Organisatie | Opmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening WBB gemeente Opmeer 2012 |
Citeertitel | Afstemmingsverordening WBB gemeente Opmeer 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, Artikel 147 lid 1, Wet werk en Bijstand, Artikel 8, 18, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte wekloze werknemers, Artikel 20, 35
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 09-02-2012 De Koggenlander d.d. 1-3-2012 | RVS, 1.63 d.d. 31-01-2012 |
De raad van de gemeente Opmeer;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 januari 2012;
Gelet op het advies van de commissie Samenlevingszaken van 18 januari 2012;
Gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en de artikelen 8 en
18 van de Wet Werk en Bijstand (WWB) de artikelen 35 en 20 van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers (Ioaw) en de artikelen 35 en 20 van de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een waarschuwing, tenzij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste of tweede lid plaatsvindt binnen een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een waarschuwing is gegeven.
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de voor de belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm en/of grondslag.
Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel
In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel; de duur van de maatregel; het bedrag en het percentage waarmee de uitkering dan wel de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.
Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak
Een maatregel wordt voor een bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van drie maanden of langer wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat met de tenuitvoerlegging is begonnen heroverwogen. Steeds indien besloten wordt de maatregel te continueren dient na maximaal drie maanden een herbeoordeling plaats te vinden. De belanghebbende wordt schriftelijk mededeling gedaan van de heroverweging.
Indien een belanghebbende zich schuldig maakt aan één gedraging die naar aard betrekking heeft op verschillende verplichtingen als genoemd in artikel 2, eerste en tweede lid, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.
HOOFDSTUK 2 GEDRAGINGEN, HOOGTE EN DUUR
Artikel 8 Indeling in categorieën gedragingen WWB en IOAW/IOAZ
De gedragingen bedoeld in artikel 18, tweede lid WWB worden onderscheiden in de volgende categorieën:
a.het blijk geven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;
b.het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;
c.het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot het gebruik maken van geboden voorzieningen als bedoeld in de wet, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel het niet of niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling van arbeid, op een bepaalde tijd en bepaalde plaats ergens te verschijnen, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de geboden voorziening.
Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen een periode van twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd dan wel een waarschuwing is gegeven, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie.
Het college kan, in afwijking van het eerste lid, de hoogte van de maatregel hoger of lager vaststellen, tot een minimum van vijf procent en een maximum van honderd procent, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
1.Het college is bevoegd om van deze verordening af te wijken, indien toepassing van de bepalingen indeze verordening zou leiden tot onbillijkheden van ernstige aard jegens de belanghebbende.
2.In gevallen, waarin de uitvoering van deze verordening niet voorziet, beslist het college.