienst te bepalen.

§ 5. Herexamens

Artikel 43
  • 1.

    Het herexamen blijft beperkt tot één vak.

  • 2.

    Indien de kandidaat die is toegelaten tot het herexamen, voor niet meer dan één vak een eindcijfer heeft behaald lager dan zes, wordt hem een herexamen afgenomen in dat vak.

  • 3.

    Indien de kandidaat die is toegelaten tot het herexamen, voor twee vakken een eindcijfer heeft behaald lager dan zes, wordt hem in één van deze vakken een herexamen afgenomen.

    De keuze van dit vak geschiedt door de kandidaat.

Artikel 44

Het herexamen wordt afgenomen op dezelfde wijze als het examen.

Artikel 45
  • 1.

    De kandidaat, bedoeld in artikel 29, die herexamen heeft afgelegd, is geslaagd, indien zijn eindcijfers na dit examen alsnog voldoen aan de voorwaarden, gesteld in artikel 29, eerste lid.

  • 2.

    De kandidaat, bedoeld in het vorige lid, die niet voldoet aan bedoelde voorwaarden, is afgewezen.

Artikel 46
  • 1.

    De kandidaat, bedoeld in artikel 30, die herexamen heeft afgelegd, is geslaagd, indien zijn eindcijfers na dit examen alsnog voldoen aan de voorwaarden, gesteld in artikel 30, eerste lid.

  • 2.

    De kandidaat, bedoeld in het vorige lid, die niet voldoet aan bedoelde voorwaarden, is afgewezen.

Artikel 47
  • [vervallen]

  •  

Artikel 48
  • [vervallen]

  •  

Artikel 49
  • [vervallen]

  •  

Artikel 50

[vervallen]

Artikel 51

[vervallen]

HOOFDSTUK V Slotbepalingen

Artikel 52

Het schriftelijk werk van de kandidaat wordt tot 1 april van het volgend jaar bewaard op een door de voorzitter te bepalen wijze, ter inzage van de kandidaat.

Artikel 53

De voorzitters dragen er zorg voor dat een volledig stel van de gebruikte opgaven bewaard blijft voor het archief van hun commissie, en dat de verslagen van de mondelinge examens bedoeld in artikel 20 tot 1 april van het volgend jaar worden bewaard.

Artikel 54

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat bij één of meer van de landsexamens of deellandsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.-4 en m.a.v.o.-3 kandidaten in één of meer door hem aan te wijzen vakken geen schriftelijk examen zal worden afgenomen. Daarbij kunnen voorschriften worden gesteld die afwijken van dit landsbesluit.

Artikel 55
  • [vervallen]

  •  

Artikel 56
  • 1.

    Dit landsbesluit kan worden aangehaald als: Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o.

  • 2.

    [regelt de inwerkingtreding]