Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Boxmeer

Algemene Subsidieverordening gemeente Boxmeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBoxmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening gemeente Boxmeer
CiteertitelSubsidieverordening gemeente Boxmeer
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

4:23 Awb

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-02-2008Nieuwe verordening

28-02-2008

Boxmeers Weekblad

I-WL/2012/3412

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Boxmeer

 

 

Inleidende bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: een met gebruikmaking van de subsidie te leveren product, prestatie of dienst.

  • b.

    Activiteitenplan: een overzicht van de voorgenomen activiteiten en de na te streven doelstellingen en met de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

  • c.

    Boekjaar: van 1 januari tot 31 december.

  • d.

    Budgetsubsidie: een subsidie aan een instelling, waarbij vooraf het budget, het aantal subsidie jaren, de objectieve subsidie criteria, de uitgangspunten en de wijze waarop bijstelling van het budget plaatsvindt, is toegezegd.

  • e.

    Incidentele subsidie: Een bijdrage tot maximaal € 3.500,- in de kosten van eenmalige activiteiten.

  • f.

    Instandhoudingssubsidie: Een jaarlijkse dan wel eenmalige bijdrage, welke wordt verstrekt voor de instandhouding van een accommodatie (die in een beleidsnotitie is aangemerkt als een basisvoorziening) en waarin investeringen al dan niet kunnen worden verrekend.

  • g.

    Instelling: een organisatie die rechtspersoonlijkheid bezit en die zich ten doel stelt om zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de ingezetenen van de gemeente Boxmeer.

  • h.

    Projectsubsidie: Een subsidie, van minimaal € 3.500,-, voor een goedgekeurd project, inhoudende een eenmalige, vooraf gedefinieerde, doelgerichte en meetbare activiteit, dan wel een cluster van activiteiten met een helder start- en eindpunt.

  • i.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • j.

    Subsidieaanvrager: een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, een rechtspersoon met beperkte rechtsbevoegdheid of een natuurlijk persoon.

  • k.

    Subsidieontvanger: een aanvrager die subsidie ontvangt op basis van deze verordening voor het organiseren van activiteiten.

  • l.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

  • m.

    Subsidievaststelling: een beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het bedrag.

  • n.

    Subsidieverlening: een beschikking tot voorlopige subsidietoekenning die voorafgaat aan subsidievaststelling.

  • o.

    Waarderingssubsidie: een subsidie die onafhankelijk van de exploitatie ter beschikking wordt gesteld om bepaalde activiteiten aan te moedigen of te ondersteunen.

  • p.

    Wet: de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2: Reikwijdte

Bij een andere verordening kan worden afgeweken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 3: Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Een subsidie wordt slechts verleend als de aanvrager een rechtspersoon is met volledige rechtspersoonlijkheid.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid afwijken ten behoeve van natuurlijke personen en rechtspersonen met beperkte rechtsbevoegdheid.

Bevoegdheden

Artikel 4: Beleidsterrein

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die zijn gelegen op een of meerdere van de volgende beleidsterreinen:

  • §

    Jeugd en onderwijs;

  • §

    Kunst en cultuur;

  • §

    Samenlevingsopbouw;

  • §

    Sport;

  • §

    Zorg;

  • §

    Natuur en milieu;

  • §

    Recreatie en toerisme;

  • §

    Economie.

Artikel 5: Gemeenteraad

  • 1.

    De gemeenteraad kan per beleidsterrein, genoemd in artikel 4, nadere regels vaststellen, die betrekking hebben op:

    • a.

      een nadere omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      de grondslagen welke als uitgangspunt gehanteerd worden voor de verstrekking van subsidie.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt vast, bij voorkeur eenmaal in de vier jaar, welke maatschappelijke effecten hij per beleidsterrein met subsidiering wil bereiken.

Artikel 6: Subsidieplafond

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten binnen de beleidsterreinen als genoemd in artikel 4.

  • 2.

    Een subsidieplafond kan niet worden vastgesteld op een hoger bedrag dan het op de begroting beschikbaar gestelde bedrag.

Artikel 7: Burgemeester en wethouders

  • 1.

    Burgemeester en wethouders besluiten over het al dan niet verlenen, vaststellen, wijzigen en intrekken van subsidies als bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen per beleidsterrein, genoemd in artikel 4, nadere regels vaststellen, die betrekking hebben op:

    • a.

      de criteria op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;

    • c.

      de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;

    • d.

      de verplichtingen van de subsidieontvanger;

    • e.

      de vaststelling van de subsidie;

    • f.

      de betaling van de subsidie;

    • g.

      het intrekken en wijzigen van de subsidieverlening en –vaststelling.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders besluiten over de aan de verlening te verbinden voorschriften en voorwaarden, evenals over het aangaan van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid van de wet, met overeenkomstige toepassing van het derde lid van dit artikel, en tot het afwijzen van aanvragen om subsidie waarvoor noch een wettelijke grondslag bestaat, noch het gestelde in artikel 4:23, derde lid, van de wet van toepassing is.

Artikel 8: Periodiek verslag

Burgemeester en wethouders publiceren tenminste eenmaal in de vier jaar een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van subsidie in de praktijk.

Artikel 9: Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverstrekking kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen geweigerd worden indien gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet ten goede komen aan de ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de activiteiten niet passen binnen de door de gemeenteraad vastgestelde regels;

  • c.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • d.

    de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

  • e.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of naar alle waarschijnlijkheid activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wettelijk voorschrift, het algemeen belang of de openbare orde;

  • f.

    de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

  • 2.

    In gevallen waarin geen subsidieplafond is vastgesteld en uit de toepasselijke wettelijke voorschriften geen aanspraak op subsidieverstrekking voortvloeit, kunnen burgemeester en wethouders een aanvraag om subsidie afwijzen op de enkele grond dat op de begroting geen gelden beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 10: Nadere verplichtingen (doelgerelateerde en niet-doelgerelateerde)

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan beschikkingen verplichtingen verbinden die bijdragen aan het realiseren van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan beschikkingen de verplichtingen verbinden dat:

  • a.

    de subsidieontvanger zich dient in te spannen om daar waar activiteiten plaatsvinden (al dan niet in een accommodatie) deze bereikbaar en toegankelijk moet zijn voor gehandicapten.

  • b.

    de subsidieontvanger, voor zover gewerkt wordt met vrijwilligers, dient te beschikken over een vrijwilligersstatuut, inhoudende een regeling van de verzekeringen van de vrijwilligers en een vergoedingsregeling voor de vrijwilligers.

  • c.

    de subsidieontvanger voor de accommodatie waar met subsidiegelden georganiseerde activiteiten plaatsvinden, nadere spelregels dient op te stellen, gericht op een beperking van het gebruik van alcohol en tabak.

Subsidieverlening

Artikel 11: Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    Voor zover door burgemeester en wethouders niet anders is bepaald, moet de aanvraag tot subsidieverlening vóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend worden. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten, aanvragen die na 1 april zijn ingediend, niet te behandelen.

  • 2.

    Subsidieverlening vindt niet plaats in geval van toekenning van een waarderingssubsidie of een incidentele subsidie.

  • 3.

    De subsidieaanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een activiteitenplan en een begroting met toelichting.

  • 4.

    Bij een eerste aanvraag tot subsidieverlening legt de instelling tevens over:

  • a.

    een afschrift van de oprichtingsakte van de instelling dan wel van de statuten van de instelling zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

  • b.

    een beschrijving van de organisatievorm van de instelling;

  • c.

    een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • d.

    de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen overlegging eisen van andere bescheiden dan bedoeld in bovenstaande leden, dan wel nadere informatie verlangen, indien zij dit noodzakelijk achten voor een goede beoordeling van de subsidieaanvraag.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de getrouwheid van de in lid 4 sub d. bedoelde bescheiden dan wel een mededeling dat van onjuistheden niet is gebleken.

Artikel 12: Melding

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Artikel 13: Ontvangstbevestiging

Burgemeester en wethouders zenden de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag van de subsidie een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.

Artikel 14: Beslissing subsidieverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag tot subsidieverlening binnen vier maanden nadat de volledige gegevens zijn ontvangen.

  • 2.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 15: Tussentijds verslag en mededelingsplicht van de subsidieontvanger

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in de beschikking tot subsidieverlening de verplichting opnemen dat de subsidieontvanger een tussentijds verslag moet indienen over de voortgang van de te verrichten activiteiten.

  • 2.

    Indien een verplichting zoals vermeld in het eerste lid is opgelegd, wordt in de beschikking tot subsidieverlening een termijn genoemd waarbinnen dit bij burgemeester en wethouders ingediend moet worden.

  • 3.

    Binnen acht weken na de ontvangst van het tussentijds verslag treden burgemeester en wethouders in overleg met de subsidieontvanger over de voortgang van de realisatie van de in de beschikking tot subsidieverlening en/of de subsidieovereenkomst vermelde activiteiten.

  • 4.

    Indien gedurende het subsidiejaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de voorgenomen activiteiten en de geraamde inkomsten en uitgaven enerzijds en de werkelijke activiteiten en de werkelijke inkomsten en uitgaven anderzijds, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan burgemeester en wethouders onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Subsidievaststelling

Artikel 16: Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    Voor zover door burgemeester en wethouders niet anders is bepaald, dient de subsidieontvanger vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Voor een incidentele subsidie dient de aanvraag minimaal drie maanden voor aanvang van de activiteit te worden ingediend.

  • 3.

    Een waarderingssubsidie dient te worden aangevraagd door middel van het ‘Aanvraagformulier waarderingssubsidie’. De aanvraag gaat vergezeld met het jaarverslag van het betreffende jaar waarover subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    De aanvraag tot subsidievaststelling dient vergezeld te gaan van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 5.

    Het activiteitenverslag geeft aan of de activiteiten hebben plaatsgevonden in overeenstemming met de subsidieverlening en bevat een rapportage over de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de subsidie.

  • 6.

    Het financieel verslag omvat de balans en de exploitatierekening met een toelichting. De balans geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen van de subsidieontvanger aan het einde van het jaar waarop de vast te stellen subsidie betrekking heeft, weer. De exploitatierekening geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het jaar waarop vast te stellen subsidie betrekking heeft, weer. Het financieel verslag moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij de aanvraag tot subsidieverlening overgelegde begroting.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorschrijven dat een schriftelijke verklaring wordt overgelegd van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek , betreffende de getrouwheid van het verslag, voor zover dit betreft de in het derde lid genoemde aspecten, evenals over de realisering van de afgesproken prestaties.

  • 8.

    Indien de aanvraag tot vaststelling van de subsidie na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn niet is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

Artikel 17: Beschikking tot subsidievaststelling

Burgemeester en wethouders stellen de subsidie uiterlijk vier maanden na binnenkomst van de aanvraag vast.

Uitbetaling subsidie

Artikel 18: Betaling subsidie

  • 1.

    De betaling vindt plaats binnen zes weken na de subsidievaststelling, tenzij het subsidiebedrag in gedeelten is uitgekeerd.

  • 2.

    Het subsidiebedrag kan per kwartaal in vier gelijke gedeelten worden uitgekeerd, met uitzondering van instandhoudingssubsidies.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de subsidieontvanger voorschotten verlenen op basis van een verleende subsidie. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt berekend.

  • 4.

    Het voorschot wordt binnen zes weken na de voorschotverlening uitgekeerd.

Per boekjaar verstrekte subsidie

Artikel 19: Toepassingsbepaling

De hoofdstukken 1 tot en met 4 en hoofdstuk 6 zijn op de per boekjaar verstrekte subsidies van overeenkomstige toepassing, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald.

Artikel 20: Per boekjaar verstrekte subsidies

  • 1.

    Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid is afdeling 4.2.8. van de wet van toepassing, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

  • 2.

    Voor per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen met beperkte rechtsbevoegdheid, niet zijnde krediet - en garantieverleningen, is afdeling 4.2.8 van de wet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij burgemeester en wethouders anders bepalen.

Artikel 21: Maximaal 4 jaar

  • 1.

    Per boekjaar verstrekte subsidie wordt voor ten hoogste vier jaar verleend.

  • 2.

    Deze subsidieprocedure is van toepassing op budgetsubsidies en op meerjarige projectsubsidies.

Artikel 22: Beschikking tot subsidieverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk voor 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd op de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 2.

    Indien burgemeester en wethouders conform het bepaalde in artikel 11 lid 1 een andere termijn hebben aangegeven, wordt uiterlijk binnen drie maanden na deze termijn een beslissing op de aanvraag van de subsidie genomen.

Artikel 23: Toestemming

  • 1.

    De subsidieontvanger dient toestemming te hebben van burgemeester en wethouders voor het verrichten van de in artikel 4:71 eerste lid, van de wet genoemde handelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 24: Egalisatiereserve

Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de subsidieontvanger een egalisatiereserve vormt als bedoeld in artikel 4:72 van de wet.

Artikel 25: Inhoud financieel verslag bij niet volledige subsidiëring

Artikel 4:76 van de wet is van overeenkomstige toepassing op subsidieontvangers die hun inkomsten in overwegende mate ontlenen aan de subsidie, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 26: Accountantscontrole

  • 1.

    De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek.

  • 2.

    De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3.

    De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring betreffende de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

  • 5.

    De accountant onderzoekt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders stellen een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle als bedoeld in het tweede lid, vast.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in dit artikel ontheffing verlenen.

Artikel 27: Aanvraag subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient voor 1 april volgend op het betreffende boekjaar waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij burgemeester en wethouders.

Artikel 28: beschikking vaststelling

Burgemeester en wethouders stellen de subsidie uiterlijk zes maanden na binnenkomst van de aanvraag vast.

Overige bepalingen

Artikel 29: Afwijkingsmogelijkheid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van een of meerdere bepalingen uit deze verordening, indien strikte toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 30: Controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de door de subsidieontvanger ingediende bescheiden.

  • 2.

    De administratie van de subsidieontvanger dient zodanig inzichtelijk ingericht te zijn dat de in het eerste lid bedoelde controle op eenvoudige wijze mogelijk is.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht om de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren inzage te geven in zijn boeken en andere zakelijke bescheiden en toegang te verlenen tot zijn gebouwen voor zover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.

Artikel 31: Bevoegdheid Rekenkamercommissie

De subsidieontvanger, die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van meer dan 50% van de baten van deze instelling bijdraagt, of die tevens rechtspersoon is waaraan de gemeente ten bedrage van minder dan 50% van de baten van deze instelling bijdraagt en waarbij een gerechtvaardigd belang voor onderzoek bestaat, verleent medewerking aan onderzoeken die de rekenkamercommissie uitvoert.

Artikel 32: Liquidatie, splitsing of fusie instelling

  • 1.

    Een instelling welke voor haar inkomsten grotendeels afhankelijk is van gemeentelijke subsidies informeert burgemeester en wethouders terstond over het voornemen om een fusie aan te gaan, dan wel de instelling te liquideren of te splitsen.

  • 2.

    Subsidies en termijnbetalingen worden bij fusie, liquidatie of splitsing voor het nog niet gerealiseerde deel van het doel waarvoor subsidie beschikbaar werd gesteld, teruguitgekeerd aan de gemeente.

  • 3.

    Bij liquidatie worden het batig saldo van de liquidatierekening en een overblijvend eigen vermogen – voor zover deze direct of indirect gevormd zijn met subsidies van de gemeente Boxmeer – door burgemeester en wethouders teruggevorderd.

  • 4.

    Bij splitsing of fusie besluiten burgemeester en wethouders, na overleg met betrokken instellingen, over de bestemming van het eigen vermogen voor zover dat direct of indirect gevormd is met subsidies van de gemeente.

  • 5.

    Het is de instelling niet toegestaan om vrije reserves te vervreemden of onder te brengen bij zogenaamde dochterinstellingen zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van burgemeester en wethouders.

Artikel 33: Vergoeding vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de wet, is de subsidieontvanger aan de gemeente een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd.

  • 2.

    De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.

Slotbepalingen

Artikel 34: Overgangsbepaling

Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen van de bij raadsbesluit van 22 november 2001 vastgestelde Algemene Subsidieverordening gemeente Boxmeer en daarop gebaseerde nadere regels van burgemeester en wethouders van toepassing.

Artikel 35: Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van bekendmaking.

  • 2.

    De Algemene subsidieverordening gemeente Boxmeer (2001) vervalt op het in het eerste lid bedoelde tijdstip.

Artikel 36: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Boxmeer.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 februari 2008.

Toelichting Algemene subsidieverordening gemeente Boxmeer

Inleiding

Hoofdstuk 4, titel 4.2, getiteld ‘Subsidies’ Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat een groot aantal bepalingen over de subsidieprocedure, deze titel is in werking getreden op 1 januari 1998. Bij het verstrekken van subsidies dient het gemeentebestuur deze bepalingen in acht te nemen.

Doel van subsidieverlening is dat het gemeentebestuur bepaalde door hem gewenste maatschappelijke activiteiten mogelijk wil maken en stimuleren, die het niet zelf wil of kan uitvoeren. In de gemeente Boxmeer is c.q. wordt deze beleidslijn 'uitvoering door derden' op diverse beleidsterreinen doorgevoerd. De keerzijde hiervan is dat aan het te voeren subsidiebeleid hoge eisen gesteld dienen te worden om te bevorderen dat de subsidiegelden zo doelgericht en doelmatig mogelijk worden besteed.

Een van de belangrijkste principes die ten grondslag ligt aan titel 4.2 Awb is dat subsidie alleen kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift (artikel 4:23 lid 1 Awb). Bij wettelijk voorschrift kan duidelijkheid worden geschapen over rechten en plichten van de subsidieverlener en subsidieontvanger. Dit bevordert niet alleen de rechtszekerheid, maar, mede daardoor, ook de doelmatige afwikkeling van de subsidieverhouding. Voor gemeenten is dat wettelijk voorschrift een gemeentelijke subsidieverordening.

Artikel 4:23 lid 1 Awb

Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt

Vormen van subsidies

De Algemene subsidieverordening gemeente Boxmeer (ASV) kent twee soorten subsidies. Enerzijds subsidies die voor maximaal een jaar worden verstrekt. Bij deze subsidies dient telkens na één jaar een nieuwe aanvraag voor subsidiëring te worden ingediend en vindt er een nieuwe beoordeling plaats.

Anderzijds zijn er subsidies die voor maximaal vier jaar verstrekt kunnen worden, de zogehete per boekjaar verstrekte subsidies. Deze kunnen voor maximaal vier jaar worden verleend, maar moeten wel jaarlijks worden vastgesteld (zie artikel 4:67 en 4:73 Awb). Aan deze subsidies worden hogere eisen gesteld die in afdeling 4.2.8 Awb zijn opgenomen.

Artikel 4:67 Awb

  • 1.

    De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

Artikel 4:73 Awb

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

a.Budgetsubsidies

Een budgetsubsidie is een subsidie aan een instelling, waarbij vooraf het budget , het aantal subsidie jaren, de objectieve subsidie criteria, de uitgangspunten en de wijze waarop bijstelling van het budget plaatsvindt, is toegezegd.

Bij budgetsubsidies gaat het om subsidies waar afspraken – vaak meerjarig van karakter- over producten en taken aan ten grondslag liggen. Budgetsubsidies worden zowel aan professionele instellingen als aan vrijwilligersorganisaties verleend

b.Instandhoudingssubsidie

Een jaarlijkse dan wel eenmalige bijdrage, welke wordt verstrekt voor de instandhouding van een accommodatie (die in een beleidsnotitie is aangemerkt als een basisvoorziening) en waarin investeringen al dan niet kunnen worden verrekend.

Deze vorm van subsidie is bedoeld voor instandhouding en onderhoud van accommodaties en sportterreinen die in beleidsnotities als gemeentelijke basisvoorziening zijn benoemd. Het gaat hier om accommodaties die een voorwaardenscheppende rol hebben in het realiseren van gemeentelijke beleidsdoelen op het gebied van sport en sociaal-culturele activiteiten.

Het wettelijk kader voor een instandhoudingssubsidie ligt voor de geprivatiseerde organisaties in de onderliggende overeenkomst of in de notariële akte. Een instandhoudingssubsidie is een bijdrage die de gemeente doet om een voorziening in stand te houden en heeft geen relatie met de exploitatie of de uitgevoerde activiteiten.

c.waarderingssubsidie

Een subsidie die onafhankelijk van de exploitatie ter beschikking wordt gesteld om bepaalde activiteiten aan te moedigen of te ondersteunen.

Deze vorm van subsidie wordt toegekend indien de subsidieaanvrager activiteiten organiseert die de gemeente waardeert, omdat zij de leefbaarheid in de gemeente vergroten. Deze activiteiten worden door de gemeente niet inhoudelijk op resultaten of prestaties gestuurd. Indien het bestuursorgaan een dergelijke subsidie wil toekennen dan hoeft er geen beschikking tot subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf te gaan.

d.Projectsubsidie

Een projectsubsidies is een subsidie van minimaal € 3.500,- die wordt toegekend aan een goedgekeurd project, inhoudende een eenmalige, vooraf gedefinieerde, doelgerichte en meetbare activiteit, dan wel een cluster van activiteiten met een helder start- en eindpunt.

e.Incidentele subsidie

Een incidentele subsidie is een bijdrage tot maximaal € 3.500,- in de kosten van eenmalige activiteiten. Hierbij kan gedacht worden aan subsidies om een start te maken met nieuwe activiteiten of om een experiment uit te voeren. Indien het bestuursorgaan een dergelijke subsidie wil toekennen dan hoeft er geen beschikking tot subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf te gaan.

Artikelsgewijze toelichting

In deze artikelsgewijze toelichting wordt steeds verwezen naar de relevante wetsartikelen voor de betreffende bepaling.

Algemeen

Inleidende bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

a. Activiteit

Alle producten, prestaties en diensten van een instelling of aan een natuurlijk persoon, waarvan het gemeentebestuur het belang voor de gemeente Boxmeer erkent en die hij dus subsidiabel acht, zijn activiteiten in de zin van de verordening.

g. Instelling

De definitie van een instelling is in eerste instantie beperkt tot statutair in de gemeente Boxmeer gevestigde rechtspersonen. Wel kan het college besluiten om niet-Boxmeerse instellingen, subsidie te verlenen voor:

  • 1.

    Activiteiten die binnen de gemeentelijke grenzen worden verricht; en

  • 2.

    Welke (mede) op de Boxmeerse inwoners gericht zijn; en

  • 3.

    Het ontbreken van een gelijkwaardige activiteit door een in de gemeente Boxmeer gevestigde instelling.

Momenteel komen vooral in de maatschappelijke dienstverlening dergelijke, regionaal werkende instellingen voor, maar ook op andere beleidsterreinen zien wij een ontwikkeling in deze richting.

i. Subsidie

Artikel 4:21 Awb

Er wordt uitgegaan van een materieel subsidiebegrip: zodra aan de elementen van de begripsomschrijving wordt voldaan, spreken wij van subsidie. Deze elementen zijn:

  • 1.

    Een aanspraak op financiële middelen;

  • 2.

    Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • 3.

    Door een bestuursorgaan verstrekt;

  • 4.

    Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.

Ad. 1

Verstrekkingen in natura, bijvoorbeeld het om niet beschikbaar stellen van een accommodatie, vallen niet onder het subsidiebegrip. Met het woord 'aanspraak' wordt aangegeven dat de financiële middelen niet daadwerkelijk verstrekt hoeven te worden. Voldoende is dat de aanspraak op financiële middelen wordt gevestigd. Het cruciale moment is niet de feitelijke verstrekking, maar de beslissing om de voorgenomen activiteit te subsidiëren indien zij daadwerkelijk plaatsvindt.

Ad.2

Commerciële transacties waarbij de gemeente Boxmeer partij is, vallen buiten het subsidiebegrip.

Ad 3.

De subsidie wordt verleend en vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Ad 4.

Het moet gaan om een gebonden inkomens- of vermogensoverdracht in die zin dat bij de subsidieverlening, voorafgaand aan de te verrichten activiteiten, de bestedingsrichting van de verleende middelen is vastgelegd. Indien het gaat om een complete of aanvullende inkomensvoorziening (bijvoorbeeld sociale zekerheid, studiefinanciering, schadevergoedingen), dan wordt het uitgekeerde bedrag niet als subsidie gezien. De bekostiging van het onderwijs vindt plaats op basis van de specifieke onderwijswetgeving. Volgens de wet zijn de algemene regels betreffende subsidiëring dan ook niet rechtstreeks, maar wel van overeenkomstige toepassing ter bevordering van een zekere mate van harmonisatie.

l. Subsidieplafond

Artikel 4:22 Awb

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Het subsidieplafond biedt een oplossing voor het gemeentebestuur als het aantal aanvragen voor subsidie en daarmee de omvang van het beroep op een subsidieregeling vooraf onbekend is. De regeling in afdeling 4.2.2 van de Awb geeft het gemeentebestuur de mogelijkheid om een subsidieplafond in te stellen waardoor de wettelijke (financiële) aanspraken worden beperkt.

Als een subsidieplafond op de juiste wijze is vastgesteld en bekendgemaakt levert overschrijding van het subsidieplafond een verplichte weigeringsgrond voor een subsidieaanvraag op. In de weigeringsbeschikking behoeft dan nog slechts verwezen te worden naar het subsidieplafond en het feit dat dit plafond bereikt is.

Wanneer een subsidieplafond, al dan niet per beleidsterrein, wordt vastgesteld, dan moet de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebedrag gelijktijdig met het besluit tot vaststelling subsidieplafond bekend gemaakt worden. Mogelijkheden voor de verdeling zijn:

  • 1)

    wie het eerst komt, wie het eerst maalt: bij het toepassen van dit criterium wordt een aanvraag pas als ingekomen beschouwd als deze volledig is;

  • 2)

    tendersysteem: de aanvragen moeten ook nu voor een bepaald tijdstip worden ingediend. Hierna kan op grond van kwalitatieve criteria een rangorde worden bepaald, deze criteria kunnen dan worden opgenomen in nadere regels. Voorbeelden van kwalitatieve criteria zijn:

    • a.

      Vernieuwend karakter;

    • b.

      Slaagkans;

    • c.

      Financiële onderbouwing.

  • 3)

    pondsgewijze verdeling: het beschikbare budget naar evenredigheid verdelen over alle aanvragen welke tijdig zijn ingediend.

Als er geen sprake is van een openeindregeling en van beleidsvrijheid (meestal bij budgetsubsidies) is geen subsidieplafond nodig, hierbij is afwijzing op beleidsmatige gronden - gerelateerd aan wettelijke weigeringsgronden - mogelijk. Het bestuursorgaan kan hierbij ook weigeren op grond dat onvoldoende gelden beschikbaar zijn (zie artikel 8 lid 2 ASV).

Artikel 2: Reikwijdte

Het uitgangspunt is dat door het gemeentebestuur verstrekte subsidies een wettelijke grondslag hebben in de ASV. In bijzondere gevallen kan een aparte verordening worden opgesteld. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien er een duidelijke reden is om van de regelingen van de ASV af te wijken. Bijvoorbeeld indien het onderwerp van een bepaalde subsidie zo bijzonder is dat dit zich niet goed leent voor regeling in de ASV.

De ASV heeft betrekking op alle gemeentelijke subsidies, vooral voor activiteiten en instandhouding van voorzieningen op het welzijnsterrein.

Artikel 3: Rechtspersoonlijkheid

Het eerste lid geeft aan dat subsidie in beginsel slechts verleend kan worden aan een instelling met rechtspersoonlijkheid. Op basis van het tweede lid hebben burgemeester en wethouders echter de mogelijkheid om van het eerste lid af te wijken. Zij kunnen daardoor indien gewenst ook subsidie verstrekken aan organisaties zonder (volledige) rechtspersoonlijkheid of aan natuurlijke personen.

1.2. Bevoegdheden

Artikel 4: Beleidsterreinen

Artikel 4:23 lid 1 Awb

Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

In de Algemene subsidieverordening (ASV) is ten gevolge van deze wettelijke eis in artikel 4 een lijst opgenomen met beleidsterreinen waarvoor subsidie kan worden verstrekt. Op deze manier stelt de gemeenteraad de kaders vast waarbinnen subsidiëring dient plaats te vinden.

Artikel 5: Gemeenteraad

De gemeenteraad heeft een kaderstellende rol, het college draagt zorg voor de uitvoering hiervan. De gemeenteraad stelt vooraf de kaders vast voor het beleid met zijn budgettaire en regelgevende functie en achteraf kan de gemeenteraad de uitvoering controleren met alle ter beschikking staande controle-instrumenten.

De nadere uitwerking door de gemeenteraad, zoals bepaald in artikel 4 lid 1 van deze verordening, betreffende subsidieabele activiteiten per beleidsterrein dient primair plaats te vinden door middel van vaststelling van beleidsnota’s. In de beleidsregels die voortvloeien uit de beleidsnota’s worden de onderwerpen meer gedetailleerd ingevuld.

Artikel 6: Subsidieplafond

In dit artikel is vastgelegd dat burgemeester en wethouders een subsidieplafond kunnen vaststellen. Met de vaststelling van een subsidieplafond wordt voorkomen dat een subsidieregeling tot onbegrensde uitgaven leidt. Een subsidie moet namelijk worden geweigerd, voor zover door verstrekking van de subsidie een vastgesteld subsidieplafond zou worden overschreden (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). De regeling van het subsidieplafond beoogt enerzijds recht te doen aan de rechtszekerheid van subsidieaanvragers, anderzijds aan de begrotingsdiscipline.

Artikel 4:25 Awb

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

De vaststelling van het plafond moet plaatsvinden bij een afzonderlijk besluit van burgemeester en wethouders. Dit besluit dient jaarlijks apart te worden gepubliceerd (artikel 4:26 t/m 28 Awb) in het Boxmeers Weekblad. Tegelijkertijd met het publiceren van het subsidieplafond, wordt tevens de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:26 Awb

  • 1.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27 Awb

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28 Awb

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • 1.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • 2.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • 3.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Het is mogelijk om het subsidieplafond vast te stellen op een lager bedrag dan het bedrag van de begrotingspost.

Artikel 7: Burgemeester en wethouders

In het eerste lid wordt de bevoegdheid gecreëerd voor burgemeester en wethouders om nadere regels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de ASV.

In lid 2 van dit artikel is het principe neergelegd dat burgemeester en wethouders binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders (verordening en beleid), de uitvoering op zich nemen. Onder uitvoering wordt o.a. verstaan verlenen, weigeren, vaststellen, wijzigen, intrekken en verstrekken van subsidies binnen door de gemeenteraad vastgestelde regels. Volledigheidshalve merken wij op dat hier ook onder wordt verstaan, het in redelijkheid bepalen van de hoogte van het subsidiebedrag, binnen de door de gemeenteraad gestelde kaders.

De in het derde lid genoemde overeenkomst is de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst die gesloten kan worden met de subsidieontvanger. Hierbij moet in de eerste plaats gedacht worden aan overeenkomsten van geldlening of borgtocht, ingeval de subsidie een vorm heeft van een krediet of garantie. Ook de bijzondere vorm van een uitvoeringsovereenkomst, de zogenaamde afdwingovereenkomst, behoort dankzij het tweede lid van artikel 4:36 Awb tot de mogelijkheden.

Artikel 4:36 Awb

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidie-ontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

In het vierde lid is geregeld dat burgemeester en wethouders ook bevoegd zijn te beslissen op aanvragen om subsidie in gevallen waarin op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb subsidie mag worden toegekend ondanks het feit dat geen wettelijke grondslag aanwezig is. Het gaat hierbij voornamelijk om incidentele gevallen en van subsidieverstrekking in een situatie waarin de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt.

Artikel 4:23

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing: in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

    • a.

      indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

    • b.

      indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

    • c.

      in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

  • 4.

    Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 8: Periodiek verslag

Door te bepalen dat een doorlichting ten minste eenmaal in de vier jaar plaatsvindt, wordt aansluiting gezocht bij het tweede lid van artikel 4 op grond waarvan de gemeenteraad het beleid vaststelt. Uit een evaluatie vloeit immers logischerwijs bijstelling van het beleid of nieuw beleid voort.

In dit verband vermelden wij nog dat er een wettelijke plicht (artikel 4:23, vierde lid Awb) is om voor incidentele gevallen een verslag te publiceren.

Artikel 4:23 lid 4 Awb

Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 9: Weigeringsgronden

De artikelen 4:25 en 4:35 Awb bevatten dwingend recht, waarvan niet bij verordening kan worden afgeweken. Wel is het mogelijk deze weigeringsgronden aan te vullen. De in dit artikel genoemde weigeringsgronden bevatten een aanvulling op de weigeringsgronden die al in de Awb zijn vermeld. Zij zijn opgenomen om ervoor te zorgen dat de subsidiegelden op de juiste wijze worden besteed. Overigens betreft het hier een limitatieve opsomming zodat andere weigeringsgronden niet kunnen worden toegepast.

Artikel 4:25 Awb

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:35 Awb

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Indien een aanvraag geweigerd wordt is het in het algemeen wel noodzakelijk dat de aanvrager wordt gehoord in overeenstemming met de artikelen 4:7 of 4:8 van de Awb.

Artikel 10: Nadere verplichtingen (doelgerelateerde en niet-doelgerelateerde)

De subsidieverlener dient aan de subsidieontvanger duidelijkheid te geven betreffende de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn gekoppeld. In artikel 4:37 Awb staan al standaardverplichtingen die het bestuursorgaan op kan leggen aan de subsidieontvanger.

Artikel 4:37 Awb

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico’s;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn; het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • g.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 lid 1 beoogt de voorgeschreven wettelijke grondslag te creëren, wat volgens artikel 4:38 Awb noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat er nadere verplichtingen opgelegd kunnen worden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie (doelgerelateerde verplichtingen).

Artikel 4:38 Awb

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Op basis van artikel 4:39 Awb kunnen er, slechts indien dit in een wettelijk voorschrift is opgenomen, ook nadere verplichtingen opgelegd worden die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Artikel 10 lid 2 beoogt de voorgeschreven grondslag te creëren voor deze zogeheten niet-doelgerelateerde verplichtingen.

Artikel 4:39 Awb

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40 Awb

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Subsidieverlening

Artikel 11: Aanvraag tot subsidieverlening

Dit artikel bepaalt dat er voorafgaand aan een subsidievaststelling subsidieverlening kan plaats vinden. In dit artikel staat de datum waarvoor de aanvrager de aanvraag tot subsidieverlening in moet dienen. Deze datum moet in ‘normale’ gevallen worden aangehouden. In ‘bijzondere’ gevallen kunnen burgemeester en wethouders een andere datum bepalen. Deze andere datum kan in de nadere regels van burgemeester en wethouders worden vastgelegd.

Artikel 4:29 Awb

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Waarderingssubsidie

Het kenmerk van waarderingssubsidie is dat deze na afloop van het tijdvak pas wordt aangevraagd. Voorafgaand aan de subsidievaststelling wordt dus geen beschikking tot subsidieverlening afgegeven.

Incidentele subsidie

Een incidentele subsidie kan voorafgaand, maar ook na afloop van de activiteit worden aangevraagd. Om de procedure van subsidieverstrekking voor deze vorm van subsidies te vereenvoudigen is de procedure beperkt tot het vaststellen van een subsidie. Voorafgaand aan de subsidievaststelling vindt dus geen subsidieverlening plaats.

Elke aanvraag tot subsidieverlening moet voorzien zijn van een activiteitenplan en een begroting. In dit activiteitenplan zal inzicht moeten worden verschaft in de kwantiteit en de kwaliteit van de te verrichten activiteiten. De begroting zal hierop aangepast dienen te zijn oftewel dat voor de activiteiten een afzonderlijk kostenoverzicht wordt overgelegd.

Artikel 12: Melding

Dit artikel is van belang om ervoor te zorgen dat een activiteit niet ‘overgesubsidieerd’ wordt. Indien (een redelijk percentage van) de kosten al door andere subsidies wordt gedekt, kan het bestuursorgaan daar rekening mee houden bij de beoordeling van de aanvraag.

Indien blijkt dat de subsidieontvanger geen melding heeft gemaakt van andere subsidieaanvragen, kan dit resulteren in een wijziging danwel intrekking van de subsidie, dit is mogelijk op grond van artikel 4:49 lid 1 sub a Awb.

Artikel 4:49 Awb

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 14: Beslissing subsidieverlening

Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag binnen een termijn van vier maanden, nadat de volledige subsidieaanvraag is ontvangen.

Het tweede lid geeft aan dat indien de begroting nog niet is vastgesteld de subsidie slechts wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. Deze voorwaarde kan overigens niet worden gesteld indien er sprake is van subsidieverlening in het kader van een openeinderegeling, dat wil zeggen een wettelijke subsidieregeling die bepaalt dat de subsidie moet worden verleend indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Vanwege het rechtszekerheidsbeginsel dient een eventueel gemaakt begrotingsvoorbehoud in ieder geval altijd in de beschikking tot subsidieverlening te worden vermeld (zie artikel 4:34 Awb).

Artikel 4:34 Awb

  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

  • 5.

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Indien gebruik gemaakt wordt van een begrotingsvoorbehoud dan moet na de vaststelling van de begroting door de raad binnen vier weken een terugkoppeling plaatsvinden naar de subsidieontvanger waarin staat hoeveel subsidie wordt verleend. Indien er niet binnen vier weken een beroep wordt gedaan op het begrotingsvoorbehoud dan vervalt deze. De subsidieontvanger heeft dan recht op het bedrag dat in de beschikking tot subsidieverlening vermeldt staat (zie artikel 4:34 lid 3 Awb).

Artikel 15: Tussentijds verslag en mededelingsplicht van de subsidieontvanger

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger de verplichting opleggen om een tussentijds verslag over de voortgang van de afgesproken activiteiten te overleggen. Hierdoor kunnen tijdig afwijkingen gesignaleerd worden waar burgemeester en wethouders op hun beurt op kunnen reageren. Als een dergelijke verplichting wordt opgelegd, dan dient in de beschikking tot subsidieverlening een termijn te worden genoemd waarbinnen het tussentijds verslag bij burgemeester en wethouders ingediend dient te worden. Indien een subsidieontvanger de afgesproken activiteiten (nog) niet heeft gerealiseerd, dient hij de oorzaak daarvoor aan te geven. Op basis hiervan kunnen burgemeester en wethouders de betaling van het subsidiebedrag of een voorschot opschorten, de subsidie op een lager bedrag vaststellen of overgaan tot terugvordering van het ter beschikking gestelde subsidiebudget. Voorafgaand aan een dergelijke beslissing dient er een zorgvuldig onderzoek naar de oorzaken van de geconstateerde afwijkingen te worden gedaan. Tot dat onderzoek behoort ook het voeren van overleg met de instelling.

Dit artikel schept de verplichting voor de subsidieontvanger om te rapporteren over de efficiency en effectiviteit van de ingezette subsidiemiddelen. In het verslag wordt een overzicht opgenomen van de verrichte activiteiten en de daarbij gemaakte kosten. De verrichte activiteiten dienen zowel kwalitatief als kwantitatief in het verslag behandeld te worden. Verder dient er vermeld te worden welke doelgroepen de subsidieontvanger heeft bereikt met de activiteiten.

Het verslag dient verder een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen te bevatten. Bovendien wordt vermeld hoe de subsidiemiddelen doelgericht zijn ingezet.

Subsidievaststelling

Artikel 16: Aanvraag subsidievaststelling

De subsidieontvanger dient voor 1 april van het jaar volgend op het jaar waarvoor of waarin subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in bij burgemeester en wethouders op basis van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

Waarderingssubsidie

Om de procedure van subsidieverstrekking voor deze vorm van subsidies te vereenvoudigen moet de subsidieaanvrager het ‘Aanvraagformulier waarderingssubsidie’ indienen dat vergezeld gaat met het jaarverslag van het betreffende jaar waarover subsidie wordt aangevraagd. De subsidieaanvrager hoeft dus geen financieel verslag en een activiteitenverslag te overleggen.

Artikel 17: Beschikking tot subsidievaststelling

Indien uit het verslag blijkt dat de subsidieontvanger de in de subsidieverlening afgesproken activiteiten heeft verwezenlijkt, stellen burgemeester en wethouders de subsidie vast conform de subsidieverlening. Indien de verslagen afwijken van wat is afgesproken in de subsidieverlening dan is artikel 4:46 lid 2 Awb van belang.

Artikel 4:46 Awb

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie in overeenstemming met de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Uitbetaling subsidie

Artikel 18

Burgemeester en wethouders kunnen met de subsidieontvanger nadere afspraken maken over de wijze waarop de betaling van de subsidie zal worden verricht.

De instandhoudingssubsidies worden in verschillende termijnen uitgekeerd, dit is afhankelijk van hetgeen is bepaald in de notariële aktes.

In de praktijk wordt meestal met voorschotten gewerkt. Op grond van artikel 4:54 van de Awb is voorschotverlening alleen mogelijk indien de verordening dat bepaalt, hierin voorziet het derde lid van artikel 18. Afgewogen moet worden of voorschotverlening noodzakelijk is en zo ja, welk systeem van bevoorschotting gehanteerd wordt.

Verlening van een voorschot verplicht tot uitbetaling. Voorschotten worden binnen zes weken na de voorschotverlening uitgekeerd. Het is mogelijk de beschikking tot subsidieverlening te combineren met een beschikking tot voorschotverlening.

Artikel 4:54

Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55

  • 1.

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening uitgekeerd.

  • 2.

    De voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening uitgekeerd, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Per boekjaar verstrekte subsidie

Artikel 19 t/m 28:

Dit hoofdstuk handelt over subsidies welke tot maximaal 4 jaar worden verleend. Aan deze subsidies worden strengere eisen gesteld welke in afdeling 4.2.8 van de wet zijn opgenomen. In dit hoofdstuk zijn alle afwijkende bepalingen opgenomen met betrekking tot per boekjaar verstrekte subsidie, dit hoofdstuk dient dus in samenhang met de andere hoofdstukken behandeld te worden.

Artikel 20: Per boekjaar verstrekte subsidie

In de praktijk zullen per boekjaar verstrekte, meerjarige subsidies voornamelijk worden gebruikt voor de grotere instellingen, welke altijd een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zullen zijn (artikel 4:66 van de Awb). Hoofdregel bij deze - eventueel - meerjarige, subsidies is dat voor meerdere jaren wordt verleend en dat jaarlijks wordt vastgesteld (zie artikel 4:67 en 4:73 van de Awb).

Artikel 4:66 Awb

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4:67 Awb

  • 1.

    De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

Artikel 4:73 Awb

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel 22: Beschikking tot subsidieverlening:

In de beschikking tot subsidieverlening dient te worden opgenomen welke gegevens de subsidieontvanger in verband met de vaststelling moet verstrekken evenals de tijdstippen waarop deze moeten worden overgelegd (zie artikel 4:67, tweede lid, Awb).

Artikel 4:67

  • 1.

    De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidie-ontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

Artikel 23: Toestemming

In artikel 4:71 wordt de mogelijkheid gegeven toestemming voor te schrijven voor een aantal handelingen die invloed kunnen hebben op de vermogenspositie van de subsidieontvanger.

Artikel 4:71 Awb

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidie-ontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon; het wijzigen van de statuten;

    • b.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • c.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • d.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • e.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • f.

      het vormen van fondsen en reserveringen; het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • g.

      het ontbinden van de rechtspersoon; het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 24: Egalisatiereserve

Door middel van deze bepaling wordt gebruik gemaakt van de door artikel 4:72 Awb gegeven mogelijkheid de ontvanger van boekjaarsubsidie te verplichten een egalisatiereserve aan te houden. Deze reserve is een buffer, waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar.

Artikel 4:72

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

De mogelijkheden om de subsidie op een lager bedrag vast te stellen dan bij de subsidieverlening is bepaald, zijn beperkt. Artikel 4:46 van de wet verplicht ertoe de subsidie in overeenstemming met de subsidieverlening vast te stellen, tenzij zich een situatie voordoet als genoemd in het tweede en derde lid van dat artikel. Het geval dat de subsidieontvanger de activiteit geheel conform de subsidiebeschikking heeft uitgevoerd, doch erin is geslaagd dit te doen tegen lagere kosten of met een hogere opbrengst dan begroot, behoort daar niet toe. Terughalen van overgebleven subsidiegelden bij de subsidievaststelling is dan dus niet mogelijk.

Artikel 4:46 Awb

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 25: Inhoud financieel verslag bij niet volledige subsidiering

Omdat de ontvangers van gemeentelijke boekjaarsubsidies tevens inkomsten kunnen hebben uit andere bron, is in deze bepaling gebruik gemaakt van de mogelijkheid van artikel 4:77 Awb om in die gevallen artikel 4:76 Awb van overeenkomstige toepassing te laten zijn.

Artikel 4:76 Awb

  • 1.

    Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

  • 2.

    Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a.

      het vermogen en het exploitatiesaldo, en

    • b.

      voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger.

  • 3.

    De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 4.

    De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

  • 5.

    Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77 Awb

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 26: Accountantsverklaring

Artikel 4:78 Awb eist ten behoeve van de vaststelling van boekjaarsubsidies steeds een accountantsverklaring (behoudens vrijstelling of ontheffing). De accountantsverklaring vereenvoudigt de vaststelling van de subsidie in aanzienlijke mate en vormt een waarborg tegen onjuist gebruik van die gelden.

Artikel 4:78 Awb

  • 1.

    De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3.

    De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

  • 5.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Volgens het vijfde lid kan van de subsidieontvanger worden gevergd, dat hij de accountant ook laat onderzoeken of aan alle dan wel bepaalde subsidieverplichtingen is voldaan.

Artikel 27: Aanvraag subsidievaststelling

Ongeacht dat de subsidieverlening voor meer dan één jaar is, moet telkens na verloop van een jaar een aanvraag tot subsidievaststelling worden ingediend.

Overige bepalingen

Artikel 31: Bevoegdheid rekenkamercommissie

Deze bepaling brengt mee dat de rekenkamercommissie onderzoek kan doen bij de subsidieontvanger die tevens rechtspersoon is. Met deze bepaling wordt aansluiting gezocht bij het bepaalde in artikel 184 van de Gemeentewet. De term ‘gerechtvaardigd belang’ zorgt ervoor dat in de praktijk geen onnodige bureaucratie of onwerkbare situaties ontstaan en dat er zorgvuldig met de bepaling wordt omgegaan.

Artikel 32: Liquidatie, splitsing, of fusie instelling

In het derde lid wordt gesproken over het terugvorderen van een batig saldo van liquidatie van een subsidieontvanger. Het spreekt vanzelf dat een subsidieontvanger bij liquidatie het restantvermogen retourneert aan de gemeente voor zover dat vermogen is opgebouwd met subsidies van de gemeente.

Onder direct wordt hier verstaan een directe toevoeging van de subsidie aan het vrije vermogen van de subsidieontvanger. Onder indirect worden alle bestemde reserves verstaan die de subsidieontvanger heeft opgebouwd, inclusief die van de investeringen.

Bij een fusie tussen twee of meer subsidieontvangende instellingen moeten in het algemeen alle reserves en schulden van de fuserende instellingen ingebracht worden in de nieuw te vormen instelling. Burgemeester en wethouders kunnen na overleg met de instellingen besluiten een batig liquidatiesaldo te laten bij de nieuwe instelling.

Om bepaalde juridische of financiële redenen kunnen subsidieontvangers ertoe overgaan zogenaamde dochtermaatschappijen op te richten. Op zich is dit een vrijheid die instellingen hebben. Het kan echter niet zo zijn dat daarmee ook een eventuele reserve die of een batig exploitatiesaldo dat direct of indirect is opgebouwd met gemeentelijke subsidie, wordt overgeheveld naar een dochterinstelling.

Het staat de subsidieontvanger wel vrij een te leveren prestatie 'uit te besteden' (uitvoeren van een activiteit) bij een dochterinstelling. De subsidieontvangende instelling blijft echter te allen tijde verantwoordelijk voor de te leveren prestatie en de verantwoording van de bestede middelen via het verslag.

Artikel 33: Vergoeding vermogensvorming

Het artikel geeft de mogelijkheid om te regelen dat de subsidieontvanger in een aantal gevallen een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan, indien de subsidie bij de subsidieontvanger heeft geleid tot vermogensvorming. Omdat het niet redelijk en doenlijk is iedere vermogenstoename af te romen, is de vergoedingsplicht aan enkele beperkingen gebonden.

Artikel 4:41 Awb

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

  • a.

    dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2.

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of .

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.