Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Parkeerverordening Waalwijk 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening Waalwijk 2010
CiteertitelParkeerverordening Waalwijk 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vergunningen en ontheffingen welke zijn verleend krachtens de “Parkeerverordening Waalwijk 2006” worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wegenverkeerswet 1994, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-02-201001-01-2011nieuwe regeling

11-02-2010

Gemeenteblad, 11-02-2010

2010/003

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening Waalwijk 2010

De raad van de gemeente Waalwijk:

gezien het voorstel van het college van Waalwijk van 1 december 2009;

nummer B09.0511;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende

PARKEERVERORDENING 2010

AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1  

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

b. (motor)voertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c. parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

d. houder:

degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

e. parkeerapparatuur:

parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

f. parkeerapparatuurplaats:

een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

g. belanghebbendenplaats:

een parkeerplaats die:

1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of

2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

h. vergunning:

een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen;

i. vergunninghouder:

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

j. ontheffing:

een door het college verleende ontheffing, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen;

k. ontheffinghouder:

de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie een ontheffing is verleend.

Afdeling II: Plaatsen voor vergunninghouders, ontheffinghouders, vergunningen, ontheffingen, vergunningbewijzen en ontheffingsbewijzen.

Artikel 2  

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en/of ontheffinghouders.

  • 2.

    Het college kan,bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders en/of ontheffinghouders is toegestaan.

Artikel 3  

1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag

a. een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen;

b. een ontheffing verlenen voor het parkeren bij parkeerapparatuurplaatsen.

2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning en/of ontheffing.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

  • a.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I);

  • b.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6.

    Een ontheffing kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig voor het parkeren in een gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

  • 7.

    Het college kan aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4  

  • 1.

    Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning of ontheffing.

  • 2.

    Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

     

Artikel 5  

1. Een vergunning of ontheffing wordt voor een bepaalde termijn verleend.

2. De vergunning of ontheffing bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. de periode waarvoor de vergunning of ontheffing geldt;

b. het gebied waarvoor de vergunning of ontheffing geldt.

Artikel 6  

  • 1.

    Het college kan een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunning- of ontheffinghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning of ontheffing;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen of ontheffingen komt te vervallen;

e. wanneer de vergunning- of ontheffinghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning of ontheffing heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunning- of ontheffinghouder handelt in strijd met de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning of ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

  • 2.

    Met uitzondering van lid 1 sub a trekt het college de vergunning of ontheffing niet eerder in dan nadat de vergunning- of ontheffinghouder is gehoord.

     

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 7  

Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen op andere wijze of met andere middelen dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.

Artikel 8  

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

  • a.

    zonder vergunning;

  • b.

    zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

  • c.

    in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

     

Artikel 9  

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

  • a.

    op een parkeerapparatuurplaats;

  • b.

    op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

     

Afdeling IV. Strafbepaling

Artikel 10  

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11  

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12  

Deze verordening wordt aangehaald als Parkeerverordening Waalwijk 2010.

Artikel 13  

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening Waalwijk 2006.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening Waalwijk 2006 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

     

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 28 januari 2010.

DE RAAD VAN WAALWIJK

de griffier, de voorzitter,

G.H. Kocken, drs. A.M.P. Kleijngeld.