Organisatie | Beverwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Re-integratieverordening Beverwijk 2009 |
Citeertitel | Re-integratieverordening Beverwijk 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-06-2009 | 01-04-2009 | 10-05-2012 | Onbekend | 18-06-2009 De Kennemer, 24-6-2009 | Raadsbessluit 2009/15948 |
De raad van de gemeente Beverwijk;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 mei 2009, nummer 2009/15948;
gehoord de Commissie Onderwijs, Sociale Zaken, Cultuur en Welzijn d.d. 2 juni 2009;
gelet op de artikelen 7,8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen, 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen, 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
1. Vast te stellen de volgende Re-integratieverordening Beverwijk 2009.
Paragraaf 2: Beleid en financiën
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Paragraaf 3: Aanspraken van de doelgroep
Artikel 8: Participatieplaatsen
Voor zover de belanghebbende die additionele arbeid verricht niet beschikt over een startkwalificatie wordt zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Bij deze beoordeling betrekt het college de scholingswens van de belanghebbende.
Deze verordening regelt de ondersteuning die burgemeester en wethouders bieden bij de arbeidsinschakeling en sociale activering van personen die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de WWB. Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven volgt uit artikel 8 WWB.
Het college geeft invulling aan de verordening nadere regels. Op deze wijze kan het college snel en flexibel reageren op de behoefte van de arbeidsmarkt.
Lid 1, sub c.: met de invoering van Wet Participatiebudget kan ondersteuning voor een bredere doelgroep worden ingezet.
Het participatiebudget biedt de uitdaging om vanuit een breder perspectief te kijken en om te onderzoeken of er meer doelgroepen binnen de Beverwijkse samenleving zijn die met het participatiebudget geholpen kunnen worden om actief deel te nemen aan de maatschappij.
In dit artikel is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Het tweede en derde lid van dit artikel is de vertaling van de opdracht ingevolge artikel 8 lid 2 WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en aandacht aan de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken. Het college heeft de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, opdat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.
Lid 2: Het college legt via de jaarrekening en het jaarverslag verantwoording af aan de raad.
In dit artikel is bepaald dat het college subsidies- en budgetplafonds in kan stellen. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag (zie ook de toelichting op artikel 10 in De Wet werk en bijstand, toelichting en uitvoeringsvoorschriften, Langhenkel, januari 2009). De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.
Het is aan het college om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij zij te maken heeft met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaaleconomische factoren.
De aanspraak op ondersteuning is artikel 7 van de WWB geregeld. Het college is verantwoordelijk voor het bepalen en aanbieden van voorzieningen. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen. Hoewel de doelgroep aanspraak kan maken op ondersteuning is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning.
Soms is arbeidsinschakeling niet aan de orde, omdat de afstand tot de arbeidsmarkt nog te groot is. De doelgroep heeft dan aanspraak op ondersteuning en door het college geachte noodzakelijke voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie. Het gaat hier om mensen die eerst zorg en sociale activering nodig hebben om eventueel een opstap te maken naar arbeidsinschakeling. In een aantal gevallen is maatschappelijke participatie het hoogst haalbare.
Dit artikel strekt zich ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen. Bij nadere regels kan het college de verschillende voorzieningen nader uitwerken.
In de wet is in art. 31 lid 2 sub j geregeld dat een-of tweejaarlijkse premie niet tot de middelen van de belanghebbende wordt gerekend, voor zover dit bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. In deze verordening wordt het verstrekken van premies in algemene zin geregeld: de criteria en de doelgroepen worden omschreven in een door het college vast te stellen nadere regels.
Voor het verstrekken van een loonkostensubsidie is een wettelijke basis in een verordening vereist. Bij het opnemen van dit lid zal een eventuele loonkosten subsidie niet gezien worden als staatssteun.
Dit wettelijke basis voor dit artikel ligt in artikel 8, lid 1, sub e en f en artikel 8, lid 2, sub c van de WWB.
Lid 5:In artikel 8, lid 2, sub c van de WWB wordt aangegeven dat de regels met betrekking tot premie voor additionele arbeid betrekking moeten hebben op de hoogte van de premie in relatie tot de armoedeval.
Naarmate een premie een armoedevaleffect in de hand werkt wordt er minder uitstroom uit de bijstand bereikt.
Lid 6 is een uitwerking van artikel 10a, lid 5 van de WWB. Wanneer een belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie kan dit duurzame arbeidsinschakeling in de weg staan.
Artikel 9 geeft het college de mogelijkheid om in nadere regels een nadere uitwerking te geven van de voorzieningen en daarbij de best passende voorzieningen vast te stellen.
Het college heeft de bevoegdheid om, afgezien van de verplichtingen opgenomen in de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn.
In de WWB is, onder meer in artikel 9, al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Het derde lid biedt de verbinding met de maatregelenverordening en het maatregelenbesluit. De maatregelenverordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.
Echter, voor Nuggers, Anw-ers en overige cliënten van de doelgroep die geen bijstandsuitkering ontvangen kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen. Daartoe is het noodzakelijk dat afspraken hierover schriftelijk wordt vastgelegd.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.