Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsen- en ventbeleid gemeente Aalsmeer 2011 |
Citeertitel | Standplaatsen- en ventbeleid gemeente Aalsmeer 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 1 Aanvraagformulier voor een standplaats- of ventvergunning Bijlage 3 Plattegronden |
Geen
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-10-2012 | nieuwe regeling | 26-05-2011 Nieuwe Meerbode, 18-10-2012 | 2011/5560-MR |
Doordeweeks staan ze overal, de verschillende verkoopwagens waarin allerlei zaken te koop worden aangeboden. Wie kent de visboer, de groenteboer en de bakker nou niet? Of de boot die in de zomer lekkere ijsjes verkoopt op de Westeinderplassen.
In de gemeente zijn verschillende standplaatshouders en venters actief. Let op; het gaat hier dus niet om de verkopers die op dinsdagen op de markt staan en ook niet de verkopers die op verschillende (jaarlijkse) braderieën hun waren aanbieden. Al deze standplaatshouders en venters hebben zich aan wettelijke regels te houden. Ook lokaal bestaan er vastgestelde regels, waar men zich aan moet houden.
Deze worden beschreven in dit document; het standplaats- en ventbeleid.
Deze beleidsnota kent de volgende opzet. In hoofdstuk 1 is onder andere een onderscheid gemaakt tussen de standplaatshouders en venters. Daarbij is de verschillende wet- en regelgeving aangegeven.
In hoofdstuk 2 is de vergunningprocedure omschreven. De spreiding van de standplaatsen en venters in de gemeente Aalsmeer is omschreven in hoofdstuk 3. De verkooptijden zijn benoemd in hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5 gaat over de verhouding tussen publiek- en privaatrecht. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de handhaving geregeld.
Hoofdstuk 1. Het standplaats- en ventbeleid van de gemeente Aalsmeer
Om de gang van zaken rondom standplaats- en ventvergunningen voor zowel de standplaatshouders, de venters, de gemeente, en de omgeving voldoende op elkaar af te stemmen, is er voor gekozen om het standplaats- en ventbeleid 2011 tot stand te brengen.
De primaire doelstellingen van dit beleid zijn:
1.2 Onderscheid tussen de standplaatshouders en venters
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen standplaatshouders en venters. Daarnaast kan er nog een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende vormen van standplaatshouders en venters.
Hieronder wordt kort uiteengezet wat elke term inhoudt.
Standplaatshouders: houders van een vergunning van het college om gedurende een jaar op of aan de weg of op of aan een openbaar water dan wel op een andere -al dan niet met enige beperking- voor publiek toegankelijk en in de openlucht gelegen plaats gedurende enige tijd op een plaats:
Op grond van dit beleid vallen de standplaatshouders van de weekmarkt niet onder deze definitie. Incidentele standplaatshouders: houders van een vergunning van het college om op of aan de weg of op of aan een openbaar water dan wel op een andere -al dan niet met enige beperking- voor publiek toegankelijk en in de openlucht gelegen plaats incidenteel gedurende enige (korte) tijd op een plaats:
Jaarventers: houders van een vergunning van het college die gedurende een jaar voortdurend voortbewegend de handel uitoefenen op of aan de weg/ openbaar water, aan een huis dan wel op een andere -al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.
Parlevinkers: houders van een vergunning van het college om met een bedrijf, bestaande uit het rondtrekkend uitoefenen van de ambulante handel in een gevarieerd assortiment levensmiddelen en huishoudelijke artikelen voortdurend, voor enige tijd, voortbewegend op het openbare water goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.
Incidentele venters: houders van een dagvergunning van het college die voortdurend bewegend de handel uitoefenen op of aan de weg/ openbaar water aan een huis dan wel op een andere- al dan niet met enige beperking- voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats/ openbaar water goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven, dan wel diensten aan te bieden.
Voor het afgeven van standplaats- en ventvergunningen zijn verschillende regelgevingen en wetten van belang.
1.3.1 Algemene Plaatselijke Verordening (APV)
De aanvraag voor een standplaats- en ventvergunning wordt door het college getoetst aan de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Artikel 5:15 van de APV (vastgesteld op 20 mei 2010) heeft betrekking op ventvergunningen en artikel 5:18 APV op standplaatsvergunningen. Daarnaast zijn de algemene bepalingen in artikel 1:8 APV van belang voor standplaats- en ventvergunningen. Indien deze artikelen van de APV geactualiseerd worden, dient hieraan getoetst te worden.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet:
voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;
voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats bedoeld in de artikelen 5:17 APV (begripsbepaling) en 5:18 APV.
Artikel 5:18 APV Standplaatsvergunning en weigeringgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 APV kan de vergunning worden geweigerd:
Naast de Algemene Plaatselijke Verordening is ook de volgende wetgeving van toepassing;
Wet op de Ruimtelijke Ordening
In artikel 5:18 APV is aangegeven dat een vergunning voor het innemen van een standplaats geweigerd kan worden vanwege strijd met een geldend bestemmingsplan.
Het college kan een aanvraag voor het innemen van een standplaats mede opvatten als een verzoek om vrijstelling van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. In een dergelijk geval wordt een aanvraag gebruikt voor twee afzonderlijke procedures.
Op het drijven van handel in waren zoals bedoeld in artikel 1 van de Warenwet zijn de bepalingen uit de Warenwet van toepassing. De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de Warenwet regels met betrekking tot hygiëne en degelijkheid van producten. Deze voorschriften gelden naast de voorschriften die door het college gesteld kunnen worden op basis van een standplaats- en ventvergunning.
In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders, voor zover de verkoopplek als “inrichting” kan worden aangemerkt. Deze wetgeving is niet op alle activiteiten van standplaatshouder van toepassing.
In het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer is aangegeven welke activiteiten onder de Wet milieubeheer vallen. Daarbij moet gedacht worden aan het verwerken van voedingsmiddelen, het vervaardigen, bewerken, verwerken, opslaan en overslaan van vlees of vleeswaren, en het bewerken, verwerken, opslaan en overslaan van vis en visproducten. Ook het bakken en braden in oliën van voedingsmiddelen (bijvoorbeeld in een snackwagen) valt daaronder. In het algemeen zijn op deze activiteiten het besluit detailhandel en ambachtsbedrijven van toepassing, op grond waarvan tenminste vier weken van tevoren bij de gemeente een melding moet worden ingediend.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de procedure met betrekking tot de vergunningverlening voor standplaatshouders en venters in zijn werk gaat.
In het proces van gemeentelijke vergunningverlening zijn drie fases te onderscheiden: een intake-, een behandel- en een afhandelfase.
De intakefase bestaat uit de informatiewisseling tussen de gemeente en de aanvragers voor een standplaats- of ventvergunning. Om de informatie-uitwisseling efficiënt te laten verlopen, dient de gemeente de aanvrager een helder overzicht te geven van:
Op grond van artikel 4:4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan, voor het indienen van aanvragen en verstrekken van gegevens een formulier vaststellen. In het kader van een goede informatieuitwisseling wordt op grond van het standplaats- en ventbeleid gebruikt gemaakt van een aanvraagformulier (bijlage 1).
Van de aanvrager wordt verwacht dat zij dit aanvraagformulier volledig en naar waarheid invullen.
Op grond van artikel 4:2 Awb dient een aanvraag voor een standplaats- of ventvergunning in ieder geval te bevatten:
Daarnaast dient bij een aanvraag voor een standplaatsvergunning nog het volgende ingediend te worden:
indien gebruik wordt gemaakt van installaties waarin gekookt, gebakken of gebraden en/of gefrituurd kan worden, een bewijs van veiligheid van de te gebruiken apparatuur. De installaties dienen te voldoen aan de bij de Wet milieubeheer gestelde eisen.
Voor het aanvragen van een ventvergunning moeten, naast de gegevens die verplicht zijn volgens artikel 4:2 Awb de volgende zaken ingediend te worden.
Meerdere aanvragen op het zelfde moment
Indien twee aanvragen worden ingediend voor een standplaats- of ventlocatie in dezelfde periode, wordt er eerst gekeken naar de standplaatshouder/venter die een binding heeft met de gemeente Aalsmeer.
Degene die een binding heeft krijgt voorrang boven de andere aanvrager.
Indien beide aanvragers een binding hebben met de gemeente Aalsmeer, wordt er gekeken of de aanvragers al eerder een vergunning hebben gekregen. Diegene die al eerder een vergunning heeft verkregen krijgt voorrang boven de andere aanvrager.
Mocht de situatie zich voordoen dat er op grond van deze beide criteria geen van de verkopers voorrang zou krijgen, geldt het principe van ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.
Op grond van artikel 1:2 APV beslist het bevoegde bestuursorgaan op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen. Het bevoegde bestuursorgaan kan deze beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
Bij het behandelen van de aanvraag geven de betrokken afdelingen van de gemeente en de politie een positief of negatief advies over de aanvraag.
Zijn alle adviezen positief dan wordt er een vergunning verleend in overeenstemming met de APV.
Een vergunning kent op grond van dit beleid een standaard pakket aan voorwaarden. Aanvullende voorwaarden van afdelingen en de politie kunnen ook in een vergunning worden verwerkt.
Zijn negatieve adviezen door de afdelingen en de politie uitgebracht, dan wordt contact opgenomen met de aanvrager. Blijven de oordelen van deze afdelingen en/of de afdelingen negatief en wil of kan de aanvraag niet worden aangepast, dan wijst het college in principe de aanvraag af.
2.2. Voorschriften aan een standplaats- en ventvergunning
Aan een standplaats- of ventvergunning kunnen voorschriften verbonden worden. Deze voorschriften hebben onder andere betrekking op aansprakelijkheid, brandveiligheid, eisen aan de verkoopwagens/kramen, alcohol, goederen en geluid. In bijlage 2 zijn de verschillende voorschriften opgesomd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen voorschriften die aan een standplaatsvergunning of aan een ventvergunning verbonden kunnen worden. Deze voorschriften kunnen te allen tijde worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
Eén van de voorschriften is dat een ventvergunning persoonsgebonden is. Dit voorschrift vloeit voort uit artikel 1:5 van de APV. Het voorschrift houdt in dat alleen de natuurlijk persoon, aan wie de ventvergunning is verleend, gebruik kan maken van deze vergunning.
In het verleden is een vergunning verleend aan een besloten vennootschap voor venten op het water.
Hierdoor was de mogelijkheid gecreëerd dat twee mensen op grond van één vergunning tegelijkertijd konden venten op het water met meerdere boten, hetgeen in strijd is met het voorschrift dat een vergunning persoonsgebonden is.
Omdat deze venters al een aantal jaren actief zijn op de Westeinderplassen, is er overgangssituatie gecreëerd. Opnieuw is een vergunning aan beide vennoten verleend voor het venten op het water. Het verschil is echter dat vergunning wordt verleend voor het venten op één boot. Dit betekent dat beide vennoten mogen venten op het water, maar dat er niet meerdere boten op de Westeinderplassen actief zijn.
Daarnaast is al jaren nog een venter actief op de Westeinderplassen die met meerdere boten vent en daarbij andere mensen laat varen op deze boten. Ook dit is in strijd met het feit dat een vergunning persoonsgebonden moet zijn. Hier is dezelfde oplossing voor gekozen. Deze venter, mag samen met een partner, die aan alle eisen van dit beleid voldoet, venten op één boot. Er mag derhalve niet meer met meerdere boten gevend worden.
NB. Indien beide venters besluiten te stoppen met venten, worden alleen nog maar persoonsgebonden vergunningen verleend.
Hoofdstuk 3. Spreiding van de standplaatsen en venters in de gemeente Aalsmeer
Standplaatshouders en venters kunnen in het algemeen een invloed hebben op de woon- en leefomgeving. In dit hoofdstuk worden zonder de mogelijkheden voor standplaatshouders en venters onevenredig zwaar te beperken, voorstellen gedaan om de invloed op de woon- en leefomgeving zo veel mogelijk te beperken of te voorkomen.
3.1 Afgegeven standplaats- en ventvergunning van 2007-2010
In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal standplaatsvergunningen dat is verleend op de verschillende locaties in de gemeente Aalsmeer in de periode 2007-2010.
Daarbij wordt aangegeven welke goederen/ artikelen de standplaatshouders in de bovenstaande periode hebben aangeboden. Ook is een overzicht gegeven van het aantal verleende ventvergunningen en de daarbij aangeboden goederen/ artikelen.
Op de locatie Hornmeer is al zeker 10 jaar geen standplaats meer ingenomen. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat op deze locatie weinig voorzieningen voor standplaatshouders zijn en het een locatie is waar weinig mensen langs lopen. Deze plek is derhalve overbodig geworden en het is met ingaan van dit beleid dus ook niet meer mogelijk hier een standplaats in te nemen.
De locatie Raadhuisplein is het meest in trek bij de standplaatshouders. Deze locatie is dan ook gelegen in het centrum van de gemeente. Ook de markt wordt op deze locatie gehouden.
Er wordt met name vis en brood aangeboden door standplaatshouders in de gemeente Aalsmeer.
Opvallend is dat in de afgelopen jaren naast de bovenstaande goederen (vis, brood, groente, zuivel en snacks) geen andere goederen/ artikelen zijn aangeboden.
In de afgelopen drie jaren zijn er per jaar vier vergunningen verleend voor het venten van ijs op de openbare weg. Daarnaast zijn er per jaar twee vergunningen verleend voor het venten van ijs op het openbare water. Er zijn geen parlevinkvergunningen, in de zin van dit beleid, verleend.
Net als in de vorige versies van dit beleid wordt in dit beleid een maximumstelsel ingesteld voor standplaatshouder en venters.
Het maximumstelsel is gebaseerd op het aspect openbare orde. Het kan als een belang van de openbare orde worden beschouwd dat niet een onbeperkt aantal vergunningen wordt afgegeven. De omvang en de aard van de gemeente zijn bepalend voor het aantal af te geven standplaats- en ventvergunningen. Bij overschrijding van dit aantal, of als het een aanvraag betreft die niet is aangewezen als standplaats of ventlocatie, kan de vergunning geweigerd worden. Dit laat onverlet dat bij iedere aanvraag afzonderlijk moet worden nagegaan of er bijzondere omstandigheden zijn die leiden tot het alsnog verlenen van de vergunning.
3.2.1 Maximumstelsel standplaatsen
Er kan, op grond van dit beleid, een standplaats op de volgende locaties worden ingenomen - Winkelcentrum Kudelstaart
In bijlage 3 zijn de verschillende standplaatsen op een plattegrond aangegeven.
De standplaats in Aalsmeer-Dorp is gekoppeld met de plaats waar op dinsdagen de markt gehouden wordt. Indien in de toekomst de markt verplaatst zou worden, zal deze standplaatsmogelijkheid ook mee verhuizen. Er blijft derhalve altijd maar één mogelijkheid tot het innemen van een standplaats in Aalsmeer-Dorp.
Op dit moment is een doorlopende standplaatsvergunning verleend voor een bloemenkiosk op de Ophelialaan. Deze locatie is op grond van vorige versies en dit beleid niet aangewezen als standplaatslocatie en derhalve is de vergunning verleend in strijd met het beleid.
Omdat deze standplaatshouder al ongeveer twintig jaar op deze plek een standplaats inneemt, is er in een voorgaande versie een overgangssituatie gecreëerd, die ook nu van kracht blijft. Indien deze vergunninghouder besluit te stoppen met het innemen van zijn standplaats, worden er geen standplaatsen meer toegestaan op deze locatie op de Ophelialaan.
Ook is op dit moment een standplaatsvergunning verleend aan Zorg en zekerheid op de dinsdag op het Raadhuisplein. Op dinsdagen is er op het Raadhuisplein echter geen standplaatsmogelijkheid in verband met de markt. Deze vergunning is derhalve verleend in strijd met het oude, en nieuwe beleid. Indien deze vergunninghouder besluit te stoppen met het innemen van zijn standplaats, worden op dinsdag geen standplaatsen meer toegestaan op de locatie Raadhuisplein. Omdat deze situatie in de vorige versie van dit beleid ook al benoemd is als overgangssituatie zal deze ook nu van kracht blijven.
Bij het benoemen van de hierboven genoemde standplaatslocaties, is rekening gehouden met de criteria zoals benoemd in artikel 1:8 APV en artikel 5:18 APV om te zien of deze wel geschikt zijn als standplaats.
Er kan door de gehele gemeente Aalsmeer gevent worden met uitzondering van de Burgemeester Kasteleinweg (N201, zolang deze nog niet is afgewaardeerd), de Oosteinderweg, de Bosrandweg en de Aalsmeerderweg.
Dit heeft te maken met het feit dat de bovenstaande wegen zeer verkeersintensief zijn. Indien wordt gevent op deze wegen kan dat een gevaar opleveren voor de venters zelf, maar ook voor verschillende verkeersdeelnemers.
Indien gekeken wordt naar de afgegeven vergunningen in de jaren 2007 tot 2010 valt op dat, op een enkele uitzondering na, elk jaar dezelfde standplaats- en ventvergunningen worden afgegeven. Blijkbaar verkopen de standplaatshouders en venters hun goederen/ artikelen goed en is er in de gemeente Aalsmeer behoefte aan deze goederen/ artikelen.
Daarnaast zijn er in de afgelopen jaren geen klachten binnengekomen over het verstoren van de openbare orde of de verkeersveiligheid door deze standplaatshouders/ venters.
Het uitgangspunt is dan ook om het zelfde maximumstelsel per branche te behouden als de afgelopen jaren al gebruikt is:
Naast de jaarlijkse standplaats- en ventvergunning kunnen ook de incidentele standplaats- en ventvergunningen aan een maximum worden verbonden.
3.4.1 Incidentele standplaatsvergunningen
In de Aalsmeerse situatie worden voornamelijk incidentele standplaatsvergunningen aangevraagd voor de verkoop van oliebollen en koek- en zopie of het plaatsen van een demonstratiewagen.
Op de locacties Praamplein, Winkelcentrum Kudelstaart en Pomplein mogen in de gemeente Aalsmeer oliebollen verkocht worden in de maand december. Er mag op elke van deze locaties één standplaats ingericht worden voor de verkoop van oliebollen, naast een eventuele vaste standplaats die al op de locatie aanwezig is. In december kan het dus voorkomen dat er twee kramen staan op deze locaties.
Al jaren verkoopt de Hervormde kerk op de laatste dagen van het jaar oliebollen op de hoek van de Machineweg/Pontweg. Omdat zij dit al jaren doen, zullen zij dit ook mogen continueren, andere aanvragen voor standplaatsen voor oliebollen vallen onder bovenstaande regel. Indien de Hervormde kerk besluit deze standplaats niet langer in te nemen, zal deze vervallen en niet voor andere partijen beschikbaar blijven.
Elk jaar worden gemiddeld vijf aanvragen ingediend voor het innemen van een standplaats met een koeken zopietent tijdens een vorstperiode. De exacte locatie voor het innemen van deze standplaatsen is niet vastgesteld.
Er mogen maximaal acht koek- en zopiestandplaatsen in de gemeente ingenomen worden. Hierbij dient er bij de afweging omtrent de vergunningverlening rekening gehouden te worden met verstoringen van de openbare orde en de veiligheid op het ijs.
NB. De vier ijsverenigingen hebben het eerste recht op deze koek- en zopievergunningen. Daarnaast zijn er dus nog 4 vergunningen over voor andere partijen.
Ieder jaar rond de kerstperiode komt ook een aantal vergunningaanvragen binnen om kerstbomen te mogen verkopen, middels een incidentele standplaats. Om te voorkomen dat het aantal vergunningaanvragen hiervoor uit de hand gaat lopen, wordt het aantal vergunningen dat hiervoor wordt vergeven gesteld op maximaal 5. De locaties van deze standplaatsen is niet vastgelegd, maar wel geldt hier dat er maximaal 1 standplaats met kerstboom verkoop in Kudelstaart mag plaatsnemen, en maximaal 4 in Aalsmeer/Nieuw-Oosteinde.
Ruitschadereparatiestands zijn betrekkelijk nieuw. In voorgaande versies van het beleid is hier daarom tot
op heden niets over vastgelegd. Organisaties die dergelijke standplaatsen innemen vragen over het algemeen een incidentele standplaats aan voor ongeveer 4 keer per jaar. Om te voorkomen dat er te vaak dergelijke bedrijven een standplaats willen en kunnen gaan innemen wordt in dit beleid een maximum gesteld van 3 organisaties die een incidentele standplaatsvergunning toegewezen krijgen voor dergelijke activiteiten in de publieke ruimte.
Overige incidentele standplaatsen
Naast de bovengenoemde incidentele standplaatsen, kunnen er uiteraard ook andere aanvragen aangevraagd worden om incidenteel een standplaats te mogen innemen. Als de aanvraag wordt ingediend, is er alleen reden om de vergunning te weigeren, indien de aanvraag in strijd is met artikel 1:8 APV en/of artikel 5:18 APV.
Het uitgangspunt is dat per jaar tien overige incidentele standplaatsvergunningen mogen worden verleend.
3.4.2 Incidentele ventvergunning
In voorgaande versies van het beleid is als beleidslijn vastgesteld dat er maximaal een branche per dag een incidentele ventvergunning zou moeten kunnen krijgen. Omdat er de afgelopen jaren niet of nauwelijks een dergelijk vergunning aangevraagd wordt, is er geen reden om hier op dit moment van af te stappen. Het maximum te vergeven incidentele ventvergunningen is en blijft derhalve 1 per dag.
In het standplaats- en ventbeleid kunnen tijden worden opgenomen waarop een standplaats ingenomen of gevent kan worden. Het uitgangspunt is om de volgende tijden aan te houden:
Maandag t/m zaterdag: 6.00-22.00 uur (met uitzondering van de dinsdag op het Raadhuisplein). Deze tijden zijn gelijk aan de sluitingstijden van winkels die zijn opgenomen in de Winkeltijdenwet.
Standplaats- en ventvergunningen kunnen niet, zoals ook in de winkeltijdenwet is vastgelegd, voor een zondag of een daaraan gelijkgestelde dag worden aangevraagd.
Met een zondag worden de volgende dagen gelijk gesteld: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag.
Daarnaast is in de winkeltijdenwet ook aangegeven dat op Goede Vrijdag, 24 december en 4 mei na 19.00 uur geen verkoop van goederen meer toegestaan is, dit houdt in dat ook standplaatshouders en venters op die dagen na 19.00 uur geen goederen meer mogen verkopen.
In het kader van het bovenstaande dient ook aandacht te worden besteed aan de verkoop door de ambulante handel tijdens een zondag waarvoor ontheffing is verleend voor openstelling van winkels, de zogenaamde koopzondag. De Winkeltijdenwet verzet zich niet tegen het plaatsvinden van verkoopactiviteiten vanaf een standplaats/ venten als voor de betreffende zondag ontheffing is verleend voor openstelling van winkels.
Hoewel er in principe geen standplaats- en ventvergunningen afgegeven worden op zondagen, koopzondagen daargelaten, geldt dit niet voor parlevinkers en venters op het water. De praktijk leert namelijk dat juist op zon- en feestdagen veel recreatie op het water aanwezig is. Indien dan niet gevent zou mogen worden op het water, lopen deze venters een groot deel van hun inkomen mis.
In de gemeente Aalsmeer wordt op het Raadhuisplein op dinsdag markt gehouden. Het is mogelijk dat iemand een standplaats wil innemen of wil venten op dinsdag op het Raadhuisplein. De marktverordening Aalsmeer geeft regels voor het bepalen van de plaats en tijd van markten. Op grond van de verordening kunnen burgemeester en wethouders tijdelijk een andere dag, tijd of plaats bepalen.
In de praktijk zal het innemen van een standplaats of het venten niet snel worden aangemerkt als een zodanige dringende reden dat de markt verplaatst moet worden. Er kan derhalve geen standplaats worden ingenomen of worden gevent op dinsdagen op het Raadhuisplein.
4.4 Standplaatsen en venters ten tijde van evenementen
Voor een dag en plaats, waarop een collectief evenement in de gemeente Aalsmeer plaatsvindt kunnen incidentele standplaats- en ventvergunningen worden aangevraagd.
De collectieve evenementen in de gemeente Aalsmeer zijn:
- Koninginnedag - Summer Dance Party
- Bandjesavond - Tropicalnight
- Zomerfestival - Jordaanse avond
- Après Ski - Feestweek Kudelstaart
- Feestweek Aalsmeer-centrum - Kermis
(De data waarop deze evenementen plaatsvinden worden jaarlijks op de evenementenkalender geplaatst.
Zie het evenementenbeleid 2005).
In principe worden dergelijke vergunningen verleend. Er dient echter wel rekening gehouden te worden met de invloed die een evenement op de standplaatshouders/ venters kan hebben. De praktijk leert dat voornamelijk de evenementen Feestweek Aalsmeer, Bandjesavond en Feestweek Kudelstaart van grote invloed zijn op de standplaatshouders en venters. Dit risico is aan de aanvrager om in te schatten.
De gemeente zal, op verzoek van de vergunninghouder, ten tijde van een evenement voor de standplaatshouders en venters een alternatieve locatie zoeken. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de brancheverdeling zoals gesteld is in paragraaf 3.3. De alternatieve locatie voor het Raadhuisplein is voor de ingang van het gemeentehuis (zie plattegrond bijlage 3).
Vergunninghouders zullen hier zelf het verzoek voor moeten indienen, zij kunnen zelf immers het beste inschatten of dit noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5. Verhouding publiek-privaatrecht
5.1 Privaatrechtelijke bevoegdheid
In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de relatie publiek- privaatrecht.
In de meeste gevallen zullen de standplaatsen in de gemeente worden ingenomen op een stuk grond dat in eigendom van de gemeente is. Naast de publiekrechtelijke bevoegdheid als vergunningverlenende instantie, is de gemeente ook privaatrechtelijk bevoegd als grondeigenaar.
Gronden die in eigendom van de gemeente zijn, kunnen normaal en bijzonder worden gebruikt. Onder normaal gebruik dient te worden volstaan het gebruik overeenkomstig de bestemming. Bijvoorbeeld het parkeren van auto’s op het parkeerterrein. Normaal gebruik dient door de gemeente te worden geduld en mag niet afhankelijk worden gesteld van een privaatrechtelijke toestemming. Bijzonder gebruik is gebruik op een andere wijze dan overeenkomstig de bestemming. Bijvoorbeeld het plaatsen van een tent op een parkeerterrein. Bijzonder gebruik mag afhankelijk worden gesteld van een privaatrechtelijke toestemming van de eigenaar van de grond.
De overheid als eigenaar van de gronden neemt een andere positie in dan een andere eigenaar. Dit is wel gebleken uit de jurisprudentie van de afgelopen jaren. De gemeente mag haar privaatrechtelijke bevoegdheid als eigenaar van een stuk grond niet gebruiken om te regelen wat via de publiekrechtelijke weg geregeld kan/ dient te worden of juist niet geregeld kan of mag worden.
Met het bij dit beleid aanwijzen van standplaatsen wordt voor de betreffende locaties expliciet aangegeven dat er geen bezwaar bestaat tegen het op dat stuk grond innemen van een standplaats.
Uiteraard is wel een standplaatsvergunning vereist alvorens standplaats mag worden ingenomen.
De gemeente mag als eigenaar van een stuk grond uiteraard wel voorschriften stellen aan het gebruik van de grond. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het stellen van de voorwaarde dat het stuk grond schoon wordt achtergelaten. Een voorbeeld van een privaatrechtelijke overeenkomst is terug te vinden in bijlage 4.
Ook is het zo dat de gemeente voor het gebruik van de grond een adequate vergoeding mag vragen. De enige beperking hierin is dat die vergoeding niet zo hoog mag zijn dat daarmee privaatrechtelijk wordt tegengegaan wat publiekrechtelijk moet worden toegestaan. De gemeente behoeft de vergunninghouder niet toe te laten op de standplaats voordat overeenstemming is bereikt over de gebruiksvoorwaarden en de vergoeding. In bijlage 5 zijn de huurprijzen, zoals die gelden voor 2011, aangegeven. Deze prijzen worden jaarlijks vastgesteld en kunnen derhalve gewijzigd zijn. Deze prijzen hebben betrekking over het in gebruik nemen van de grond tussen 6.00 uur en 22.00 uur.
Het uitgangspunt is om de mogelijkheid te bieden om voor een halve dag een standplaats in te nemen. De huurprijzen zullen dan voor een halve dag in rekening worden gebracht. Met een halve dag wordt bedoeld:
Op grond van de legesverordening Aalsmeer worden leges gerekend voor het in behandeling nemen van een standplaats- en ventvergunning. Houdt er rekening mee dat het hierbij gaat om het in behandeling nemen van een aanvraag. Als er wordt besloten om geen vergunning te verlenen, kunnen alsnog leges in rekening worden gebracht. De leges die betaald moeten worden staan onderaan het besluit om de betreffende vergunning te verlenen of te weigeren.
De handhavinginstrumenten kunnen onderscheiden worden in preventieve en repressieve instrumenten.
Bij preventieve instrumenten kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de toetsing van aanvragen, waarbij bij beoordeling van de aanvraag reeds wordt besloten dat de standplaats- of ventvergunning niet mogelijk of gewenst is.
Daarnaast kan ook gedacht worden aan de communicatie met de aanvragers van standplaats- en ventvergunningen. Hiermee wordt beoogd draagvlak te creëren. Indien sprake is van een dergelijk draagvlak, zullen handhavingproblemen afnemen.
Sanctie middelen zijn repressieve middelen. Hierbij kunnen bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties worden ingezet of een combinatie van beide.
De belangrijkste middelen zijn:
Standplaats- en ventvergunningen worden getoetst aan de APV. Hierin staat dat een standplaats- en ventvergunning kan worden geweigerd op grond van:
Daarnaast kan een standplaats- of ventvergunning op grond van artikel 1:6 van de APV ingetrokken of gewijzigd worden indien:
Op grond van de bovenstaande bepalingen van de APV is het volgende sanctiebeleid van toepassing.
Indien geconstateerd wordt dat:
1e overtreding: Betrokkene wordt aangeschreven door de afdeling Vergunning en Handhaving om te komen tot een juiste aanvraag of er wordt proces verbaal opgemaakt door de politie/ opsporingsambtenaren van de gemeente.
2e overtreding: De afdeling Vergunning en Handhaving neemt bestuursrechtelijk actie.
Indien sprake is van overtreding van de voorschriften van de vergunning kunnen afhankelijk van de aard en het soort overtreding de volgende maatregelen genomen worden:
Bijlage 1: Aanvraagformulier voor een standplaats- of ventvergunning
Bijlage 2: Voorschriften aan een standplaats- en ventvergunning
1. Voorschriften aan een standplaatsvergunning
De standplaatshouder is verplicht de schade, die hij door gebruik van de vergunning, aan eigendommen van de gemeente toebrengt, te vergoeden en voorts redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen teneinde te voorkomen, dat de gemeente dan wel derden, ten gevolg van het gebruik van de vergunning schade lijden.
Uitgangspunt is dat de standplaatshouder een geldig legitimatiebewijs en de vergunning tijdens het innemen van de standplaats bij zich heeft en op aanvraag van de daartoe bevoegde ambtenaren ter inzage afgeeft.
Aanwijzingen bevoegde opsporingsambtenaren
Uitgangspunt is dat aanwijzingen van bevoegde opsporingsambtenaren in het belang van de openbare orde en veiligheid en het naleven van de vergunningsvoorschriften, stipt opgevolgd moeten worden.
Uitgangspunt is dat geen alcoholische of zwak- alcoholhoudende drank wordt verkocht in de verkoopwagens/ kramen. Tevens mogen geen alcoholische- of zwakalcoholhoudende drank tijdens de verkoop aanwezig zijn.
Uitgangspunt is dat in het kader van de vergunningverlening aan de volgende punten aandacht wordt besteed:
Duidelijke naam- en prijsaanduiding
Uitgangspunt is dat indien de ten verkoop aangeboden goederen/ artikelen geprijsd worden, de prijsaanduiding tot generlei misverstand aanleiding dient te kunnen geven en voor het publiek duidelijk leesbaar te zijn. Daarbij dient de naam van de standplaatshouder of zijn bedrijf duidelijk vermeld te staan op de verkoopwagen/ kraam.
Aan de verkoopwagens/ kramen van de standplaatshouders worden de volgende voorschriften verbonden:
Indien gedurende een aaneengesloten periode van zes weken geen standplaats wordt ingenomen, wordt de standplaatsvergunning ingetrokken.
Uitgangspunt is dat het verboden is gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid. Het aanwezig hebben van muziekinstallaties, anders dan voor verkoop, is evenmin toegestaan.
Er mogen geen goederen/ artikelen verkocht worden, welke niet voldoen aan de eisen gesteld in de Warenwet, met uitzondering van artikel 16 van deze wet.
De standplaatshouder mag met betrekking tot de goederen/ artikelen niks doen of nalaten in strijd met de voorschriften, gegeven krachtens de Warenwet.
Uitgangspunt is dat standplaatshouders aan wie vergunning is verleend tot de verkoop van eet- en drinkwaren, verplicht zijn, onverminderd het bepaalde door de inspectie gezondheidsbescherming, zijn goederen of waren op een zodanige wijze uit te stallen, dat zij voldoende beschermd zijn tegen verontreinigend door stof of vuil of anderszins.
Onverminderd het bepaalde in de IJkwet en het IJkreglement, is de standplaatshouder die zijn goederen of waren per maat of gewicht verkoopt, verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn meet- of weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren. Het weegwerktuig moet zodanig aan de naar het publiek gekeerde zijde van de standplaats zijn geplaatst of aangebracht, dat het daarop bij de weging aangegeven gewicht steeds voor het publiek duidelijk leesbaar is.
Uitgangspunt is dat een standplaatsvergunning persoonsgebonden is. Dit betekent dat de vergunninghouder aanwezig dient te zijn op het moment dat de standplaats wordt ingenomen.
Uitgangspunt is dat de aanvrager van een standplaatsvergunning dient aan te tonen dat hij voldoende verzekerd is tegen vorderingen uit schadevergoeding, waartoe hij krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens het aan derde toegebrachte schade.
Betrokkene dient jaarlijks aan burgemeester en wethouders het bewijs te overleggen dat de door hem verschuldigde premie is voldaan.
Uitgangspunt is dat de standplaatshouder verplicht is er voor zorg te dragen dat zijn standplaats steeds een verzorgd aanzien biedt.
Alvorens de standplaatshouder zijn standplaats verlaat, dient de standplaatshouder zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon op te leveren en het afval zelf af te voeren.
Standplaatshouders aan wie vergunning is verleend om eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken, dienen aan de voorzijde van hun verkoopgelegenheid en tweetal korven of bakken voor de afvoer van afval te plaatsen. De korven of bakken dienen van voldoende grootte te zijn.
Uitgangspunt is dat de gemeente door middel van een verkeersbesluit de standplaats gedurende de uren dat de standplaats wordt ingenomen, vrij maakt door het plaatsen van verkeersborden waarop het verbod staat om auto’s te parkeren. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen door middel van bestuursdwang van de standplaats verwijderd worden.
2. Voorschriften aan een ventvergunning
De vergunninghouder is verplicht de schade, die hij door gebruik van de vergunning aan eigendommen van de gemeente toebrengt, te vergoeden en voorts redelijkerwijs mogelijke maatregelen te nemen teneinde te voorkomen, dat de gemeente dan wel derden, ten gevolg van het gebruik van de vergunning schade lijden.
Uitgangspunt is dat de venter een geldig legitimatiebewijs en de vergunning tijdens het venten bij zich dient te hebben en op aanvraag van de daartoe bevoegde ambtenaren ter inzage moet kunnen tonen.
Aanwijzigen bevoegde opsporingsambtenaren
Uitgangspunt is dat de aanwijzingen van bevoegde opsporingsambtenaren, in het belang van de Openbare orde en veiligheid en het naleven van de vergunningsvoorschriften, stipt opgevolgd moeten worden.
Uitgangspunt is dat geen alcoholische of zwak- alcoholhoudende drank wordt verkocht in de Voer/vaartuigen. Tevens mogen geen alcoholische- of zwakalcoholhoudende drank tijdens de verkoop aanwezig zijn.
Uitzondering hierop is degene die een bedrijf heeft, bestaande uit het rondtrekkend uitoefenen van de ambulante handel in een gevarieerd assortiment levensmiddelen en huishoudelijke artikelen, daarnaast binnen het vervoermiddel zwakalcoholhoudende drank aan de man brengen (artikel 25 lid 3 sub b Drank- en horecawet). De wet eist dat derhalve dat de verkoop alleen mag geschieden aan klanten die het vervoer/ vaarmiddel betreden. Deze regeling gaat echter niet zover dat al degenen die een winkel zwakalcoholhoudende drank mogen verkopen dit ook ambulant mogen doen.
Uitgangspunt is dat in het kader van de vergunningverlening aan de volgende punten aandacht wordt besteed:
Uitgangspunt is dat indien de ten verkoop aangeboden goederen/ artikelen geprijsd worden, de prijsaanduiding tot generlei misverstand aanleiding dient te kunnen geven en voor het publiek duidelijk leesbaar te zijn.
Aan de voer/ vaartuigen van de venters worden de volgende voorschriften verbonden: de voer/ vaartuigen mogen niet langer zijn dan 9 meter en niet dieper zijn dan 3 meter exclusief voorklep;
Uitgangspunt is dat de bovenstaande eisen aan de verkoopboten van venters worden gesteld.
Er mogen geen goederen/ artikelen verkocht worden, welke niet voldoen aan de eisen gesteld in de Warenwet, met uitzondering van artikel 16 van deze wet.
De venter mag met betrekking tot de goederen/ artikelen niks doen of nalaten in strijd met de voorschriften, gegeven krachtens de Warenwet.
Uitgangspunt is dat venters aan wie vergunning is verleend tot de verkoop van eet- en drinkwaren, verplicht zijn, onverminderd het bepaalde door de inspectie gezondheidsbescherming, zijn goederen of waren op een zodanige wijze uit te stallen, dat zij voldoende beschermd zijn tegen verontreinigend door stof of vuil of anderszins.
Onverminderd het bepaalde in de ijkwet en het ijkreglement, is de venter die zijn goederen/ artikelen per maat of gewicht verkoopt, verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn meet- of weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren. Het weegwerktuig moet zodanig aan de naar het publiek gekeerde zijde van de standplaats zijn geplaatst of aangebracht, dat het daarop bij de weging aangegeven gewicht steeds voor het publiek duidelijk leesbaar is.
Uitgangspunt is dat een ventvergunning persoonsgebonden is.
Uitgangspunt is dat de venter zoveel mogelijk waakt tegen verontreiniging van de openbare weg/ water, door de aandacht van zijn klanten te vestigen op het deponeren van verpakkingsmateriaal en dergelijke in een aan het voer /vaartuig te bevestigen bak voorzien van opschrift. Het eventueel in de nabijheid van het voertuig/ vaartuig weggeworpen materiaal dient te worden ingezameld.
Uitgangspunt is dat venters voor hun verkoop niet stil mogen staan in de onmiddellijke nabijheid van vaste verkoopinrichtingen, bruggen of kruispunten van wegen. De venters op het water mogen voor hun verkoop niet aanleggen aan de openbare weg, Praamplein, Kolenhaven en/of surfeiland Vrouwentroost. Ook mag een venter niet langer dan 15 minuten op dezelfde plaats stil staan.
Standplaats Ophelialaan (Pomplein)
Wij verzoeken u deze in tweevoud bijgevoegde huurovereenkomst te ondertekenen en zo spoedig mogelijk 1 exemplaar te retourneren naar Gemeente Aalsmeer, afdeling Vergunningen, handhaving en dienstverlening, Antwoordnummer 28, 1420 VK AALSMEER.
de gemeente Aalsmeer, ten deze krachtens artikel 171 van de Gemeentewet vertegenwoordigd door de burgemeester, als zodanig handelende ter uitvoering van het raadsbesluit van 2 februari 1971, nr. 5205, hierna te noemen de “gemeente” en ………………………….. hierna te noemen “de huurder”, verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
De gemeente verhuurt aan huurder, gelijk huurder van de gemeente huurt locatie …………….........………, zoals met rode omlijning is aangegeven op aangehechte tekening, tot ………….….......................….
tegen een huurprijs van € …………………
De huur kan te allen tijde door de huurder en door de gemeente door een schriftelijke opzegging worden beëindigd, met ingang van het eerste kalenderkwartaal en met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste één maand.
De huur moet zonder kosten, korting, inhouding of schuldvergelijking worden voldaan bij vooruitbetaling.
De huurder aanvaardt het gehuurde door het innemen van de standplaats.
Het gehuurde mag alleen worden gebezigd voor het innemen van een standplaats.
Beschadigingen ontstaan aan het gehuurde of aan de zich in de onmiddellijke omgeving bevindende zaken, tengevolge van het innemen c.q. houden van de standplaats, komen ten laste van de huurder.
Huurder vrijwaart de gemeente voor eventuele schade die door gebruikmaking van de standplaats aan derden mocht worden toegebracht.
De huurder is verplicht, indien dit door de gemeente wordt verlangd, de door deze aan te wijzen persoon of personen op het gehuurde toe te laten, ten einde zich te kunnen overtuigen of huurder zijn verplichtingen, bij de wet of huurovereenkomst opgelegd, behoorlijk nakomt dan wel is nagekomen.
Huurder verbindt zich jegens de gemeente alle aanwijzingen van gemeentewege stipt en onmiddellijk te zullen opvolgen.
Huurder is verplicht zich te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid voor schade voortvloeiende uit het gebruik van het verkooppunt.
De gemeente is gerechtigd bij niet prompte betaling van de huurpenningen op tijd en wijze als hiervoor omschreven en bij niet-, niet tijdige of niet behoorlijke nakoming van enige aan de huurder opgelegde verplichtingen, alsmede bij overtreding van enig aan de huurder opgelegd verbod, de huurovereenkomst van rechtswege en zonder dat enige rechterlijke tussenkomst is vereist, als ontbonden te beschouwen door het enkele feit der niet- of niet tijdige betaling, niet-tijdige of nietbehoorlijke nakoming, daad of overtreding zelve.
De huurovereenkomst wordt, behoudens bijzondere omstandigheden zulks naar het oordeel van de gemeente eveneens als ontbonden beschouwd, indien huurder gedurende een aaneengesloten periode van zes weken geen gebruik meer maakt van zijn standplaatsvergunning.
De huurder heeft in de gevallen als in de artikelen 11 en 12 bedoeld en bij opzegging tussentijds geen recht op vergoeding of schadeloosstelling in welke vorm dan ook.
Alle kosten van de huurovereenkomst en de tenuitvoerlegging daarvan komen voor rekening van de huurder.