Organisatie | Goes |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Langdurigheidstoeslag |
Citeertitel | Beleidsregels Langdurigheidstoeslag |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Verordening Langdurigheidstoeslag
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2012 | 01-01-2012 | 01-07-2013 | Onbekend | 28-09-2012 Onbekend | Onbekend |
BELEIDSREGELS LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB 2012 GEMEENTE GOES
De langdurigheidstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde belanghebbenden die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij geen vooruitzicht hebben op inkomensverbetering. De gemeenteraad moet nadere invulling geven aan de begrippen 'langdurig' en 'laag inkomen'. Daarbij geldt dat in ieder geval geen sprake is van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De gemeenteraad dient in de verordening eveneens de hoogte van de langdurigheidstoeslag te bepalen. Het college kan in (wetsinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer er sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'.
In deze beleidsregel wordt hieraan nadere invulling gegeven.
Artikel 1. Ontbreken van uitzicht op inkomensverbetering
Door de zinsnede “geen uitzicht op inkomensverbetering”in artikel 36, eerste lid, WWB wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met uitzicht op inkomensverbetering, zoals studerenden, niet in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag. Daarmee is evenwel geen formele uitsluitingsgrond voor studerenden in de regelgeving opgenomen. Aan de voorwaarde dat er geen sprake is van uitzicht op inkomensverbetering is voldaan indien de belanghebbenden gedurende een periode van 3 jaar een langdurig laag inkomen hebben genoten.
Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering
De volgende personen worden geacht uitzicht te hebben op inkomensverbetering, waardoor zij niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Daarbij wordt nadrukkelijk opgemerkt, dat op grond van artikel 4:84 Awb in het individuele geval ten gunste van de belanghebbende van het beleid afgeweken kan worden.
c.Personen die op de datum van aanvraag van een langdurigheidstoeslag achteraf(over een voorgaande periode) een inkomen ontvangen dat hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Door het aannemen van het amendement Spies c.s. (TK 2008-2009, 31 441,nr. 12) bij de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot decentralisatie van de langdurigheidstoeslag is het begrip “gebrek aan arbeidsmarktperspectief” uit de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag geschrapt. De meerwaarde van die voorwaarde werd te beperkt gevonden en overbodig in het licht van de toevoeging dat belanghebbende “geen uitzicht op inkomensverbetering” mag hebben om in aanmerking te komen voor de toeslag. Deze toevoeging is nu als afzonderlijke voorwaarde in de wettekst terecht gekomen. Beschikt men over uitzicht op inkomensverbetering, dan ontbreekt het recht op de langdurigheidstoeslag. Daarbij had de wetgever vooral studerenden op het oog, maar niet uitsluitend (TK Handelingen 2008-2009, nr. 5-308 en TK 2008-2009, 31 441, nr. 12). De intentie van de wetgever was om met deze voorwaarde vast te leggen dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag. Voor studerenden geldt dit in het bijzonder. Zij mogen namelijk in staat worden geacht na afronding van hun studie door werkaanvaarding een inkomensstijging te realiseren. Niet van belang wordt daarbij geacht dat de veronderstelde inkomensverbetering eerst na geruime tijd in zicht komt. Evenmin wordt daarbij van belang geacht dat niet voor alle studerenden zal gelden dat er daadwerkelijk van een inkomensverbetering sprake zal zijn. Beoogd is om studerenden als groep van de langdurigheidstoeslag uit te sluiten.
Mede om de uitvoering van de langdurigheidstoeslag eenvoudig te houden, wordt aan het begrip “geen uitzicht op inkomensverbetering” een beperkte uitleg gegeven en wordt dit enkel betrokken op studerenden en belanghebbenden waarvan onomstotelijk vaststaat dat zij inkomensverbetering hebben gerealiseerd. Het is vrijwel onmogelijk om naar de toekomst toe een inschatting te maken van de perspectieven op instroom op de arbeidsmarkt of progressie in het inkomen. Een beoordeling van opleiding, werkervaring, vorderingen in het re-integratietraject, arbeidsdeskundig onderzoek, promotiekansen, lopende sollicitaties e.d. geeft onvoldoende zekerheid om op basis daarvan de langdurigheidstoeslag af te wijzen.
In dit artikel wordt de uitsluiting geregeld van studerenden en degenen die tijdens de referteperiode studerend waren. Het betreft hier het reguliere uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs (BBL) en opleidingen op grond waarvan aanspraak bestaat op WSF of WTOS. Een avond- of deeltijdstudie valt hier niet onder, zodat voor belanghebbenden die een dergelijke opleiding volgen ter verbetering van hun arbeidspositie er wel recht op de langdurigheidstoeslag blijft bestaan.
Ook worden personen uitgesloten die met terugwerkende kracht een aanvraag indienen over een periode waarin een gemiddeld inkomen van niet meer dan 110% van de bijstandsnorm werd genoten, maar die op het moment van aanvraag een inkomen hebben van meer dan 110% van de bijstandsnorm. Zij worden geacht het uitzicht op inkomensverbetering al te hebben gerealiseerd.
In dit artikel wordt geregeld dat de beleidsregel in werking treedt op dezelfde datum als de datum waarop de Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2012 Goes in werking treedt.
Vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders op 28 september 2012.