Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad van Haarlem |
Citeertitel | Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad van Haarlem |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | gemeenteraad, reglement van orde, vergadering |
Geen
Gemeentewet, art. 16
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-09-2012 | 14-02-2017 | Nieuwe regeling | 20-09-2012 Stadskrant, 25-10-2012 | 2012/357172 |
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproepingsbrief voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 12. Indien na het verzenden van de oproepingsbrief stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk bij openbare kennisgeving.
Paragraaf 2 Orde dervergadering
Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening afgesloten.
Artikel 16 Primus bij hoofdelijkestemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
Na behandeling van de ingekomen stukken wordt ten aanzien van de op de agenda vermelde onderwerpen, waarover geen beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt gevraagd, terstond beslist.
Artikel 24 Handhaving vergaderorde; schorsing
Indien een lid, een wethouder of de griffier zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert danwel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de verstoorder van de vergaderorde hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Artikel 25 Beraadslaging; nadere bepalingen
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.
Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 31 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Ook kan hij voorstellen, een geagendeerd voorgesteld besluit in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp wordt uiterlijk op de dinsdag voorafgaand aan de raadsvergadering om 12 uur schriftelijk bij de voorzitter aangekondigd. Een dergelijke motie dient betrekking te hebben op een onderwerp dat in één van de aan de raadsvergadering voorafgegane commissies aan de orde is geweest. Dit geldt niet als de desbetreffende commissie niet vergadert in de week voor de raadsvergadering. In dat geval is het voldoende als de motie een week voor de raadsvergadering wordt aangekondigd.
De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld of het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.
Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste vierentwintig uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt.
Artikel 38 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 45 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet voornemens is geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Toelichting op het reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad van Haarlem
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Bij de begripsomschrijving in het reglement van orde worden de beschrijvingen gevolgd zoals deze in de Gemeentewet luiden.
In dit artikel wordt tevens de vervanging van de voorzitter geregeld overeenkomstig artikel 77 Gemeentewet.
Ingevolge artikel 100 Gemeentewet is de raad verplicht een griffier te benoemen. De griffier staat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. Daarom dient hij in elke vergadering van de raad aanwezig te zijn. Met de komst van de griffier verandert de positie van de secretaris. De griffier neemt de taken over, die de secretaris altijd ten dienste van de raad vervulde.
Met de invoering van het nieuwe vergaderstelsel is gekozen de samenstelling van het presidium aan te passen, zoals vastgesteld in het tweede lid. Het derde lid maakt het mogelijk om het presidium aan te vullen uit een oogpunt van afspiegeling. Het raadspresidium heeft tot taak om de raads- en commissieagenda voor te bereiden en op te stellen. Per agendapunt wordt door haar de begin- en eindtijd bepaalt. Verder bepaalt zij per agendapunt wat de spreektijd is van iedere fractie. Tevens kan het raadspresidium zich – al dan niet op verzoek van de raad of de commissie Bestuur – bezighouden met andere taken op het gebied van procedures, dualisering en het functioneren van de raad in meer algemene zin. Tenslotte stuurt het raadspresidium de griffier aan.
De griffier is bij elke vergadering van het raadspresidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden. De gemeentesecretaris kan – als schakel tussen college van burgemeester en wethouders en de ambtelijke organisatie worden uitgenodigd om een vergadering van het raadspresidium bij te wonen.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties
Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht als de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. Het onderzoek van de stukken heeft niet betrekking op bezwaarschriften maar op processen-verbaal. Het derde lid wijzigt de term “betrekking” in de term “functie”, omdat “functie” de gangbare aanduiding is.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen en de goedkeuring van de geloofsbrieven van de nieuwe raadsleden vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering een aanduiding mee.
In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen bijv. ziek zijn, een conflict
met hun fractie hebben of te weinig tijd hebben voor het raadswerk. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee.
Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. De raad heeft geen zeggenschap over de wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad is gehouden met ingang van de volgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 7 Tijd en plaats van vergaderen
De eerste drie leden van dit artikel zijn een direct gevolg van de invoering van het nieuwe vergaderstelsel waarbij onder meer gekozen is voor één vaste vergaderdag met vaste begin- en eindtijden.
Het vierde lid is Haarlems gebruik; de vergaderingen van de raad worden voorafgaand aan het kalenderjaar vastgesteld. Het vijfde lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en/of ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt met het raadspresidium. Op deze wijze houdt het raadspresidium ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip
plaatsvinden, invloed op de datum, tijdstip en plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde betrekking.
Het vijfde lid is een nadere uitwerking van artikel 17, tweede lid, Gemeentewet. Het presidium heeft in het nieuwe vergaderstelsel een sterkere regisserende rol in de procesgang van stukken en de agenda’s van raad én commissies. Dit komt tot uiting in het zesde lid.
Artikel 8 heeft betrekking op de vaststelling van de agenda voorafgaand aan het verzenden van de oproeping en op de mogelijkheid van de raad om bij vaststelling van de agenda in de vergadering op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.
Het raadspresidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda.
In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ca. 9 dagen voor de
vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda toesturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk drie dagen voor de aanvang van de vergadering. Omdat in het nieuwe vergaderstelsel de raad op de donderdag vergadert en in het systeem van het verzenden van stukken geen veranderingen plaatsvinden kan nu tot driemaal 24 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda worden opgesteld.
Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via het raadspresidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om in spoedeisende
gevallen onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.
Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Artikel 9 Oproep/Toezending voorstellen
Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste zes dagen vóór een vergadering de leden een brief (de oproepingsbrief) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
Het derde lid stelt verplicht dat de agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproeping aan de leden worden verzonden.
In spoedeisende gevallen, wanneer een aanvullende agenda wordt vastgesteld, zal het echter niet mogelijk zijn dat de voorzitter zes dagen van tevoren een oproepingsbrief stuurt. De voorzitter kan in spoedeisende gevallen van de termijn van zes dagen afwijken. Het vierde lid geeft hiervoor de regeling.
Artikel 10 is een aangepaste uitwerking van artikel 21, lid 2 Gemeentewet. Dit artikel 21, lid 2
Gemeentewet voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het gebruik van het werkwoord “uitnodigen” geeft aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter weinig waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen
van dien voor de betrokken wethouder. Gelet op de frequentie van de raadsvergadering zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat in de praktijk vaak alle wethouders zullen moeten worden uitgenodigd. Als de wethouders voor de vergadering zijn uitgenodigd, zullen ze ook vaak deelnemen aan de beraadslaging. Om die praktische reden, maar meer nog om principiële redenen van collegiaal bestuur en integraal beleid is er in Haarlem voor gekozen dat aanwezigheid van de wethouders uitgangspunt is en dat zij eventuele verhindering meedelen aan de voorzitter.
Het kan echter wenselijk zijn, dat een wethouder niet een vergadering bijwoont als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen
functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur. In het vijfde lid wordt dit geregeld. Artikel 10 is in artikel 2, lid 3 voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op de voorzitter (burgemeester) indien deze als portefeuillehouder bij een onderwerp betrokken is.
Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken
Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bijvoorbeeld het voorstel tot het bouwen van een nieuwe bibliotheek onderbouwen. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Toch dienen raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om de onderliggende stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden deze stukken gelijktijdig met het verzenden van de oproeping ter inzage gelegd.
Een stuk is een document in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur, waarvoor het openbaarheidsregime van deze wet geldt. Een document houdt in een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door
de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.
Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het stuk in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur en het besluit tarieven openbaar bestuur.
De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad verleent de griffier aan hen inzage in deze stukken.
Artikel 12 Openbare kennisgeving
Artikel 12 regelt de openbare bekendmaking van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering en de wijze waarop dit geschiedt. In artikel 11 is de wijze en de plaats geregeld waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Zoals gezegd geeft de griffier op dit gebied de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom sluit hij samen met de voorzitter de presentielijst af en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig was.
De griffier is overeenkomstig artikel 3 in elke vergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats.
De voorzitter kan na overleg met de fractievoorzitters de indeling herzien, indien daartoe aanleiding bestaat.
Op grond van artikel 10 zijn wethouders uitgenodigd voor de vergadering. Ook andere personen
kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats te zorgen.
Artikel 15 Opening vergadering; quorum
Omdat wethouders in een dualistisch systeem geen lid zijn van de raad telt hun aanwezigheid niet mee bij het vaststellen van het quorum.
Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming
Omdat wethouders in een dualistisch stelsel geen lid zijn van de raad nemen zij niet deel aan stemmingen.
De ontwerp-notulen worden tegelijkertijd met de oproepingsbrief verstuurd aan de leden. Een voorstel tot verandering van de notulen kan ingediend worden zolang de notulen niet zijn vastgesteld. De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is in dit artikel de griffier aangewezen om voorstellen voor wijzigingen van notulen te ontvangen, de notulen op te stellen en de notulen te ondertekenen.
Artikel 18 Ingekomen stukken; mededelingen
Nieuw in dit artikel is dat schriftelijke mededelingen van het college aan de raad op de lijst van ingekomen stukken voor de raad worden geplaatst. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De raad stelt dan ook op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
Dit Haarlemse gebruik wordt gehandhaafd. Na de bijzondere agendapunten (notulen, ingekomen stukken, benoemingen en dergelijke) inventariseert de voorzitter per agendapunt of de raad over het betreffende voorstel wil beraadslagen. Indien dit niet het geval is, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid van de Gemeentewet.
De regel in Haarlem dat de leden bij hun spreektermijnen staande spreken vanaf de eigen plaats wordt gehandhaafd, omdat dit het voor de pers en de publieke tribune eenvoudiger maakt om het raadsdebat te volgen. Het onderhavige artikel is in de artikelen 2 en 10 tevens van toepassing verklaard op de voorzitter en de wethouders in hun spreektermijn als portefeuillehouder.
Artikel 22 Aantal spreektermijnen
Het onderhavige artikel is in de artikelen 2 en 10 tevens van toepassing verklaard op de voorzitter en de wethouders in hun spreektermijn als portefeuillehouder.
De wijziging van het artikel is gevolg van het nieuwe vergaderstelsel waar is besloten dat zowel in de raad als in de raadscommissies spreektijden zullen worden gehanteerd. Met het voorgaande vergaderstelsel is reeds ervaring opgedaan met spreektijden in de raad en in sommige raadscommissies is ook hiermee geëxperimenteerd. Aan deze spreektijdregeling wordt in het nieuwe vergaderstelsel vastgehouden en dit betekent dat het presidium bepaalt hoeveel spreektijd die in een verhouding 2:1 rekening houdt met de omvang van de fractie. Tevens bepaalt het presidium hoeveel spreektijd wordt toegekend aan de indiener(s) van een initiatiefvoorstel. Voor zover niet door het presidium bepaald, kan de voorzitter een voorstel doen over de spreektijd van de aanwezigen.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
De wijziging van het tweede lid ziet op situaties dat de voorzitter in de vergadering moet ingrijpen, omdat behalve leden die het woord voeren, het ook nodig kan zijn wethouders of de griffier tot de orde te roepen. Indien zij geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd.
Door de toevoeging “of een lid van de raad” wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Deze wijziging brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid van de Gemeentewet.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
De griffier roept de leden op hun stem uit te brengen.
Bij toepassing van lid 2 van dit artikel kan het Haarlemse gebruik om met handopsteking een stem uit te brengen worden gehanteerd.
Artikel 29 Stemming over amendementen en moties
Dit artikel volgt de redactie van het model-reglement van orde van de VNG. Een belangrijke wijziging t.o.v. het oude Haarlemse R.v.O. is dat over moties pas wordt gestemd nádat een beslissing op het voorstel is genomen. Formeel is dit correcter omdat een motie geen wijziging beoogt te
bewerkstelligen in een voorgesteld besluit. Dit benadrukt de noodzaak om een duidelijk onderscheid te maken tussen moties en amendementen zoals blijkt uit de begripsomschrijvingen in artikel 1 van dit reglement.
Artikel 30 Stemming over personen
De redactie van het modelreglement van de VNG is gevolgd omdat deze beter aansluit bij de tekst van de Gemeentewet.
Artikel 31 Herstemming over personen
De redactie van het modelreglement van de VNG is gevolgd omdat deze beter aansluit bij de tekst van de Gemeentewet.
Artikel 32 Beslissing door het lot
De redactie van het modelreglement van de VNG is gevolgd omdat deze beter aansluit bij de tekst van de Gemeentewet.
Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat voor een effectief gebruik van deze instrumenten het wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun). Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.
Het vierde lid maakt duidelijk dat de indiener(s) het (sub)amendement mogen intrekken totdat de besluitvorming van de raad heeft plaatsgevonden.
Deze redactie heeft tot doel om de voorwaarde van drempelsteun voor het indienen van moties op te heffen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat voor een effectief gebruik van deze instrumenten het wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan
heeft. Het opheffen van de voorwaarde van drempelsteun bij het indienen van moties staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie. Op deze manier wordt bijgedragen aan
een versterking van die functies, hetgeen in de visie van de Staatscommissie en het kabinet met het oog op de meer dualistische verhouding tussen raad en college gewenst is. Eén van de voorwaarden is dat een dergelijke motie betrekking moet hebben op een onderwerp dat in één van de aan de raadsvergadering voorafgaande commissies aan de orde is geweest. Deze voorwaarde wordt als te beperkend ervaren, in die gevallen dat de desbetreffende commissie niet bijeenkomt in de week voorafgaand aan de raadsvergadering. Om die reden is toegevoegd dat het in dat geval voldoende is als de motie wordt aangekondigd in de week voor de raadsvergadering.
Artikel 35 Voorstellen van orde
Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Bepaalde agendapunten kunnen door hun samenhang gelijktijdig behandeld worden, de vergadering kan geschorst worden voor een bepaalde tijd vanwege uiteenlopende omstandigheden of een lid van de raad vraagt of de bespreking van een onderwerp kan komen te vervallen, omdat de noodzaak daartoe niet meer aanwezig is.
Artikel 36 Initiatiefvoorstellen
Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat voor een effectief gebruik van deze instrumenten het wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De beoogde dualistische inrichting van het gemeentebestuur, waarin de eindverantwoordelijkheid van de raad wordt gehandhaafd, maakt dit wenselijk. Het opheffen van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.
Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst, maar de voorzitter plaatst het voorstel echter niet meer op de agenda, nadat de oproeping verzonden is. Dit betekent in de praktijk dat een initiatiefvoorstel volgens artikel 8 en 9 van dit reglement 9 dagen voor de vergadering bij de voorzitter moet zijn ingediend, zodat ook het raadspresidium tijdig kennis kan nemen van het initiatiefvoorstel. Ook krijgt het college op deze wijze ruimte en tijd om een reactie op het initiatiefvoorstel voor te bereiden.
De instelling van een vragenuur voor de raad is nieuw (o.m. besluit in kader Besturingsvisie) en geeft de raadsleden een eenvoudiger en ruimer recht op het stellen van vragen. Het vragenuur vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het instrument mondelinge vragen uit het oude Haarlemse reglement van orde vervalt hiermee. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college aan de tand te voelen. Het karakter van het vragenuur verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. De maximale duur van het vragenuur, afhankelijk van het aantal ingediende verzoeken tot het stellen van mondelinge vragen, wordt in principe vastgesteld op 30 minuten. Het tweede lid is aangepast conform de begintijd van de raadsvergadering in het nieuwe vergaderstelsel.
Als uitwerking van lid 5 t/m 8 wordt (conform voorbeeld Amsterdam en Groningen) voorgesteld daarbij de volgende procedure in beginsel te hanteren:
In het derde lid is een aanmeldingstermijn van 24 uur voor vragen opgenomen vanwege het feit dat
wethouders zich moeten kunnen voorbereiden op het onderwerp.
Artikel 38 Schriftelijke vragen
Bij het instrument schriftelijke vragen zijn enkele kleine wijzigingen toegepast. De termijn voor beantwoording is iets verlengd. Nieuw is lid 7, waarin wordt bepaald dat met instemming van de raad de vragensteller nadere inlichting kan vragen aan het college, tenzij de raad anders beslist. In lid 8 is het huidige Haarlemse alternatief (bespreking vragen en antwoorden in de betrokken raadscommissie) opgenomen.
Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter dan het vragenuur en het recht schriftelijke vragen te stellen. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur. Het gaat om een recht van een raadslid om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig.
Het recht van ieder raadslid tot het houden van een interpellatie bestond al in het reglement van orde
Haarlem. Derhalve is hier de tekst van Haarlem overgenomen.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 40 Procedure begroting en Artikel 41 Procedure jaarrekening
De artikelen 40 en 41 zijn aangepast aan de wijzigingen in de terminologie en de procedure in de financiële bepalingen van de Gemeentewet.
Hoofdstuk 6 Besloten vergadering
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van notulen etc. De bepalingen van reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijv. geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 25 en 55 Gemeentewet wordt opgelegd.
In overeenstemming met artikel 17 is de griffier verantwoordelijk voor de notulen van de raadsvergadering. Dit geldt ook voor de notulen van een besloten vergadering. Overigens is het zo dat de notulen vanzelfsprekend ook ter inzage liggen bij de griffier.
Artikel 45 Opheffing geheimhouding
Op grond van artikel 25, tweede lid kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de
raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.
Artikel 93 van de Gemeentewet is vervallen. Artikel 86, tweede lid van de Gemeentewet bevat nu vrijwel een gelijkluidende tekst als de oude bepaling van artikel 93, tweede lid van de Gemeentewet.
Artikel 46 Toehoorders en pers en artikel 48 Geluid- en beeldregistraties