Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Beleidsregel bevel Wet bodembescherming Noord-Brabant |
Citeertitel | Beleidsregel bevel Wet bodembescherming Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | bodem |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2013 | Art. 2, 11, 22 | 19-11-2013 | S3471551 | ||
01-11-2012 | 22-11-2013 | nieuwe regeling | 23-10-2012 Provinciaal Blad, 2012, 265 | S3103999 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op artikel 43 van de Wet bodembescherming;
Gezien de Eindnotitie project afstemming/bevel kostenverhaal Wet bodembescherming d.d. 11 februari 2003 en de beleidsregels kostenverhaal artikel 75 Wet bodembescherming april 2007 (Stcrt. 10 mei 2007, nr. 90, p.15-17);
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
veroorzaker: degene door wiens feitelijke handelingen de verontreiniging is veroorzaakt, en voorts degene door wiens handelingen een bepaald gevaar in het leven is geroepen of degene die nalatig is geweest bepaalde voorzorgsmaatregelen te treffen die - indien wel getroffen - de verontreiniging zou hebben voorkómen of verminderd;
Hoofdstuk 3 Het bevel jegens de eigenaar/de beperkt zakelijk gerechtigde/persoonlijk gerechtigde
Het bevoegd gezag kan een bevel NO geven aan de eigenaar, de erfpachter, de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt.
In afwijking van het eerste lid kan een bevel NO jegens de eigenaar, de erfpachter of de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt strekken tot onderzoek van het gehele geval van verontreiniging indien sprake is van een mobiele verontreiniging, waarvan de bron zich bevindt of heeft bevonden op diens grondgebied.
Een bevel NO wordt niet aan de eigenaar, de erfpachter, de beperkt zakelijk of persoonlijk gerechtigde die het grondgebied bedrijfsmatig gebruikt of heeft gebruikt gegeven indien de verplichting tot het verrichten van nader onderzoek ingevolge artikel 55ab Wbb uitvoerbaar is jegens de eigenaar of erfpachter van een bedrijfsterrein.
Paragraaf 6 Het saneringsbevel
Van een duurzame rechtsbetrekking met de veroorzaker of veroorzakers in de zin van artikel 46, eerste lid onder a Wbb is sprake wanneer de eigenaar of erfpachter een duurzame relatie heeft of heeft gehad met de veroorzaker, die betrekking had op de beschikbaarheid van de grond of die ingrijpen in de bedrijfsvoering van de veroorzaker mogelijk maakt(e) en de eigenaar of erfpachter redelijkerwijs op de hoogte is, was of had kunnen zijn van de activiteiten van de veroorzaker, die tot bodemverontreiniging hebben geleid.
Betrokkenheid bij de veroorzaking van de bodemverontreiniging in de zin van artikel 46, eerste lid onder b Wbb wordt gelijkgesteld met het (mede)veroorzaken daarvan.
Voor het vereiste "op de hoogte zijn dan wel redelijkerwijs had kunnen zijn ten tijde van de verkrijging van het recht op het grondgebied" in de zin van artikel 46, eerste lid onder c Wbb is het moment waarop het recht werd verkregen bepalend. Daarbij worden de volgende momenten onderscheiden en de volgende uitgangspunten gehanteerd:
verkrijging vóór 1 januari 1975: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, ook al wist hij op het moment van verkrijging dat het terrein was verontreinigd, tenzij hij een duurzame rechtsbetrekking heeft of had met de veroorzaker, of hij betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging;
verkrijging tussen 1 januari 1975 en 1 januari 1983: de eigenaar of erfpachter is onschuldig, tenzij kan worden aangetoond dat hij op het moment van verkrijging wist dat het terrein was verontreinigd. Ook is de professionele koper van verdachte (voormalige) industrieterreinen, die door eenvoudig onderzoek kennis had kunnen nemen van de bodemverontreiniging schuldig;
Een saneringsbevel aan de eigenaar of erfpachter wordt alleen gegeven indien door middel van een besluit op basis van artikel 29 en 37 Wbb door het bevoegd gezag is vastgesteld dat de verontreiniging spoedig moet worden gesaneerd.
In afwijking van het eerste lid kan een saneringsbevel jegens de eigenaar, de erfpachter of de gebruiker strekken tot sanering van het gehele geval van verontreiniging, indien sprake is van een mobiele verontreiniging waarvan de bron van verontreiniging zich bevindt of heeft bevonden op diens grondgebied.
Het bevoegd gezag kan besluiten tot compensatie in de saneringskosten die betrekking hebben op het deel van de verontreiniging dat buiten het eigendoms- of erfpachtrecht van de geadresseerde van het bevel als bedoeld in het tweede lid is gelegen, indien de geadresseerde van het bevel kan aantonen dat het achterwege laten daarvan leidt tot onevenredig nadeel.
Hoofdstuk 4 Bijzondere categorieën