Organisatie | Zaanstad |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke participatie kinderen WWB Zaanstad 2013 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke participatie kinderen WWB Zaanstad 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke participatie kinderen |
Met deze verordening geeft de raad het kader waarbinnen het college nadere uitvoering geeft aan artikel 8, eerste lid, onderdeel g en artikel 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2013 | 01-01-2013 | 31-12-2014 | nieuw | 24-01-2013 | 2012/258808 |
Overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 3 Verantwoordelijkheid college
Indien een voorziening, bedoeld in het tweede lid, het rechtskarakter heeft van categoriale bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van de wet, draagt het college er zorg voor dat deze bijstand uitsluitend wordt verstrekt aan een belanghebbende met een inkomen tot 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm.
In de motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid, van de WWB.
Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband is het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt. Om die reden verdient een verstrekking ‘in natura’ de voorkeur boven een geldbedrag. Doordat in artikel 8 van de WWB een onderdeel is toegevoegd worden gemeenteraden verplicht regels op te nemen in een verordening over de wijze waarop meegewerkt wordt aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Daarom heeft de regering er voor gekozen om de gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid, van de WWB).
De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie.
Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening
Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Op welke wijze dat beleid vorm gegeven wordt, qua vorm en inhoud, wordt aan de gemeenten zelf overgelaten.
De verordeningsplicht verandert niets aan de gemeentelijke beleidsvrijheid op dit punt. Met de verordeningsplicht krijgen colleges de opdracht om op lokaal niveau gerichte –generieke dan wel individuele- participatiebevorderende maatregelen te treffen voor schoolgaande kinderen. Daarmee wordt de zo gewenste transparantie en verantwoording van beleid bereikt.
Gebruikte begrippen waarvan de betekenis niet zondermeer duidelijk is worden hier omschreven. In het vervolg van de verordening wordt verduidelijkt op welke wijze gemeenteraad en college invulling kunnen geven aan de ondersteuning van maatschappelijke participatie.
In artikel 2 is verduidelijkt wat de gemeenteraad als zijn taak aanmerkt. Dat het de taak van de gemeente is de maatschappelijke participatie van de doelgroep te vergroten in samenwerking met andere maatschappelijke instellingen.
Artikel 3 Verantwoordelijkheid college
Het college is samen met andere maatschappelijke instellingen verantwoordelijk voor maatschappelijke participatie van kinderen.
In het eerste lid is bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden. Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij.
In het tweede lid is vastgelegd dat het college de opdracht krijgt om zelfstandig vormen van ondersteuning te creëren die de participatie ondersteunen.
Het derde lid bepaalt dat voorzieningen met het karakter van categoriale bijstand, onder de beperking van de inkomensgrens van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm vallen. Zoals uit de algemene toelichting ook blijkt, kan evenzeer door middel van individuele voorzieningen in maatschappelijke participatie worden voorzien.
Het vierde lid geeft uitdrukking aan de idee dat samenwerking gewenst c.q. noodzakelijk is in het bevorderen van maatschappelijke participatie. Armoedebestrijding is niet alleen iets van gemeenten, maatschappelijke instellingen spelen hier ook een belangrijke rol bij.
Artikel 4 Beleid en voorzieningen
In dit artikel wordt in kort het beleidskader geschetst. Daarbij wordt aangegeven waarop het beleid is gericht, voor wie het is bestemd, welke voorzieningen er worden verstrekt, in welke vorm en hoe de hoogte van het bedrag wordt vastgesteld.
Artikel 5 Vorm van een voorziening
In het beleid wordt de vorm van een voorziening gekozen, die het meest doeltreffend is, tenzij daarover reeds iets is bepaald in deze verordening of er door middel van een ander instrument van de raad.
Uitgangspunt is dat de meest doeltreffende vorm wordt gekozen
Deze verordening vervangt de Verordening maatschappelijke participatie kinderen WWB Zaanstad 2012.