Organisatie | Ermelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afwegingsmodel handhaving kinderopvang enpeuterspeelzalen |
Citeertitel | Afwegingsmodel handhaving kinderopvang enpeuterspeelzalen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | handhaving |
Geen
Wet kinderopvang en kwaliteitseisenpeuterspeelzalen
Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen
en Regeling kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-11-2012 | 06-02-2014 | aanpassing beleidsregels naar aanleiding vannieuwe AMvB en Ministeriële regeling en jurisprudentie | 31-10-2012 Ermelo's weekblad | Onbekend |
Het college hanteert het “Afwegingsmodel Handhaving Kinderopvang en Peuterspeelzalen” (hierna: het Afwegingsmodel) bij het uitvoeren van de handhavingacties die nodig zijn indien een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (in het vervolg kortweg aangeduid als Wet kinderopvang/Wko) en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (verder: Besluit kwaliteit), de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (verder: Regeling kwaliteit), de Beleidsregels werkwijze toezichthouder 2012 en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. In het model zijn de algemene stappen opgenomen die het college kan hanteren bij geconstateerde overtredingen van de kwaliteitseisen.
Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Telkens zal afgewogen worden of toepassing in dit specifieke geval onder meer proportioneel is.
Dit Afwegingsmodel heeft als basis de model(inspectie)rapporten van GGD Nederland. De voorwaarden in het rapport en het Afwegingsmodel zijn gelijk. Voor de leesbaarheid van het Afwegingsmodel zijn diverse voetnoten die in het modelrapport zijn opgenomen ten behoeve van de inspectie, niet overgenomen in het Afwegingsmodel. Dit betekent echter niet dat de toelichtingen in de voetnoten niet van overeenkomstige toepassing zijn op de bepalingen van het Afwegingsmodel.
Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. De GGD geeft in het rapport een handhavingadvies aan het college. In het rapport is het ‘Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. Ook de resultaten van eventueel door de inspecteur toegepast overleg en overreding worden hierin genoemd. Het college kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingactie.
Het college kan in bijzondere gevallen overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.
Handhaving voorschoolse educatie
Voorschoolse educatie wordt door het college slechts getoetst en gehandhaafd voor zover het gesubsidieerde voorschoolse educatie betreft. Voor voorschoolse educatie kan door het college gekozen worden om bij tekortkomingen te handhaven via de subsidie(-voorwaarden) of op grond van de Wet kinderopvang. Indien gekozen wordt voor de Wet kinderopvang is onderhavig handhavingsbeleid van toepassing. Wordt gekozen voor handhaving via de subsidie dan zijn de subsidieverordening en de subsidiebeschikking met de subsidievoorwaarden van toepassing.
Paragraaf 2 Verschillende soorten sancties
Binnen de handhaving kunnen twee typen sancties onderscheiden worden, te weten herstellende sancties en bestraffende sancties. Deze typen sancties bestaan naast elkaar en derhalve kunnen sancties van een verschillend type tegelijkertijd worden opgelegd.
In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een herstellende sanctie wordt verstaan. Hieronder wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Hieruit volgt dat het doel van de herstellende sanctie met name gelegen is in het voorkomen van voortduren van de overtreding en/of herhaling in de toekomst. Bestraffing van reeds begane overtredingen kan via de bestraffende sanctie (zie hieronder).
Welke herstellende sancties worden er onderscheiden binnen dit handhavingsbeleid?
Dit is een handhavingmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD-inspecteur direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. Het middel wordt door de GGD-inspecteur ingezet en niet door het college. Daarom wordt dit bevel in dit Afwegingsmodel niet nader genoemd. Inzet van dit middel wordt door de GGD-inspecteur bepaald. De GGD geeft een bevel indien hij van mening is dat de kwaliteit bij een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. In geval van overtredingen met een lage of gemiddelde prioritering zal hier niet snel sprake van zijn.
Het college kan in geval een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen”) niet of in onvoldoende mate naleeft, de houder een schriftelijke aanwijzing geven. In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen dienen te worden.
Bij een aanwijzing wordt de houder een hersteltermijn gegeven. De hersteltermijn wordt bepaald door de zwaarte van de overtreding, welke zichtbaar wordt via de prioritering. De hersteltermijn in dit model wordt aangegeven in een bandbreedte. De handhaver geeft per concreet geval de exacte hersteltermijn aan. Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
De aanwijzing wordt gezien als een vooraankondiging last onder dwangsom. In de aanwijzing moet aangekondigd worden dat dit gevolgd kan worden door een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang en/of de oplegging van een bestuurlijke boete. Er wordt tevens een zienswijzentermijn gegeven.
Last onder dwangsom (Afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit.
Verschil tussen een last onder dwangsom en een preventieve last onder dwangsom
Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Het verschil met een ‘gewone’ last onder dwangsom is, dat deze ‘gewone’ last opgelegd wordt als herstelsanctie, nadat een overtreding heeft plaatsgevonden. Dit kan diverse doelen hebben, onder meer het ongedaan maken van een overtreding en het voorkomen van herhaling. Als een overtreding heeft plaatsgevonden, maar inmiddels wel is hersteld, kan dus een nog steeds een last onder dwangsom worden opgelegd ter voorkoming van herhaling. Hiervoor geldt als criterium of er gegronde vrees voor herhaling bestaat.
Of Last onder bestuursdwang (Afdeling 5.3.1 Awb)
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding op te lossen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. Door de aanvullende sanctie van een exploitatieverbod binnen de handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen zijn er nog maar weinig overtredingen die zich daarnaast lenen voor toepassing van bestuursdwang. De optie last onder bestuursdwang is, op een enkele overtreding na, daarom niet opgenomen in dit Afwegingsmodel. Echter, op grond van het bestuursrecht geldt dat in die gevallen waarin last onder dwangsom mogelijk is, ook bestuursdwang kan worden toegepast indien het college de overtreding daardoor zelf kan doen beëindigen.
NB:Op basis van artikel 4:8 Awb dient het college, voordat de last wordt opgelegd, de exploitant in de gelegenheid stelt zijn zienswijze kenbaar te maken. Dit betekent dat er een vooraankondiging gestuurd zal moeten worden of, indien er spoed vereist is, exploitant vooraf telefonisch op de hoogte wordt gesteld van het voornemen een last op te leggen. Tijdens het gesprek kan de exploitant zijn zienswijze geven, die moet worden meegenomen in de last onder dwangsom/bestuursdwang.
Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau voort te zetten dan wel verbieden de instandhouding van een peuterspeelzaal voort te zetten. Dit kan het college zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.
Ook kan het college de houder verbieden de locatie in exploitatie te nemen, zolang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen uit hoofdstuk 1, afdeling 3, paragraaf 2 of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf 2 is voldaan.
Verwijdering uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Doordat een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau uit het register is verwijderd, wordt ook de grond voor het recht op kinderopvangtoeslag voor vraagouders beëindigd.
Verloop herstellend handhavingtraject
Een herstellend handhavingtraject verloopt in beginsel volgens de hierboven beschreven stappen. Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin het naar beoordeling van het college gerechtvaardigd is om, gezien de aard en/of ernst van de overtreding, bepaalde stappen ‘over te slaan’ en direct over te gaan tot inzet van een zwaardere sanctie. Eén van de situaties waarin dit zich kan voordoen is recidive.
In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een bestraffende sanctie wordt verstaan. Hieronder wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen. In titel 5.4 Awb is de bestuurlijke boete wettelijk vastgelegd.
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete.
NB: Een bestuurlijke boete kan apart, maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingtraject worden opgelegd.
Bij kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus
Op grond van art.1.72 Wko is het college bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.
Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:
Bij voorziening voor gastouderopvang
Voorzieningen voor gastouderopvang vallen volledig onder het regime van toezicht en handhaving en daarbij is ook de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen van toepassing. Een voorziening voor gastouderopvang is echter toch een bijzonder object van toezicht en handhaving. Derhalve is er voor gekozen niet vooraf in dit model boetebedragen te noemen voor overtredingen in het hoofdstuk ‘gastouderopvang’. Indien het college een overtreding van een voorziening voor gastouderopvang wil sanctioneren met een bestuurlijke boete, zal in dat geval het boetebedrag bepaald worden, met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent in dit handhavingsbeleid. Daarbij kan bijvoorbeeld een relatie worden gelegd met de boetebedragen zoals die zijn bepaald binnen de dagopvang.
Voor peuterspeelzalen geldt dat de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen, is bepaald in artikel 2.28 Wko. Artikel 2.27 Wko bepaalt daarnaast dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Dit betekent dat het onderdeel ‘bestraffende sanctie’ in dit Afwegingsmodel alleen van toepassing is op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen.
Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen kan namelijk via de subsidie ingegrepen worden.
Op grond van artikel 2.28 Wko is het college bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.
Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:
De bedragen, genoemd in dit afwegingsmodel, zijn in euro’s.
Wanneer wordt een boete opgelegd?
Bij een overtreding van de prioriteit ‘hoog’ zal in beginsel een boete ter hoogte van het in dit Afwegingsmodel genoemde bedrag worden opgelegd.
Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ kan het college besluiten een boete ter hoogte van het in dit Afwegingsmodel genoemde bedrag op te leggen. Bij een overtreding van de overtredingen uit het hoofdstuk ‘Overige overtredingen’ zal in beginsel een boete ter hoogte van het in het Afwegingsmodel genoemde bedrag worden opgelegd.
Wanneer geen bestuurlijke boete?
Het college legt geen boete op:
De in dit handhavingsbeleid genoemde boetebedragen zijn richtlijnen. Per geconstateerde overtreding zal bepaald moeten worden of het genoemde boetebedrag proportioneel is. Het college stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.
Boeteverhogende en boeteverlagende omstandigheden
Van boeteverhogende of –verlagende omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn, in geval van:
Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens dit Afwegingsmodel onevenredig is. Daarvan kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van dit Afwegingsmodel niet is voorzien.
Paragraaf 3 Gebruikte afkortingen
Awb: Algemene wet bestuursrecht
Besluit kwaliteit: Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen
Besluit registers: Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
VGO: voorziening voor gastouderopvang
Regeling kwaliteit: Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012
Wkcz: Wet klachtrecht cliënten zorgsector
Wko: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
De kwaliteitsaspecten voor dagopvang, zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
0 Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
3De leden worden gekozen uit en door de ouders (art 1.58 lid 2 Wko). | |||||||
4De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen (art 1.58 lid 4 Wko). |
1De houder heeft een meldcode kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 2 Wko; art 2 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit; art 3 Regeling kwaliteit). |
1De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van de meldcode kindermishandeling (art 1.49 lid 1en 1.50 lid 2 Wko en art 2 lid 2 Besluit kwaliteit). |
5 Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio
De kwaliteitsaspecten voor BSO zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
3De leden worden gekozen uit en door de ouders (art 1.58 lid 2 Wko). | |||||||
4De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen (art 1.58 lid 4 Wko). |
1De houder heeft een meldcode kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen (artt. 1.49 en 1.50 lid 2 WKo; art 2 lid 3 Besluit kwaliteit; art 3 Regeling kwaliteit) |
1De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van de meldcode kindermishandeling (artt. 1.49 en 1.50 lid 2 WKo; art 2 lid 2 Besluit kwaliteit) |
5 Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio
De kwaliteitsaspecten voor Gastouderbureaus zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
1 Gastouderbureau in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
3De leden worden gekozen uit en door de vraagouders (art 1.58 lid 2 Wko). | |||||||
4De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen (art 1.58 lid 4 Wko). |
1De houder heeft een meldcode kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen (art 1.56 lid 2 Wko; art 8 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit). |
1De houder draagt er zorg voor dat de gastouder op de hoogte is van de inhoud van de meldcode kindermishandeling (art 1.56 lid 2 Wko; art 8 lid 3 Besluit kwaliteit). |
De kwaliteitsaspecten voor voorzieningen voor gastouderopvang zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
De kwaliteitsaspecten voor de peuterspeelzaal zijn ingedeeld naar de volgende domeinen:
Voor het boetebeleid (de bestraffende sanctie) geldt dat dit alleen van toepassing is op niet-gesubsidieerde instellingen (art 2.27 Wko).
1 Peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Items 2.2 t/m 2.3.2 zijn alleen van toepassing op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen
3De leden worden gekozen uit en door de ouders (art 2.15 lid 2 Wko). | |||||||
4De houder stelt de oudercommissie in de gelegenheid haar eigen werkwijze te bepalen (art 2.15 lid 4 Wko). |
1De houder heeft een vrijwilligersbeleid, wat tot uitdrukking komt in een beleidsplan (art 2.6 lid 1en 2 Wko; art 18 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit; art 21 lid 1 sub a Regeling kwaliteit). |
1De houder heeft een meldcode kindermishandeling welke voldoet aan de beschreven eisen (art.2.5 en 2.6 lid 2 Wko; art 17 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit; art. 16 Regeling kwaliteit). |
1De houder draagt er zorg voor dat beroepskrachten op de hoogte zijn van de inhoud van de meldcode kindermishandeling (art.2.5 en 2.6 lid 2 Wko; art 17 lid 2 Besluit kwaliteit) |
5 Groepsgrootte en beroepskracht/vrijwilliger-kind-ratio