Organisatie | Uithoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-07-2012 | nieuwe regeling | 12-07-2012 Nieuwe Meerbode, 18-07-2012 | RV12.38 |
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING UITHOORN 2012
De raad van de gemeente Uithoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 juli 2012, nr. RV12.38, inzake de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3. Bevoegdheid college
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.
HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
Indien een aanvrager voor de éérste maal een reguliere subsidie aanvraagt, voegt hij een uittreksel van de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 9 maanden), de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier. Organisaties die nieuw zijn opgericht voegen enkel het uittreksel van de Kamer van Koophandel toe.
HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
Het college heeft de mogelijkheid om de subsidieverstrekking naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk te weigeren, indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan, bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.
HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 12. Tussentijdse rapportage
Bij subsidies hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die minimaal een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.
HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro
Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Artikel 18. Vaststelling subsidie
Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.
De Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2007 wordt ingetrokken. Tevens wordt ingetrokken de Subsidieverordening Restauratie en onderhoud van Monumentale panden 1997.
Artikel 21. Overgangsbepalingen
Aanvragen voor subsidie die gaan over (een gedeelte van) het kalenderjaar 2012, 2013 en verder en die (nog) niet zijn beschikt volgens de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2007, worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012. Voorts blijft op alle subsidieaanvragen die reeds zijn beschikt op basis van de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2007, deze laatstgenoemde verordening van toepassing.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Uithoorn van 12 juli 2012, nr. S 2.3
de griffier (plv), de voorzitter,
(mevr. L.W.F Örsçek-Moolenaar) (mevr. drs. D.H. Oudshoorn-Tinga)
Toelichting Algemene subsidieverordening Uithoorn 2012
Deze subsidieverordening vervangt de Algemene subsidieverordening Uithoorn 2007. De ASV-2007 blijft van toepassing op zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening al aanhangig waren en op voorgaande jaren.
Tot het vaststellen van de nieuwe Algemene subsidieverordening Uithoorn 2012 (ASV-2012) is overgegaan, omdat Uithoorn streeft naar minder regels, meer service en transparantie alsmede naar rechtmatigheid en doelmatigheid bij het verlenen van subsidies. Zo zijn de regels wat betreft de verantwoording van kleine subsidies vereenvoudigd, waardoor zowel voor de subsidieontvanger als voor de gemeente de administratieve lasten worden verlicht.
In aanloop naar een model Algemene subsidieverordening heeft de VNG in de afgelopen jaren het project „Minder regels meer service “uitgevoerd dat in oktober 2009 heeft geresulteerd in een modelverordening met een uitgebreide toelichting. Uithoorn heeft de modelverordening voor een deel overgenomen met een verfijning toegesneden op de eigen lokale situatie.
Daarnaast geven we aan dat voor uitgaven met betrekking tot representatie, door het college representatiebeleid is opgesteld. Het representatiebudget voor onvoorziene uitgaven zijn mogelijk tot maximaal € 500,- euro. Het college kan motiveren hier van af te wijken. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de nota die aan het representatiebeleid ten grondslag ligt.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
In het kader van ‘minder regels meer service’ kent de nieuwe ASV 2012 slechts twee soorten subsidies te weten ‘eenmalige subsidies’ en ‘reguliere subsidies’ (worden artikelsgewijs nader toelicht). Subsidie wordt, volgens Sub c., enkel toegekend aan activiteiten/projecten/diensten die bijdragen aan het behalen van de (beleids)doelen van het college van de gemeente Uithoorn. Er dient dus een direct verband te zijn tussen de te subsidiëren activiteiten en de beoogde resultaten van het beleid van het college.
Eenmalige subsidies zijn subsidies die voor een eenmalige activiteit, of een activiteit waarvoor het college slechts voor een van te voren bepaalde tijd van maximaal 4 jaar subsidie wil verlenen.
Eenmalige subsidies hebben een looptijd, afhankelijk van de duur van het project en kunnen onder omstandigheden dus een looptijd hebben van langer dan een jaar. Deze subsidievorm wordt toegekend indien het gaat om projecten/activiteiten met een incidenteel karakter.
De reguliere subsidie wordt voor een kalenderjaar, of meerdere kalenderjaren verleend en heeft betrekking op voortdurende of reguliere activiteiten van de subsidieontvanger.
Artikel 2. Reikwijdte verordening.
Hier wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt.
Het college kan nadere regels vaststellen voor alle beleidsterreinen van de programmabegroting voor de te subsidiëren activiteiten en doelgroepen. Uiteraard binnen het raamwerk van deze verordening.
Artikel 3. Bevoegdheid college.
Het college neemt besluiten als gevolg van het tweede lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze ASV 2012. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd weer te geven dat het college bevoegd is besluiten te nemen over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, verlenen, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.
In het tweede lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud. Het instellen van een subsidieplafond impliceert dat jaarlijks vooraf bekend wordt gemaakt welk bedrag ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor het verlenen van subsidies, al dan niet uitgesplitst per onderwerp. Aanvragen om subsidie, als gevolg waarvan bij toekenning het plafond zou worden overschreden, kunnen om die reden worden afgewezen.
Artikel 4. Rechtspersoonlijkheid
De ontvanger van subsidie kan enkel een privaatrechtelijke partij (rechtspersoon) zijn met een volledige rechtsbevoegdheid. De reden hiervoor betreft de aansprakelijkheid van deze rechtspersoon en de verantwoordelijkheden bij het nalaten van de subsidieverplichtingen. Enkel bij uitzondering (lid 2) kan het college besluiten om: een privaatrechtelijke partij (rechtspersoon) met een beperkte rechtsbevoegdheid, een natuurlijk persoon en/of een groep natuurlijke personen en/of een subsidieaanvrager met winstoogmerk, een eenmalige subsidie te verstrekken. Het betreft hier dus geen reguliere subsidies. De reden hiervoor betreft de juridische complicaties die kunnen optreden bij het terugvorderen van subsidie, specifiek bij natuurlijke personen.
Wat een rechtspersoon is en wat de rechten en plichten zijn, is geregeld in het Burgerlijk Wetboek, boek 2, artikel 26 t/m 52.
HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud.
In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met
een ‘subsidieplafond’ gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 4 van deze ASV kan de raad
subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de
vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van
verdeling van de beschikbare middelen bekend.
Er wordt gewerkt met een begrotingsvoorbehoud, dat wil zeggen dat de begroting nog niet is vastgesteld. Een subsidie wordt dan verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Het college kan onder voorbehoud een besluit nemen op een subsidieaanvraag. In een uiterst geval kan de Raad beslissen om het subsidieplafond te verlagen of verhogen, waardoor de definitieve beschikking aan een organisatie kan wijzigen.
HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE
Artikel 6. Bij aanvraag voor eenmalige subsidie in te dienen gegevens.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie met behulp van een aanvraagformulier dient te worden gedaan. Daarmee is tevens duidelijk dat de aanvraag schriftelijk dient te zijn.
Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.
Door het gebruik van standaardformulieren wordt in ieder geval de rechtszekerheid bevorderd. Voor de aanvrager is meteen duidelijk welke documenten hij dient te overleggen. Ook kan met een aanvraagformulier de uniformiteit van behandeling van subsidieaanvragen in de verschillende beleidsterreinen van de gemeente worden bevorderd.
Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in artikel 1:3 lid 3 Awb en in afdeling 4.1.1. van de Awb.
Art. 4:29. [Subsidieverlening vóór vaststelling]
Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent
subsidieverlening worden gegeven indien een aanvraag daartoe is ingediend vóór de afloop van de activiteit of het tijdvak
waarvoor de subsidie wordt gevraagd.
In dit lid is aangegeven welke gegevens moeten worden aangeleverd bij de aanvraag van een subsidie, tenzij de gegevens al in het bezit zijn van het college.
In dit lid is aangegeven welke gegevens moeten worden aangeleverd bij de aanvraag van een subsidie, indien de organisatie onbekend is bij de gemeente en er dus voor de eerste keer subsidie wordt aangevraagd.
De bevoegdheid van het college om nadere voorwaarden te stellen, is geregeld in lid 4.
Hierbij kan gedacht worden aan de begroting van een instelling of een verklaring van een brand,- opstal-, vrijwilligersverzekering. Ook een financieel jaarverslag of een wettelijk aansprakelijkheidsverzekering. Het college kan zo desnoods per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt, waarbij het uitgangspunt is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk probeert te houden.
Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie moeten worden ingediend
Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht. Indien deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvraag, wordt deze beslistermijn tot tweeëntwintig weken verlengd.
Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen per 1 oktober 2009 in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. In gevallen, waarin de behandeling van aanvragen (denk aan complexe, omvangrijke subsidies, zoals voor het bouwen van een bouwwerk en dergelijke) zeker meer tijd zal vergen, dan is het nuttig om de termijn te kunnen verlengen tot 22 weken. Hierbij dient wel te worden overwogen of de verlenging van de termijn –gelet op het moment waarop de activiteiten zouden plaatsvinden- wel mogelijk is.
Uitgangspunt moet zijn, dat afhandelen binnen 13 weken de maximale termijn is, in principe wordt de aanvraag zo snel mogelijk afgehandeld.
HOOFDSTUK 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE
In dit lid worden weigeringgronden genoemd uit de artikelen 4:25 (overschrijden subsidieplafond) en 4:35 Awb. Artikel 4:35 Awb bevat een niet limitatieve opsomming van de gronden waarop een subsidie kan worden geweigerd. In dit artikel zijn deze gronden weergegeven met een aantal nadere op de gemeentelijke praktijk toegesneden gronden.
Art. 4:25. [Weigering subsidie]
Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.
Art. 4:35. [Weigering subsidie]
HOOFDSTUK 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE
Artikel 10. Verlening subsidie.
Ingevolge het eerste lid wordt aangegeven dat in het besluit tot subsidieverlening in ieder geval de wijze van verantwoorden dient te worden opgenomen.
In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.
Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb. Maar zie ook artikel 6 van deze verordening.
In artikel 4:37 Awb staan de standaardverplichtingen vermeld welke het college bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger kan opleggen. Er kan maatwerk worden gevonden door een differentiatie te maken tussen verplichtingen, die worden gesteld aan eenmalige subsidies, en reguliere (boekjaar)subsidies. Voor een selectie uit de verplichtingen, die te stellen zijn bij het verlenen van de reguliere subsidies; zie ook titel 4.2.8 Awb.
Art. 4:37. AWB [Verplichtingen subsidieontvanger]
Art. 4:71. AWB [Toestemming bestuursorgaan]
Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme (alleen als de verlening meer bedraagt dan €5.000,-). De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekkende gemeente.
Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld.
Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie artikel 4:87, lid 1, Awb.
Art. 4:87 Awb. [Betalingstermijn)
HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER
Artikel 12. Tussentijdsrapportage.
In dit artikel is de plicht opgenomen om belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Deze meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot 5.000 euro, het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting.
De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.
Artikel 4:49 AWB [Intrekking of wijziging subsidievaststelling]
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.
Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
In dit artikel zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen.
Deze bepaling verwijst onder andere naar artikel 4:71 AWB. Dit artikel somt een aantal rechtshandelingen op waarvan het verrichten van invloed kan zijn op de aanwending van subsidiegelden, op de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of op de kwaliteit en omvang van de activiteiten. Het toestemmingsvereiste is er vooral op gericht het bestuursorgaan een zekere invloed te geven op de omvang van het met subsidie te bekostigen exploitatietekort.
Art. 4:71. [Toestemming bestuursorgaan]
HOOFDSTUK 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING SUBSIDIE
Artikel 15. Verantwoording subsidies tot € 5.000.
Kenmerkend voor subsidies tot 5.000 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.
In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie
direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk en kan leiden tot terugvordering.
In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De ambtshalve vaststelling zal in de praktijk veelal al vóór het verstrijken van de termijn gebeuren, namelijk als het vanuit oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht, dat dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen. Wel dient de gemeente binnen een beperkte termijn, hier is gekozen voor 13 weken na afloop van de activiteit, te reageren.
Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken. Voor het bewaren van de gegevens wordt een termijn van 5 jaar gehanteerd.
Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 25.000.
In het eerste lid zijn de termijnen geregeld waarbinnen de subsidieontvanger van eenmalige respectievelijk reguliere subsidies een aanvraag tot vaststelling moet indien bij het college.
Het tweede lid bepaalt dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden (art. 10 eerste lid). Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.
Als gevolg van het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording andere stukken en bewijzen verlangt dan de gebruikelijke bewijzen die uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.
Voor kleinere subsidies (denk aan een speeltoestel) is de mogelijkheid geopend in het derde lid voor het college om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Zo zou in het geval van een speeltoestel kunnen worden volstaan met het mailen van een foto daarvan of iets dergelijks. Ook hier kan het college bepalen dat bepaalde subsidieontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan. Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies, die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Voor het bewaren van de gegevens wordt een termijn van 5 jaar gehanteerd.
Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf € 25.000.
Het artikel spreekt voor zich.
Ook in dit artikel wordt bij de verantwoording van subsidies vanaf 25.000 euro uitgegaan van de traditionele afrekening op basis van gerealiseerde kosten en baten. Er wordt zowel gekeken naar de geleverde prestaties als naar de gerealiseerde kosten en baten. Naast een inhoudelijk en financieel verslag (of jaarrekening) moet ook boven de 25.000 euro een accountantsverklaring worden overlegd. Welke vorm van accountantsverklaring is benodigd kan verschillen per organisatie, mede gelet op de hoogte van het bedrag. Hier worden in de definitieve beschikking nadere afspraken over gemaakt.
Voor het bewaren van de gegevens wordt een termijn van 5 jaar gehanteerd.
Artikel 18. Vaststellen subsidie.
In dit artikel is geregeld binnen welke termijn een besluit moet worden genomen ter zake van de vaststelling van de subsidie. Daarnaast wordt vermeld dat het College, na een eenmalig rappel, na zes weken over kan gaan tot ambtshalve vaststelling van de subsidie. Dit kan in theorie leiden tot een nihil vaststelling en terugvordering van de subsidie.
HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 19. Hardheidsclausule.
Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een aanvrager in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening, met uitzondering van de bepalingen die de wettelijke basis vormen voor de subsidieverlening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De aanduiding “hardheidsclausule” geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van één of meer artikelen in redelijkheid niet kan worden verlangd.
De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening te worden neergelegd.
Het artikel spreekt voor zich.
Artikel 21. Overgangsbepalingen.
Dit artikel is opgenomen om verwarring te voorkomen over subsidieaanvragen die reeds zijn of nog worden ingediend in 2012 (over 2012 en/of 2013) bij de gemeente Uithoorn. Dit artikel bepaalt dat alle aanvragen die gaan over (een gedeelte van) de kalenderjaren 2012, 2013 en verder en die nog niet zijn beschikt op basis van de oude subsidieverordening uit 2007, verder worden afgedaan volgens de ASV 2012. Daarnaast wordt aangegeven dat alle voorgaande beschikkingen op basis van de ASV 2007 gewoon rechtsgeldig blijven op basis van de bepalingen in de ASV 2007.