Organisatie | Stichtse Vecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag Stichtse Vecht |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag Stichtse vecht |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Deze regeling vervangt de ‘Verordening langdurigheidstoeslag 2012’, vastgesteld op 31 januari 2012.
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-11-2012 | 01-01-2012 | 12-04-2013 | Nieuwe regeling | 30-10-2012 Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek, 15-11-2012 | SV76 |
VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG STICHTSE VECHT
In deze verordening wordt verstaan onder:
inkomen : het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat artikel 32 lid 1 onder b de zinsnede ’een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ gelezen moet worden als ‘de referteperiode’.
Een bijstandsuitkering wordt in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.
Indien een van de gehuwden is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11 en 13, eerste lid van de wet, waardoor slechts een van de gehuwden recht op langdurigheidstoeslag heeft, komt deze in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Artikel 4 Hoogte van de toeslag
De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar een bedrag gelijk aan 38% van de van toepassing zijnde norm genoemd in artikel 20 en 21 van de wet, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder verhoogd met het bedrag van de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25 lid 2 van de wet, zoals die van toepassing is op 1 januari van dat jaar.
In artikel 36, lid 1 WWB, ligt de basis voor de langdurigheidstoeslag:
“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”
In artikel 8 WWB wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Naast de genoemde onderwerpen, kan het daarbij ook gaan om de afstemming van het beleid op het gemeentelijke re-integratiebeleid. Hierna wordt op de respectieve onderwerpen ingegaan.
De langdurigheidstoeslag is van toepassing voor personen met laag inkomen. De bron van het inkomen is niet van belang maar de hoogte daarvan. Dit geldt op dezelfde wijze voor de bijzondere bijstand. De gemeente heeft beleidsvrijheid om de hoogte van het inkomen vast te stellen tot waarop iemand in aanmerking kan komen voor een langdurigheidstoeslag.
De referteperiode bedroeg tot 1 januari 2009 vijf jaar. De gemeenten hebben nu de vrijheid de duur van de referte periode zelf vast te stellen. Zoals blijkt uit de verlaagde leeftijd van de doelgroep van de langdurigheidstoeslag wordt gedacht aan een periode van drie jaar, eenzelfde periode waarvan door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden.
VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG STICHTSE VECHT
In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor personen met een inkomen uit arbeid of anders wordt het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwd) en de daarbij behorende bijstandsnorm zoals in artikel 21 en 25 van de wet.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In de verordening wordt uitgegaan van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor hoeft de verordening niet jaarlijks aangepast te worden, terwijl de normbedragen van de Wet werk en bijstand (WWB) wel regelmatig wijzigen.
Om te voorkomen dat men gedurende het lopende jaar met verschillende bedragen voor de toeslag te maken krijgt is het toeslagbedrag zoals dat van toepassing is op 1 januari van dat jaar geldig voor dat verdere jaar