Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wijchen

Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWijchen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel subsidieverstrekkingen 2013
CiteertitelBeleidsregel subsidieverstrekkingen 2013
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht Afdeling 4:2 en 4:81 
  2. Algemene subsidieverordening 2008

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-201401-01-2018Artt. 1.1, 1.2, 2.25A, 2.25B, 2.25C

18-12-2014

zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-76258.html, 17-12-2014

Onbekend.
27-11-201418-12-2014Artikel 2:25

28-10-2014

zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2014-66300.html, 19-11-2014

14/282
20-02-201427-11-2014Artikel 2.15-B; Toelichting

11-02-2014

https://www.officielebekendmakingen.nl

14/282
20-02-201427-11-2014Artikel 2.15-B; Toelichting

11-02-2014

https://www.officielebekendmakingen.nl

14/282
19-09-201320-02-2014Artikel 2.9, lid 4

20-08-2013

Wegwijs, 18-09-2013

13-3516
15-11-201219-09-2013nieuwe regeling

06-11-2012

Wegwijs,14-11-2012

12/7591

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2013

Burgemeester en wethouders van Wijchen;

Overwegende dat het wenselijk is ter uitvoering van de Algemene subsidieverordening 2008 een beleidsregel vast te stellen en gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht

besluiten

vast te stellen de Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2013.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Vereisten voor de subsidieaanvraag

  • 1.

    Bij een subsidieaanvraag moet een organisatie de volgende bescheiden, voor zover nog niet in bezit van het gemeentebestuur, overleggen:

  • a.

    Een afschrift van de oprichtingsakte van de organisatie, de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, het huishoudelijk reglement dan wel andere nader aan te wijzen stukken waaruit de doelstelling van de instelling blijkt;

  • b.

    Een opgave van de samenstelling van het bestuur op het moment van de subsidieaanvraag;

  • c.

    De exploitatierekening over het afgelopen jaar en de balans op de laatste dag van dat boekjaar voorzien van een toelichting en een inhoudelijk verslag;

  • d.

    Een verklaring waaruit blijkt dat de instelling bij andere instanties subsidie heeft aangevraagd of heeft toegezegd gekregen;

  • e.

    Een activiteitenplan voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

  • f.

    Een gespecificeerde begroting van de baten en lasten voor de betreffende subsidieperiode en voor zover deze betrekking heeft op het activiteitenplan waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • g.

    Een onderbouwing van het gevraagde subsidiebedrag.

  • 2.

    Bij een subsidieaanvraag voor een projectsubsidie moet de organisatie tevens het doel en de looptijd van het project aangegeven;

  • 3.

    Bij een subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie is het bepaalde in het eerste lid, onder c, d en f, van dit artikel niet van toepassing, maar moet een beschrijving van de inhoud en doelstelling van de activiteiten voor de periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft worden overlegd.

  • 4.

    Bij een subsidieaanvraag voor een waarderingssubsidie aan natuurlijke personen is het bepaalde in het eerste lid, onder a, van dit artikel niet van toepassing.

  • 5.

    Bij een subsidieaanvraag in het kader van het innovatiefonds is het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing maar dient de aanvraag te geschieden overeenkomstig het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 1.2 Weigering van de subsidie

  • 1.

    Een organisatie komt in aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening 2008 niet in aanmerking voor subsidie indien:

  • a.

    de activiteiten, waarvoor door een organisatie subsidie wordt aangevraagd, niet behoren tot de gemeentelijke (mede)verantwoordelijkheid;

  • b.

    aan de activiteiten onvoldoende aantoonbare plaatselijke behoefte bestaat, zodanig dat een verantwoord lokaal effect te verwachten is waarmee het belang van de inwoners van de gemeente Wijchen wordt gediend;

  • c.

    de subsidieaanvrager zijn activiteiten in hoofdzaak op zuiver politieke, commerciële of godsdienstige gronden ontplooit;

  • d.

    in de gemeente Wijchen al in voldoende mate direct of indirect wordt voorzien in identieke activiteiten;

  • e.

    de activiteiten niet voor iedere inwoner van de gemeente Wijchen, behorende tot de doelgroep waarop de activiteiten gericht zijn, toegankelijk zijn;

  • f.

    de activiteiten buiten de gemeente Wijchen plaatsvinden, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten gerechtvaardigd is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen uitvoert;

  • g.

    de activiteiten een zodanig breed regionaal en/of landelijk bereik hebben, dat de gevraagde subsidie in financieel opzicht slechts een solidair karakter heeft, tenzij met de subsidieverlening wordt beoogd een bepaald politiek gevoelen kenbaar te maken;

  • h.

    door de subsidieaanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de beoogde doelstelling(en) niet kan (kunnen) worden bereikt;

  • i.

    de subsidieaanvrager niet beschikt over een bestuurlijke en/of andere leiding die voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de deskundigheid en bekwaamheid met betrekking tot de te verrichten activiteiten en de te bereiken doeleinden;

  • j.

    de subsidieaanvrager, met inbegrip van de te verlenen subsidie, niet over de benodigde financiële middelen beschikt om de activiteiten te organiseren;

  • k.

    de subsidieaanvrager geen redelijke eigen bijdrage vraagt voor de aangeboden activiteiten aan deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden;

  • l.

    de activiteit(en), waarvoor een organisatie subsidie aanvraagt, al heeft (hebben) plaatsgevonden;

  • m.

    het een regionaal of landelijk werkzame organisatie betreft, waarbij minder dan 25% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen. Als sprake is van normsubsidie met een doelgroepencomponent wordt het percentage op de betreffende doelgroep toegepast;

  • n.

    het een lokaal werkzame organisatie betreft, waarbij minder dan 50% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers en/of leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen. Als sprake is van normsubsidie met een doelgroepencomponent wordt het percentage op de betreffende doelgroep toegepast;

  • 2.

    Vervallen

  • 3.

    Een organisatie kan voor de uitvoering van éénzelfde activiteit of prestatie dan wel éénzelfde groep van activiteiten of prestaties slechts op grond van één subsidietitel in aanmerking komen voor subsidie.

  • 4.

    Bij een subsidieaanvraag in het kader van het innovatiefonds is het bepaalde in het eerste lid tot en met derde lid niet van toepassing maar wordt toekenning of weigering bepaald aan de hand van artikel 2.25A, 2.25B en 2.25C.

Hoofdstuk 2 De subsidieberekening

Artikel 2.1 Subsidie in de huisvestingskosten

Organisaties die, op grond van gemaakte afspraken met de gemeente in het verleden, in het kader van de uitvoering van hun activiteiten, ruimte huren in het SCEC ’t Mozaïek komen in aanmerking voor een volledige financiële compensatie in de huisvestingskosten. In het geval de normsubsidie of budgetsubsidie aan de ontvanger van de hier bedoelde huisvestingskostensubsidie volgens de subsidievoorwaarden wordt beëindigd, dan verleent de gemeente tijdens de afbouwregeling volledige compensatie. Zonder aanspraak op een normsubsidie of budgetsubsidie bestaat nimmer aanspraak op een huisvestingskostensubsidie.

Artikel 2.2 Budgetsubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een budgetsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Ouderen

    • b.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • c.

      Bibliotheek

    • d.

      Peuterspeelzaalwerk

    • e.

      Sociaal cultureel werk

    • f.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • g.

      Kunst en cultuur

    • h.

      Cultuurhistorie

    • i.

      Muziekonderwijs

    • j.

      Onderwijs en educatie

    • k.

      Sport

    • l.

      Recreatie

    • m.

      Minderheden

  • 2.

    Een budgetsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een organisatie wanneer deze voldoet aan één of meerdere van de hierna genoemde voorwaarden:

    • a.

      Het college wil de activiteiten, die met de subsidie worden verricht, inhoudelijk op prestaties en resultaten sturen;

    • b.

      Het college wil meerjarige afspraken maken met een organisatie over de uit te voeren activiteiten dan wel de te verrichten prestaties;

    • c.

      Het betreft een subsidievragende organisatie met een of meerdere beroepskrachten in loondienst;

    • d.

      De jaarlijkse omzet van de subsidievragende organisatie bedraagt € 50.000,-- of meer.

  • 3.

    De van derden ontvangen geoormerkte financiële middelen kunnen in een budgetsubsidie aan een organisatie worden opgenomen.

  • 4.

    Ter uitvoering van de beschikking tot het verlenen van een budgetsubsidie kan een overeenkomst worden gesloten, waarin afspraken worden gemaakt over:

    • a.

      De uit te voeren activiteiten dan wel de te leveren prestaties;

    • b.

      De kwaliteit van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • c.

      De toegankelijkheid van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • d.

      De wijze waarop en de frequentie waarmee aan het college gerapporteerd wordt over de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • e.

      De gegevens die minimaal moeten worden opgenomen in de onder d genoemde rapportage;

    • f.

      De financiële verantwoording, aanvullend op de bepalingen in de Algemene subsidieverordening 2008.

  • 5.

    Bij een budgetsubsidie kan de subsidieperiode minimaal één jaar en maximaal vier jaar bedragen.

  • 6.

    Het college stelt de duur van de subsidieperiode vast.

  • 7.

    Wanneer bij een budgetsubsidie de subsidieperiode meer dan één jaar bedraagt, ontvangt de organisatie per jaar een beschikking over de subsidie die voor het betreffende jaar aan de instelling wordt verleend.

  • 8.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • c.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 9.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 2.3 Normsubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een normsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Amateurkunst

    • b.

      Ouderen

    • c.

      Sport

    • d.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • e.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • f.

      Recreatie en toerisme

    • g.

      Kunst en cultuur

    • h.

      Cultuurhistorie

    • i.

      Minderheden

    • j.

      Sociaal-economische achterstand

    • k.

      Natuur en milieu

    • l.

      Volkshuisvesting

    • m.

      Ruimtelijke ordening

    • n.

      Sociaal cultureel werk

    • o.

      Leefbaarheid

    • p.

      Media

  • 2.

    Voor organisaties die voor een normsubsidie, berekend op basis van het aantal actieve leden, bezoekers of vaste deelnemers, in aanmerking willen komen geldt een ondergrens ten aanzien van het aantal leden, bezoekers of vaste deelnemers. Deze ondergrens bedraagt bij:

    • a.

      Blaasorkesten (harmonie, fanfare, brassband, bigband, blaaskapel, accordeonorkest): 20 actieve leden;

    • b.

      Mars- en showorkesten (slagwerk en/of blaasinstrumenten zoals drumfanfare, showband, drum- en malletband): 12 actieve leden;

    • c.

      Symfonische orkesten: 20 actieve leden;

    • d.

      Koren: 12 actieve leden;

    • e.

      Toneel- en revuegezelschappen: 10 actieve leden;

    • f.

      Dansverenigingen en majorettegroepen: 15 actieve leden;

    • g.

      Sportverenigingen (jeugdsport): 15 actieve leden in de leeftijd tot 18 jaar;

    • h.

      Verenigingen (niet zijnde sportverenigingen) voor jeugd en jongeren in de leeftijd tot 18 jaar: 25 actieve leden;

    • i.

      Verenigingen voor ouderen: 25 actieve leden;

    • j.

      Verenigingen op terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening: 25 actieve leden;

  • 3.

    Actieve leden van een organisatie zijn leden die:

    • a.

      Contributie betalen;

    • b.

      Daadwerkelijk deelnemen aan de kernactiviteit(en) van de organisatie;

    • c.

      Niet uitsluitend deel uitmaken van het algemeen en/of dagelijks bestuur;

    • d.

      Niet behoren tot de categorie ereleden;

    • e.

      Niet in loondienst zijn van de organisatie.

  • 4.

    Een organisatie met leden die voor een normsubsidie, berekend op basis van het aantal leden, in aanmerking wil komen dient aangesloten te zijn bij een regionale, provinciale of landelijke koepelinstelling (voorzover aanwezig).

  • 5.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van het aantal actieve leden van een organisatie wordt uitgegaan van de ledenlijst van deze organisatie op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 6.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van het aantal inwoners van de gemeente Wijchen wordt uitgegaan van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 7.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode op basis van overige meetbare eenheden wordt uitgegaan van het aantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 8.

    Voor alle normsubsidies is van toepassing dat het opgenomen budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

  • 9.

    Bij overschrijding hiervan worden de subsidiebedragen evenredig verminderd.

  • 10.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De contributie van de leden van de subsidieontvanger;

    • b.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • d.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 11.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 2.4 Normsubsidie amateurkunst

  • 1.

    Aan een organisatie die amateurkunst beoefent wordt subsidie verstrekt, mits:

    • a.

      De organisatie jaarlijks minimaal tenminste twee openbare producties of uitvoeringen verzorgt in de gemeente Wijchen;

    • b.

      De organisatie een vorm van kunst beoefent, die door middel van een voorstelling of uitvoering, onder de artistieke leiding van gekwalificeerde dirigenten, regisseurs, instructeurs of choreografen, kan worden gepresenteerd.

  • 2.

    De subsidie aan blaas-, show-, mars- en symfonische orkesten bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag van € 860,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit één zelfstandige eenheid;

    • b.

      Een basisbedrag van € 1.282,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit twee zelfstandige eenheden;

    • c.

      Een basisbedrag van € 1.610,-- voor de algemene organisatiekosten voor een organisatie bestaande uit drie of meer zelfstandige eenheden;

    • d.

      Een bedrag per lid van € 40,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • e.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor een basisbedrag.

    • f.

      Een organisatie, die in aanmerking komt voor het basisbedrag onder a, b en c alsmede aangesloten is bij de Stichting Samenwerkende Wijchense Muziekverenigingen (SSWM), ontvangt een bedrag van € 450,-- , dat zij afdraagt aan de SSWM.

    • g.

      De subsidie aan koren bestaat uit:

    • h.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 400,--;

    • i.

      Een bedrag per lid van € 24,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • j.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

    • k.

      De subsidie aan toneel- en revuegezelschappen bestaat uit:

    • l.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 575,--;

    • m.

      Een bedrag per lid van € 30,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • n.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

    • o.

      De subsidie aan volksdansverenigingen bestaat uit:

    • p.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 50,--

    • q.

      Een bedrag per lid van € 6,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • r.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

    • s.

      De subsidie aan majorettegroepen bestaat uit:

    • t.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 860,--;

    • u.

      Een bedrag per lid van € 24,-- voor de artistieke en deskundige leiding;

    • v.

      Een organisatie waarvan minder dan 50% van het totale leden afkomstig is uit de gemeente Wijchen komt niet in aanmerking voor het basisbedrag.

Artikel 2.5 Normsubsidie professionele kunst

Vervallen

Artikel 2.6 Normsubsidie sport

  • 1.

    De doelstellingen van het gemeentelijke sportbeleid zijn het aanwezig zijn en in stand houden van een adequate fysieke sportinfrastructuur (sportaccommodatiebeleid), bevordering van het gebruik van de sportvoorzieningen door specifieke doelgroepen (sportstimuleringsbeleid), evenals het ondersteunen van de aanbieders van sportactiviteiten (verenigingsondersteuningsbeleid).

  • 2.

    Vanuit de sportdoelstellingen kunnen organisaties die een bijdrage leveren aan het realiseren van die gemeentelijke doelstellingen voor een subsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    De subsidie is voor zover van toepassing opgebouwd uit 5 componenten:

    • a.

      Component A: Bijdrage in de onderhouds- en instandhoudingskosten buitensportaccommodaties. Organisaties die zorgen voor het onderhoud en de instandhouding van de buitensportaccommodaties op het gebied van handbal, voetbal, korfbal, fietscross, atletiek en hockey kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in de onderhouds- en de instandhoudingskosten, inhoudende een vast bedrag ter hoogte van 56,5% van de vooraf goedgekeurde onderhoudskosten van het sportcomplex;

    • b.

      Component B: Bijdrage in de exploitatie van binnensportaccommodaties. Organisaties die zorgdragen voor de exploitatie van een binnensportaccommodatie kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen vast bedrag per accommodatie;

    • c.

      Component C: Bijdrage in de huurkosten binnensportaccommodaties: Organisaties die activiteiten aanbieden in binnensportaccommodaties binnen de gemeente op het gebied van zwemmen, handbal, volleybal, basketbal, korfbal, gymmen, turnen, futsal, tafeltennis, badminton en twirlen kunnen in aanmerking komen voor een nader door het college vast te stellen bijdrage in de huurkosten:

      • i)

        Voor de zwemsport betreft het een vast bedrag van € 2.700,- per uur volgens een seizoenscontract voor Zwembad De Meerval met een wekelijks terugkerend uur badhuur (ten minste 40 weken per jaar) en een bedrag per Wijchens jeugdlid;

      • ii)

        Voor andere sportactiviteiten betreft het een bedrag per jeugdlid, dat afhankelijk is van de gemiddelde huurkosten die behoren bij de betreffende tak van sport. We onderscheiden vijf categorieën van binnensportverenigingen. Per jeugdlid is het bedrag als volgt :

        • -

          Categorie 1: € ---,- (denksporten);

        • -

          Categorie 2: € 15,- (badminton, volleybal, korfbal, tafeltennis, schietsport, twirlen);

        • -

          Categorie 3: € 25,- (gymmen, turnen, basketbal);

        • -

          Categorie 4: € 45,- (handbal, futsal);

        • -

          Categorie 5: € 85,- (zwemsporten).

    • d.

      Component D: Doelgroepenbijdrage minder validen: Organisaties die activiteiten voor aangepast sporten aanbieden kunnen in aanmerking komen voor een vast bedrag van € 350,-- en een bedrag per Wijchense deelnemer van € 15,00;

    • e.

      Component E: Overheadkostenbijdrage: Organisaties die beheersmatige werkzaamheden van tenminste 10 (andere) (sport)verenigingen overnemen of ondersteunen kunnen in aanmerking komen voor een door het college vast te stellen vast bedrag.

Artikel 2.7 Normsubsidie vrijwilligersorganisaties voor jeugd en jongeren

  • 1.

    De subsidie aan het georganiseerd jeugd- en jongerenwerk, d.w.z. organisaties met leden die in groepsverband vrijetijdsactiviteiten organiseren en uitvoeren voor jongeren in de leeftijd van 4 tot 18 jaar, bestaat uit:

    • a.

      Een basisbedrag voor de algemene organisatiekosten van € 250,--;

    • b.

      Een bedrag per lid tot 18 jaar van € 27,--.

  • 2.

    Om voor subsidie als bedoeld in het eerste lid in aanmerking te komen dient minimaal één keer per maand een activiteit plaats te vinden.

  • 3.

    De te organiseren activiteiten als bedoeld in het tweede lid moeten tenminste één van de volgende functies vervullen:

    • a.

      Vorming: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden met als doel een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren van jeugd en jongeren;

    • b.

      Ontmoeting/recreatie: het bevorderen van contacten gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde waarden en normen;

    • c.

      Cultuur/creativiteit: het bevorderen van deelneming aan cultuuruitingen, gericht op creatieve ontplooiing, niet zijnde professionele kunst of amateurkunst.

  • 4.

    De subsidie aan organisaties zonder leden die activiteiten ontplooien op het terrein van jeugd en jongeren bestaat uit een bedrag van € 5,-- per deelnemer.

  • 5.

    De subsidie aan speel-o-theken bestaat uit:

    • a.

      Een bedrag van maximaal € 500,-- in de organisatiekosten;

    • b.

      Een bedrag van maximaal € 750,-- in de activiteitenkosten inclusief de kosten van aanschaf en afschrijving van speelgoed.

Artikel 2.8 Normsubsidie organisaties voor ouderen

  • 1.

    Een organisatie voor ouderen, die voor subsidie in aanmerking wil komen, ontplooit activiteiten voor personen die 55 jaar en ouder zijn op het terrein van o.a. ontspanning, voorlichting en educatie.

  • 2.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van ouderen bestaat uit een bedrag per actief lid van € 5,00.

Artikel 2.9 Normsubsidie volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

  • 1.

    Aan een organisatie op het terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening wordt een normsubsidie verstrekt, indien deze organisatie voornamelijk functioneert met behulp van vrijwilligers.

  • 2.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van de volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening zoals bedoelt in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een bedrag per lid of deelnemer van € 3,--.

  • 3.

    De subsidie aan organisaties op het terrein van slachtofferhulp bestaat uit een bedrag per inwoner dat periodiek wordt vastgesteld door de veiligheidsregio.

  • 4.

    Als een aanvrager van een normsubsidie geen actieve leden, bezoekers of deelnemers heeft, gelet op de aard van zijn activiteiten, dan kan het college een ander genormeerd subsidiebedrag per eenheid vaststellen.

Artikel 2.10 Normsubsidie belangenorganisaties en adviesorganen

  • 1.

    De subsidie aan belangenorganisaties en adviesorganen die op initiatief vanuit de samenleving zijn opgericht bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,09 tot het maximum van het subsidiabele tekort.

  • 2.

    De subsidie aan belangenorganisaties en adviesorganen die op verzoek van de raad of het college – eventueel met een wettelijke grondslag – zijn geformeerd en op grond hiervan met een bepaalde frequentie ook een adviserende rol richting raad of college vervullen bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,18 tot het maximum van het subsidiabele tekort.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op groeperingen die als doelstelling hebben het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp.

Artikel 2.11 Normsubsidie wijk- en dorpsverenigingen

  • 1.

    Verenigingen of stichtingen die een dorpshuis of wijkcentrum beheren en exploiteren ontvangen een basisbedrag voor de algemene kosten van beheer van € 7.000,- .

  • 2.

    De subsidie aan verenigingen of stichtingen, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, die in een dorpshuis of wijkcentrum activiteiten uitvoeren bestaat uit :

    • 2a:

      een bedrag per inwoner in een wijk of dorp van € 0,40 voor de kosten van het organiseren en uitvoeren van activiteiten voor personen van 18 jaar en ouder;

    • 2b:

      een bedrag per inwoner in een wijk of dorp van € 0,50 voor de kosten van het organiseren en uitvoeren van activiteiten voor jeugd en jongeren tot 18 jaar.

  • 3.

    Om voor subsidie als bedoeld in lid 2a in aanmerking te komen dient minimaal één keer per week een activiteit plaats te vinden.

  • 4.

    Om voor subsidie als bedoeld in lid 2b in aanmerking te komen dient minimaal één keer per maand een activiteit plaats te vinden.

  • 5.

    De te organiseren activiteiten als bedoeld in lid 2 moeten tenminste één van de volgende functies vervullen :

    • a.

      Vorming: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden met als doel een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren van jeugd en jongeren;

    • b.

      Ontmoeting/recreatie: het bevorderen van contacten gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde waarden en normen;

    • c.

      Cultuur/creativiteit: het bevorderen van deelneming aan cultuuruitingen, gericht op creatieve ontplooiing, niet zijnde professionele kunst of amateurkunst.

  • 6.

    Organisaties genoemd in dit artikel die een accommodatie in eigendom hebben krijgen de volgende lasten volledig gesubsidieerd: OZB-eigenaarsdeel, rioolbelasting eigenaarsdeel, waterschapsbelasting en premie opstalverzekering, mits zij vóór 1 december van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, een overzicht indienen van de kosten die zij in dat jaar heeft gemaakt met bijbehorende bewijsstukken van belastingaanslagen en verzekeringpolis.”

Artikel 2.12 Normsubsidie personenalarmering

De subsidie aan een organisatie die de personenalarmering levert aan personen die hiervoor een indicatie hebben gekregen bestaat uit een nader door het college vast te stellen bedrag per verstrekt apparaat.

Artikel 2.13 Normsubsidie media

De subsidie aan een organisatie die de lokale omroep binnen de gemeente verzorgt bestaat uit een bedrag van € 1,30 per woonruimte.

Artikel 2.14 Normsubsidie volkscultuur en historie

  • 1.

    Een normsubsidie kan worden verstrekt aan een organisatie die zorgdraagt voor het conserveren van de lokale en regionale volkscultuur en historie;

  • 2.

    Als aanvullende voorwaarde geldt dat:

    • a.

      De collectie of het interessegebied in elk geval de recente geschiedenis tot 1950 omvat;

    • b.

      de organisatie functioneert met behulp van vrijwilligers;

    • c.

      de organisatie minimaal 10 Wijchense vrijwilligers of leden heeft;

    • d.

      de organisatie belast is met de zorg voor een streekdocumentatiecentrum of streekmuseum, dat voor een breed publiek toegankelijk is.

  • 3.

    De subsidie aan een organisatie zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel bestaat uit een bedrag per inwoner van € 0,08.

Artikel 2.15-A Normsubsidie culturele en maatschappelijke vorming

  • 1.

    Aan besturen van instellingen voor het lokale primair of voortgezet onderwijs kan subsidie worden verstrekt met doel als het leveren van een bijdrage aan de culturele en maatschappelijke vorming van de leerlingen van de scholen die vallen onder deze besturen.

  • 2.

    Onder culturele en maatschappelijke vorming wordt verstaan activiteiten op het terrein van de cultuureducatie, natuur- en milieueducatie, levensbeschouwelijk onderwijs.

  • 3.

    Het bestuur is vrij in de besteding van de subsidie, mits de activiteiten passen binnen de in het eerste lid genoemde doelstelling.

  • 4.

    De subsidie bestaat uit een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag per leerling in het primair onderwijs en een bedrag per leerling in het voorgezet onderwijs voor activiteiten in het kader van culturele en maatschappelijke vorming.

  • 5.

    Bij de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode wordt uitgegaan van het werkelijke aantal leerlingen binnen de scholen op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

Artikel 2.15-B Normsubsidie brede schoolactiviteiten

Een subsidieaanvraag voor brede schoolactiviteiten zal van advies moeten zijn voorzien door de Beleidscommissie brede scholen.

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die de contacten tussen de brede school en de wijk versterken en voor activiteiten die de samenwerking van minimaal drie partijen, waarvan in ieder geval één school, op een hoger niveau brengen. Dat wil zeggen van face-to-face naar hand-in-hand of van hand-in-hand naar cheek-to-cheek.

  • 2.

    De activiteiten worden getoetst aan de criteria zoals verwoord in de toelichting op dit artikel.

  • 3.

    Voor de berekening van de subsidie voor een bepaalde subsidieperiode wordt uitgegaan van het werkelijke aantal leerlingen binnen de scholen op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

  • 4.

    Voor iedere activiteit, die voldoet aan de criteria volgens lid 3, wordt maximaal € 2,50 subsidie per leerling verleend.

  • 5.

    In aanvulling op artikel 1.4, lid 1 van de Algemene subsidieverordening kan, indien noodzakelijk, aan de aanvrager uitstel voor het indienen van de aanvraag worden verleend tot uiterlijk 1 oktober van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

Artikel 2.16 Waarderingssubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een waarderingssubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Festiviteiten en evenementen

    • b.

      Kunst en cultuur

    • c.

      Cultuurhistorie

    • d.

      Recreatie en toerisme

    • e.

      Leefbaarheid

    • f.

      Sport en spel

    • g.

      Maatschappelijke dienstverlening

  • 2.

    Een organisatie die een waarderingssubsidie aanvraagt wordt gedreven door vrijwilligers, dat wil zeggen personen die voor hun werkzaamheden binnen deze organisatie geen geldelijke vergoeding ontvangen in de vorm van loon.

  • 3.

    Een organisatie die een waarderingssubsidie aanvraagt moet activiteiten ontplooien die voor breed publiek toegankelijk zijn.

  • 4.

    Een eenmalige waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 1.000,--.

  • 5.

    Een structurele waarderingssubsidie bedraagt maximaal € 2.500,--.

  • 6.

    Het college bepaalt voor zover niet is opgenomen in deze beleidsregel, binnen de gestelde grenzen genoemd in het vierde en vijfde lid van dit artikel, de hoogte van het subsidiebedrag.

  • 7.

    Voor alle waarderingssubsidies is van toepassing dat het opgenomen budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

Artikel 2.17 Waarderingssubsidie bij jubilea

  • 1.

    Een organisatie kan in aanmerking komen voor een subsidie vanwege een jubileum van deze organisatie.

  • 2.

    De subsidie, zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, 1 is bedoeld voor activiteiten die open staan voor inwoners van de gemeente Wijchen en bestemd voor uitsluitend activiteiten die in het verlengde liggen van de doelstelling van de organisatie. Dit betekent dat recepties en feestelijke bijeenkomsten naar aanleiding van een jubileum niet voor een waarderingssubsidie in aanmerking komen.

  • 3.

    De subsidie is een vast bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de aard van het jubileum:

    • a.

      Bij 25 jaar bestaan: € 100,--

    • b.

      Bij 50 jaar bestaan: € 200,--

    • c.

      Bij 75 jaar bestaan: € 300,--

    • d.

      Bij 100 jaar bestaan of meer (= een veelvoud van 25): € 400,--

Artikel 2.18 Waarderingssubsidie festiviteiten of evenementen

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van een lokale festiviteit of lokaal evenement behorende tot de nationale volkscultuur bedraagt € 250,-- per festiviteit of evenement.

  • 2.

    Een festiviteit of evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.19 Waarderingssubsidie culturele initiatieven, festiviteiten of evenementen

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale culturele - niet zijnde commerciële - initiatieven, festiviteiten of evenementen (inclusief lokale volks-cultuur) bedraagt maximaal € 2.500,-- per initiatief, festiviteit of evenement.

  • 2.

    Een initiatief, festiviteit of evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.20 Waarderingssubsidie lokale sportevenementen

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale sportevenementen -niet zijnde commerciële- evenementen bedraagt maximaal € 2.500,- per evenement.

  • 2.

    Een evenement kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.21 Waarderingssubsidie lokale initiatieven maatschappelijke dienstverlening

  • 1.

    De subsidie aan organisaties die zijn belast met het organiseren van lokale initiatieven op het terrein van de maatschappelijke dienstverlening bedraagt maximaal € 1.000,-- per initiatief.

  • 2.

    Een initiatief kan bestaan uit een of meerdere activiteiten.

Artikel 2.22 Waarderingssubsidie cultuurhistorisch erfgoed

  • 1.

    Een lokale organisatie, die actief is op het gebied van het cultuurhistorisch erfgoed, kan in aanmerking komen voor een subsidie met een maximum van € 600,--, waarbij de organisatie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De organisatie heeft tot doel de belangstelling te bevorderen voor het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente in brede zin, de kennis over de lokale historie te vergroten en een breed publiek hierover te informeren;

    • b.

      De organisatie doet dit door het ontwikkelen en aanbieden van programma’s en activiteiten;

    • c.

      De organisatie verzorgt publicaties over cultuurhistorische thema’s binnen de gemeente Wijchen;

    • d.

      De organisatie werkt ondersteunend voor het plaatselijke museum voor oudheidkunde, zowel voor de inhoudelijke ontwikkeling als in materiële zin door het mogelijk maken van aankopen;

    • e.

      De organisatie heeft minimaal 10 vrijwilligers of leden.

  • 2.

    Een lokale heemkundekring kan onder de volgende voorwaarden in aanmerking komen voor een subsidie met een maximum van € 200,--, waarbij de organisatie moet voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De organisatie heeft tot doel het bevorderen van de belangstelling voor het cultuurhistorisch erfgoed van een kern en het vergroten van de kennis hierover;

    • b.

      De organisatie doet dit door het organiseren van exposities, rondleidingen en/of lezingen;

    • c.

      De organisatie heeft een samenwerkingsrelatie met de Historische Vereniging Tweestromenland;

    • d.

      De organisatie waarborgt dat verzamelde informatie bij opheffing wordt overgedragen aan een lokaal openbaar archief;

    • e.

      De organisatie heeft minimaal 10 vrijwilligers of leden.

Artikel 2.23 Waarderingssubsidie straatspeeldagen

De subsidie voor de organisatie van een straatspeeldag bedraagt per jaar maximaal € 150,-- per wijk of kern.

Artikel 2.24 Waarderingssubsidie dierenparkjes

De subsidie aan een organisatie die zich richt op het beheer van een dierenparkje bedraagt € 750,--.

Artikel 2.25 Waarderingssubsidie bevordering leefbaarheid

De subsidie aan een groepering met als doelstelling het bevorderen van de leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp, die belast is met de belangenbehartiging van een buurt, wijk of dorp en die voldoet aan de bepalingen van de checklist leefbaarheidsgroep, bedraagt € 700.

2.25A Waarderingssubsidie in het kader van het innovatiefonds

Begripsbepalingen

In artikel 2.25A tot en met C wordt verstaan onder:

  • Organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt de behartiging van belangen op één of meer terreinen waarop deze verordening van toepassing is en op grond van deze verordening in aanmerking wil komen voor subsidie of waaraan subsidie is verleend;

  • Draagvlak: een groep mensen die het project ondersteunt, in relatie tot de totale (doel)groep waarvoor de activiteit is bedoeld;

  • MKB Onderneming: een rechtspersoon naar burgerlijk recht met een winstoogmerk met 1 tot 250 medewerkers;

  • Activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en daarin in ieder geval vermeldt de nagestreefde doelstellingen, een toelichting op het innovatieve karakter van het idee, beoogd effect en tijdplanning;

  • Meerwaarde: de situatie, waarop het project betrekking heeft, is verbeterd na de uitvoering ervan.

  • Het gaat zowel om kwantitatieve als kwalitatieve meerwaarde;

  • Buurt: een gebied binnen de gemeente Wijchen dat door inwoners als een bij elkaar horend geheel wordt ervaren;

  • Leefbaarheid: de aantrekkelijk- of geschiktheid van een gebied om er te wonen of te verblijven.

2.25B Waarderingssubsidie innovatiefonds leefbaarheid

  • 1.

    Het bepaalde in artikel 2.25B is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in lid 2 bedoelde activiteiten.

  • 2.

    Een eenmalige waarderingssubsidie innovatiefonds leefbaarheid wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van een innovatief/vernieuwend idee.

  • 3.

    In dit artikel wordt onder Innovatief/vernieuwend verstaan: vernieuwend voor de gemeente Wijchen op sociaal-maatschappelijk vlak, dat wil zeggen dat de vernieuwing betrekking heeft op de intermenselijke (sociale) verhoudingen al dan niet in relatie tot hun leefomgeving, zoals buurten/wijken/dorpen.

  • 4.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties zonder winstoogmerk.

  • 5.

    Voor waarderingssubsidies innovatiefonds leefbaarheid geldt een subsidieplafond van € 300.000,–.

  • De maximale subsidie voor een aanvraag bedraagt € 100.000.

  • 6.

    Het college stelt een leidraad subsidietender innovatiefonds leefbaarheid vast.

  • 7.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een kopie van de statuten en huishoudelijk reglement van uw organisatie;

    • b.

      een lijst van namen, adressen en telefoonnummers van de zittende bestuursleden;

    • c.

      een activiteitenplan;

    • d.

      indien van toepassing: een overzicht van instanties waar andere financiële ondersteuning is aangevraagd/verworven;

    • e.

      een document waaruit het draagvlak blijkt voor uw idee/initiatief; bijvoorbeeld verslag van een overleg met aanwezigen, handtekeningenlijst, etc.

  • 8.

    Het idee moet worden gepresenteerd aan het college van burgemeester en wethouders. Deze presentatie kan desgewenst worden uitgevoerd in een daarvoor door het college gekozen locatie.

  • De presentatie telt mee bij de beoordeling van de aanvraag zoals bedoeld in lid 14.

  • 9.

    Overeenkomstig artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening kan de subsidie worden geweigerd indien:

    • a.

      het regulier gemeentelijk beleid betreft;

    • b.

      het commercieel, winstgericht, of zich in hoofdzaak op zuiver politieke of godsdienstige gronden richt;

    • c.

      bedoeld is voor reguliere exploitatie van een organisatie;

    • d.

      bijdraagt aan financieel gewin van individuen;

    • e.

      aankoop of nieuwbouw van huisvesting beoogt;

    • f.

      aanschaf van goederen en inrichtingskosten beoogt;

    • g.

      redelijkerwijs niet realistisch geacht kan worden;

    • h.

      het niet binnen twee jaar is uitgevoerd;

    • i.

      anderszins niet voldoet aan de bepalingen in deze beleidsregel.

  • 10.

    Voor subsidie komen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoeld in lid 2. Kosten in verband met een professionele ondersteuning van de indiener bij de uitvoering van de activiteit kunnen onderdeel zijn van de subsidie.

  • 11.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten:

    • a.

      van reguliere exploitatie;

    • b.

      van aankoop of nieuwbouw van huisvesting;

    • c.

      die al door andere financiering zijn gedekt;

  • 12.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000.

  • 13.

    Honorering van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in volgorde van de door burgemeester en wethouders aangebrachte rangschikking, dat wil zeggen dat de aanvraag met de hoogste punten eerst wordt gehonoreerd en dat bij een gelijk aantal punten wordt geloot, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

  • 14.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum aantal punten. In totaal kan maximaal 100 punten worden gehaald:

    • a.

      de mate waarin de activiteit innovatief/vernieuwend is (25);

    • b.

      de mate waarin er draagvlak is onder de Wijchense bevolking (30);

    • c.

      de mate waarin de activiteit een meerwaarde heeft voor de inwoners van de gemeente Wijchen (20);

    • d.

      de mate waarin de activiteit buurt overstijgend is (15);

    • e.

      de mate waarin de activiteit een voorbeeldfunctie heeft voor andere buurten/wijken (5);

    • f.

      de presentatie van de activiteit aan het college (5).

  • 15.

    Ten behoeve van de beoordeling zoals bedoeld in het vorige lid, kan het college geadviseerd worden door een door haar ingestelde adviescommissie.

  • 16.

    Aan de subsidiebeschikking word de volgende voorschriften gevoegd:

    • a.

      degene die subsidie ontvangt uit het innovatiefonds werkt mee aan publicitaire acties;

    • b.

      van een wijziging van het activiteitenplan dient het college in kennis te worden gesteld;

    • c.

      Binnen een half jaar na toekenning van de subsidie wordt aangetoond op welke wijze de activiteit vorm heeft gekregen of welke processtappen er gezet zijn. Dit kan zijn middels een korte schriftelijke rapportage met foto’s, of een presentatie aan het gemeentebestuur/-raad;

    • d.

      Na uitvoering van het project wordt een verslag ingediend ter verantwoording van het project, maximaal 3 maanden na afronding. Dit betekent dat u financieel en inhoudelijk verslag doet van de activiteit en het behaalde resultaat en dat u de activiteit en de resultaten op een heldere manier in beeld brengt. Bij het verslag worden foto’s gevoegd.

Art 2.25C Innovatiefonds MKB

  • 1.

    Het bepaalde in artikel 2.25C is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in lid 2 bedoelde activiteiten.

  • 2.

    Een eenmalige waardering subsidie innovatiefonds MKB wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van activiteiten met betrekking tot het onderzoeken, voorbereiden of het realiseren van een innovatie.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder innovatie verstaan:

    • a.

      een product, dienst, techniek of proces welke geheel nieuw en uniek is in zijn algemeenheid;

    • b.

      een product, dienst, techniek of proces welke of nieuw of vernieuwend is voor de branche of bedrijfstak van de betreffende MKB onderneming;

    • c.

      Een vernieuwing aan-, of verbetering van een bestaand product, dienst, techniek of proces.

  • 4.

    Een innovatiesubsidie MKB wordt uitsluitend verstrekt aan MKB ondernemingen welke zijn gevestigd in de gemeente Wijchen.

  • 5.

    Voor waarderingssubsidie innovatiefonds geldt een subsidieplafond van € 45.000,– waarbij de subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van drie vouchers met een waarde van € 20.000, € 15.000 en € 10.000.

  • 6.

    Het college stelt een leidraad subsidietender innovatiefonds MKB vast, waarin is aangegeven op welke wijze de subsidie kan worden aangevraagd en hoe het beoordelingsproces verloopt.

  • 7.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager een activiteitenplan voor.

  • 8.

    Overeenkomstig artikel 3.1 van de Algemene subsidieverordening kan de subsidie worden geweigerd indien:

    • a.

      Het aanvraagformulier niet volledig en/of niet naar waarheid is ingevuld;

    • b.

      De MKB organisatie niet gevestigd is in de gemeente Wijchen;

    • c.

      De MKB organisatie geen MKB onderneming is;

    • d.

      De organisatie niet over een gezonde financiële huishouding beschikt. Dat wil zeggen indien de organisatie onder bewind voering of curatele staat of in surseance van betaling of faillissement bevindt.

    • e.

      De aanvraag niet voldoet aan de bepalingen van deze beleidsregel

    • f.

      Er geen sprake is van minimaal 33% cofinanciering overeenkomstig hetgeen gesteld in lid 9

  • 9.

    Er dient sprake te zijn van minimaal 33% cofinanciering bij de ontwikkeling of de uitvoering van de innovatie. Deze cofinanciering kan bestaan uit eigen inbreng van arbeid of middelen of inbreng van middelen van derden, niet zijnde subsidie.

  • 10.

    Voor subsidie komen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoeld in lid 2. Kosten in verband met een professionele ondersteuning van de indiener en de bekostiging hiervan kan onderdeel zijn van de subsidie.

  • 11.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten:

    • a.

      van reguliere exploitatie;

    • b.

      van aankoop of nieuwbouw van huisvesting;

    • c.

      die al door andere financiering zijn gedekt;

  • 12.

    Ten behoeve van de beoordeling van de aanvragen wordt het college geadviseerd door een door haar ingestelde adviescommissie.

  • 13.

    Boordeling van aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt op basis van vooraf vastgestelde criteria. De zeven aanvragen met de hoogste beoordeling worden uitgenodigd om hun idee te presenteren aan de beoordelingscommissie en daartoe genodigden. Na deze presentatie vindt de definitieve rangschikking plaats, waarbij de eerste in rang een voucher van € 20.000,– krijgt, de tweede in rang een voucher van €15.000,– en de derde in rang een voucher van € 10.000,–.

  • 14.

    De in lid 13 genoemde presentatie wordt gehouden door de aanvrager of een medewerker van de MKB organisatie van de aanvrager.

  • 15.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum aantal punten. In totaal kunnen 100 punten worden behaald.

    • a.

      Mate van innovatie: Betreft het een baanbrekende, wereldwijde innovatie of is het een nieuwe toepassing van een bestaande techniek of proces? (25 pt)

    • b.

      Versterking van de concurrentiekracht van Wijchen: In welke mate draagt de innovatie bij aan het versterken en toekomstbestendig maken van de organisatie en welke uitstralingseffecten heeft de innovatie waardoor ook andere Wijchense bedrijven, organisaties of instellingen zich verder kunnen ontwikkelen of versterken (15 pt)

    • c.

      Bijdrage aan het triple P criterium: In welke mate draagt de innovatie bij aan het welzijn van mensen (medewerkers, consumenten, de samenleving), wat is de invloed op het milieu of op welke wijze draagt de innovatie bij aan beperking van de milieubelasting (energieverbruik, uitstoot, recycling) en in welke mate de innovatie haalbaar, bedrijfseconomisch uitvoerbaar en/of winstgevend. (15 Pt)

    • d.

      Samenwerking met non profit organisaties: In welke mate werkt de MKB onderneming voor de uitvoering van de innovatie samen met kennisinstellingen en/of maatschappelijke organisaties (15 pt).

    • e.

      Samenwerking met andere organisaties: In welke mate werkt de MKB organisatie voor de uitvoering van de innovatie samen met andere organisaties in Wijchen. (10 pt) f. Haalbaarheid: Het idee is realistisch uitvoerbaar binnen de door de organisatie gestelde termijnen en budgetten (10 pt)

    • g.

      Effect voor Wijchen: Wat is het effect van de innovatie voor Wijchen? Wordt er in Wijchen werkgelegenheid gecreëerd? Zet het Wijchen op de kaart? Zijn er spin-off effecten voor Wijchen? (10 pt)

  • 16.

    Aan de subsidiebeschikking worden de volgende voorschriften gevoegd:

    • a.

      Het is de aanvrager bekend dat de beoordeling van een aanvraag toekenning van een subsidie verband kan houden met publicitaire acties vanuit de gemeente

    • b.

      Binnen een jaar na toekenning van de subsidie dient er aangetoond te worden op welke wijze de innovatie vorm heeft gekregen. Dit kan zijn middels een korte schriftelijke rapportage, een prototype of een presentatie voor het gemeentebestuur.

    • c.

      Op de subsidie innovatiefonds MKB is de de-minimisverordening van toepassing. Dat wil zeggen dat de MKB onderneming de afgelopen drie jaar niet meer dan € 200.000 aan steun mag hebben ontvangen. Desgevraagd dient hiertoe een verklaring te worden overlegd.

Artikel 2.26 Projectsubsidie algemene bepalingen

  • 1.

    Een projectsubsidie wordt uitsluitend verstrekt aan organisaties met activiteiten op de volgende terreinen:

    • a.

      Ouderen

    • b.

      Volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

    • c.

      Bibliotheek

    • d.

      Peuterspeelzaalwerk

    • e.

      Sociaal Cultureel Werk

    • f.

      Jeugd- en jongerenwerk

    • g.

      Kunst, cultuur en cultuurhistorie

    • h.

      Educatie

    • i.

      Sport en spel

    • j.

      Recreatie

    • k.

      Amateurkunst

    • l.

      Minderheden

    • m.

      Sociaal-economische achterstand

    • n.

      Natuur en milieu

    • o.

      Volkshuisvesting

    • p.

      Ruimtelijke ordening

    • q.

      Leefbaarheid

  • 2.

    Een projectsubsidie is een subsidievorm die in drie categorieën is in te delen:

    • a.

      Categorie 1: projecten in de vorm van evenementen en manifestaties met een openbaar en voor iedereen toegankelijk karakter, die niet –uitsluitend– een commercieel doel dienen.

    • b.

      Categorie 2: projecten gericht op beleidsintensivering, vernieuwing en verbreding van het bestaande activiteitenaanbod, experimenten, pilots en nieuwe activiteiten.

    • c.

      Categorie 3: projecten gericht op renovatie of realisatie van een fysieke accommodatie zijnde een duurzame ruimtelijke voorziening.

  • 3.

    Projecten in categorie 1 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      De projecten hebben een meerwaarde voor de inwoners van de gemeente Wijchen;

    • b.

      De projecten zijn passend bij het gewenste imago van Wijchen en de doelgroepen.

    • c.

      De projecten vormen een aanvulling op het reguliere aanbod van activiteiten op een bepaald terrein binnen de gemeente Wijchen;

    • d.

      De projecten worden in de gemeente Wijchen uitgevoerd, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten niet mogelijk is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen kan verrichten.

    • e.

      De projecten moeten voldoen aan kwaliteit van marketing en promotie.

  • 4.

    Projecten in categorie 2 kennen de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      De projecten hebben een meerwaarde voor de inwoners van de gemeente Wijchen;

    • b.

      De projecten vormen een aanvulling op het reguliere aanbod van activiteiten op een bepaald terrein binnen de gemeente Wijchen;

    • c.

      De projecten worden in de gemeente Wijchen uitgevoerd, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten niet mogelijk is en van de subsidieaanvrager niet verwacht mag worden dat deze de activiteiten in de gemeente Wijchen kan verrichten.

  • 5.

    Vervallen

  • 6.

    Vervallen

  • 7.

    Een subsidie voor een project in de categorieën 1of 2 heeft het karakter van een deelbijdrage van ten hoogste 50% van de kosten die rechtstreeks voortvloeien uit de activiteit(en) met een maximum van € 10.000,-- en wordt afgestemd op de financiële bijdrage van derden aan het project.

  • 8.

    Vervallen

  • 9.

    Voor de afzonderlijke categorieën binnen de projectsubsidies waarvoor een budget is opgenomen in de gemeentebegroting geldt dat het budget in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

  • 10.

    Vervallen

  • 11.

    Het college kan de subsidieontvanger onder meer verplichtingen opleggen ten aanzien van:

    • a.

      De tarieven en bijdragen van deelnemers aan de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • c.

      De wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten.

  • 12.

    Het college kan voorts de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen die betrekking kunnen hebben op de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 3.1 Overgangsregeling

Niet van toepassing

Artikel 3.2. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking;

  • 2.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Beleidsregel subsidieverstrekkingen 2013.

Toelichting op de gewijzigde beleidsregel:

De “brede school” is een samenwerkingsverband tussen diverse partners die een relatie hebben met kinderen / jeugd van 0 – 19 jaar en de rest van de wijk met als doel om de doorgaande lijn te versterken, waarbij optimale kansen worden geschapen voor kind en volwassene. Voor de brede scholen is er één overkoepelend convenant, ondertekend door tenminste drie partners die met elkaar de brede schoolontwikkeling vorm en inhoud geven. Uitgangspunt moet zijn dat samengewerkt wordt aan een doorgaande lijn tussen de verschillende organisaties.

De onderstaande criteria zijn vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 20 juli 2010 (nr: 10/8138):

  • Wijkbewoners worden geïnformeerd over de brede school en haar activiteiten.

  • Activiteiten worden afgestemd op de behoeften van kinderen, ouders en de bewoners van de wijk, waaronder opvoedingsondersteuning;

  • Partners hebben een gezamenlijke schriftelijke vastgelegde smart-geformuleerde visie op de brede school;

  • Visie en doelen komen tot uitdrukking in de brede schoolactiviteiten;

  • De brede schoolactiviteiten dragen bij aan de ontwikkelingskansen van de kinderen;

  • De brede school biedt activiteiten op het terrein van sport, cultuur, techniek, natuur en informatie;

  • Ouders worden geconsulteerd en betrokken bij het ontwikkelen en organiseren van brede schoolactiviteiten;

  • De partners realiseren samen een doorgaande lijn. Dit komt tot uitdrukking in de activiteiten en de samenwerking;

  • De activiteiten van het vorige schooljaar worden geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie zijn input voor het nieuwe schooljaar;

  • De te subsidiëren activiteiten worden door minimaal drie partijen georganiseerd, waaronder in ieder geval een school en (een vertegenwoordiging) van de buurt/wijk;

  • Activiteiten die door elke partij afzonderlijk worden georganiseerd of door minder dan drie partijen komen niet voor subsidie, in het kader van de brede school, in aanmerking;

  • De te organiseren activiteiten zijn geen reguliere activiteiten van een van de partijen;

  • Per activiteit wordt aangegeven tot welke categorie die behoort, wie de samenwerkende partners zijn, welke doelgroep bediend wordt, wat het kost en hoe de spreiding is in het schooljaar.

Aanvullend criterium:

• Per jaar worden er minimaal 5 activiteiten georganiseerd.

In de Beleidscommissie brede scholen nemen in elk geval deel: Samenwerkingsstichting Kans & Kleur, De Eerste Stap en Stichting MEER Welzijn Wijchen.

Lid 5 is opgenomen omdat een activiteitenplan voor brede schoolactiviteiten in de volgende subsidieperiode (kalenderjaar) doorgaans pas in juni voorafgaand aan dat kalenderjaar wordt opgesteld. De algemene subsidieverordening hanteert 1 april als uiterste datum voor de subsidieaanvraag.

Toelichting lid 1:

Onder de begrippen face-to-face, hand-in-hand en cheek-to-cheek wordt het volgende verstaan:

Face-to-face: Losstaande activiteiten: De partners delen de gebouwen in meer of mindere mate. Onderwijs, opvang en peuterspeelzaal organiseren eigen activiteiten en de afstemming op elkaar is voornamelijk logistiek. Gezamenlijke activiteiten zijn meestal eenmalig. Inhoudelijk is er geen samenwerking, wel worden eventueel de deelnemersaantallen bijgehouden.

Hand-in-hand: dagarrangement: brede school partners organiseren in de gebouwen of netwerk, activiteiten. Iedere partner heeft eigen ontwikkelingsdoelen, maar de activiteiten en doelen worden wel op elkaar afgestemd. Er is daarbij aandacht voor de doorgaande ontwikkelingslijn, voor inhoudelijke linken tussen de activiteiten van de verschillende partners en voor onderlinge overdracht. De ontwikkelingsdoelen worden geëvalueerd en de activiteiten worden indien nodig inhoudelijk bijgestuurd. De afstemming op elkaar en de wijk wordt duidelijk geleid. School en/of instellingen stellen faciliteiten overdag en 's avonds beschikbaar voor elkaar, voor leerlingen en hun ouders.

Cheek-to-cheek: Integrale aanpak: dit niveau bevat dezelfde elementen als niveau 2 maar het gaat verder. De brede school partners formuleren samen ontwikkelingsdoelen, het soort activiteiten dat daarbij past en formuleren wat de meerwaarde van de samenwerking voor de verschillende partners is. Daaruit wordt een gemeenschappelijke programmering en ontwikkelingslijn opgesteld. Hierin worden de activiteiten niet enkel aaneengeschakeld maar komen de partners ook tot gezamenlijke activiteiten in een

doorgaande lijn, leren ze van elkaar, zoeken ze naar overeenkomsten en verschillen.

Op dit niveau vindt afstemming van visie plaats: hoe moet de ontwikkelingsomgeving voor kinderen worden vorm gegeven (balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid, minimale controle en maximale steun, veiligheid en uitdaging, inspannen en ontspannen)

Inhoudelijk wordt in deze variant aandacht besteed aan thema’s zoals zorg en veiligheid in en om het onderwijs, onderwijsachterstandenbeleid en VVE. De gebouwen hebben een sociaal-culturele functie voor de wijk.