Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ommen

Lozingsverordening riolering gemeente Ommen 1992

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingLozingsverordening riolering gemeente Ommen 1992
CiteertitelLozingsverordening riolering gemeente Ommen 1992
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De historie bij het "Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-01-199420-06-2013Onbekend

27-01-1994

Ommer Nieuws, 09-02-1994

Onbekend
10-10-1992nieuwe regeling

24-09-1992

Ommer Nieuws, 07-10-1992

Tekst van de regeling

Intitulé

LOZINGSVERORDENING RIOLERING GEMEENTE OMMEN 1992

 

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afvalwater:

    te lozen water, waarin al dan niet afvalstoffen als bedoeld onder d voorkomen;

  • b.

    riolering:

    het gemeentelijk rioolstelsel, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen en persleidingen en andere openbare werken en installaties van overeenkomstige aard;

  • c.

    waterbeheerder:

    de beheerder van een rioolwaterzuiveringsinstallatie of van enig ander werk waarop de riolering is aangesloten, dan wel het gezag dat bevoegd is tot het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, tot het brengen van afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in het oppervlaktewater waarop de riolering uitkomt;

  • d.

    afvalstoffen:

    afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, als bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • e.

    werk:

    vast aanwezige voorziening, waarmee stoffen direct of indirect in de riolering kunnen worden gebracht.

Hoofdstuk 2 Bepalingen ter uitvoering van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften

Afdeling 1. Verbod zonder vergunning door middel van een werk afvalstoffen te lozen vanuit bedrijven en instellingen

Artikel 2 Vergunning lozing afvalstoffen door middel van een werk en ontheffing van vergunningplicht

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders afvalstoffen in de riolering te lozen door middel van een werk.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen, voorzover het niet gaat om een lozing vanuit een bedrijf of instelling genoemd in het vierde lid.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot een ontheffing als bedoeld in het tweede lid, voorschriften opleggen ter uitvoering van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften.

  • 4.

    De in het tweede lid bedoelde bedrijven of instellingen zijn:

    • a.

      grafische bedrijven, met uitzondering van diepdrukkerijen met eigen cilindervervaardiging en zeefdrukkerijen;

    • b.

      fotografische bedrijven die laboratoria hebben met een produktie- capaciteit van ten hoogste 20.000 m2 papier per jaar, uitgaande van 2.500 bedrijfsuren per jaar;

    • c.

      laboratoria, met uitzondering van geïntegreerde laboratoria die meer dan 10.000 m3 afvalwater per jaar lozen en analytische laboratoria;

    • d.

      textielfabrieken, met uitzondering van textielveredelingsbedrijven;

    • e.

      psychiatrische ziekenhuizen, inrichtingen voor zwakzinnigen en verpleegtehuizen;

    • f.

      accufabrieken;

    • g.

      bedrijven die in verhouding tot de totale lozing op de gemeentelijke riolering veel zuurstofbindende stoffen lozen;

    • h.

      champignonkwekerijen;

    • i.

      chemicaliëngroothandels en -verwerkers;

    • j.

      bedrijven die jaarlijks niet meer dan 1.000 auto's deconserveren;

    • k.

      lijmfabrieken;

    • l.

      optische bedrijven;

    • m.

      poetsdoekwasserijen

    • n.

      tectyleerbedrijven;

    • o.

      (verf)spuitinrichtingen;

    • p.

      vulkaniseerbedrijven;

    • q.

      visfileerbedrijven;

    • r.

      overige bedrijven, waarvan bekend is of mag worden verwacht dat zij giftige, persistente of bio-accumulatieve stoffen kunnen lozen, niet zijnde bedrijven die zijn genoemd in besluiten, houdende aanwijzing van soorten van inrichtingen als bedoeld in de artikelen 1, tweede lid en 31, vierde lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

  • 5.

    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    • a.

      zover de Wet verontreiniging oppervlaktewateren van toepassing is;

    • b.

      het lozen van afvalstoffen van normaal huishoudelijke aard vanuit mobiele lozingsbronnen zoals toiletwagens.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met de waterbeheerder bij openbaar bekend te maken besluit een ontheffing, als bedoeld in het tweede lid, verlenen voor categorieën van bedrijven of instellingen.

Afdeling 2. Bepalingen betreffende ontheffing van vergunningplicht

Artikel 3 Algemene voorschriften

  • 1.

    Voor bedrijven en instellingen waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is verleend en die bovendien genoemd zijn in het derde lid is het alleen toegestaan door middel van een werk afvalstoffen in de riolering te lozen met inachtneming van de in het tweede lid genoemde algemene voorschriften voor zover deze in het derde lid op de daarin genoemde bedrijven en instellingen van toepassing zijn verklaard.

  • 2.

    De algemene voorschriften luiden als volgt:

    • A.

      het gehalte aan minerale olie in het te lozen afvalwater mag niet meer bedragen dan 200 mg/l, bepaald volgens NEN 6675;

    • B.

      vloeistoffen op basis van minerale olie, zoals afgewerkte olie, alsmede smeer- en systeemoliën die vrijkomen bij het onderhouden, herstellen en/of reinigen van voertuigen of onderdelen daarvan en accuzuur en koelvloeistof mogen niet worden geloosd;

    • C.

      het gehalte aan plantaardige oliën en dierlijke vetten in het te lozen afvalwater mag niet meer dan 400 mg/l bedragen, bepaald volgens NEN 6675;

    • D.

      grove afvalstoffen, zoals groentesnippers en etensresten, alsmede snel bezinkende stoffen mogen niet worden geloosd;

    • E.

      grove afvalstoffen, zoals darmen en vetstukken, haren, veren, schubben, graten en dergelijke mogen niet worden geloosd. Bloed mag niet worden geloosd;

    • F.

      grove afvalstoffen, zoals koppen en staarten, schubben en graten en dergelijke mogen niet worden geloosd;

    • G.

      verfresten en oplosmiddelen mogen niet worden geloosd;

    • H.

      gier en mest mogen niet worden geloosd;

    • K.

      reinigingsmiddelen voor textiel, alsmede het residu dat ontstaat bij het terugwinnen (destilleren) daarvan mogen niet worden geloosd;

    • L.

      de spui van het koelwatersysteem mag niet worden geloosd indien het koelwater afvalstoffen bevat;

    • M.

      textielvezels en dergelijke mogen niet worden geloosd;

    • N.

      de temperatuur van het te lozen afvalwater mag ten hoogste 30 oC bedragen;

    • O.

      ten behoeve van controle op lozingen dienen een of meer doelmatige controlevoorzieningen voor het nemen van monsters te zijn aangebracht;

    • P.

      de lozing van amalgaamresten dient met tenminste 95% te worden gereduceerd;

    • Q.

      fotografische vloeistoffen, zoals ontwikkel- en fixeervloeistoffen, mogen niet worden geloosd.

  • 3.

    De bedrijven en instellingen en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorschriften zijn de volgende:

     

    Bedrijven en instellingen

    Van toepassing verklaarde algemene voorschriften

    a. herstel- en onderhoudsplaatsen voor voertuigen en machinerieën, met uitzondering van bedrijven voor anticorrosiebehandeling;

    tankstations voor motorbrandstoffen met daaraan verbonden servicestations

    A, B, O

    b. tankstations voor motorbrandstoffen

    A, B, O

    c. wasplaatsen voor het uitwendig reinigen van voertuigen; op- en overslagbedrijven voor vloeibare

    brandstoffen, minerale oliën en vetten

    A, B, N, O

    d. op- en overslagplaatsen voor plantaardige en/of dierlijke oliën en vetten

    C, N, O

    e. keukens voor bedrijfsmatige bereiding van warme spijzen

    C, D, N, O

    f. werkplaatsen voor het wassen en/of panklaar maken van groenten en aardappelen

    D, O

    g. slagerijen, met inbegrip van die waarin geslacht wordt, en poelierderijen, worstmakerijen, vleeswarenbereiding en werkplaatsen voor de

    bereiding van kleine spijzen waarin vlees en vleeswaren verwerkt zijn

    C, E, N, O

    h. werkplaatsen voor de bewerking van vis

    C, F, N, O

    i. schilderswerkplaatsen

    G, O

    j. veeteeltbedrijven en maneges

    H, O

    k. chemische wasserijen, met uitzondering van poetsdoekwasserijen

    K, N, O

    l. bedrijven en instellingen die koelwater op de riolering lozen

    L, O

    m. natwasserijen

    M, N, O

    n. praktijken voor tandheelkundige verzorging

    O, P, Q

  • 4.

    Ingeval een bedrijf of instelling als bedoeld in het derde lid geen zelfstandige eenheid vormt, maar deel uitmaakt van een groter geheel, zijn de in dat lid voor de desbetreffende categorie gestelde regels uitsluitend op dat onderdeel van toepassing.

  • 5.

    Teneinde aan de lozingsvoorschriften van dit artikel te kunnen voldoen dienen de bedrijven en instellingen van de in lid 3 genoemde categorie de voorzieningen te treffen die in bijlage III voor die categorie zijn opgenomen.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de inhoud van bijlage III.

Artikel 4 Nadere voorschriften

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot een ontheffing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, nadere voorschriften opleggen ter uitvoering van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 3 blijft, voor zover van toepassing, onverminderd gelden.

Artikel 5 Kennisgeving wijziging lozing

In geval van wijziging van de samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van de te lozen afvalstoffen, dan wel van een wijziging van de tijdsduur van de lozing is degene die afvalwater op de riolering loost verplicht burgemeester en wethouders hiervan onverwijld schriftelijk in kennis te stellen.

Afdeling 3. Overige bepalingen ter uitvoering van de door de waterbeheerder aan de gemeente gegeven voorschriften

Artikel 6
  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 5 is het verboden op de riolering op enigerlei wijze afvalstoffen te lozen die door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid:

    • a.

      gevaar, schade of hinder kunnen opleveren voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk dat de waterbeheerder in beheer heeft en waarop de riolering is aangesloten of voor de goede werking daarvan;

    • b.

      schadelijk of verontreinigend kunnen zijn voor het ontvangende oppervlaktewater.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor:

    • a.

      het lozen van afvalstoffen in het kader van het normale huishoudelijke gebruik dat van een woonruimte wordt gemaakt;

    • b.

      het lozen van afvalstoffen van normaal huishoudelijke aard vanuit mobiele lozingsbronnen zoals toiletwagens.

Artikel 7 Voorschriften gescheiden rioolstelsel

Het is, in gebieden voorzien van een gescheiden rioolstelsel, verboden:

  • a.

    op het regenwaterriool op enigerlei wijze ander water te lozen dan niet-verontreinigd regenwater en bij uitzondering drainagewater en niet-verontreinigd koelwater mits Burgemeester en Wethouders hiervoor schriftelijk toestemming hebben gegeven;

  • b.

    niet-verontreinigd regenwater te lozen op een uitsluitend voor afvalwater bestemde riolering.

Hoofdstuk 3 Bepalingen ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan

Artikel 8 Bescherming riool en goede werking daarvan

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 7 is het verboden op de riolering op enigerlei wijze afvalwater te lozen dat door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid:

    • a.

      gevaar, schade of hinder kan opleveren voor de riolering, dan wel de goede werking daarvan, of voor de daarop aangeslotenen;

    • b.

      een nadelige invloed kan hebben op de verwerking van het uit het riool te verwijderen slib.

  • 2.

    Het is in het bijzonder verboden op de riolering afvalwater te lozen:

    • a.

      met een temperatuur van meer dan 30oC;

    • b.

      met een Ph lager dan 6,5 of hoger dan 8,5 bij een zogenaamd etmaalmonster respectievelijk 10 bij een zogenaamd steekmonster (piekwaarde), alsmede zuren en basen die niet in water zijn opgelost;

    • c.

      met een sulfaatgehalte van meer dan 300 mg per liter;

    • d.

      met een chloridegehalte van meer dan 300 mg per liter;

    • e.

      met stoffen die verstopping of beschadiging van de riolering of daarmee verbonden installaties kunnen veroorzaken;

    • f.

      met stoffen die worden versneden door middel van versnijdende apparatuur, tenzij het stoffen betreft die ook zonder te zijn versneden geloosd mogen worden;

    • g.

      met stoffen die brand- of explosiegevaar kunnen veroorzaken;

    • h.

      met stoffen die stankoverlast kunnen veroorzaken.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 7 is het verboden op de riolering op zodanige wijze afvalwater te lozen dat daardoor de goede werking van de riolering kan worden belemmerd.

  • 4.

    Ten behoeve van controle op lozingen dienen een of meer doelmatige controlevoorzieningen voor het nemen van monsters te zijn aangebracht.

  • 5.

    Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor:

    • a.

      het lozen van afvalstoffen in het kader van het normale huishoudelijke gebruik dat van een woonruimte wordt gemaakt;

    • b.

      het lozen van afvalstoffen van normaal huishoudelijke aard vanuit mobiele lozingsbronnen zoals toiletwagens.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften opleggen ter bescherming van de riolering en de goede werking daarvan.

  • 7.

    Het is verboden afvalwater op de riolering te lozen in strijd met nadere voorschriften als bedoeld in het zesde lid.

  • 8.

    Voor lozingen op het riool in gebieden met drukriolering is het verboden niet-verontreinigd hemelwater te lozen op de drukriolering.

  • 9.

    Op de riolering mag alleen met toestemming van burgemeester en wethouders bronneringswater c.q. bemalingswater worden afgevoerd.

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen betreffende vergunning, ontheffing en nadere voorschriften

Artikel 9 Aanvraag vergunning of ontheffing

  • 1.

    Voor het verkrijgen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in artikel 2 moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt pas geacht te zijn gedaan als het aanvraagformulier, zoals beschreven in bijlage II, volledig en naar waarheid is ingevuld en ondertekend is ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt pas geacht te zijn gedaan als het aanvraagformulier, zoals beschreven in bijlage III, volledig en naar waarheid is ingevuld en ondertekend is ingediend.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de inhoud van het aanvraagformulier voor een vergunning of ontheffing en daarbij over te leggen bescheiden.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager uitnodigen bescheiden met verdere gegevens dan bedoeld in het tweede en derde lid over te leggen, voor zover dat ter beoordeling van de aanvraag nodig is.

Artikel 10 Ongenoegzaamheid van ingediende bescheiden

  • 1.

    Indien de aanvraag niet voldoet aan de in of krachtens artikel 9 gestelde eisen of nadere regelen, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid deze binnen een termijn van ten minste twee weken, nadat hem dit is medegedeeld, aan te vullen of te verbeteren.

  • 2.

    Indien de aanvrager van de in het eerste lid bedoelde gelegenheid geen gebruik maakt, verklaren burgemeester en wethouders hem in zijn aanvraag niet ontvankelijk.

    Van deze beslissing doen burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk mededeling aan de aanvrager, onder terugzending van de ingediende bescheiden.

Artikel 11 Overleg met de waterbeheerder over de vergunningsaanvraag

  • 1.

    Tenzij burgemeester en wethouders reeds bij een eerste beoordeling van de aanvraag menen dat de vergunning behoort te worden geweigerd, treden zij over de aanvraag binnen een maand na de dag waarop de aanvraag is ontvangen, onderscheidenlijk na de dag waarop de in artikel 10 bedoelde aanvulling of verbetering is ontvangen, in overleg met de waterbeheerder onder overlegging van de aanvraag en alle daarop betrekking hebbende bescheiden.

  • 2.

    Indien met het oog op het geheel of gedeeltelijk inwilligen van de aanvraag een wijziging of aanvulling van de aan de gemeente gegeven voorschriften voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten noodzakelijk is, dienen burgemeester en wethouders binnen een maand na de dag waarop de aanvraag is ontvangen, onderscheidenlijk na de dag waarop de in artikel 10 bedoelde aanvulling of verbetering is ontvangen een daartoe strekkend verzoek schriftelijk in bij de waterbeheerder.

  • 3.

    Van de indiening als bedoeld in het tweede lid geven zij kennis aan de aanvrager van de vergunning.

Artikel 12 Beslissingstermijn vergunning of ontheffing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om vergunning of ontheffing binnen zestien weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is, onderscheidenlijk na de dag waarop de in artikel 10 bedoelde aanvulling of verbetering is ontvangen.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid beslissen burgemeester en wethouders binnen vier weken na het van kracht worden van de beslissing van de beheerder als bedoeld in artikel 11, tweede lid of van een daarvoor in de plaats getreden beslissing in beroep indien deze beslissing genomen wordt later dan dertien weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen, onderscheidenlijk na de dag waarop de in artikel 10 bedoelde aanvulling of verbetering is ontvangen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt vóór de afloop van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager en aan de beheerder.

Artikel 13 Toezending beschikking omtrent vergunningaanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden de beslissing op de aanvraag om vergunning terstond toe aan de aanvrager. Zij zenden een afschrift van de beslissing aan de waterbeheerder en de regionale inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu.

    Indien de vergunning wordt verleend, wordt bij de beschikking een gewaarmerkt exemplaar van de op de vergunning betrekking hebbende tekeningen en bescheiden gevoegd.

Artikel 14 Vorm van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is slechts van kracht indien zij schriftelijk is gegeven.

Artikel 15 Afwijking ten aanzien van vorm aanvraag en vorm vergunning of ontheffing

Van het bepaalde in artikel 9, eerste lid en artikel 14 mag worden afgeweken indien de nakoming daarvan:

  • a.

    zich niet verdraagt met de aard van de vergunning of ontheffing;

  • b.

    in verband met het spoedeisende karakter van de zaak in redelijkheid niet kan worden gevergd.

In het onder b bedoelde geval kan in daartoe geëigende gevallen van de mondeling gegeven en medegedeelde vergunning of ontheffing binnen redelijke tijd een schriftelijke bevestiging worden gegeven aan degene aan wie zij is verleend.

Artikel 16 Anticipatie op toekomstige ontwikkelingen

Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op de aanvraag om vergunning of ontheffing rekening met de te verwachten ontwikkelingen in de lozingen op de riolering die van belang zijn met het oog op de uitvoering van de voorschriften van de waterbeheerder aan de gemeenten onderscheidenlijk de bescherming van de in artikel 6, eerste lid genoemde belangen, en in het bijzonder met die welke veroorzaakt kunnen worden door:

  • a.

    redelijkerwijze binnen afzienbare tijd te verwachten wijzigingen in de lozing waarvoor vergunning of ontheffing wordt gevraagd;

  • b.

    voorgenomen lozingen van derden.

Artikel 17 Voorschriften en beperkingen bij vergunning of ontheffing

  • 1.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 18 Tijdsduur vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan voor een bepaalde termijn worden verleend indien:

    • a.

      de lozing een tijdelijk karakter zal hebben;

    • b.

      een aan de gemeente verleende vergunning voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten, tot het verlenen van een vergunning of ontheffing voor een bepaalde termijn noopt;

    • c.

      niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld over de te verwachten schadelijkheid van de lozing voor de riolering.

  • 2.

    Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid blijft de vergunning of ontheffing van kracht zo lang op een tijdig ingediende aanvraag om verlenging niet is beslist.

Artikel 19 Zakelijk karakter vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing geldt zowel voor de aanvrager als voor zijn rechtsverkrijgende.

  • 2.

    Van de rechtsovergang geeft de rechtsverkrijgende schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders.

Artikel 20 Weigering vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing wordt geweigerd indien het verlenen van de vergunning of ontheffing in strijd zou komen met het belang van:

    • -

      de riolering of de goede werking daarvan;

    • -

      de bescherming van de belangen van derden.

  • 2.

    De vergunning of ontheffing wordt in ieder geval geweigerd indien het verlenen van de vergunning of ontheffing in strijd zou zijn met de voorschriften welke door de waterbeheerder aan de gemeente zijn gegeven, een verzoek van de gemeente tot wijziging van deze voorschriften is afgewezen en die afwijzing onherroepelijk is geworden.

  • 3.

    Vervallen.

Artikel 21 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens blijken te zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijnstelling, binnen of gedurende een redelijke termijn;

    • e.

      indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 2.

    Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning is met redenen omkleed en wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning en de waterbeheerder in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn hun zienswijze naar voren te brengen omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.

  • 3.

    Een besluit tot intrekking of wijziging van een ontheffing is met redenen omkleed en wordt niet genomen dan nadat de houder van de ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn zijn zienswijze naar voren te brengen omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.

  • 4.

    Vervallen.

  • 5.

    Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Vervallen van de vergunning of ontheffing

  • 1.

    De vergunning of ontheffing vervalt:

    • a.

      indien met de lozing binnen drie jaar na de datum van de afgifte van de vergunning geen begin is gemaakt;

    • b.

      indien er langer dan een jaar geen lozing heeft plaatsgehad;

    • c.

      wanneer de houder van de vergunning of ontheffing schriftelijk heeft verklaard van de vergunning of ontheffing geen gebruik meer te (zullen) maken.

  • 2.

    Van het vervallen van de vergunning wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de houder van de vergunning en aan de waterbeheerder.

  • 3.

    Van het vervallen van de ontheffing wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de houder van de ontheffing.

Artikel 23 Bepalingen betreffende nadere voorschriften

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften als bedoeld in artikel 4 en artikel 8, zesde lid, al dan niet voor een bepaalde termijn opleggen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, nadere voorschriften niet opleggen dan nadat degene aan wie deze voorschriften zullen worden opgelegd in de gelegenheid is gesteld binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn zijn oordeel hierover kenbaar te maken.

  • 3.

    Het bepaalde in de artikelen 13, 14, 15, 16, 19 en 21 is op nadere voorschriften van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Termijnen

Met betrekking tot de in deze verordening genoemde termijnen is het bepaalde in de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25 Verstrekken van inlichtingen en dergelijke

Een ieder is verplicht aan de ambtenaren belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening alle medewerking te verlenen en op eerste vordering alle inlichtingen te verstrekken, inzage te verschaffen in bescheiden en hen in de gelegenheid te stellen daarvan afschrift te nemen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel 26 Kennisgeving van bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Indien wordt vastgesteld of het vermoeden bestaat dat door bijzondere omstandigheden zoals storing in het produktieproces afvalwater wordt geloosd of zal worden geloosd dat door samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid:

    • a.

      gevaar, schade of hinder oplevert voor de rioolwaterzuiverings- installatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten of voor de goede werking daarvan;

    • b.

      schadelijk of verontreinigend is voor het ontvangende oppervlaktewater;

    • c.

      gevaar, schade of hinder oplevert voor de riolering, dan wel de goede werking daarvan of voor de daarop aangeslotenen;

    • d.

      een nadelige invloed heeft op de verwerking van het uit de riolering verwijderde slib,

      is degene die afvalwater op de riolering loost verplicht kennis te geven aan burgemeester en wethouders of een daartoe door hen aangewezen ambtenaar en onmiddellijk alle maatregelen te nemen die gevaar, schade of hinder kunnen beperken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders dan wel de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaar doen van de in dat lid bedoelde kennisgeving terstond melding aan de waterbeheerder, indien de bijzondere omstandigheden, als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, gevaar, schade of hinder kunnen opleveren van de rioolwaterzuiveringsinstallatie of het ontvangende oppervlaktewater.

Artikel 27 Strafbepaling

Overtreding van de volgende artikelen en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak: artikel 7 onder b, artikel 8, eerste, tweede, derde, zesde en achtste lid, artikel 25, voor zover het betreft het toezicht op de naleving van artikel 8 en artikel 26, eerste lid onder c en d.

Artikel 28 Opsporingsambtenaren

  • 1.

    De opsporing van de in artikel 27 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2.

    De krachtens het eerste lid aangewezen personen leggen in handen van de burgemeester de volgende eed of belofte af:

    "Ik zweer (beloof) dat ik mijn functie als opsporingsambtenaar met alle ijver en zonder aanzien des persoons zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig. (Dat beloof ik.)"

Artikel 29 Betreden dan wel binnentreden woningen, andere gebouwen en terreinen

  • 1.

    Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen - woningen en vaartuigen daaronder mede verstaan - , desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden:

    • a.

      aan hen, die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met de uitvoering van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      aan hen, die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

    • c.

      aan de opsporingsambtenaren, die en voor zover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde last is te allen tijde uitvoerbaar.

  • 3.

    Voor zoveel de in het eerste lid bedoelde last woningen betreft, wordt deze verstrekt met inachtneming van de wet van 31 augustus 1853, Stb. 83, en uitsluitend indien de zorg voor de naleving een voorschrift betreft dat strekt tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen.

  • 4.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet ten aanzien van die ruimten waarvan het betreden dan wel binnentreden, buiten het geval van ontdekking op heterdaad, voor het opsporen van een strafbaar feit ingevolge het bepaalde in artikel 123 van het Wetboek van Strafvordering niet is toegelaten.

Artikel 30 Nemen van monsters

De ambtenaren belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening, de in artikel 28 bedoelde ambtenaren en aangewezen ambtenaren van de waterbeheerder zijn bevoegd de lozing van afvalwater in de riolering te meten, alsmede monsters daarvan te nemen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De resultaten van de metingen, alsmede de uitslag van het onderzoek van de monsters worden ten spoedigste ter kennis van de betrokken lozers gebracht.

Artikel 31 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die waarop zij is afgekondigd.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt de Lozingsverordening riolering gemeente Ommen vastgesteld bij raadsbesluit van 31 augustus 1978 met inbegrip van latere besluiten tot wijziging van die verordening.

Artikel 32 Overgangsbepaling

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd - verleend krachtens de Lozingsverordening riolering gemeente Ommen van 1978 blijven - voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2.

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens Lozingsverordening riolering gemeente Ommen van 1978 blijven - indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de Lozingsverordening riolering gemeente Ommen van 1978 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4.

    Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 31, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de Lozingsverordening riolering gemeente Ommen van 1978.

  • 5.

    De vergunning, ontheffing of het voorschrift of de beperking, bedoeld in het eerste of tweede lid blijft, onverminderd het in het eerste en tweede lid bepaalde, van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een beroep- of bezwaarschrift, bedoeld in het vierde lid.

  • 6.

    Voor lozingen, die niet onder de overgangsbepalingen van de Lozingsverordening riolering gemeente Ommen van 1978 vallen, en waarvoor na 1 januari 1979 geen vergunning of ontheffing op basis van de Lozingsverordening riolering gemeente Ommen van 1978 is aangevraagd, dient binnen één jaar na inwerkingtreding van deze verordening een vergunning of ontheffing te worden aangevraagd.

Artikel 33 Aanhalingstitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Lozingsverordening riolering gemeente Ommen 1992".