Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Velsen

Bodemagenda Velsen 2011-2016

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVelsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBodemagenda Velsen 2011-2016
CiteertitelBodemagenda Velsen 2011-2016
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBodemopbouw 1 Ligging van (potentieel) verontreinigde locaties Centrale opgave bij de invulling bodembeleid 3 Huidige speerpunten Velsen Provinciale speerpunten Speerpunten bodembeleid 7 Tabel hoofdstuk 6.8 Geschiktheid 1e watervoerend pakket en diepere lagen Geschiktheid 2e watervoerend pakket en diepere lagen Geschiktheid ondergronds bouwen Zettingsgevoeligheid Aardkundige waarde Ligging ecologische hoofdstructuur (EHS) Concept archeologische waardenkaart Bodemfunctiekaart regio IJmond Indicatieve bodemkwaliteitskaart op basis klassenindeling Bestemmingsplan of vrijstellings-projectbesluit Bepaal de huidige en toekomstige functies in het plangebied

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-04-2012nieuwe regeling

24-04-2012

-

B12.0208

Tekst van de regeling

Intitulé

Bodemagenda Velsen 2011-2016

 

 

Voorwoord

Voor u ligt de eerste bodemagenda voor de gemeente Velsen. De aanleiding voor het opstellen van de bodemagenda is enerzijds de behoefte om aan het eind van de ISV2-periode de aanpak van het bodembeleid tot nu toe te evalueren en vast te leggen. Anderzijds het feit dat de aanpak van de bodemproblematiek sterk in beweging is en in een veel breder kader geplaatst moet gaan worden. Een actualisatie van de huidige koers is daarom gewenst.

De veranderingen in de aanpak van de bodemproblematiek volgen de veranderingen in de maatschappelijke opvattingen over het belang van de bodem. De bodemsanering richtte zich ooit op de volledige verwijdering van alle verontreiniging en groeide door naar een milieuprogramma waarbij de baten vooral worden uitgedrukt in vermindering van risico’s en een schoner (bodem)milieu. De afgelopen jaren is de bodemsanering vervolgens doorgegroeid tot een belangrijk thema voor ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland. Bodemsanering draagt bij aan een opwaardering van het bebouwde gebied en is een onlosmakelijk onderdeel geworden van de stedelijke (her)ontwikkeling. Bodemsanering is noodzakelijk indien wij willen voorkomen, dat groene ruimte onnodig wordt opgeofferd aan nieuw bebouwd gebied met verrommeling en verlies van open ruimte als gevolg.

In meer brede zin is de bodem behalve als drager van gebouwen en constructies van cruciaal belang bij de voedsel- en drinkwatervoorziening. De bodem is onlosmakelijk verbonden met het functioneren van het watersysteem en speelt een grote en vaak nog onderschatte rol in de CO2 -huishouding en daarmee in de klimaatdiscussie. Via onze bodem kan aardwarmte voorzien in een aanzienlijk deel van onze energiebehoefte en de ondergrond biedt oplossingen in gebieden met een grote ruimtedruk. Bodem en degenen die met de bodem bezig zijn richten zich daarmee bewust of onbewust ook op duurzaamheid. Velsen onderkent deze mogelijkheden en wil de kansen hiertoe laten terugkomen in de bodemagenda.

De bodemagenda biedt de gemeente de kans om invulling te geven aan de verbrede inpassing van het bodembeleid en om ambities te formuleren waar de bodem en ook de bodemproblematiek overige initiatieven raakt, zoals de ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, natuurbeheer, waterbeheer, klimaat en energie. De bodemagenda biedt de gebruikers de kapstok aan de hand waarvan deze ambities kunnen worden vertaald in de praktische uitvoering voorzien van een planning. De bodemagenda geeft daarmee op zowel strategisch als tactisch niveau de uitgangspunten voor het lokale bodembeleid voor de komende jaren.

1 Inleiding

1.1 Vertrekpunt

In een plaats met een lange historie van bewoning, zoals Velsen, is bodemverontreiniging geen ongewoon verschijnsel. Het onderwerp bodem staat al lange tijd op de agenda van de gemeente. In eerste instantie met name als onderdeel van vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer en de bouwvergunning. Verder ook in het kader van programma’s als een “Actie Tankslag”.

Circa 10 jaar geleden zijn de bodemtaken ondergebracht bij de Milieudienst IJmond (afkorting: MDIJ). Met de komst van het Investeringsbudget stedelijke vernieuwing (ISV)zijn de bodemtaken geïntensiveerd. De Milieudienst IJmond voert deze ISV-bodemtaken voor de gemeente uit. In de overeenkomst “Uitvoering bodemsaneringstaken” is de verdeling van de bodemsaneringstaken tussen de Milieudienst en de provincie geregeld. In ISV-verband is naast bodemonderzoek en –sanering samen met de provincie ook gewerkt aan het landsdekkend beeld, het in kaart brengen van de asbestproblematiek in de bodem en aan het opstellen van bodemkwaliteitskaarten en een beleidskader voor hergebruik van verontreinigde grond. Met de bodemkwaliteitskaarten en het bodembeheerplan is beleid ontwikkeld om op een verantwoorde en gecontroleerde manier licht verontreinigde grond die vrijkomt bij bouw- en grondwerken te kunnen hergebruiken. Door de toename in het aantal data en de toegenomen vraag naar bodeminformatie is geïnvesteerd in de digitale ontsluiting van informatie naar burgers en bedrijven onder andere via het bodemloket.

De manier waarop de bodemverontreiniging wordt aangepakt is de afgelopen jaren sterk veranderd. Bij de aanpak van bodemverontreiniging staan tegenwoordig twee sporen centraal namelijk:

  • • het geschikt maken van de bodem voor het (beoogd) gebruik en

  • • het wegnemen van risico’s bij het huidige gebruik.

Was bodemsanering vroeger vooral een taak van de provincie, tegenwoordig neemt de gemeente een steeds centralere rol in.

Geschikt maken voor het gebruik betekent in de praktijk dat bodemverontreiniging vooral in combinatie met ruimtelijke ontwikkelingen en herstructurering wordt aangepakt. Aangezien de gemeente een initiërende en voorwaarden scheppende rol heeft binnen de ruimtelijke ordening, is tegenwoordig een belangrijke rol bij de aanpak van bodemverontreiniging weggelegd voor de gemeente.

Op de locaties waar bij het huidige gebruik sprake is van risico’s als gevolg van de aanwezige bodemverontreiniging kan niet worden gewacht op maatschappelijke ontwikkeling van de locatie. Deze locaties zijn de zogeheten spoedlocaties. Bij deze locatie is bepaald dat sprake is van een ernstige bodemverontreiniging waaraan humane, ecologische of verspreidingsrisico’s zijn verbonden. Deze conclusie wordt door het bevoegde gezag in een beschikking vastgelegd. Hier zullen zo spoedig mogelijk maatregelen genomen moeten worden om de risico’s weg te nemen. De gemeente is vanuit haar lokale kennis en haar zorg voor de gezondheid van de inwoners nauw betrokken bij de identificatie en de aanpak van de spoedlocaties.

Ervaring leert dat vooral de spoedlocaties, waar een verplichting geldt om deze aan te pakken voor 2015 financiële risico’s opleveren. Vaak blijkt, dat veroorzakers en/of eigenaren van de locaties niet of niet volledig juridisch en financieel kunnen worden aangesproken. De gemeente is dan het vangnet voor het wegnemen van de risico’s zonder dat de kosten kunnen worden verhaald. De gemeente loopt een financieel risico als de bodemsanerings- en onderzoekskosten niet ten laste van de grondexploitatie en/of projecten , ISV 3 of vanuit incidentele bijdragen van de provincie kunnen worden gefinancierd.

De komende jaren zal het bodembeleid een verdere verbreding doormaken. De aanpak van de bodemverontreiniging in combinatie met ruimtelijke ontwikkeling werpt vooral vruchten af bij de aanpak van verontreinigingen in de bovengrond. Het sorteert ook effect bij de aanpak van de (relatief ondiep gelegen) kernen van bodemverontreiniging. Wat vooralsnog minder goed van de grond komt is de aanpak van de dieper gelegen verontreinigingen. De inzet van de verbreding van het bodembeleid is om de kwaliteit van de diepere bodemlagen niet langer als een sectoraal probleem te benaderen. Het is zaak de kwaliteit van de diepere bodemlagen integraal onderdeel te laten uitmaken van het beheer van de ondergrond, het waterbeheer en duurzame energievoorziening. Bij dit laatste wordt vooral gedacht aan het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte-koude installaties en geothermie. Dit wordt in de gemeente Velsen gedaan bij wooncomplex de Planeet.

In het Convenant “Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties” dat op 10 juli 2009 tussen de betrokken overheden is ondertekend, zijn de afspraken opgenomen over de gewenste transitie van een sectoraal naar een integraal ingepast bodembeleid. De afspraken hebben tot doel dat het bodembeleid in 2015 dusdanig is verbreed dat het beleid met betrekking tot de ondergrond, het gebiedsgerichte grondwaterbeheer en bodemsanering is geïntegreerd. Als gevolg van een verdergaande decentralisatie van de bodemtaken is bij het uitvoeren en realiseren van het verbrede bodembeleid een belangrijke rol weggelegd voor de gemeente.

1.2 Doelstelling en doelgroep

In het milieubeleidsplan 2008-2012 van de gemeente Velsen is slechts in algemene termen een ambitie ten aanzien van de bodemkwaliteit opgenomen. Er is daarbij nog geen invulling gegeven aan de wijze waarop de gemeente haar bodemtaken het meest optimaal uitvoert. Ook wordt nog geen rekening gehouden met de recente en geplande aanpassingen van het bodembeleid.

In het ISV2-programma 2005-2009 is opgenomen dat een bodembeleidsplan zal worden opgesteld waarin de ambities en doorvertaling naar de praktijk nader worden uitgewerkt. Dit bodembeleidsplan is er nu, in de vorm van deze bodemagenda.

Deze bodemagenda anticipeert op de uitkomsten en komende trends op basis van het Convenant. In de bodemagenda zijn de doelstellingen geformuleerd met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling kan geven aan de gewenste verbreding van het bodembeleid.

De ambities van de gemeente samen met de provinciale en lokale situatie vormen de basis voor de bodemagenda. In het licht van het veranderende bodembeleid is de ambitie van de gemeente ten aanzien van de bodemkwaliteit als volgt geformuleerd:

“De gemeente streeft ernaar een goede bodemkwaliteit te behouden en maatregelen te nemen daar waar sprake is van risico’s voor de volksgezondheid.

Op plaatsen waar de bodem verontreinigd is, wil de gemeente de kwaliteit verbeteren in samenhang met ingrepen in de bodem die plaatsvinden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen, herstructurering, beheer en onderhoud. Sanering van verontreinigde bodem is, behalve bij spoedlocaties, geen doel op zich.

Samen met andere partijen die een rol hebben bij het beheer van de ondergrond of die gebruik willen maken van de ondergrond, streeft de gemeente naar een duurzaam gebruik van de ondergrond. De gemeente wil helderheid bieden over de zorgvuldigheid die zij verwacht van partijen die bodem en ondergrond (gaan) gebruiken.

Tegelijkertijd wil zij door optimalisatie en innovatie in de werkprocessen de proceduretijd en administratieve lasten waar mogelijk terugbrengen.”

Deze ambitie sluit ook goed aan bij de doelstellingen die in het milieubeleidsplan zijn opgenomen ten aanzien van duurzame ontwikkeling en het verbeteren van de leefomgevingkwaliteit.

De bodemagenda kent een brede doelgroep. De bodemagenda geeft voor bestuurders, ambtenaren en burgers inzicht en helderheid in de kaders van het bodembeleid, de concrete kansen en bedreigingen en geeft inzicht in knelpunten bij de uitvoering van het bodembeleid. Bovendien geeft de agenda inzicht in de raakvlakken met andere (ondergrond)thema’s en bij de verbreding naar andere thema’s. De agenda is daarnaast ook bestemd voor burgers en bedrijven die op zoek zijn naar informatie over de aanpak van de bodemproblematiek in Velsen.

1.3 Vorming en vaststelling

De bodemagenda is tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van de Milieudienst IJmond. Zij heeft samen met de gemeente Velsen en adviesbureau Tauw deze agenda opgesteld. Aangezien meerdere gemeenten de doelstelling hadden een bodembeleidsplan op te stellen is dit in regioverband opgepakt. Dit ook om kosten te besparen. Adviesbureau Tauw heeft voor iedere gemeente afzonderlijk in het werkgebied van de Milieudienst IJmond en Milieudienst Waterland een eigen bodemagenda opgesteld.

Binnen het werkgebied van de Milieudienst IJmond zijn dit Beverwijk, Bloemendaal, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen en Zandvoort. Binnen het werkgebied van de Milieudienst Waterland zijn dit Landsmeer, Oostzaan, Waterland en Wormerland.

De bodemagenda is in regionaal verband opgestart door het verzamelen van geografische en ruimtelijke informatie van het werkgebied van de beide milieudiensten. Aan de hand daarvan is in november en december 2009 een workshops gehouden. De verdere vorming van de bodemagenda is gebeurd samen met een werkgroep van de beide milieudiensten en via terugkoppeling richting de gemeenten.

Bij de gemeentelijke vaststelling van de bodemagenda wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht gehanteerd. Dat houdt in dat voor de gemeente Velsen de volgende stappen worden doorlopen:

  • 1.

    De ontwerp-bodemagenda wordt vastgesteld door het College van B&W en ter inzage gelegd. Een ieder kan binnen 6 weken zijn zienswijze indienen

  • 2.

    De definitieve bodemagenda wordt vastgesteld door het College van B&W en treedt na publicatie in werking

  • 3.

    Er is geen bezwaar/beroep mogelijk tegen de bodemagenda.

In de loop van 2015 zal de bodemagenda worden geëvalueerd. Op basis van de ervaringen, nieuwe beleidsontwikkelingen en de ruimtelijke plannen voor de daar op volgende jaren, zal de bodemagenda worden geactualiseerd en zonodig worden aangepast en aangescherpt.

1.4 Leeswijzer

Deze bodemagenda is opgebouwd uit twee delen: deel A en deel B.

In deel A wordt in meer beschrijvende zin ingegaan op de ontstaanswijze van de ondergrond in Velsen. Er wordt een beeld geschetst van de bodemopbouw en -kwaliteit in de gemeente en er wordt ingegaan op de kansen en knelpunten met betrekking tot de bodemkwaliteit bij de ruimtelijke ontwikkelingen in de periode 2010 tot 2020. Tot slot worden kort de taken en bevoegdheden van de gemeente ten aanzien van bodembeheer, bodemsanering en informatievoorziening beschreven.

In deel B van deze bodemagenda worden speerpunten voor het bodembeleid van de gemeente Velsen voor de komende jaren gepresenteerd. Deze speerpunten zijn gebaseerd op successen uit het lokale bodembeleid van de afgelopen jaren, de landelijke ontwikkelingen in het bodembeleid en de doorvertaling daarvan op provinciaal niveau en op de financiële randvoorwaarden voor de komende jaren. De lokale speerpunten zijn vervolgens doorvertaald in doelen en (vervolg)acties. De acties zijn verder geconcretiseerd in een uitvoeringsprogramma.

Onderdeel van bodemagenda zijn de volgende bijlagen:

• Bijlage 1: Kaartmateriaal “eigenschappen van de bodem” gemeente Velsen:

  • Uitsneden van provinciale kaarten met betrekking tot:

    • o Geschiktheid voor WKO

    • o Draagkracht en geschiktheid ondergronds bouwen

    • o Aanwezigheid aardkundige waarden

    • o Aanwezigheid ecologische hoofdstructuur

  • -

    Bodemfunctiekaart Velsen

  • -

    Bodemkwaliteitskaart Velsen

• Bijlage 2: Nadere toelichting op de bodemtaken en -bevoegdheden van de gemeente

Deel A

2 De bodem van de gemeente Velsen

2.1 Bodemopbouw in de omgeving van Velsen

In het Pleistoceen, enkele tienduizenden jaren geleden, was een groot deel van Nederland bedekt met landijs. De zeespiegel was laag en een deel van de Noordzee stond droog. In het latere Holoceen stegen de temperaturen, waardoor het landijs begon te smelten. Het smeltwater zorgde voor hoge rivierstanden en een stijging van de zeespiegel. Ter plaatse van het huidige West-Nederland ontstonden moerassen en meren waarin veen werd gevormd. Deze veenlaag wordt het Basisveen genoemd. De volgende figuur illustreert de regionale en lokale bodemopbouw in de regio IJmond waar Velsen ligt.

 

Bodemopbouw 1

Figuur 2.1 Globale ligging strandwallen en jonge duinen in de omgeving van Velsen (L.J. Pons, 1965)

Door verdere stijging van de zeespiegel kwam het gebied onder invloed van mariene afzettingen vanuit zowel de Noordzee als de toenmalige Zuiderzee. De periode van afzetting was niet doorlopend; perioden met sterke zee-invloed (transgressies) werden afgewisseld door perioden met geringere invloed (regressies). In de transgressies werden grote hoeveelheden klei en (zandige) zavel afgezet, terwijl in regressieperioden zandige strandwallen werden gevormd. Strandwallen beginnen als zandbanken parallel aan de kust in de ondiepe zeebodem, die door getijdestromen en golven richting de kust worden verplaatst.

Omstreeks 3000 voor Christus nam de zeespiegelstijging af. Hierdoor konden de strandwallen zich steeds verder naar het westen uitbreiden. De relatief hoge en droge ligging van de strandwallen maakte verstuiving mogelijk, waardoor duinvorming optrad. In de laagten tussen de relatief hoge strandwallen vond soms veenvorming plaats. De meeste strandwallen zijn vergraven ten behoeve van de bollenteelt, of zijn overgestoven door jonge duinen. De vorming van de jonge duinen vond tussen 1000 en 1600 na Christus plaats door verstuiving van strandzand. De jonge duinen zijn veel reliëfrijker dan het oude duinen- en strandwallenlandschap. Vanaf circa 1850 zijn de jonge duinen vastgelegd met helmgras.

In het zuiden van de gemeente Velsen wordt een brede strook jonge duinen aangetroffen langs de Noordzeekust. Deze duinen zijn onderdeel van het nationale park Zuid Kennemerland. De oudste kernen Velsen, Santpoort en Driehuis liggen op de (deels vergraven) oude duinen. Het meest oostelijke deel van de gemeente waarin onder andere de woonkern Velserbroek ligt in een polder waar zeeklei-afzettingen en veen aan het maaiveld voorkomen.

De van nature meer stevig en hoger gelegen delen in het landschap zoals de strandwallen en oude duinen werden het eerst bewoond. Omstreeks het begin van de jaartelling breidde de bewoning zich uit tot de meer landinwaarts gelegen oeverwallen langs kreken.

2.2 Gebiedsbeschrijving Velsen

De gemeente Velsen omvat de kernen Velsen, Velsen-Noord, Velserbroek, Santpoort-Zuid, Santpoort-Noord, IJmuiden en Driehuis. De gemeente telde op 1 januari 2010 bijna 67.400 inwoners en heeft een totale oppervlakte van circa 53 km2.

Het dorp Velsen vormt als oudste kern de oorsprong van de gemeente. De eerste bewoning van het gebied dateert uit de bronstijd en in de Romeinse tijd lag er een strategische militaire basis in de buurt van Velsen. In de 17e en 18e eeuw was de binnenduinrand populair bij de rijken uit de grote stad. In deze tijd zijn hier landgoederen ontstaan die nu vaak nog als park zijn opengesteld zoals het gerestaureerde Beeckestein en het Huis te Velserbeek.

Nadat het Noordzeekanaal in 1876 werd opengesteld, bleven veel kanaalwerkers in de omgeving wonen. Hiermee werd de kern IJmuiden gesticht. Met het openstellen van het Noordzeekanaal veranderde ook het rustige landelijke karakter van het gebied. Het kanaal en de bijbehorende haven maakten het gebied aantrekkelijk voor zowel visserij als industrie. Met de komst van de Hoogovens (het huidige Tata Steel) in 1918 werd het gebied definitief internationaal als industriegebied op de kaart gezet.

De gemeente Velsen heeft zwaar te lijden gehad onder de Tweede Wereldoorlog waarbij meer dan een derde van alle woningen werd verwoest. Als gevolg hiervan is het grootste deel van de bebouwing in de gemeente na-oorlogs. Bij de wederopbouw werd IJmuiden-Oost het centrum van de gemeente, met de bouw van het nieuwe gemeentehuis.

De huidige gemeente Velsen is een zeer diverse gemeente waarin naast woonkernen zoals Velserbroek en IJmuiden en het sterk geïndustrialiseerde gebied rond de haven van IJmuiden ook ruimte is voor natuur (in het duingebied), recreatie (stranden aan de kust) en agrarische functies (in de omgeving van Santpoort en in de polder)

Het gebied met jonge duinen heeft door zijn hoge ligging van nature een lage grondwaterstand (meer dan 1,2 meter diepte). Door kwel vanuit de jonge duinen en door het afgraven van de oude duinen en strandwallen in het verleden is de binnenduinrand gevoelig voor grondwateroverlast. In delen van de gemeente Velsen is sprake van problemen als gevolg van het optreden van grondwateroverlast.

2.3 Gebiedskenmerken en gebruikswaarden van de bodem

De gebiedskenmerken van Velsen bepalen mede de relevante eigenschappen van bodembrede ondergrondthema’s en gebruikswaarden van de bodem. In deze paragraaf worden verschillende gebiedskenmerken en gebruiksmogelijkheden van de bodem in Velsen beschreven. Het bijbehorende kaartmateriaal is opgenomen in bijlage 1.

Geschiktheid voor WKO (Warmte-Koude Opslag)

Warmte-koude opslag is een systeem waarbij ’s zomers warmte in de bodem wordt opgeslagen die in de winter wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen. In de winter wordt koude opgeslagen waarmee gebouwen in de zomer kunnen worden gekoeld. Voor WKO wordt onderscheid gemaakt in open en gesloten systemen. Open systemen staan in open verbinding met watervoerende pakketten en gebruiken grondwater dat via een beperkt aantal buizen wordt onttrokken en geïnfiltreerd. Het grondwater wordt via een warmtewisselaar geleid om daarna weer in de bodem te worden geïnfiltreerd. Het onttrekken en infiltreren gebeurt op enkele tientallen tot ruim honderd meter diepte, afhankelijk van waar zich een geschikt watervoerend pakket bevindt. Gesloten systemen staan niet in open verbinding met grondwater, maar maken gebruik van water met een antivriesmiddel (veelal een glycoloplossing) dat wordt rondgepompt door een gesloten systeem in de bodem. Het systeem bestaat uit U-vormige buizen, zogenaamde collectoren, die in een boorgat worden geplaatst. De thermische energie in de bodem wordt door middel van geleiding via de buiswanden overgedragen aan een warmtewisselaar. Er wordt onderscheid gemaakt in een horizontale, ondiepe variant en een verticale, diepe variant. Bodemwarmtewisselaars kunnen tot een diepte van tientallen tot meer dan honderd meter reiken. Dergelijke systemen zijn over het algemeen kleinschalig en worden vooral in de woningbouw en kleine utiliteitsbouw toegepast.

De provincie Noord-Holland heeft voor haar gehele grondgebied in beeld gebracht in welke mate de bodem geschikt is voor toepassingen van WKO. In bijlage 1 is een uitsnede van deze kaart opgenomen. De volledige kaart en bijbehorende toelichting is terug te vinden op de website van de provincie Noord- Holland.

Voor open systemen is een bodemlaag nodig met een relatief hoge doorlatendheid waarbinnen transport van grondwater relatief gemakkelijk gaat (een zogeheten watervoerend pakket). In de gemeente Velsen is sprake van twee watervoerende pakketten, waarvan de diepste (tweede watervoerend pakket vanaf circa 45 m -mv en dieper) goed geschikt is voor de toepassing van WKO. Inhet zuiden van de gemeente kunnen voorwaarden verbonden zijn aan de toepassing van WKO vanwege de overgang van zoet naar brak grondwater. Voor specificatie van deze voorwaarden wordt verwezen naar de provincie Noord-Holland.

Voor ondiepe toepassingen (eerste watervoerend pakket, circa 20 tot 35 m -mv) is de ondergrond matig of alleen onder voorwaarden geschikt.

Draagkracht en ondergronds bouwen

In een groot deel van de gemeente Velsen liggen zandige afzettingen aan de oppervlakte. In de bodem komen op wisselende dieptes echter ook veen- en kleilagen voor die de draagkracht van de bodem kunnen verminderen. In gebieden met een grote zettingsgevoeligheid is bouwen of het aanleggen van infrastructuur weliswaar niet onmogelijk, maar het vraagt wel aanvullende maatregelen. Deze maatregelen vertalen zich naar hogere aanlegkosten voor de bouwprojecten.

De geschiktheid van de bodem voor ondergronds bouwen hangt samen met het gevaar voor opbarsting van een ontgravingsput als gevolg van kweldruk en met de geschiktheid van de bodem voor het plaatsen van damwanden. De ondergrond in het westen de gemeente Velsen is goed geschikt voor ondergronds bouwen. In het oostelijk deel van de gemeente is de ondergrond minder geschikt. Hier kunnen complexe damwandsystemen nodig zijn bij ontgravingen dieper dan 5 m beneden maaiveld.

Bovenstaande gegevens zijn gebaseerd op een studie van de provincie Noord-Holland, waarbij de zettingsgevoeligheid en mogelijkheden voor ondergronds bouwen voor de gehele provincie in kaart zijn gebracht. In bijlage 1 is een uitsnede opgenomen van de kaarten behorende bij deze studie. Voor de volledige kaarten en de onderliggende studie wordt verwezen naar de website van de provincie Noord-Holland.

Aardkundige waarden en archeologie

Aardkundige waarden zijn onderdelen van het landschap waarin de ontstaanswijze van het landschap is terug te zien. In Nederland worden gebieden met bijzondere aardkundige waarden beschermd door ze aan te wijzen als aardkundig monument. In gebieden die zijn aangewezen als aardkundig monument gelden restricties met betrekking tot zowel bovengronds als ondergronds gebruik. In de gemeente Velsen is het gebied met jonge duinen in het zuiden van de gemeente aangewezen als aardkundig monument.

Het grondgebied van de gemeente Velsen wordt al eeuwenlang bewoond. Hierdoor kunnen in de bodem archeologische waarden voorkomen. Conform het provinciale beleid moeten gemeenten archeologisch waardevolle gebieden met hun bestemmingsplannen beschermen. In de gemeente Velsen liggen de archeologisch waardevolle gebieden ter plaatse van de oudste bebouwing, zowel ten noorden als ten zuiden van het Noordzeekanaal. In bijlage 1 is een archeologische waardekaart opgenomen die laat zien dat grote delen van de gemeente als waardevol worden gekarakteriseerd.

In bijlage 1 is een uitsnede opgenomen van de kaart met aardkundige waarden van de provincie Noord-Holland. Voor de volledige kaart verwijzen wij naar de website van de provincie Noord- Holland. Voor algemeen overzicht van de ligging van de belangrijkste archeologische en aardkundige waarden verwijzen wij naar figuur 2.3

EHS (Ecologische Hoofd Structuur) en Natura2000

De ecologische hoofdstructuur bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk biedt plant- en diersoorten ruimte om zich te verspreiden en voort te planten, waardoor de overlevingskansen toenemen. De natuurgebieden worden met elkaar verbonden met behulp van ecologische verbindingszones. Ook in Europees verband zijn in het kader van Natura 2000 belangrijke natuurgebieden aangewezen, deze gebieden maken echter deel uit van de EHS.

Het gebied met jonge duinen in het zuiden van de gemeente Velsen maakt deel uit van zowel de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) als van Natura 2000. Daarnaast is een smalle strook langs de kust in het noordelijk deel van de gemeente aangewezen als EHS-gebied.

In bijlage 1 is een uitsnede opgenomen van de kaart met EHS-gebieden van de provincie Noord- Holland. Voor de volledige kaart verwijzen wij naar de website van de provincie Noord-Holland. Ook in figuur 2.3 is de ligging van de belangrijkste natuurgebieden binnen de gemeente die behoren tot de EHS en/of Natura 2000 weergegeven.

In EHS-gebieden gelden restricties met betrekking tot bovengronds gebruik. Bij het beoordelen van geplande ontwikkelingen in EHS-gebieden wordt gewerkt volgens het nee-tenzijprincipe. Dit houdt in dat ontwikkelingen niet zijn toegestaan tenzij er geen reëel alternatief is én er sprake is van groot algemeen belang. Voor projecten die aan deze eisen voldoen moeten compenserende natuurmaatregelen worden genomen.

Overige milieubeschermingsgebieden

In het zuiden van de gemeente Velsen ligt een klein stukje van een grondwaterbeschermingsgebied binnen de grenzen van de gemeente.

Arseen in de ondergrond

In de ondergrond van de gemeente Velsen is de verwachting dat arseen van nature in verhoogde gehaltes in het grondwater voorkomt. De accumulatie van arseen in wordt veroorzaakt door een specifieke combinatie van geologische, geo-hydrologische en geochemische processen. In de Handreiking arseen wordt ingegaan op de oorzaak en het beleidsmatig omgaan met de van nature aanwezige verhoogde arseengehalten.

2.4 Chemische bodemkwaliteit

De chemische bodemkwaliteit is van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen. Verontreinigingen in de grond of het grondwater kunnen leiden tot belemmeringen of hogere kosten. In deze paragraaf gaan wij in op de gewenste en huidige bodemkwaliteit in de gemeente Velsen.

2.4.1 Bodemfunctie en bodemkwaliteit

De bodemfunctiekaart Besluit bodemkwaliteit (functiegerichte kwaliteit bovengrond)

In verband met de invoering van het Besluit bodemkwaliteit die voor de komende jaren gepland staat, heeft de Milieudienst IJmond voor de gemeenten binnen haar beheersgebied een bodemfunctiekaart laten opstellen. De bodemfunctiekaart geeft aan voor welk (duurzaam) gebruik de bodemkwaliteit (van de bovengrond) minimaal geschikt moeten zijn. Hierbij wordt gebruik gemaakt van bodemfunctieklassen die zijn gekoppeld aan bodemkwaliteitsklassen. Landelijk zijn drie bodemfunctieklassen afgeleid: “AW2000 (Achtergrondwaarde)”, ‘wonen’ en ‘industrie’. Binnen de gemeente Velsen heeft het industriële gebied ten noorden en zuiden van de IJmondhaven, waaronder het Tata Steel terrein de functieklasse ‘industrie’ gekregen alsmede het bedrijventerrein ten westen van Velserbroek. Daarnaast zijn de rijks- en provinciale wegen, de spoorwegen en de stortplaatsen binnen de gemeente aangewezen als functieklasse ‘industrie’. Het overige bebouwde gebied binnen de gemeente heeft de functie ‘wonen’. Voor alle niet aangewezen gebied op de kaart geldt dat vanuit de functie gewenst is dat de bodem schoon is (kwaliteit AW2000). Dit geldt voor al het onbebouwde, groene gebied in de gemeente, en het duingebied.

Ten tijde van het opstellen van deze bodemagenda was de bodemfunctiekaart nog niet formeel vastgesteld door de gemeente Velsen. De bodemfunctiekaart is opgenomen in bijlage 1.

Kwaliteit bovengrond (tot 2,0 m-mv)

De Milieudienst IJmond heeft voor haar beheersgebied bodemkwaliteitskaarten opgesteld. Bodemkwaliteitskaarten geven een beeld van de zogeheten diffuse verontreiniging, dat wil zeggen verontreinigingen die algemeen in een gebied voorkomen maar waarvoor geen duidelijke puntbron (meer) is aan te wijzen. In gebieden waar al lange tijd bebouwing aanwezig is, kunnen dergelijke diffuse verontreinigingen in de bovengrond zijn ontstaan doordat bijvoorbeeld eeuwenlang as en puin in de bovengrond terecht zijn gekomen of door depositie van stoffen op de bodem.

Bij het opstellen van een bodemkwaliteitskaart wordt een gebied verdeeld in homogene deelgebieden waar op basis van de historie een vergelijkbare bodemkwaliteit verwacht wordt. Op basis van beschikbare onderzoeksgegevens wordt de gemiddelde bodemkwaliteit per homogeen deelgebied berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de bodemlaag van 0-1 m -mv en de bodemlaag van 1-2 m -mv.

In een groot deel van het bebouwde gebied van de gemeente Velsen is sprake van een lichte diffuse verontreiniging in de bodemlaag van 0 tot 1 m -mv. In het deel van de gemeente buiten het bebouwde gebied is deze bodemlaag schoon. De bodemlaag van 1 tot 2 m -mv is in een groot deel van de gemeente schoon. In het industriële gebied ten noorden en zuiden van de haven IJmond bevindt zich ook in deze bodemlaag een lichte diffuse verontreiniging.

De huidige bodemkwaliteitskaart en bodembeheerplan zijn nog tot juli 2012 geldig. Bij het actualiseren van de bodemkwaliteitskaart zal de bodemkwaliteit worden getoetst aan de nieuwe bodemkwaliteitsklassen uit het Besluit bodemkwaliteit (Industrie, Wonen en AW2000: zie hierboven). Vooruitlopend op de actualisatie zijn de gegevens waarop de huidige kwaliteitskaart gebaseerd is, indicatief getoetst aan de kwaliteitsklassen uit het Besluit bodemkwaliteit. Deze indicatieve toetsing levert het beeld op dat een groot deel van de gemeente valt in de kwaliteitsklasse ‘wonen’ en ‘schoon’. In bijlage 1 is de huidige bodemkwaliteitskaart opgenomen.

2.4.2 Puntverontreinigingen

Ligging ten opzichte van gevoelige objecten

In de gemeente Velsen is als gevolg van het historische gebruik van de bodem sprake van een groot aantal (potentieel) verontreinigde locaties. In het onderstaande figuur is de ligging van deze locaties ten opzichte van grondwaterbeschermingsgebieden, reeds aanwezige WKO-systemen, natuurgebieden en archeologische waarden globaal weergegeven.

 

Ligging van (potentieel) verontreinigde locaties

Figuur 2.3 Ligging van (potentieel) verontreinigde locaties in Velsen ten opzichte van gevoelige objecten (bron: WKO webtool provincie Noord-Holland juli 2010)

Asbest

De provincie Noord-Holland heeft voor haar gehele grondgebied een asbestsignaleringskaart opgesteld. De Milieudienst IJmond voert een inventarisatie van asbest in de bodem uit voor de gemeenten binnen haar beheersgebied waarbij de gegevens van de Provincie Noord-Holland zijn meegenomen. Bij deze inventarisatie is historisch onderzoek en veldonderzoek uitgevoerd op locaties met een bepaalde mate van verdenking. De resultaten van de asbestinventarisatie worden opgenomen in het BIS-systeem.

Stortplaatsen

In de gemeente Velsen is in het verleden op een aantal locaties afval gestort. De regelgeving voor het storten van afval was in het verleden veel minder streng dan tegenwoordig. Hierdoor kan het zijn dat deze voormalige stortplaatsen niet goed afgedicht zijn. Daarnaast was het toezicht op de stortplaatsen minder streng. Hoewel de inhoud van voormalige stortplaatsen daardoor niet altijd goed bekend is, is de invloed op de omgeving wel in kaart gebracht. In sommige gevallen hebben stortplaatsen door uitloging van verontreinigende stoffen naar het grondwater een grondwaterverontreiniging veroorzaakt. Op basis van het NAVOS-bestand liggen er in de gemeente Velsen twee voormalige stortplaatsen, namelijk aan de Orionweg en de stortplaats Groot Helmduin.

Mobiele verontreinigingen in de ondergrond/Nazorglocaties

Bedrijfsactiviteiten hebben in het verleden in sommige gevallen geleid tot omvangrijke verontreinigingen in de bodem. Verontreinigingen met mobiele stoffen zoals olie, teer of chloorhoudende koolwaterstoffen (CKW) kunnen zich, nadat ze in de bodem terecht zijn gekomen, verspreiden. Verspreiding kan plaatsvinden in pure vorm (vooral verspreiding naar de diepte) of in opgeloste vorm als gevolg van de natuurlijke grondwaterstroming (vooral horizontale verspreiding). In de gemeente Velsen worden onder andere mobiele verontreinigingen aangetroffen op de locatie Wüstelaan en in de Rivierenbuurt.

Daarnaast is sprake van een flink aantal locaties waar vanwege (rest)verontreiniging in het grondwater nazorgmaatregelen worden genomen. Het betreft de volgende locaties:

  • • Heerenduinweg/Planetenweg/Groot Helmduin

  • • Tussenbeekseweg

  • • Blokken terrein

  • • Flyover Santpoort-Noord

  • • Gijzenveldplantsoen/Maasplantsoen

  • • Dokweg/Dennekoplaan

  • • Zijkanaal C

  • • Sintenie

  • • Snowplanet Velsen Zuid

  • • Oude Pontweg Velsen Zuid

  • • Wustelaan 99 Santpoort-Noord

  • • Hokatex Santpoort Zuid

Spoedlocaties

In het Convenant Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties zijn landelijke afspraken gemaakt over de aanpak van locaties waar sprake is van een spoedeisende verontreiniging. Verontreiniging die spoedeisend zijn op basis van humane risico’s moeten in 2010 in beeld zijn gebracht (dit is voor Velsen gebeurd) en uiterlijk 2015 zijn gesaneerd of beheerst. Voor locaties met ecologische of verspreidingsrisico’s geldt dat de locaties in 2015 in beeld moeten zijn gebracht en daarna zo spoedig mogelijk (uiterlijk voor 2030) zijn gesaneerd of beheerst.

De provincie Noord-Holland heeft in het kader van het landsdekkend beeld die locaties in beeld gebracht waar op basis van het historische gebruik mogelijk sprake is van spoedeisende verontreinigingen. De Milieudienst IJmond heeft al deze locaties gescreend en waar nodig historisch onderzoek uitgevoerd om de status van de verdenking te checken. Hierbij zijn ook de in gebruikzijnde bedrijfsterreinen meegenomen. In de periode 1999 tot 2006 is onderzoek uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten van de aanvullende screening is in de periode 2009/ 2010 (aanvullend) bodemonderzoek uitgevoerd. .Op basis van de onderzoeksgegevens is binnen de gemeente Velsen sprake van een aantal spoedlocaties.

3 Gemeentelijke bodemtaken en bevoegdheden

Hieronder zijn kort de belangrijkste wetten en regelingen aangegeven die de basis vormen voor de taken en bevoegdheden die de gemeente heeft op het gebied van de bodemkwaliteit. Een nadere toelichting op de gemeentelijke bodemtaken en bevoegdheden is opgenomen in bijlage 2.

3.1 Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) regelt de toepassing van partijen (licht verontreinigde) grond en bagger. De gemeente is bevoegd gezag voor de droge toepassing van grond en bagger. De gemeente heeft een groot deel van haar taken als bevoegd gezag ondergebracht bij de Milieudienst IJmond, onder meer de afhandeling van meldingen en handhaving.

Op dit moment is voor het hergebruik van grond in Velsen, bij wijze van overgangsregeling, nog onderdeel van het regionale bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaarten die zijn gebaseerd op het oude Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling grondverzet. Uiterlijk in juli 2012 zal dit overgangsbeleid eindigen en valt het hergebruik van grond en bagger in zijn geheel onder het regiem van het Besluit bodemkwaliteit. In 2009 is al gestart met de voorbereidingen hiertoe. De nieuwe bodemkwaliteitskaart en bodembeheernota zal vóór juli 2012 ter vaststelling worden aangeboden aan het college dan wel de raad. Op basis van de nu beschikbare informatie zal het grondverzet volgens het generieke spoor uit het Besluit Bodemkwaliteit uitgewerkt gaan worden.

De gemeente ziet ook toe op de handhaving van hergebruikslocaties waarbij sprake is van nazorg zoals IBC-toepassingen onder het Bbk en oude categorie 1- en 2-toepassingen onder het Bouwstoffenbesluit.

3.2 Wet bodembescherming

In de Wet bodembescherming is geregeld hoe wordt omgegaan met (sterk) verontreinigde grond. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen oude gevallen die zijn ontstaan voor 1 januari 1987 en nieuwe gevallen van bodemverontreiniging. In lijn hiermee:

  • • De gemeente Velsen is geen bevoegd gezag Wbb voor de sanering van oude, ernstig verontreinigde gevallen van bodemverontreiniging binnen de gemeente. Die bevoegdheid ligt bij de provincie Noord-Holland. De gemeente Velsen is een programmagemeente in het kader van het ISV. De milieudienst voert op mandaatbasis de gemeentelijke ISV-bodemtaken uit. De milieudienst stelt in het kader van ISV aan het begin van de planperiode een bodemparagraaf op als onderdeel van het integrale ISV programma van de gemeente dat door de provincie wordt beoordeeld. Het bodemprogramma vormt de basis voor de uitvoering van bodemonderzoek en bodemsanering in het kader van het ISV. De provincie kent budget toe voor de uitvoering van het programma inclusief het bijhouden van het bodeminformatiesysteem (BIS)

  • • De gemeente Velsen is wel bevoegd gezag bij de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging, tenzij er sprake is van verontreiniging binnen een provinciale Wm-inrichting.

De provincie Noord-Holland heeft apart beleid ontwikkeld voor de omgang met voormalige stortplaatsen. In hun bodemsaneringsstrategie 2010 geeft de provincie invulling aan het omgang met te dunne deklagen, het realiseren van gevoelige functies op voormalige stortplaatsen en de aanpak van grondwaterverontreinigingen. Door duidelijkheid te geven over de aanpak wil de provincie stimuleren dat deze locaties vaker meegenomen worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij ligt een rol voor de gemeente, zowel als initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen, maar ook vaak als eigenaar van voormalige stortplaatsen. Daarnaast kunnen gemeenten in het kader van het Besluit bodemkwaliteit (BBK) in hun bodembeleid hun ambitie vastleggen ten aanzien van de kwaliteit van de leeflaag op voormalige stortplaatsen. Dit biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om in het landelijk gebied op de voormalige stort af te wijken van de omgevingskwaliteit die veelal schoon is.

3.3 Bouwvergunning/Woningwet

Een doelstelling van de Woningwet (artikel 8, tweede lid, onder c) is dat bouwen op verontreinigde bodem wordt tegengegaan. Om hieraan invulling te kunnen geven moet bij de aanvraag voor een bouwvergunning in principe een verkennend bodemonderzoek worden overlegd. Op basis van de Woningwet stelt de gemeente een bouwverordening vast. In de bouwverordening of het bodembeheerplan kan de gemeente nader invullen onder welke omstandigheden vrijstelling van de onderzoeksplicht wordt verleend.

De Bouwverordening en het bodembeheerplan van de gemeente Velsen zijn te vinden op de website van de gemeente.

3.4 Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer (Wm) biedt een kader voor het regelen van algemene onderwerpen op het vlak van milieubeheer. Een belangrijk uitgangspunt van de Wm is dat iedereen die redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn gedrag nadelige gevolgen heeft voor het milieu, verplicht is dit gedrag achterwege te laten of maatregelen te nemen om die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. In de Wm zijn geen concrete maatregelen ter bescherming van het milieu opgenomen. Deze zijn terug te vinden in de voorschriften bij een milieuvergunning of in de uitvoeringsbesluiten via de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Voor het aanvragen van een Wm-vergunning of in het kader van een AMvB zoals het Activiteitenbesluit kan bodemonderzoek in de vorm van een nulsituatie- of eindsituatieonderzoek verplicht zijn. Bij bodembedreigende activiteiten kan de verplichting tot monitoring worden opgelegd. De gemeente is in de meeste gevallen bevoegd gezag in het kader van de Wm.

3.5 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

De Wabo is per 1 oktober 2010 van kracht en bundelt de diverse vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen en meldingen die nodig zijn voor het realiseren van een fysiek object (bouw, aanleg, oprichting, gebruik en sloop). Door de bundeling zal slechts één besluit, de omgevingsvergunning, overblijven. De bouwvergunning en de Wm-vergunning zijn onder deze procedure komen te vallen waardoor termijnen zijn veranderd. De inhoudelijke toetsing en de gestelde voorwaarden zijn in principe niet gewijzigd. De omgevingsvergunning kan bij de gemeente worden aangevraagd, coördinatie tussen de verschillende betrokken bevoegde overheden vindt achter de schermen plaats.

3.6 Wet openbaarheid van bestuur (Wob)/ Verdrag van Aarhus/Bro

Op basis van de Wet openbaarheid van Bestuur en de afspraken uit het Verdrag van Aarhus is de gemeente verplicht om te zorgen voor informatie en communicatie in het kader van bodemkwaliteitsbeheer. Deze taak is neergelegd bij de Milieudienst IJmond die alle bodemonderzoeken heeft verwerkt in een geografische database die toegankelijk is voor burgers en ondernemers. Voor makelaars is een speciale digitale service beschikbaar (makelaars-module). De bodemkwaliteitskaarten kunnen via internet worden geraadpleegd (BKK internet module).

In het convenant is afgesproken dat een Basisregistratie Ondergrond (Bro) wordt ontwikkeld. Deze Bro gaat gegevens omvatten over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond, de ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten van de ondergrond. Onderdeel van de afspraken in het kader van de Bro is dat overheden verplicht worden hun gegevens over de ondergrond aan te leveren aan de basisregistratie. In eerste instantie zal sprake zal van een verplichte aanlevering van boorprofielen, in een later stadium mogelijk van bodemkwaliteitsgegevens.

3.7 Wet ruimtelijke ordening

De bodemkwaliteit maakt onderdeel uit van een goede ruimtelijke onderbouwing zoals wordt gevraagd in de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). De wijze waarop bodemverontreiniging moet worden meegenomen is veranderd met de inwerkingtreding van de aangepaste Wro op 1 juli 2008. Met de wijziging van de Wro is tevens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In artikel 3.1.6 van de Bro is aangegeven met welke onderwerpen rekening gehouden moet worden bij het opstellen en vaststellen van het bestemmingsplan. In de nieuwe Bro is geen rechtstreekse verplichting meer opgenomen voor het uitvoeren van bodemonderzoek of bodemsanering. Onderzoek naar archeologische waarden wordt nog wel rechtstreeks in de Bro voorgeschreven. Andere thema’s (zoals bodemkwaliteit, draagkracht en geschiktheid voor warmte-koude opslag) worden niet voorgeschreven maar kunnen, afhankelijk van de situatie, door de gemeente wel optioneel worden meegenomen in de ruimtelijke afweging.

3.8 Waterwet

De gemeente heeft in het kader van de Waterwet een zorgplicht voor het grondwaterbeheer in stedelijk gebied en het beheer van het rioolstelsel, inclusief indirecte lozingen op het riool en het omgaan met hemelwater (neerslag). De grondwaterzorgplicht moet vertaald worden in een verbreed gemeentelijk rioleringsplan (Verbreed GRP) waarin ook hemelwater- en grondwatervoorzieningen zijn meegenomen. De rioolheffing is in de toekomst ook te gebruiken voor afvalwater-, hemelwater- en grondwatervoorzieningen.

4 Kansen en knelpunten bij ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente in de periode 2010-2020

4.1 Inleiding

De gemeente Velsen is een dynamische en stedelijke gemeente waar ook in de komende jaren (her)ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, bedrijfslocaties en infrastructuur zullen plaatsvinden. Daarnaast is er aandacht voor natuurontwikkeling en recreatie. Bij het realiseren van deze ontwikkelingen krijgen de initiatiefnemers te maken met de bodem. Draagkracht en de mogelijkheden voor ondergronds bouwen spelen een grote rol voor de uitvoerbaarheid van het ontwerp. Gebieden die een beschermde status hebben kunnen belemmerend werken voor ontwikkelingen. Bij bemalingen kan men in aanraking komen met verontreinigd grondwater. Vrijwel elke ontwikkeling krijgt in de uitvoering te maken met grondverzet.

De ontwikkelingen die in de gemeente Velsen op stapel staan zijn grofweg onder te verdelen in revitalisering en herstructurering van bestaand bebouwd gebied, nieuw te realiseren woningbouw en bedrijfsterreinen, revitaliseren van infrastructuur en natuurontwikkeling. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kansen en knelpunten die deze ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Velsen in de periode 2010-2020 tegenkomen als gevolg van bodemaspecten.

4.2 Stedelijke herstructurering

In de woongebieden Velsen Noord en Oud IJmuiden worden de komende jaren een aantal zones opnieuw ingericht om de uitstraling van deze gebieden te verbeteren o.a. stadscentrum lange Nieuwstraat. In Oud IJmuiden wordt een gedifferentieerd woningaanbod gerealiseerd waarbij het bestaande bedrijfsterrein wordt getransformeerd naar een dynamische buurt. In de woonwijk Velsen-Noord wordt onder het motto ‘Een frisse wind’ gewerkt aan een betere leefbaarheid, waarbij aandacht is voor infrastructuur, woningbouw en inrichting van de openbare ruimte. Ook het gebied rond de jachthaven ‘Seaport Marina’ te IJmuiden krijgt de komende jaren een impuls.

Bij de geschetste herstructureringsprojecten komt men in aanraking met verschillende aspecten van de ondergrond. De aanleg van nieuwe infrastructuur en voorzieningen zoals riolering, kabels en leidingen leidt tot grondverzet. Bij de aanleg van ondergrondse parkeergarages komt naar verwachting zelfs zeer veel grond vrij. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat er in de bovengrond in het bebouwde gebied van de gemeente Velsen sprake is van een achtergrondverontreiniging. Vrijkomende grond zal dus niet altijd vrij toepasbaar zijn en mogelijk leiden tot (onnodig) hoge afvoerkosten. Indien deze grondstromen kunnen worden gekoppeld aan een project met een grondvraag op een locatie met vergelijkbare bodemkwaliteit binnen het werkgebied van de milieudienst kunnen juist kosten worden bespaard.

Naast licht verontreinigde grond kunnen deze projecten ook te maken krijgen met gevallen van ernstige bodemverontreiniging. In dat geval is bodemsanering nodig om het project te kunnen uitvoeren.

Zoals te zien is in figuur 2.3 liggen in het bebouwde gebied van de gemeente Velsen verschillende bodemverontreinigingen op korte afstand van elkaar. In het zandpakket kunnen mobiele verontreinigingen zich gemakkelijk verspreiden, waardoor overlappende verontreinigingen kunnen ontstaan. Bij werkzaamheden in de bodem waarbij bemalingen nodig zijn zoals het aanleggen van een parkeergarage, maar ook bij het aanleggen van nieuwe riolering, komt men in aanraking met deze verontreinigingen. Volgens de Wet bodembescherming mogen bemalingen niet leiden tot onaanvaardbare verplaatsing van bestaande verontreinigingen. In de praktijk houdt dit in dat het verwachte effect van de bemaling op de verontreiniging in beeld moet worden gebracht en eventueel tegenmaatregelen worden genomen om verspreiding tegen te gaan. Bij in elkaar overlopende verontreinigingen vraagt dit om een grote onderzoeksinspanning. Ook de aanwezigheid van archeologische waarden kan leiden tot restricties voor het toepassen van bemalingen.

De problemen die men tegenkomt bij het uitvoeren van bemalingen gelden ook voor het aanleggen van WKO-installaties. Herstructurering biedt een uitgelezen kans om deze duurzame energiebron in te zetten, maar de aanwezigheid van verontreinigingen kan beperkingen opleveren voor de toepassing ervan. Daarnaast kan de ondergrondse ruimtevraag van WKO-installaties groter zijn dan de bovengrondse bebouwing waarvoor het systeem wordt aangelegd. Als systemen zonder regie worden aangelegd bestaat het risico dat nabij gelegen systemen elkaar verstoren (interferentie) waardoor de opbrengst van de WKO afneemt.

4.3 Realisatie bedrijventerreinen

De industriële activiteiten in de gemeente Velsen zijn sinds de openstelling van het Noordzeekanaal sterk toegenomen en de industrie in het gebied groeit nog steeds. Ook de komende jaren zullen nieuwe bedrijventerreinen worden gerealiseerd, onder andere als onderdeel van het plan Grote Buitendijk-Hofgeest dat de komende jaren ten noordoosten van Velserbroek wordt gerealiseerd.

Bij het realiseren van bedrijfsterreinen komt grondverzet kijken. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat ter plaatse van het plan Grote Buitendijk-Hofgeest geen achtergrondverontreinigingen in de bovengrond voorkomen. De vrijkomende grond kan dus in principe worden hergebruikt. Omdat het plan in de polder ligt kan de grond echter civieltechnisch ongeschikt zijn voor hergebruik. Op basis van de huidige agrarische functie van het gebied worden weinig gevallen van ernstige bodemverontreiniging verwacht. Ernstige verontreinigingen op bijvoorbeeld voormalige erfpercelen kunnen echter niet volledig worden uitgesloten.

Ontwikkeling van een nieuw bedrijfsterrein biedt moegelijkheden voor het toepassen van duurzame energie met behulp van WKO-toepassingen. De potentie van WKO kan worden geoptimaliseerd door de positie van warmte en koude bronnen te regisseren.

4.4 Nieuwbouwlocaties

Naast herstructurering van het bestaande woongebied wil de gemeente Velsen met onder andere het plan Grote Buitendijk-Hofgeest de komende jaren ook nieuwbouw realiseren. Deze nieuwbouwwijk wordt gerealiseerd in een gebied dat tot dan toe een agrarische functie had. Er is dus geen stedelijke achtergrondverontreiniging te verwachten. Zoals in de vorige paragraaf reeds aangegeven kunnen gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het buitengebied niet worden uitgesloten, bijvoorbeeld ter plaatse van voormalige tanklocaties of gedempte sloten.

Ter plaatse van nieuwbouwlocaties zijn geen grootschalige grondwaterverontreinigingen te verwachten. Bij het uitvoeren van bemalingen moet men echter wel rekening houden met archeologische waarden. Grootschalige woningbouwprojecten bieden een uitgelezen kans om gebruik te maken van de mogelijkheden van WKO.

4.5 Infrastructuur

Door de gemeente Velsen lopen een aantal belangrijke verkeersaders waaronder de Rijkswegen A22, A208 en A9 en de spoorweg Haarlem-Alkmaar. Binnen de gemeente liggen een aantal belangrijke tunnels onder het Noordzeekanaal door, zoals de Wijkertunnel en de Velsertunnel. In de gemeente vinden dan ook veel infrastructurele projecten plaats. In de komende jaren wordt onder andere de Kromhoutstraat, die de ontsluiting naar IJmuiden aan Zee vormt, gerevitaliseerd.

Bij het aanleggen van infrastructuur kunnen bemalingen nodig zijn, bijvoorbeeld voor de aanleg van fiets- of voetgangerstunnels. Bij deze bemalingen moet rekening worden gehouden met effecten op natuur en archeologische waarden. Indien er sprake is van nabijgelegen grondwaterverontreinigingen zal ook hiermee rekening moeten worden gehouden. Bij de aanleg van infrastructuur is draagkracht heel belangrijk. In het ontwerp moet daarom rekening worden gehouden met het voorkomen van veen- of kleilagen in de ondergrond.

4.6 Natuurontwikkeling

De gemeente Velsen is een zeer diverse gemeente waarin naast de sterke verstedelijking en industrialisering rond de haven IJmond ook ruimte is voor natuurontwikkeling en recreatie. Juist door het stedelijke karakter van de regio is er grote behoefte aan groene natuur- en recreatiegebieden. De gemeente Velsen zet zich daarom in voor natuurbehoud en natuurontwikkeling, zoals in het plan Grote Buitendijk-Hofgeest.

Bij natuurontwikkeling vindt vaak veel grondverzet plaats. Omdat natuurontwikkeling veelal plaatsvindt in onbebouwd gebied zijn geen stedelijke achtergrondverontreinigingen te verwachten. Er kan echter wel sprake zijn van gevallen van ernstige bodemverontreiniging, bijvoorbeeld ter plaatse van voormalige boerenerven of door aanwezigheid van asbest. Bij natuurontwikkeling kan ook het nutriëntengehalte van de grond te hoog zijn als gevolg van jarenlange bemesting.

Deel B

5 Strategische keuzes bodemagenda Velsen

5.1 Speerpunten gemeentelijk bodembeleid

De centrale opgave van de bodemagenda is invulling te geven aan de ambities van de gemeente binnen de financiële randvoorwaarden (zie paragraaf 5.5). De invulling van de ambities gaat uit van de huidige lokale speerpunten op bodemgebied die reeds goed lopen en van de speerpunten op landelijk en provinciaal niveau die samenhangen met de ingezette beleidsverbreding. Ook wordt uitgegaan van de thema’s uit andere beleidsvelden die een raakvlak hebben met de bodemproblematiek. Dit komt samen in de volgende centrale opgave bij de invulling van het bodembeleid in Velsen.

 

Centrale opgave bij de invulling bodembeleid 3

Figuur 5.1 Centrale opgave bij de invulling van het bodembeleid in Velsen

Hieronder wordt kort ingegaan op de genoemde thema’s waarna in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk de strategische keuzes met betrekking tot de invulling van het bodembeleid in Velsen worden gepresenteerd en toegelicht.

5.2 Wat doen we al goed in Velsen en blijven we doen

Hieronder zijn de huidige speerpunten en de bijbehorende acties en initiatieven op bodemgebied binnen de gemeente Velsen kort toegelicht.

 

Huidige speerpunten Velsen

Tabel 5.1 Huidige speerpunten Velsen

5.3 Landelijke en provinciale speerpunten bodembeleid

Op 10 juli 2009 is het convenant ‘Bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties’ ondertekend. Het hoofddoel van het convenant is het doormaken van een transitie naar een bodemontwikkelingsbeleid, waardoor het sectorale bodembeleid plaatsmaakt voor een integraal ruimtelijk ordeningsbeleid. Daarnaast zijn in het Convenant landelijke afspraken gemaakt over de aanpak van locaties waar sprake is van risico’s bij het huidige gebruik (de zogeheten spoedlocaties). Verontreinigingen die spoedeisend zijn op basis van humane risico’s moeten in 2010 in beeld zijn gebracht en uiterlijk 2015 zijn gesaneerd of beheerst. Voor locaties met ecologische of verspreidingsrisico’s geldt dat de locaties in 2015 in beeld moeten zijn gebracht en daarna zo spoedig mogelijk (uiterlijk voor 2030) zijn gesaneerd of beheerst.

In het Convenant is verder afgesproken dat gemeenten, provincies en waterschappen de regie nemen voor de aanpak van verontreinigde locaties en grootschalige grondwaterverontreinigingen en voor de ruimtelijke ontwikkeling van de ondergrond. Het Rijk is verantwoordelijk voor het scheppen van de juiste voorwaarden op financieel en juridisch gebied. De uitgaven worden jaarlijks verantwoord door de gemeente.

De onderwerpen die in de discussies rondom het Convenant aan de orde gekomen zijn, zijn verder uitgewerkt in de bodemvisie 2009-2013 die de provincie Noord-Holland vorig jaar heeft vastgesteld. In de bodemvisie werkt de provincie vijf onderwerpen uit, gebaseerd op verwachte (ruimtelijke) ontwikkelingen in de komende jaren. Deze onderwerpen betreffen niet alleen het werkveld van de provincie, maar ook dat van gemeenten en waterschappen. De provincie wil met de bodemvisie ook deze partijen stimuleren duurzaam bodemgebruik onderdeel te maken van hun (ruimtelijke) plannen.

Hieronder zijn de speerpunten vanuit de provincie kort beschreven en is aangegeven welke doelstellingen of vervolgacties een raakvlak hebben met het gemeentelijk bodembeleid of de gemeentelijke bodemtaken.

 

Provinciale speerpunten

Tabel 5.2 Provinciale speerpunten

5.4 Gemeentelijke thema’s vanuit andere beleidsvelden

In de praktijk heeft de aanpak van de bodemproblematiek ook nu reeds raakvlakken met diverse andere beleidsvelden. De volgende thema’s uit andere beleidsvelden hebben concreet een relatie met het beheer van de bodem en de ondergrond in de gemeente Velsen.

 

Tabel 5.3 Thema's 6.pdf (versie geldig sinds: 02-11-2012; PDF-bestand; grootte: 14.16 kB)

Tabel 5.3 Thema’s

5.5 Financiële randvoorwaarden

Een belangrijke randvoorwaarde voor de uitvoering van het bodembeleid is de financiering van de activiteiten die voortvloeien uit deze bodemagenda. De ambitie van deze agenda is inzichtelijk te maken welke budgetten nodig zijn zodat deze zo nodig kunnen worden meegenomen in de begroting.

De belangrijkste financiële stromen zijn hieronder kort toegelicht:

  • • reguliere uren Milieudienst IJmond: het begeleiden, het toetsen en het adviseren op bodemonderzoeken en bodemsaneringen en het invoeren en verstrekken van bodeminformatie behoort tot het takenpakket van de Milieudienst IJmond. De taken worden beschreven in het jaarlijkse milieuwerkprogramma.

  • De financiering van de bodemonderzoeken en bodemsaneringen

  • • ISV-budget: de gemeente ontvangt via de provincie een budget voor de uitvoering van de bodemsaneringstaken in het kader van het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV). De budgetten voor de periode tot en met 2014 zijn reeds toegekend. De gemeente Velsen heeft in het kader van de tweede ISV-periode (tot en met 2009) een bijdrage ontvangen van € 1.203.885,00 voor de derde ISV-periode (tot en met 2014) is € 354.000,00 toegewezen. Momenteel zijn diverse projecten in uitvoering die gefinancierd worden met ISV-2-budget en doorlopen in de ISV-3 periode.

  • De inzet van de ISV-middelen dient zich te concentreren op de aanpak van spoedlocaties maar bij de aanpak van spoedlocaties kan in principe maximaal 50 % van de kosten worden gefinancierd vanuit het ISV-budget.

  • Door de provincie is aangegeven dat er geen vierde ISV periode meer zal komen. Volgens de afspraken uit het Convenant zijn de spoedlocaties na 2015 aangepakt en wordt er na die periode in principe alleen nog maar vanuit maatschappelijke ontwikkelingen gesaneerd. De ontwikkeling van de budgetten is mede afhankelijk van de midterm-review die, volgens de afspraken gemaakt in het Convenant Bodem, eind 2011 – begin 2012 zal worden uitgevoerd en waarbij de voortgang in de gemaakte afspraken in relatie tot de beschikbare budgetten aan de orde komt.

  • • Incidentele bijdragen provincie: de provincie Noord-Holland kent ten behoeve van de uitvoering van (zeer) grote bodemsaneringsprojecten incidenteel een extra bijdrage toe. Dit is op dit moment echter niet aan de orde in Velsen.

  • • Financiering vanuit de grondexploitatie/projecten: het bodemsaneringsbeleid is erop gericht dat zoveel mogelijk wordt gesaneerd als onderdeel van maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkeling. De bodemsanering wordt in dat geval grotendeels ten laste gebracht van de grondexploitatie. De eventuele inzet van ISV-budget is gelimiteerd tot maximaal 25 % en dient daarbij slechts als stimulering en om stagnatie van gewenste ontwikkelingen als gevolg van bodemverontreiniging te voorkomen. Bij de verwachte afbouw van de ISV-budgetten zullen meer kosten ten laste komen van de grondexploitatie

  • • Algemene middelen: De gemeente loopt een financieel risico als de bodemsanerings- en onderzoekskosten niet ten laste van de grondexploitatie en/of projecten , ISV 3 of vanuit incidentele bijdragen van de provincie kunnen worden gefinancierd.

  • Voor inzet van ISV 3 budget wordt in ook een eigen bijdrage verwacht van (ten minste) 50%. Als die niet kan worden gerealiseerd vanuit de grondexploitatie of projecten zullen algemene middelen moeten worden ingezet.

  • Ervaring leert dat vooral de spoedlocaties, waar een verplichting geldt om deze aan te pakken voor 2015 financiële risico’s opleveren. Vaak blijkt, dat veroorzakers en/of eigenaren van de locaties niet of niet volledig juridisch en financieel kunnen worden aangesproken. De gemeente is dan het vangnet voor het wegnemen van de risico’s zonder dat de kosten kunnen worden verhaald.

5.6 Speerpunten bodembeleid Velsen 2011- 2016

Hieronder zijn de negen speerpunten voor het bodembeleid van de gemeenten Velsen voor de periode 2011- 2016 gepresenteerd. In het volgende hoofdstuk zijn deze speerpunten verder uitgewerkt in concrete doelstellingen en vervolgacties.

De strategische keuzes voor deze speerpunten zijn primair gebaseerd op de huidige lokale speerpunten in het bodembeleid van de gemeente Velsen en op de doorvertaling van de landelijk ingezette verbreding van het bodembeleid zoals die in de provinciale speerpunten is uitgewerkt. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de financiële randvoorwaarden. In zeven gevallen lopen de lokale speerpunten en de provinciale (landelijke) speerpunten gelijk op, deze zijn hieronder als eerste genoemd. Daarnaast zijn een tweetal speerpunten benoemd die vooral voortvloeien uit gemeentelijke bodemtaken.

 

Speerpunten bodembeleid 7

Tabel 5.4 Speerpunten bodembeleid Velsen 2011-2016

6 Uitwerking speerpunten bodembeleid 2011-2016 Velsen

De speerpunten in het bodembeleid van de gemeente Velsen zijn in de tabellen op de volgende pagina’s vertaald naar doelen en bijbehorende vervolgacties. De vervolgacties zijn uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. De gebruikte afkorting MDIJ in de tabellen staat voor Milieudienst IJmond.

 

Tabel hoofdstuk 6.8

Bijlage

Kaartmateriaal bodemopbouw, eigenschappen bodem en chemische bodemkwaliteit gemeente Velsen

  • Uitsneden van provinciale kaarten met betrekking tot:

    • - Geschiktheid voor WKO

    • - Draagkracht en geschiktheid ondergronds bouwen

    • - Aanwezigheid aardkundige waarden

    • - Aanwezigheid ecologische hoofdstructuur

  • Archeologische waardenkaart Velsen

  • Bodemfunctiekaart Velsen

  • Bodemkwaliteitskaart Velsen

Geschiktheid 1e watervoerend pakket voor open systemen WKO

(groen: zeer geschikt, rood: slecht geschikt)

 

Geschiktheid 1e watervoerend pakket en diepere lagen

Geschiktheid 2e watervoerend pakket en diepere lagen voor open systemen WKO

(groen: zeer geschikt, rood: slecht geschikt)

 

Geschiktheid 2e watervoerend pakket en diepere lagen

Geschiktheid ondergronds bouwen

(groen: meest geschikt, rood: minst geschikt)

 

Geschiktheid ondergronds bouwen

Zettingsgevoeligheid

(groen: nauwelijks gevoelig, rood: zeer gevoelig)

 

Zettingsgevoeligheid

Aardkundige waarde

(groen: geen aardkundige waarde, paars: aardkundig monument)

 

Aardkundige waarde

Ligging ecologische hoofdstructuur (EHS)

Concept archeologische waardenkaart 1999 – 2007 gemeente Velsen

Bodemfunctiekaart regio IJmond

n.b. Toekomstig station Halfweg in gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude is als “overig” maar dient als “wonen” te zijn aangemerkt

 

Bodemfunctiekaart regio IJmond

Indicatieve Bodemkwaliteitskaart op basis klassenindeling Besluit bodemkwaliteit regio IJmond

(bij grondverzet moet tot uiterlijk juli 2012 de oude BKK (versie 2007) worden gebruikt)

 

Indicatieve bodemkwaliteitskaart op basis klassenindeling

Bijlage

Nadere toelichting op de bodemtaken en -bevoegdheden van de gemeente Velsen

Nadere toelichting op de bodemtaken en -bevoegdheden van de gemeente Velsen

I. Besluit bodemkwaliteit

Toepassing van grond en bagger

Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) regelt de toepassing van partijen (licht verontreinigde) grond en bagger. De gemeente is bevoegd gezag voor de droge toepassing van grond en bagger. Uitzondering hierop vormt het hergebruik binnen Wm-inrichtingen waarvoor de provincie bevoegd gezag is. In die situaties is de provincie bevoegd gezag voor het Bbk. Voor natte toepassingen is het Hoogheemraadschap van Rijnland het bevoegde gezag. Voor toepassingen op het zeestrand en de (oevers van) Rijkswateren is Rijkswaterstaat (RWS) bevoegd gezag.

De gemeente heeft een groot deel van haar taken als bevoegd gezag ondergebracht bij de Milieudienst IJmond, onder meer voor de afhandeling meldingen en handhaving.

Binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit moeten alle toepassingen van grond landelijk worden gemeld bij Agentschap nl, via de website van Bodemplus. Deze meldingen worden direct doorgestuurd naar de afdeling milieuadvisering van de Milieudienst IJmond die de meldingen controleert en administreert. Daarnaast heeft de gemeente de taak een correcte toepassing van grond te handhaven. Deze taak is ondergebracht bij de afdeling Milieubeheer van de Milieudienst IJmond.

Overgangregeling

De Milieudienst IJmond heeft in 2007 voor ondermeer het grondgebied van Velsen bodemkwaliteitskaarten opgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de bodemlaag van 0-1 m -mv en de bodemlaag van 1-2 m -mv. Bij het opstellen van een bodemkwaliteitskaart is het gebied verdeeld in homogene deelgebieden waar op basis van de historie een vergelijkbare bodemkwaliteit verwacht wordt. Op basis van de opgestelde bodemkwaliteitskaarten en het bijbehorende bodembeheersplan is het mogelijk gemaakt licht verontreinigde grond op regionaal niveau her te gebruiken in gebieden met een vergelijkbare bodemkwaliteit. Dit beleid op basis van de zogeheten Vrijstellingregeling uit het Bouwstoffenbesluit is ook gedurende een overgangsperiode nog van toepassing nadat het Besluit bodemkwaliteit reeds in werking is getreden. Als gevolg van de komst van het Besluit bodemkwaliteit zal de overgangsregeling uiterlijk juli 2012 gaan vervallen. De overgangsregeling geldt niet voor zogeheten grootschalige toepassingen en voor toepassingen in oppervlaktewater. Daarvoor is nu reeds het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

Tijdelijke uitname

In veel situaties kan grondverzet in het kader van werken, zoals de aanleg van riolering en onderhoud aan kabels en leidingen), worden gezien als tijdelijke uitname. In dat geval zijn bodemfunctie en bodemkwaliteit niet van belang. Aangezien de definitie van tijdelijke uitname in het Besluit bodemkwaliteit zeer algemeen is, stelt Bodem+ een handvat voor de tijdelijke uitname van grond en baggerspecie op. Het handvat bevat ondermeer een checklist die het bevoegd gezag moet helpen om individuele gevallen te beoordelen. De checklist gaat ondermeer in op:

  • • Toets op functionaliteit

  • • Toets op dezelfde toepassing/werk

  • • Wel of geen bewerking

  • • Toets op vergelijkbare condities

  • • Sluit verdachte locaties of bekende gevallen uit

  • • Schaalgrootte op en nabij dezelfde plaats

  • • Zorgplicht

Het handvat is op dit moment in concept gereed en zal naar verwachting op korte termijn op de website van Bodem+ worden gepubliceerd.

II. Wet bodembescherming

In de Wet bodembescherming (Wbb) is geregeld hoe wordt omgegaan met sterk verontreinigde grond. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen oude en nieuwe gevallen van bodemverontreiniging. De gemeente Velsen is geen bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming als het gaat om de sanering van oude gevallen van bodemverontreiniging binnen de gemeente die zijn ontstaan voor 1 januari 1987. Die bevoegdheid ligt bij de provincie Noord-Holland. De gemeente Velsen is een programmagemeente in het kader het ISV. De Milieudienst voert in opdracht van de gemeente de bodemtaken uit. De Milieudienst dient in het kader van ISV aan het begin van de planperiode een bodemparagraaf in bij de provincie die de basis vormt voor de uitvoering van het bodemonderzoek en bodemsanering in het kader van het ISV. De provincie kent budget toe voor de uitvoering van het programma.

De gemeente Velsen is in de meeste gevallen wel bevoegd gezag bij de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan na 1 januari 1987.

Soorten gevallen van bodemverontreiniging

Om te kunnen bepalen in welk kader een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt aangepakt is het van belang hoe oud een verontreiniging is. Verontreinigingen die zijn veroorzaakt na 1 januari 1987 worden beschouwd als nieuwe gevallen. Op deze verontreinigingen is de Zorgplicht (artikel 13 Wet bodembescherming) van toepassing. Verontreinigingen van voor 1 januari 1987 worden beschouwd als oude gevallen van bodemverontreiniging. Hierop is de saneringsparagraaf van de Wet bodembescherming van toepassing.

In de overeenkomst uitvoering bodemsaneringstaken tussen de provincie, Milieudienst IJmond en gemeente is afgesproken dat de milieudienst zorg draagt voor de handhaving van de zorgplicht en de meldingen bij verplaatsing van verontreinigde grond. De milieudienst bepaalt daarmee in eerste instantie of sprake is van een nieuwe of historische verontreiniging. Er bestaat geen regelgeving die voorschrijft op welke manier de ouderdom van een geval van bodemverontreiniging wordt beoordeeld. Als hulpmiddel bij de beoordeling wordt in Velsen gebruik gemaakt van de methode die is omschreven in de Circulaire ouderdomsbepaling, welke is opgesteld in het kader van de Bedrijvenregeling.

Nieuwe gevallen

Nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zijn, zoals gezegd, bodemverontreinigingen die zijn ontstaan na 1987 door handelingen waarvan men redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat de bodem erdoor verontreinigd of aangetast kon raken. Dergelijke verontreinigingen vallen onder de Zorgplicht. Bij nieuwe gevallen van bodemverontreiniging moet de verontreiniging onverwijld zoveel mogelijk worden teniet gedaan of, indien dat niet mogelijk is, de gevolgen ervan zoveel mogelijk worden beperkt. Een calamiteit is een speciale vorm van een nieuw geval van bodemverontreiniging en ook hierbij is de insteek de verontreiniging zo snel en zo volledig mogelijk te verwijderen.

Oude gevallen

Voor oude gevallen van bodemverontreiniging moet door de provincie Noord-Holland als bevoegd gezag worden vastgesteld of deze ernstig en vervolgens ook spoedeisend zijn. In de Circulaire bodemsanering 2009 zijn de begrippen ernst en spoed beschreven. Een verontreiniging is ernstig wanneer 25 m3 grond of 100 m3 grondwater (porie verzadigd volume) verontreinigd is met één of meerdere stoffen boven de interventiewaarde. In de circulaire worden tevens situaties weergegeven waarbij er wel sprake is van een ernstig geval, zonder dat hierbij de interventiewaarde wordt overschreden. Verontreinigingen die een technisch (op gelijke wijze veroorzaakt), organisatorisch (zelfde veroorzaker) en/of ruimtelijk (aangrenzend) verband hebben, mogen tot één geval worden gerekend.

Op grond van artikel 37 Wet bodembescherming moet worden vastgesteld of een geval van ernstige bodemverontreiniging potentieel spoedeisend is. Een geval is spoedeisend als er sprake is van onaanvaardbare humane, ecologische of verspreidingsrisico’s. Risico’s hebben een directe relatie met het gebruik van de bodem en zijn daardoor functieafhankelijk. Een risicobeoordeling van een geval van ernstige bodemverontreiniging wordt uitgevoerd met de Risicotoolbox. De methodiek voor het uitvoeren van risicobeoordelingen is omschreven in de Circulaire bodemsanering 2009. Wanneer er sprake is van spoed wordt in een beschikking op ernst en spoedeisendheid vastgelegd voor welke datum de sanering dient te worden gestart.

Uitgangspunt bij het saneren van oude gevallen van bodemverontreiniging is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor de gewenste functie en dat de kosten in verhouding staan met de bereikte milieuwinst.

In januari 2010 heeft de provincie de “Bodemsaneringsstrategie en uitvoeringsprogramma 2010- 2014” vastgesteld. Daarin heeft de provincie aangegeven hoe zij in de komende periode willen omgaan met de uitvoering van de bodemsanering in het licht van het veranderende bodembeleid en de veranderde financiële situatie. Een belangrijke consequentie van de veranderde situatie is dat de aanpak van de bodemverontreiniging in belangrijke mate zal moeten worden gefinancierd uit maatschappelijke ontwikkelingen. Voor spoedlocaties kan het soms moeilijk haalbaar zijn financiering uit maatschappelijke ontwikkelingen te realiseren, omdat de noodzaak om actuele risico’s op korte termijn aan te pakken zich mogelijk slecht verhoudt tot aansluiting op langere termijnontwikkelingen. Daarom worden de beschikbare bodembudgetten primair ingezet voor de aanpak van spoedlocaties. De saneringen van spoedlocaties worden in principe voor 50 % gefinancierd met de bodembudgetten voor projecten waar sprake is van maatschappelijke urgentie wordt uitgegaan van een bijdrage van 25 % uit de bodembudgetten. Uitgangspunt is dat partijen die belang hebben bij de sanering voor het overige deel van de benodigde financiën zorgen. Bij stedelijke ontwikkelingen en herstructurering kan de gemeente de partij zijn die voordeel heeft bij de sanering en zal de dekking van de overige (sanerings)kosten dan ook uit de planexploitatie of uit gemeentelijke budgetten moeten worden gefinancierd.

Bij de aanpak van spoedlocaties vindt de provincie een goede samenwerking met de gemeenten essentieel. De provincie Noord-Holland bepaalt de aansprakelijkheid en medefinanciering van derden. Als gemeenten zelf een belanghebbende partij zijn roept de provincie hen op al in een vroeg stadium hierover na te denken en eventueel budget te reserveren.

Stortplaatsen

De provincie Noord-Holland heeft apart beleid ontwikkeld voor de omgang met voormalige stortplaatsen. In hun bodemsaneringsstrategie 2010 geeft de provincie invulling aan het omgang met te dunne deklagen, het realiseren van gevoelige functies op voormalige stortplaatsen en de aanpak van grondwaterverontreinigingen. Door duidelijkheid te geven over de aanpak wil de provincie stimuleren dat deze locaties vaker meegenomen worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij ligt een rol voor de gemeente zowel als initiatiefnemer van ruimtelijke ontwikkelingen maar ook vaak als eigenaar van voormalige stortplaatsen. Daarnaast kunnen gemeenten in het kader van het Besluit bodemkwaliteit in hun bodembeleid hun ambitie vastleggen ten aanzien van de kwaliteit van de leeflaag op voormalige stortplaatsen. Dit biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om in het landelijk gebied op de voormalige stort af te wijken van de omgevingskwaliteit die veelal schoon is.

III. Raakvlakken bodem met andere beleidsvelden

Bouwvergunning/Woningwet

Een doelstelling van de Woningwet (artikel 8, tweede lid, onder c) is dat bouwen op verontreinigde bodem wordt tegengegaan. Om hieraan invulling te kunnen geven moet bij de aanvraag voor een bouwvergunning een verkennend bodemonderzoek worden overlegd. Deze onderzoeksplicht geldt als er sprake is van een regulier bouwvergunningsplichtig bouwwerk, dat specifiek bedoeld is voor het verblijf van mensen, dat de grond raakt en waarvan het huidig gebruik wijzigt (in andere gevallen geldt een vrijstelling van de onderzoeksplicht). De eisen die worden gesteld aan een bodemonderzoek zijn uitgewerkt in het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab). Met de invoering van het Biab gelden er landelijk uniforme regels voor indieningsvereisten bij de aanvraag van een bouwvergunning.

Op basis van de Woningwet stelt de gemeente een bouwverordening vast. In de bouwverordening en in het bodembeheerplan kan de gemeente nader invullen onder welke omstandigheden vrijstelling van de onderzoeksplicht kan worden verleend aanvullend op hetgeen reeds in de Biab is vastgelegd. Gebruikelijk is om daarin op te nemen dat vrijstelling wordt verleend indien reeds voldoende inzicht bestaat in de kwaliteit van de bodem en de bodemgesteldheid. De gemeente mag bepalen wanneer sprake is van voldoende inzicht en kan dit nader specificeren om daarmee optimaal gebruik te maken van de mogelijkheid om door middel van de vrijstellingsregeling kosten en lasten te verminderen.

Op basis van de beschikbare bodeminformatie moet worden getoetst of het nieuwe bouwwerk past bij de bodemkwaliteit op het perceel. Het betreft een toetsing op zowel de diffuse bodemkwaliteit, als op eventueel aanwezige lokale verontreiniging. De wijze waarop de gemeente de toetsing precies uitvoert is niet voorgeschreven en kan door de gemeente zelf nader worden bepaald. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is wel opgenomen een bouwvergunning niet in werking treedt indien uit onderzoek dan wel uit andere hoofde een redelijk vermoeden aanwezig is dat op de betrokken locatie sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. De opschorting van de inwerkingtreding duurt totdat het bevoegd gezag krachtens de Wet bodembescherming heeft ingestemd met een saneringsplan of BUS-melding dan wel is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Voor de volledige tekst wordt verwezen naar artikel 6.2c Wabo .

De Bouwverordening en het bodembeheerplan van de gemeente Velsen zijn te vinden op de website van de gemeente.

Wet milieubeheer

De Wet milieubeheer (Wm) biedt een kader voor het regelen van algemene onderwerpen op het vlak van milieubeheer. Een belangrijk uitgangspunt van de Wm is dat iedereen die redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn gedrag nadelige gevolgen heeft voor het milieu, verplicht is dit gedrag achterwege te laten of maatregelen te nemen om die de gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. In de Wm zijn geen concrete maatregelen ter bescherming van het milieu opgenomen. Deze zijn terug te vinden in de voorschriften bij een milieuvergunning of in de uitvoeringsbesluiten via de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Een belangrijke AMvB is het Activiteitenbesluit. Hierin zijn algemene regels opgenomen voor een groot aantal bedrijfstakken en activiteiten waaronder de opslag in ondergrondse tanks. Deze bedrijven hebben geen milieuvergunning (meer) nodig waardoor de administratieve en bestuurlijke kasten zijn verminderd.

Voor het aanvragen van een Wm-vergunning of in het kader van een AMvB zoals het Activiteitenbesluit kan bodemonderzoek in de vorm van een nulsituatie- of eindsituatieonderzoek verplicht zijn. Bij bodembedreigende activiteiten kan de verplichting tot monitoring worden opgelegd.

Een bodemsanering kan vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wm of het Activiteitenbesluit. Dit is in ieder geval aan de orde indien er een zuiveringsinstallatie geplaatst wordt met een vermogen van meer dan 1,5 kW of er langer dan zes maanden opslag van verontreinigde grond plaatsvindt.

Verontreinigde grond die wordt afgevoerd van een bepaalde locatie wordt gezien als afvalstof. Dit is niet van toepassing wanneer (licht) verontreinigde grond nuttig wordt toegepast.

Vervoerders, inzamelaars, handelaars en/of bemiddelaars in afvalstoffen dienen geregistreerd te zijn bij de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO). De geregistreerde bedrijven krijgen dan een VIHB-nummer. Indien hieraan niet wordt voldaan, is in principe sprake van een illegale activiteit. Tijdens het transport dient een begeleidingsformulier aanwezig te zijn. Indien te voorzien is dat bij een bodemsanering ook gevaarlijk afval of andere afvalstoffen vrijkomen, dient hiermee rekening gehouden te worden in het saneringsplan.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

De Wabo is per 1 oktober 2010 van kracht en bundelt de diverse vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen en meldingen die nodig zijn voor het realiseren van een fysiek object (bouw, aanleg, oprichting, gebruik en sloop). Door de bundeling blijft slechts één besluit over, de omgevingsvergunning. De bouwvergunning en de Wm vergunning vallen onder deze procedure waardoor termijnen zijn verkort. De inhoudelijke toetsing en de gestelde voorwaarden wijzigen in principe niet. De omgevingsvergunning kan bij de gemeente worden aangevraagd, coördinatie tussen de verschillende betrokken bevoegde overheden vindt achter de schermen plaats.

Wet openbaarheid van bestuur (Wob)/Verdrag van Aarhus/Bro

Op basis van de Wet openbaarheid van Bestuur en de afspraken uit het Verdrag van Aarhus is de gemeente verplicht om te zorgen voor informatie en communicatie in het kader van bodemkwaliteitsbeheer. Deze taak is neergelegd bij de Milieudienst IJmond die alle bodemonderzoeken heeft verwerkt in een geografische data-base die toegankelijk is voor burgers en ondernemers. Voor makelaars is een speciale digitale service beschikbaar (makelaars-module). De bodemkwaliteitskaarten kunnen via internet worden geraadpleegd (BKK internet module).

In het convenant is afgesproken dat een Basisregistratie Ondergrond (Bro) wordt ontwikkeld. Deze Bro gaat gegevens omvatten over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond, de ondergrondse infrastructuur en gebruiksrechten van de ondergrond. Onderdeel van de afspraken in het kader van de Bro is dat overheden verplicht worden hun gegevens over de ondergrond aan te leveren aan de basisregistratie. In eerste instantie zal sprake zijn van een verplichte aanlevering van boorprofielen, in later stadium mogelijk van bodemkwaliteitsgegevens.

Wet ruimtelijke ordening

De bodemkwaliteit maakt onderdeel uit van een goede ruimtelijke onderbouwing zoals wordt gevraagd in de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro). De wijze waarop bodemverontreiniging moet worden meegenomen is veranderd met de inwerkingtreding van de aangepaste Wro op 1 juli 2008. Op basis van de nieuwe wet kunnen voortaan alle overheden de volgende plannen opstellen:

  • • Structuurvisie (niet bindend voor burgers en bedrijven alleen voor de overheid zelf)

  • • Bestemmingsplannen (vergelijkbaar met oude Wro) worden verplicht voor het gehele grondgebeid van de gemeenten. Andere overheden zoals provincies en de rijksoverheid kunnen inpassingsplannen vaststellen

  • • Projectbesluiten (in plaats van de oude vrijstellingsprocedure ex artikel 19 Wro)

Met de wijziging van de Wro is tevens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In artikel 3.1.6 van de Bro is aangegeven met welke onderwerpen rekening gehouden moet worden bij het opstellen en vaststellen van het bestemmingsplan. In de nieuwe Bro is geen rechtstreekse verplichting meer opgenomen voor het uitvoeren van bodemonderzoek of bodemsanering. Onderzoek naar archeologische waarden wordt nog wel rechtstreeks in de Bro voorgeschreven. Andere thema’s (zoals bodemkwaliteit, draagkracht en geschiktheid voor warmte-koude opslag) worden niet voorgeschreven maar kunnen, afhankelijk van de situatie, door de gemeente wel optioneel worden meegenomen in de ruimtelijke afweging.

Daarnaast is vanuit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is sprake van een indirecte verplichting om de bodem in brede zin als thema mee te nemen. De Algemene Wet Bestuursrecht verplicht om bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan de nodige kennis te verzamelen over de af te wegen belangen. Het vaststellen of wijzigen van een ruimtelijk plan kan gevolgen hebben voor de belangen van natuur, milieu, voor cultuurhistorische, landschappelijke en archeologische waarden, de waterhuishouding en andere waarden.

Het digitale handboek ‘stroomlijning toetsen’ dat door het ministerie VROM in 2009 op internet is geplaatst biedt de gemeenten een praktische handreiking bij de uitvoering van de verschillende toetsen in het kader van de Wro. In dit handboek is naast het archeologisch (voor)onderzoek ook de bodemtoets opgenomen.

Archeologisch (voor)onderzoek kenmerkt zicht doordat het start met een globale inventarisatie van eventuele archeologische waarden of verwachtingen. Afhankelijk van de aard en het detailniveau van het plan kan vervolgens verder worden ingezoomd op aanwezige waarden. Hierdoor kan het bevoegd gezag, bijvoorbeeld de gemeente, een goede afweging maken bij de besluitvorming waarin het archeologische erfgoed een plaats heeft. Vervolgens kan het bevoegd gezag bepalen dat initiatiefnemers van bodemverstorende activiteiten verder archeologisch onderzoek moeten doen, aanpassingen moeten aanbrengen in hun bouwplan of de bouwactiviteiten archeologisch moeten laten begeleiden (bouw-, sloop- of aanlegvergunning).

Hieronder zijn de stappen beschreven die voor archeologisch (voor)onderzoek van belang zijn. Indien het archeologisch (voor)onderzoek in het kader van een milieueffectrapportage (m.e.r.) wordt uitgevoerd, moeten de stappen die bij de toetsen planMER of projectMER zijn beschreven worden gevolgd.

 

Bestemmingsplan of vrijstellings-projectbesluit

Bodemtoets

Eventueel aanwezige bodemverontreiniging kan van groot belang zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan of projectbesluit. In het onderstaande schema is het stappenplan voor het meenemen van de bodemkwaliteit in de plannen gepresenteerd dat in het digitale handboek is opgenomen.

 

Bepaal de huidige en toekomstige functies in het plangebied