Organisatie | De Ronde Venen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening winkeltijden De Ronde Venen 2012 |
Citeertitel | Verordening winkeltijden De Ronde Venen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-11-2012 | 22-05-2015 | Nieuwe regeling | 18-10-2012 Witte Weekblad, 25-10-2012 | 0054/12 |
Artikel 4. Intrekken of wijzigen van de ontheffing
Het college kan een ontheffingintrekken of wijzigen indien:
Artikel 5. Zon- en feestdagenregeling (koopzondagen)
De verboden genoemd in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b van de wet, gelden niet op ten hoogste drie door het college aan te wijzen, zondagen per kalenderjaar, alsmede op tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en tweede Kerstdag, voor zover deze dag niet op een zondag valt. Het college kan per kalenderjaar een vierde zondag aanwijzen, indien eerste Kerstdag en/of tweede Kerstdag op een doordeweekse dag valt.
De verboden, bedoeld in artikel 2, eerste lid van de wet gelden, om reden van op de gemeente gericht toerisme, voor zover zij betrekking hebben op de zondagen, niet indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Artikel 9. Intrekking voorgaande regeling
Zowel de Verordening winkeltijden De Ronde Venen 2011 als de verordening Openstelling winkels zon- en feestdagen die de regeling voor het grondgebied van de voormalige gemeente Abcoude weergeeft, worden ingetrokken bij inwerkingtreding van de Verordening winkeltijden De Ronde Venen 2012.
Voor de definitie van winkel wordt verwezen naar artikel 1 van de Winkeltijdenwet. Daarin is een winkel gedefinieerd als: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht.
Voor de omschrijving van het begrip feestdag is aansluiting gezocht bij artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet. In de wet is geen definitie opgenomen van feestdag, maar worden de volgende dagen genoemd als dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn (naast de zondag): Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag. Deze dagen zijn in artikel 1 van de modelverordening gedefinieerd als feestdag. Daarnaast noemt artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet nog drie dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december. Deze dagen vallen dus niet onder het begrip feestdag in de modelverordening.
Door in de verordening het begrip feestdag te definiëren, kan waar nodig worden volstaan met het woord “feestdag” of “feestdagen” en hoeven niet steeds alle dagen bij naam genoemd te worden. Koninginnedag en Bevrijdingsdag (5 mei) zijn, voor zover deze dagen niet op zondag vallen, in de wet niet aangemerkt als een dag waarop de winkels gesloten moeten zijn.
Artikel 3. Overdracht van de ontheffing
De bepaling bindt de overdracht van de ontheffing aan de toestemming van het college. De ontheffing kan aan een (rechts)persoon worden verleend als het gaat om straatverkoop als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Winkeltijdenwet. Als het om een winkel gaat, heeft de ontheffing naar zijn aard betrekking op het pand waarin het winkelbedrijf wordt uitgeoefend. Als het om een ontheffing voor straatverkoop gaat biedt de tussenkomst het college de gelegenheid om inzicht te krijgen in de handel en wandel van de opvolger. Als het gaat om overdracht van het winkelpand aan een ander rechthebbende, moet het college kunnen toetsen of de ontheffing in stand kan blijven of dat er eventueel andere voorschriften aan moeten worden verbonden. Er kan immers sprake zijn van een heel ander soort winkel dan voorheen.
Artikel 5. Zon- en feestdagenregeling (koopzondagen)
Dit artikel is een uitwerking van artikel 3, tweede lid, Winkeltijdenwet, dat de raad de mogelijkheid geeft de bevoegdheid die in het eerste lid aan de raad wordt gegeven, te delegeren aan het college. Dit is wel een beperkte delegatie: de raad zelf verleent vrijstelling, B&W bepalen wanneer die precies geldt door het aanwijzen van maximaal 12 koopzondagen per jaar. De eerste twee leden van artikel 3 Winkeltijdenwet luiden:
De gemeenteraad kan voor ten hoogste twaalf door hem aan te wijzen dagen per kalenderjaar vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag. De beperking tot twaalf dagen per kalenderjaar geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk.
Het maximum aantal aangewezen dagen waarop vrijstelling wordt verleend, wordt in principe gesteld op drie. Indien eerste en/of tweede Kerstdag op een doordeweekse dag valt, kan het college een vierde koopzondag aanwijzen.
Dit aantal sluit goed aan op de wensen en behoeften van de ondernemers. Zo hebben ondernemers in voormalig De Ronde Venen de behoefte om drie keer per jaar op zondag de winkels te openen en incidenteel vier keer per jaar. De behoefte aan een vierde koopzondag is er, indien eerste Kerstdag en/of tweede Kerstdag op een doordeweekse dag valt. Dit aantal sluit ook aan op de behoefte van de ondernemers in voormalig Abcoude, die nu gemiddeld een keer per jaar gebruik maken van de mogelijkheid van een koopzondag.
Door de delen van de gemeente vast te leggen, kan ieder deel zijn eigen 4 koopzondagen aangeven. Een ondernemersvertegenwoordiging per deel van de gemeente bepaalt in onderling overleg de gewenste data tot het gestelde maximum aantal. Het college verleent vervolgens vrijstelling door de zon- en feestdagen aan te wijzen, rekeninghoudend met de Winkeltijdenwet en de in de verordening opgenomen regels. Indien een deelgebied geen gewenste data bepaalt, worden dezelfde data aangewezen als in het deelgebied waar Mijdrecht deel vanuit maakt.
Artikel 6. Ontheffing zon- en feestdagenregeling voor bijzondere situaties
Dit artikel steunt op artikel 4, tweede lid, Winkeltijdenwet. Artikel 4 luidt:
Aangezien de Winkeltijdenwet in artikel 7, eerste lid een directe bevoegdheid verleent aan het college om vrijstelling te verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden hoeft deze mogelijkheid niet afzonderlijk te worden genoemd in de verordening. Wel worden hier op grond van het tweede lid van artikel 7 van de Winkeltijdenwet de gevallen aangewezen waarin ontheffing kan worden verleend ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard.
Uit de bewoordingen van artikel 4, eerste lid, van de Winkeltijdenwet in relatie tot die van 3, vierde lid volgt dat deze ontheffing zowel op aanvraag als ambtshalve kan worden verleend.
In artikel 6, eerste lid onder c worden tentoonstellingen in kunstateliers en galeries genoemd. De reden daarvan is het volgende. Kunstateliers en galeries zijn winkels, maar hebben in de Winkeltijdenwet een speciale status, die voortkomt uit de oude Winkelsluitingswet en het daarop berustende Besluit gemeentelijke ontheffingen Winkelsluitingswet. In artikel 4 van dat landelijk geldende besluit was een afzonderlijke regeling opgenomen voor kunstateliers en galeries. Deze bepaling hield in dat burgemeester en wethouders ontheffing konden verlenen ten behoeve van het uitstallen van niet fabrieksmatig vervaardigde kunstvoorwerpen door of voor rekening van de vervaardiger daarvan, voor de zon- en feestdagen en de sluitingsuren op werkdagen. Bij het opstellen van de Winkeltijdenwet in 1996 is deze ontheffingsmogelijkheid niet meer expliciet overgenomen in het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet. Daar kwamen direct veel vragen over. In overleg met het ministerie van Economische Zaken zijn de kunstateliers en de galeries in artikel 7, tweede lid, van de toenmalige en nu het eerste lid van de huidige modelverordening Winkeltijdenwet opgenomen. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de wet, zoals uitgewerkt in artikel 7, eerste lid van de modelverordening, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor de zon- en feestdagen voor bijzondere situaties. De wet laat hierin de gemeenten beleidsvrijheid. Met gebruikmaking van deze beleidsvrijheid kan de ontheffing verleend worden voor tentoonstellingen in kunstateliers en galeries. De achtergrond van deze bijzondere status voor kunstateliers en galeries is dat de mogelijkheden voor kunstenaars aan hun werk bekendheid te geven door middel van (verkoop)tentoonstellingen niet te zeer aan banden gelegd mag worden. Bovendien spelen concurrentieoverwegingen hier nauwelijks een rol, gezien het individuele karakter van de betrokken voorwerpen.
Onder bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard kunnen feestelijkheden worden verstaan. In een uitspraak van 28 oktober 2008, LJN: BG2147 (Amsterdam Noord), heeft het CBB het begrip “feestelijkheden” ingevuld. Het ging in deze zaak onder meer om de vraag of allerlei buitenlandse en nogal buitenissige feestdagen zoals de Chinese dag van het kind, de Amerikaanse "doe vriendelijk dag" en dergelijke konden worden aangemerkt als "feestelijkheden" zoals bedoeld in de Winkeltijdenverordening van het desbetreffende stadsdeel. Uit de uitspraak blijkt "….dat het moet gaan om feestelijkheden die bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard zijn. Bij het hanteren van het begrip "bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard" moet er een verband kunnen worden aangewezen met een gebeurtenis dan wel met het beleven of uiten van opvattingen of gevoelens, waaraan blijkens een breed gedragen mening van de bevolking of een bevolkingsgroep op landelijk dan wel op lokaal niveau, een feestelijke, gedenkwaardige betekenis moet worden gehecht."
In een uitspraak van 18 december 2009 bepaalde de voorzieningenrechter dat het verlenen van ontheffing om op zondag 20 december open te zijn in verband met het plaatsvinden van een feestelijkheid (de laatste zondag voor Kerstmis), niet mogelijk was. In deze mondelinge uitspraak overwoog de rechter: “Er is echter niet gebleken welke feestelijkheid op die dag plaats zal vinden en tevens niet of de genoemde feestelijke activiteiten ten tijde van het verlenen van de ontheffing reeds gepland waren. Doordat de ontheffing is verleend aan alle winkeliers in de gemeente Lisse, komt de ontheffing eigenlijk overeen met het aanwijzen van een extra algemene koopzondag. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de gemeenteraad de mogelijkheid heeft om burgemeester en wethouders de bevoegdheid te geven twaalf koopzondagen aan te wijzen. De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid echter beperkt tot zes zon- en feestdagen, van welke bevoegdheid ook gebruik is gemaakt. Door het aanwijzen van deze extra koopzondag, hebben burgemeester en wethouders in strijd met de verordening gehandeld.” (LJN BK 7097, Lisse).
Artikel 7. Openstelling op werkdagen tussen 22.00 en 06.00 uur
Dit artikel steunt op artikel 7, tweede lid, van de Winkeltijdenwet. Artikel 7 luidt:
Het verbod van artikel 2 van de wet voor de werkdagen staat in het eerste lid, onder c en houdt in dat de winkels niet tussen 22 en 6 uur open mogen zijn. Hetzelfde geldt voor straatverkoop (art 2, tweede lid van de Winkeltijdenwet). Er kunnen dus gebieden worden aangewezen waar de winkels door de week wel tussen 22 en 6 uur open mogen zijn en waar straatverkoop mag plaatsvinden. Artikel 7 van de wet geeft de mogelijkheid gebieden of vormen van detailhandel aan te wijzen waarvoor het verbod niet geldt. De gemeenteraad kan dit rechtstreeks in de verordening doen. Ook kan in afzonderlijke gevallen ontheffing worden verleend.
In artikel 7 van deze verordening is voor burgemeester en wethouders de mogelijkheid opgenomen om ontheffing te kunnen verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, van de wet. Per geval kan dan een afweging gemaakt worden of de gewenste openstelling zich verhoudt met belangen van de woon- en leefomgeving, de veiligheid en de openbare orde.
De ontheffingen kunnen onder beperkingen en voorschriften worden verleend. Aan de ontheffing kan bijvoorbeeld de beperking worden verbonden dat er na een bepaald tijdstip geen alcoholhoudende drank mag worden verkocht (CBB 18-03-2009, AWB 08/802 S2, Zaanstad).
In het Vrijstellingenbesluit is voor een aantal overige vormen van detailhandel alleen de openstelling op zon- en feestdagen geregeld. De openstelling van deze vormen van detailhandel op de uren tussen 22.00 en 06.00 uur op werkdagen wordt door de verordening geregeld.
De grondslag van het artikel in de modelverordening is artikel 3, derde lid, onder a van de Winkeltijdenwet. De wet laat de keuze tussen het verlenen van vrijstelling door de raad of het op basis van de verordening verlenen van ontheffing door burgemeester en wethouders. Artikel 3, derde lid, aanhef en onder a van de wet luidt:
3.De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde verboden of aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om in de gevallen, in die verordening aan te wijzen, en met inachtneming van de daarin gestelde regels op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing van die verboden te verlenen ten behoeve van:
a.op de betrokken gemeente of een deel daarvan gericht toerisme, mits de aantrekkingskracht voor dat toerisme geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of ontheffing mogelijk worden gemaakt; (…....)
Door het wetsvoorstel 31728 is dit artikellid uit de Winkeltijdenwet met ingang van 1 januari 2011 aangescherpt in die zin dat er sprake moet zijn van substantieel toerisme in de gemeente en dat de raad dan wel het college bij zijn besluit nadrukkelijk de volgende belangen moet meewegen:
Verder bepaalt het wetsvoorstel dat bij de verordening een toelichting moet worden gevoegd waarin wordt gemotiveerd dat er sprake is van toeristische aantrekkingskracht van de gemeente of het gebied in kwestie. De toelichting moet verder expliciet de belangen beschrijven die bij de besluitvorming zijn betrokken, in elk geval die belangen die hiervoor onder a, b en c zijn genoemd.
In de Memorie van Toelichting wordt nog met nadruk op de volgende aspecten gewezen. Van belang is allereerst dat de bepaling alleen mag worden toegepast als er sprake is van toerisme van een substantiële omvang in de gemeente of een deel daarvan. Daarnaast moet het gemeentebestuur aangeven dat de aantrekkingskracht van de gemeente of het desbetreffende deel ervan geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of de bevoegdheid om ontheffing te verlenen mogelijk worden gemaakt. De toeristische aantrekkingskracht van de gemeente moet met andere woorden autonoom zijn. Verder is van belang dat de winkelopening moet dienen ter ondersteuning van het toerisme. De raad heeft bij dat alles een zekere beoordelingsvrijheid. (TK 2009-2009, 31728, nr. 3, pag. 4-5 en pag.11).
Volgens het overgangsrecht dient de gemeente voor 1 januari 2012 het eerder genomen besluiten tot aanwijzing van toeristisch gebied opnieuw te overwegen, te onderbouwen en in overeenstemming te brengen met het gewijzigde artikel 3, derde lid, onder a van de Winkeltijdenwet. Zie hiervoor art II van het wetsvoorstel.
Over de uitleg van het begrip “toerisme” overwoog de voorzieningenrechter CBB op 11 maart 2009 (stadsdeel Amsterdam-Noord, LJN: BH5474): “…….dat de woorden "toerisme" en "aantrekkingskracht voor dat toerisme" strikt dienen te worden geïnterpreteerd, aangezien bij een andere benadering het verbod tot zondagsopenstelling zoals vervat in artikel 2, eerste lid, van de Wet, feitelijk illusoir zou worden gemaakt. Dat betekent dat wanneer natuur- of stedeschoon, toeristische recreatiecentra en toeristische evenementen zich niet in betekenende mate onderscheiden van datgene wat ter zake bij vele andere gemeenten voorhanden is, deze omstandigheden op zichzelf noch tezamen de toeristische aantrekkingskracht kunnen vormen waarop artikel 3, derdelid, aanhef en onder a, van de Wet (….) het oog heeft, zulks omdat bij een andere interpretatie het uitzonderingskarakter van de desbetreffende bepaling teloor zou gaan. Het zal, zoals van regeringswege bij de behandeling van de Winkelsluitingswet 1976 en de Wet ook is aangegeven, moeten gaan om toeristische trekpleisters die, los van de gelegenheid tot winkelen, zelf in een in aanmerking te nemen mate ("publieksstroom"; memorie van toelichting bij de wijziging van de Winkelsluitingswet 1976, p.8) toeristen naar de desbetreffende gemeente of de(e)l(en) van de gemeente trekken. “
De motivatie bij de toerismebepaling voor het afgebakende gebied in Vinkeveen is als volgt:
Van substantieel toerisme is sprake in Vinkeveen. De Vinkeveenseplassen zorgen ervoor dat Vinkeveen een autonoom recreatieve aantrekkingskracht heeft. Op de eilanden zijn faciliteiten, zoals aanlegsteigers, ligweiden, zandstrand, speeltoestellen, picknicktafels. Op de plassen kan gezwommen, gevaren en gedoken worden. Er zijn meerdere wandel-, fiets- en skateroutes. Het museum van De Ronde Venen is in Vinkeveen gelegen. Er zijn diverse jachthavens gevestigd. Daarnaast vinden er diverse evenementen plaats zoals de Nieuwjaarsduik, Filmfestival aan de plas, de Feestweek en het Nationaal Regenboogevenement. Uit onderzoek van Recreatie Midden-Nederland blijkt dat naar de recreatieterreinen Eiland 1, 2, 4, 5 en 8 jaarlijks naar schatting 275.000 bezoekers trekken. Er zijn meer dan tien restaurants en cafés en diverse overnachtingsmogelijkheden. Er vinden jaarlijks circa 105.000 overnachtingen plaats in Vinkeveen.
De recreatiemogelijkheden hebben bovenregionale bekendheid en worden onder andere aangekondigd door de gemeentelijke organisatie en organisaties zoals de VVV, Recreatie Midden Nederland, Groene Hart Bureau voor Toerisme, Stichting WoeligWater en Vinkeveen.nu. Ook landelijke organisaties zoals de ANWB zorgen voor naamsbekendheid van het plassengebied.
Het onder voorwaarden toestaan van winkelopening op zondag in een gedeelte van Vinkeveen, ondersteunend aan het toerisme, onderstreept en versterkt de positie van het Vinkeveense plassengebied als recreatief gebied. Een ambitie die breed gedragen wordt door de gemeente en haar inwoners en op meerdere bijeenkomsten in het kader van het proces om te komen tot de structuurvisie aan de orde is geweest.
Werkgelegenheidscijfers over de invloed van ruimere winkeltijden zijn nauwelijks aanwezig. Wel blijkt uit een stelling die het Ministerie van Economische Zaken (2006) aan ondernemers heeft voorgelegd, dat ruimere openingstijden voor 34% van de ondernemers zorgen voor meer banen in de detailhandel. Volgens 63% van de winkeliers heeft de invoering van de Winkeltijdenwet niet geleid tot groei van de werkgelegenheid.
Bij het bepalen van de wenselijkheid van zondagsopenstelling zijn ook de belangen van het winkelpersoneel, de zondagsrust, leefbaarheid en veiligheid belangrijk. De Evaluatie Winkeltijdenwet toont aan dat de meerderheid van de consumenten, werknemers en winkeliers geen principiële bezwaren heeft tegen de openstelling van winkels op zondag. Echter, vanuit vakbonden wordt gewezen op de grote druk die de koopzondagen legt op winkelpersoneel. Daarnaast heeft onderzoek aangetoond dat winkeliers de zondagsrust waarderen. Dit blijkt ook uit contact met winkeliers, die met name gevestigd zijn in Zuiderwaard en aan de Herenweg ten zuiden van de provinciale weg N201. Er zijn redenen waarom sommige consumenten niet gaan winkelen op zondag: zondag is een rustdag, uit geloofsovertuiging, men vindt het te druk in de winkelgebieden of uit principe.
Omdat winkelopening slechts in een beperkt gebied in de gemeente De Ronde Venen, alleen in het recreatieseizoen en voor de verkoop van een beperkt aantal artikelen mogelijk is, wordt voldoende rekening gehouden met de belangen van de zondagsrust van bijvoorbeeld bewoners en kerkgangers van de drie kerkgemeenschappen, maar ook van winkeliers en hun personeel. Uit gegevens van de politie blijkt dat er geen zaken naar voren gekomen zijn die duiden op een verstoring van de openbare orde en veiligheid die te relateren zijn aan de zondagsopening van winkels in Vinkeveen.