Organisatie | De Bilt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota Onderwijsachterstandenbeleid 2012 - 2016 gemeente De Bilt |
Citeertitel | Nota Onderwijsachterstandenbeleid 2012 - 2016 gemeente De Bilt |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de beleidsnotitie Onderwijsachterstandenbeleid gemeente De Bilt 2006 - 2010
1.geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-10-2012 | nieuwe regeling | 27-09-2012 Biltbuis 24-10-2012 | rv27-09-2012 |
Deze nota betreft het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Het onderwijsachterstandenbeleid is bedoeld om (dreigende) leerachterstanden onder 0 – 12 jarigen ten gevolge van sociale, economische of culturele oorzaken te voorkomen en om eenmaal opgelopen achterstanden te verminderen. Om dit te bereiken worden verschillende aanpakken uitgevoerd, zoals voorleesprojecten voor ouders met zuigelingen, voor- en vroegschoolse educatie, Opstapprogramma’s, schakelklassen in de bovenbouw van de basisschool of de verlengde schooldag. De nadruk bij het onderwijsachterstandenbeleid ligt op de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Reden hiervoor is dat het zo vroeg mogelijk aanpakken van (dreigende) onderwijsachterstanden leidt tot de beste resultaten. De voorschoolse educatie is gericht op de 2 – 4 jarigen en wordt uitgevoerd door de kinderopvang of het peuterspeelzaalwerk. De vroegschoolse educatie is gericht op de 4 – 6 jarigen en wordt uitgevoerd door het basisonderwijs.
In de gemeente De Bilt wordt al jaren uitvoering gegeven aan het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. In de beleidsnotitie ’ “Aandacht en Overdracht!” Onderwijsachterstandenbeleid gemeente De Bilt 2006 – 2010’ staan de inhoudelijke en financiële kaders voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid. De afgelopen jaren is hieraan in samenwerking met diverse partijen uitvoering gegeven. De planperiode is inmiddels verstreken. Het speelveld in de voorschoolse periode is nadien veranderd. Steeds meer kinderen gaan naar de kinderopvang of naar een gastouder. Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk zijn wat werkwijze betreft steeds meer naar elkaar toegegroeid. In 2010 is de Wet Ontwikkeling van Kansen door Educatie (Wet OKE) ingevoerd. Verder komen er nieuwe taken op de gemeente af.
In verband met bovenstaande ontwikkelingen zijn in april 2012 in de eerste plaats de kaders voor de voorschoolse voorzieningen door de raad vastgesteld. Vanaf 2012 ligt de prioriteit bij de VVE als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs. Het subsidiëren van het peuterspeelzaalwerk als publieke voorschoolse voorziening wordt met ingang van 1 januari 2014, of zoveel eerder als mogelijk, beëindigd. De uitvoering van de voorschoolse educatie, als onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid (OAB), wordt ondergebracht bij de reguliere kinderopvang en het verzelfstandigde peuterspeelzaalwerk. De indicatie voor de voorschoolse educatie wordt zodanig verruimd dat kinderen met een verwijzing door het Centrum voor Jeugd en Gezin deel kunnen nemen aan de voorschoolse educatie.
Op basis van de bovenstaande ontwikkelingen en besluitvorming actualiseren wij het vigerende onderwijsachterstandenbeleid. Onze beleidsuitgangspunten voor de periode 2012 – 2016 staan geformuleerd in deze nota.
In hoofdstuk 2 van de nota wordt kort geschetst wat het landelijk onderwijsachterstandenbeleid inhoudt en hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld. In hoofdstuk 3 staat beschreven wat we als gemeente de afgelopen jaren hebben gerealiseerd in samenwerking met betrokken partners. Hoofdstuk 4 staat centraal wat we de komende jaren gaan doen, waarna in hoofdstuk 5 ingegaan wordt op de financiën en de organisatie voor de komende jaren.
Landelijk Onderwijsachterstandenbeleid
In dit hoofdstuk gaan we in op de taken en verantwoordelijkheden van overheden en onderwijs bij het bestrijden van leerachterstanden en de resultaten van onderzoek naar de effectiviteit van programma’s die gebruikt worden bij de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid.
Taken en verantwoordelijkheden
Er zijn verschillende partijen die een rol spelen bij het bestrijden van leerachterstanden. Centraal hierin staan de landelijke en lokale overheid, het onderwijs en de voorschoolse voorzieningen. De landelijke overheid geeft de wettelijke kaders aan en stelt middelen beschikbaar voor de uitvoering van het onderwijsachterstandenbeleid door gemeenten en onderwijsorganisaties. In deze paragraaf wordt ingegaan op de rol van de gemeenten, het onderwijs en de onderwijsinspectie.
Gemeenten hebben op grond van de Wet Primair Onderwijs (artikel 165, 166, 167) en de Wet Oke (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor de doelgroepkinderen binnen de gemeente.
Het rijk stelt voor onderwijsachterstandenbeleid een specifieke uitkering beschikbaar aan gemeenten. Dit geld is bestemd voor het aanbod van voorschoolse educatie, schakelklassen en andere taalbevorderende activiteiten. De hoogte van de Rijksbijdrage is gebaseerd op de gewichtenregeling in het basisonderwijs.
Gemeenten en scholen zijn verplicht om samen afspraken te maken over het verbeteren van de leerprestaties van leerlingen met een achterstand. Deze afspraken resulteren in programma’s voor VVE. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor voorschoolse educatie en scholen voor vroegschoolse educatie. Ook zijn gemeenten verplicht afspraken te maken op basis van gelijkwaardigheid met schoolbesturen en houders van kindercentra en peuterspeelzalen. Onder deze afspraken vallen tenminste het definiëren en de werving van de doelgroep, de toeleiding naar de voor- en vroegschoolse voorzieningen, het zorgdragen voor een doorlopende leerlijn van voorschoolse naar vroegschoolse educatie en het behalen van resultaten bij de vroegschoolse educatie.
De schoolbesturen primair onderwijs en voortgezet onderwijs zijn verantwoordelijk voor het wegwerken van onderwijsachterstanden bij hun leerlingen. Zoals gezegd is het primair onderwijs specifiek verantwoordelijk voor de vroegschoolse educatie. Daarnaast kunnen in de groepen 3 tot en met 8 ook programma’s ingezet worden om leerachterstanden te bestrijden.
Binnen het primair onderwijs kan onderscheid gemaakt worden tussen het basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Het speciaal onderwijs valt buiten de reikwijdte van deze nota.
Afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen krijgen scholen van de Rijksoverheid extra geld voor de bestrijding van leerachterstanden. Om de hoogte van de Rijksbijdrage te bepalen, wordt de eerder genoemde gewichtenregeling toegepast.
Op 17 januari 2012 is een bestuursakkoord gesloten tussen de koepel van het primair onderwijs PO raad en de minister van OCW. De kern van het akkoord gaat over ambities voor de sector primair onderwijs en speciaal onderwijs, gericht op opbrengstgericht werken en professionalisering. In het akkoord zijn op sectorniveau afspraken gemaakt over verhoging van de onderwijsopbrengsten en versterking van de professionaliteit in het primair onderwijs. Dit betreft onder andere de verdere invoering van opbrengstgericht werken, het verder terugbrengen van het aantal zeer zwakke scholen, een beter aanbod voor talentvolle leerlingen, het versterken van de bekwaamheid van leraren en schoolleiders en het beter betrekken van ouders bij de prestaties van hun kinderen. Bovendien bevestigen PO-Raad en OCW het belang van brede vorming van de leerlingen: het onderwijs is meer dan taal en rekenen.
Onderdeel van het bestuursakkoord zijn afspraken over de Vroegschoolse Educatie waaronder:
Wat is de rol van de Inspectie:
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de VVE. Momenteel brengt de inspectie de kwaliteit van VVE op alle peuterspeelzalen en kinderdagverblijven met gesubsidieerde voorschoolse educatie in kaart. Dit gebeurt ook in de gemeente De Bilt.
In de VVE wordt onderscheid gemaakt tussen centrumgerichte programma’s en gezinsgerichte programma’s. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de effectiviteit van de VVE nauw samenhangt met de manier waarop de programma’s worden uitgevoerd, en het beleid op de scholen en de voorschoolse voorzieningen.
Bij de VVE gaat het om de uitvoering van centrumgerichte programma’s uitgevoerd in pedagogische basisvoorzieningen: peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en onderbouw van het basisonderwijs. Ze zijn gericht op het voorkomen van achterstanden in de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van risicokinderen van twee tot zes jaar oud.
Centrumgerichte programma’s worden positief beïnvloed door:
De betrokkenheid van de ouders kan een positief effect hebben, maar dit is door onderzoek niet onomstotelijk aangetoond.
Schoolkenmerken die van invloed zijn op de effectiviteit van de VVE programma’s:
Wij gaan er vanuit dat het bovenstaande ook geldt voor het beleid dat gevoerd wordt door de voorschoolse voorzieningen.
Naast centrumgerichte programma’s zijn er ook gezinsgerichte programma’s . Gezinsgerichte programma’s zijn gericht op het voorkomen van ontwikkelingsachterstanden en worden uitgevoerd binnen het gezin. Een aanname is dat ouders van achterstandskinderen door een gebrek aan kennis en vaardigheden soms minder effectieve opvoedstrategieën gebruiken en de ontwikkeling van het kind minder stimuleren. Er is onderzoek gedaan naar de effectiviteit van gezinsgerichte programma’s zoals Opstap. Gezinsgerichte programma’s als Opstap hebben een positief effect op de ontwikkeling en het schoolsucces van kinderen. Dit effect wordt versterkt wanneer gezinsgerichte en centrumgerichte programma’s worden gecombineerd. Bij de uitvoering in een centrum wordt in dat geval ook aandacht besteed aan de thuissituatie en activiteiten die ouders met kinderen kunnen uitvoeren.
Met de boven beschreven aanbevelingen om leerachterstanden zo effectief mogelijk te kunnen bestrijden, houden wij rekening bij de formulering van het onderwijsachterstandenbeleid voor de gemeente De Bilt in de jaren 2012 – 2016. In hoofdstuk 3 schetsen we eerst wat we in de afgelopen planperiode hebben bereikt.
Stand van zaken onderwijsachterstanden gemeente De Bilt
Zoals in de inleiding aangegeven, geeft de gemeente De Bilt al jaren uitvoering aan het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Het onderwijsachterstandenbeleid maakt onderdeel uit van het gemeentelijk Jeugdbeleid. Zoals geformuleerd in de nota Jong De Bilt 2008 – 2010 is het uitgangspunt voor de gemeente De Bilt het leveren van een bijdrage aan een goede uitgangspositie voor de jeugd en een positief uitzicht op de toekomst. Jeugdbeleid is algemeen beleid en richt zich op alle jeugdigen in de leeftijd van 0 – 23 jaar, waarbij er specifieke aandacht is voor kwetsbare jeugdigen. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
Het Biltse onderwijsachterstandenbeleid richt zich op een kwetsbare groep jeugdigen met een (dreigende) achterstand in hun ontwikkeling. In de beleidsnotitie ’ “Aandacht en Overdracht!” Onderwijsachterstandenbeleid gemeente De Bilt 2006 – 2010’ staan de inhoudelijke en financiële kaders voor de uitvoering van het beleid. De afgelopen jaren is hieraan in samenwerking met diverse partijen uitvoering gegeven. Betrokken partijen bij de uitvoering van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid zijn enerzijds uitvoerende organisaties zoals het peuterspeelzaalwerk, de basisscholen, waaronder Jan Ligthart (VVE locatie) en kinderopvanginstellingen. Anderzijds gaat het om ondersteunende organisaties zoals de openbare bibliotheek, het Centrum voor Jeugd en Gezin en Schoolbegeleidingsdiensten.
Op de volgende bladzijde staat in het Overzicht Gemeentelijke inzet Onderwijsachterstandenbeleid beschreven wat de afgelopen jaren is bereikt evenals de financiële inzet door de gemeente, al dan niet met rijksmiddelen.
Overzicht Gemeentelijke inzet Onderwijsachterstandenbeleid 2011
In het onderstaande overzicht staat weergegeven wat in 2011 is gerealiseerd. De financiële gegevens treft u aan als bijlage.
Kindvolgsysteem Memelink ingevoerd in het peuterspeelzaalwerk. Invoering overdrachtsformulier voorschool naar basisonderwijs in zowel kinderopvang als peuterspeelzaalwerk. |
Gemeentelijk Onderwijsachterstandenbeleid 2012 – 2016
Zoals eerder aangegeven zijn ouders op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Als gemeente komen we pas in beeld als er sprake is van (dreigende) taal- en ontwikkelingsachterstanden. We zetten in op een zo vroeg mogelijke signalering, een goede doorverwijzing en een kwalitatief goed ondersteuningsaanbod dat voldoet aan de wettelijke eisen. Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven, maken we gebruik van positieve landelijke ervaringen op het gebied van het bestrijden van onderwijsachterstanden, zoals met ‘evidence based’ programma’s.
Doelstelling en doelgroep onderwijsachterstandenbeleid
Doelstelling van het onderwijsachterstandenbeleid is ‘het voorkomen dan wel bestrijden van taal- en ontwikkelingsachterstanden bij 0 – 12 jarigen ten gevolge van sociale, economische of culturele oorzaken.
Wettelijk gezien dient ons beleid in ieder geval gericht te zijn op de kinderen waarvan de ouders een laag opleidingsniveau hebben. We gaan echter uit van een bredere doelgroepformulering omdat onderwijsachterstanden niet alleen worden veroorzaakt door het opleidingsniveau van de ouders. Onze doelgroep is:
Kinderen in de leeftijd van 0 – 12 jaar met een (dreigende) taal- en/of ontwikkelingsachterstand ten gevolge van een of meerdere van onderstaande kenmerken:
Het signaleren van kinderen met een (dreigende) taal- en of ontwikkelingsachterstand is primair een taak voor de jeugdgezondheidszorg binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin De Bilt (CJG). Daarnaast zijn belangrijke signaleerders de samenwerkingspartners van het CJG binnen de netwerken, kinderopvang, het niet-gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk, huisartsen en andere eerstelijns hulpverleners.
Indicering wordt gedaan door de jeugdgezondheidszorg van het Centrum voor Jeugd en Gezin De Bilt en is een voorwaarde om gebruik te kunnen maken van de gesubsidieerde VVE. Het Centrum voor Jeugd en Gezin De Bilt krijgt als opdracht om in overleg met betrokken partijen heldere indicatiecriteria te ontwikkelen op basis van de doelgroepformulering. Ook wordt gekeken naar de momenten waarop voor de eerste keer wordt geïndiceerd en wanneer een vervolgindicering plaats vindt. Een peuter in de voorschool kan zich bijvoorbeeld zo voorspoedig ontwikkelen dat in de vroegschoolse periode geen extra begeleiding meer nodig is.
Voorschoolse educatie (2 – 4 jarigen)
Zoals eerder aangegeven dienen we als gemeente te zorgen voor voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor de doelgroepkinderen binnen de gemeente. De doelgroepformulering die we gebruiken is zoals we bij 4.1 hebben aangegeven ruimer dan wettelijk voorgeschreven.
Uitbreiding voorschoolse educatie (VVE):
Uitgaande van het aantal gewichtenleerlingen in de groepen 1 en 2 van het basisonderwijs, zijn er in onze gemeente 46 peuters die volgens de wettelijke criteria in aanmerking komen voor voorschoolse educatie. We zorgen er op de eerste plaats voor dat er voldoende aanbod is voor deze groep peuters en breiden daartoe het aantal kindplaatsen voorschoolse educatie uit van de huidige 36 plaatsen naar 46 plaatsen zodat wordt voldaan aan de wettelijke eisen.
Aangezien we uitgaan van een ruimere doelgroepformulering, breiden we het aantal wettelijke VVE plaatsen vanaf 2013 uit met 15% van 46 naar 53 VVE plaatsen voorschoolse educatie. Dit percentage is gebaseerd op landelijke ervaringen .
Goede spreiding voorschoolse educatie:
We zorgen voor een goede spreiding van de voorschoolse educatie en bieden het aan op die plekken waar de meeste doelgroepkinderen wonen. In de gemeente De Bilt bevinden de meeste doelgroepkinderen zich in de kernen De Bilt, Bilthoven en Maartensdijk. De verdeling van het aantal VVE plaatsen in de periode 2012 – 2016 zal als volgt zijn:
Op basis van ervaringen in de praktijk kunnen er enige verschuivingen plaats vinden.
Onderzoek laat zien dat kinderen met een taal- en ontwikkelingsachterstand zich beter ontwikkelen in een gemengde groep met zowel doelgroep als niet-doelgroep kinderen. We streven er dan ook naar om alleen gemengde groepen te realiseren met maximaal 30% VVE. Daarmee wordt ook bijgedragen aan het voorkomen van segregatie.
Bewezen effectieve programma’s:
Voorschoolse educatie is centrumgericht en vereist het inzetten van bewezen effectieve VVE programma’s, die uitgevoerd worden door goed opgeleid personeel met voldoende ervaring in het begeleiden van kinderen met taal- en ontwikkelingsachterstanden. Bewezen effectieve programma’s VVE zijn die programma’s die als zodanig opgenomen zijn in het databestand effectieve interventies van het Nederlands Jeugd Instituut.
Onze voorkeur gaat uit naar Piramide en Kaleidoscoop. Onderzoek heeft aangetoond dat deze programma’s positieve effecten hebben op de cognitieve ontwikkeling en taalontwikkeling van de kinderen. Van belang daarbij is dat pedagogisch medewerkers goed geschoold zijn en geschoold blijven en leren van elkaars ervaringen. We zetten dan ook in op het realiseren van een goed scholingsprogramma met intervisie.
Uitvoering voorschoolse educatie:
We zien er op toe dat de voorschoolse educatie voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen zoals beschreven in de Wet Oke (Wet Ontwikkelingskansen voor Kwaliteit en Educatie). Landelijk gezien kan de voorschoolse educatie daarbij zowel uitgevoerd worden door het peuterspeelzaalwerk als de kinderopvang. We zorgen dat deskundigheid zoveel mogelijk wordt gebundeld, met gespecialiseerde pedagogisch medewerkers die voldoende ervaring hebben dan wel op kunnen doen met het werken met kinderen die een taal- en/of ontwikkelingsachterstand hebben. Ook is het belangrijk dat het voor het Centrum voor Jeugd en Gezin, de scholen en andere betrokkenen helder is wie verantwoordelijk is voor de voorschoolse educatie. Het is dan ook onze bedoeling om de voorschoolse educatie bij een beperkt aantal organisaties onder te brengen.
Efficiënte inzet van middelen:
De middelen die ter beschikking staan voor de uitvoering van de VVE zijn beperkt. Om deze middelen efficiënt in te kunnen zetten is een zekere clustering noodzakelijk. Onze inzet is dan ook om de voorschoolse educatie op minimaal 3 locaties te realiseren. Op deze locaties dient sprake te zijn van een breed aanbod voor ouder en kind zoals naschoolse activiteiten.
Dit sluit ook aan op onze visie over de toekomst van de gemeente De Bilt in 2030 zoals geformuleerd in het Bilts Manifest. Hierin hebben we aangegeven toe te willen werken naar nieuwe ankerpunten waarbij onder andere ingespeeld wordt op het dagpatroon van ouders en kinderen en waarbij brede voorzieningen voor kinderen van 0 – 12 jaar worden gerealiseerd.
Stapprogramma en ouderbetrokkenheid:
In onze gemeente wordt uitvoering gegeven aan de Stapprogramma’s Opstapje (2 – 4 jarigen) en Opstap (4 – 6 jarigen). Stapprogramma’s zijn gezinsgerichte programma’s gericht op het voorkomen van ontwikkelingsachterstanden en worden uitgevoerd binnen het gezin. Opstapje en Opstap zijn tweejarige programma’s met huisbezoeken en groepsbijeenkomsten. Opstap is erkend als een effectieve interventie, richt zich op de ouder/kind interactie en besteedt onder andere aandacht aan de taalontwikkeling van het kind. Daarnaast is er het programma VVE thuis, waarmee bij andere gemeenten in de regio ervaring wordt opgedaan. VVE thuis is een één jarig programma, dat minder intensief is dan Opstapje en zich richt op 3-4 jarigen. VVE thuis is specifiek gericht op de taalontwikkeling.
Van de kinderen die deelnemen aan VVE doen nog niet alle ouders mee aan Opstapje. Dit willen we veranderen. We zorgen dat vanaf 2013 alle VVE gezinnen in de voorschoolse periode kunnen deelnemen aan VVE thuis of Opstapje. Deelname van de ouders aan Opstap(je) of VVE thuis is niet verplicht, maar wordt wel zoveel mogelijk gestimuleerd. De verwachting is dat ouders het in de praktijk als vanzelfsprekend ervaren om op deze manier een actieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van hun kind. Bij de uitvoering van Opstap(je) en de ontwikkeling van VVE thuis wordt ook de inzet vanuit de bibliotheek betrokken zoals nu gebeurt via Voorleespret.
Vroegschoolse educatie (4 – 6 jarigen) en een doorgaande lijn
Zoals in hoofdstuk 2 aangegeven is het voorkomen en bestrijden van taal- en ontwikkelingsachterstanden bij 4 – 12 jarigen primair de verantwoordelijkheid voor het basisonderwijs. We streven naar een naadloze aansluiting tussen de voorschool en de vroegschool en maken daarover met het onderwijs concrete afspraken. Daarmee komen we ook tegemoet aan de wettelijke eis dat gemeente en onderwijs met elkaar afspraken maken over een goede aansluiting tussen de voorschoolse educatie en de vroegschoolse educatie.
Inzet zal zijn om te zorgen voor een doorgaande lijn in de VVE, door zoveel mogelijk te werken met dezelfde programma’s en te zorgen voor een warme overdracht van voorschool naar vroegschool. Daar waar dit niet haalbaar blijkt te zijn, wordt vanuit het basisonderwijs de mogelijkheid geboden om VVE expertise in te zetten op scholen waar deze expertise niet aanwezig is. We zorgen er voor dat het basisonderwijs de mogelijkheid heeft om kleuters, die niet onder de wettelijke doelgroep vallen (ouders met een laag opleidingsniveau), maar wel tot de gemeentelijke doelgroep behoren, mee te laten doen aan Vroegschoolse educatie. Het basisonderwijs krijgt voor deze groep namelijk geen Rijksbijdrage.
Daarnaast blijven we inzetten op een doorgaande lijn tussen kinderopvang, (niet-gesubsidieerde) peuterspeelzalen en het basisonderwijs zodat de kennis over de ontwikkeling van de kinderen niet verloren gaat bij instroom in het basisonderwijs. Het gaat hierbij aan de ene kant om de taalontwikkeling van de kinderen en aan de andere kant om de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling. We zullen dan ook het gebruik van het ‘overdrachtsdocument doorgaande lijn van voorschoolse opvang naar primair onderwijs’ blijven stimuleren.
Ons streven is om te zorgen voor het gemeentebreed gebruik maken van hetzelfde kindvolgsysteem door zowel voorschoolse voorzieningen als de basisscholen. Daartoe wordt in het schooljaar 2012 – 2013 geïnventariseerd welke kindvolgsystemen er momenteel zijn en welk systeem het meest aansluit op de wensen die leven in de gemeente De Bilt en de voorwaarden die hiervoor gelden vanuit de wetgeving. Ook gaan we kijken of het mogelijk is om bij de overdracht van informatie ook de buitenschoolse opvang te betrekken. Het overdrachtsformulier en het kindvolgsysteem zijn instrumenten die ook passen binnen de zorg voor de jeugd waarin het Centrum voor Jeugd en Gezin een centrale rol speelt. We zullen dit onderwerp dan ook meenemen bij de ontwikkeling van het jeugdbeleid voor de komende jaren.
Zoals in de inleiding aangegeven zijn er naast de VVE ook andere programma’s die een bijdrage leveren aan het bestrijden van leerachterstanden. Dit zijn onder andere de schakelklassen en het taalbeleid in het basisonderwijs.
Schakelklassen zijn bedoeld voor leerlingen met een grote taalachterstand. Doel is de taalontwikkeling op zo’n manier te stimuleren dat leerlingen deel kunnen nemen aan het reguliere onderwijs. Een schakelklas kan parallel aan groep 1 t/m 8 van de basisschool worden opgezet, maar ook als een extra jaar tussen de groepen, als instroomgroep voorafgaand aan groep 1 of als kopklas na groep 8. In de schakelklas ontvangen de leerlingen maximaal een jaar lang intensief taalonderwijs – voltijds of deeltijds – in een aparte klas tijdens of na schooltijd, in de verlengde schooldag.
In de gemeente De Bilt zien we er vanaf om een schakelklas op te zetten. De verwachting binnen het onderwijs is dat de kinderen die een VVE programma hebben gevolgd, in de daarop volgende leerjaren in het basisonderwijs voldoende ondersteuning krijgen. Deze ondersteuning wordt geboden binnen het reguliere onderwijsprogramma op school. Ditzelfde geldt voor leerlingen die tussentijd instromen in het basisonderwijs.
Taalbeleid is een systematische, structurele wijze van reageren op de taalsituatie in de school. Uitgangspunt is, dat de taalvaardigheid een belangrijke factor is voor schoolsucces.
Het uiteindelijke doel van taalbeleid is om er voor te zorgen dat de taalvaardigheid geen struikelblok is bij het realiseren van leerdoelen. Daarnaast is het voeren van een taalbeleid een goed instrument voor het borgen van de effecten van VVE. We stimuleren de ontwikkeling en uitvoering van een goed taalbeleid op met name de scholen met VVE kinderen. Doel is dat de basisscholen met VVE in de gemeente De Bilt vanaf schooljaar 2013- 2014 een taalbeleidsplan hebben en hier actief mee werken. Daarnaast kijken we hoe een nauwe samenwerking met de bibliotheek hier een bijdrage aan kan leveren.
Tot nu toe is het VVE beleid gericht op de kinderen zelf en hun gezin. In de komende planperiode willen we onderzoeken wat, binnen de huidige financiële kaders, de mogelijkheden zijn om de sociale omgeving meer te betrekken bij de VVE. Bijvoorbeeld door het inzetten van vrijwilligers uit de buurt via ‘Vrijwillig in Actie De Bilt’.
Organisatie, tijdpad en monitoring
Projectgroep (beleidsmatig: gemeente, instellingen, met begeleiding vanuit Eduniek bijv.);
Werkgroep (uitvoering: werkers met begeleiding Eduniek bijv. )
Bestuurlijk overleg: BOOG/LEA: besluitvormend (na akkoord college B&W, raad).
Monitoring, afstemming en verantwoording:
De monitor heeft een tweeledig doel: het aandragen van gegevens voor het opstellen van verantwoord beleid en verantwoording afleggen over de resultaten van dat gevoerde beleid. Op welke resultaten van het gevoerde beleid kunnen we terugkijken? Waar zijn de successen en wat kunnen we beter doen? Het monitoronderzoek zal zich vooral richten op de vroege leerperiode waar de onderwijsprofessional en de gemeente als samenwerkingspartners, elkaar kunnen versterken en concreet in actie komen voor de toekomst van die kinderen die het nodig hebben.
De monitor moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
Op basis van de jaarlijkse uitkomsten van de monitor, wordt de uitvoering van het beleid bijgesteld. Daarnaast dient de informatie die de komende jaren wordt verzameld als basis voor de volgende planperiode.
Bijlage 1Gemeentelijke investering in onderwijsachterstandenbeleid 2006 – 2011
Bijlage 2 Statistische gegevens
Bron: STATLINE Centraal Bureau voor de Statistiek.
Aantal gewichtenleerlingen in het basisonderwijs:
Bron: Leerlingtelgegevens Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
BOOG (op overeenstemminggericht) Bestuurlijk overleg onderwijs gemeente
CEC Cultureel en Educatief Centrum
CJG Centrum voor Jeugd en Gezin
Ministerie OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
OAB Onderwijsachterstandenbeleid
PO Raad Primair Onderwijs Raad
VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie
Wet OKE Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
Handreiking Harmonisatie Voorschoolse voorzieningen voor gemeenten. Een handreiking bij de uitwerking van Wet OKE. Oberon m.m.v. Jo Kloprogge en Buitenhek consultancy in samenwerking met Sardes en Nji, in opdracht van VNG. Utrecht, april 2010.
Wat werkt bij onderwijsachterstanden? Karen Mutsaers, Mariska Zoon, Mariska de Baat, Nederlands Jeugdinstituut, januari 2012.