Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Uithoorn 2012
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Uithoorn 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-07-2012nieuwe regeling

12-07-2012

Nieuwe Meerbode, 18-07-2012

RV12.38

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING UITHOORN 2012

De raad van de gemeente Uithoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 juli 2012, nr. RV12.38, inzake de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn;

  • b.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Uithoorn;

  • c.

    subsidie: een financiële ondersteuning van de subsidiegever aan de subsidieontvanger, gericht op het uitvoeren van activiteiten/projecten/diensten door de subsidieontvanger, die bijdragen aan het behalen van de (beleids)resultaten van de subsidiegever (het college);

  • d.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van (bijzondere) incidentele projecten en/of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • e.

    reguliere subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt en waarvan de activiteit op reguliere/structurele basis gedurende het jaar wordt uitgevoerd door de subsidieontvanger.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    De raad kan bepalen dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid en milieu;

    • i.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    • alsmede andere beleidsterreinen, indien en voor zover daartoe de raad bij vaststelling van de gemeentebegroting een doel benoemt en financiële middelen beschikbaar stelt.

  • 2.

    Het college kan nadere beleidsregels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 4. Rechtspersoonlijkheid

  • 1.

    Alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, zonder winstoogmerk, kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2.

    Het college kan alleen in bijzondere gevallen een eenmalige subsidie verstrekken aan rechtspersonen met beperkte rechtsbevoegdheid, aan een natuurlijk persoon en/of een groep natuurlijke personen, en/of aan een rechtspersoon met beperkte/volledige rechtsbevoegdheid met winstoogmerk.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan - met inachtneming ingevolge artikel 2 - door de raad vastgestelde beleidsterreinen, nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college middels een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteit(en) aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      bij een subsidie met een aangevraagd bedrag boven de € 25.000, de jaarrekening van het voorgaande kalenderjaar, tenzij deze reeds in het bezit is van het college.

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de éérste maal een reguliere subsidie aanvraagt, voegt hij een uittreksel van de Kamer van Koophandel (niet ouder dan 9 maanden), de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier. Organisaties die nieuw zijn opgericht voegen enkel het uittreksel van de Kamer van Koophandel toe.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een reguliere subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt gedaan tenminste 13 weken voordat betreffende activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd een aanvang neemt, maar niet eerder dan 13 weken voorafgaand aan het subsidiejaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft (niet vóór 1 oktober zodoende).

  • 3.

    Het college heeft altijd de mogelijkheid om andere termijnen te stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een reguliere subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de subsidieaanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigeringgronden

  • 1.

    Het college heeft de mogelijkheid om de subsidieverstrekking naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb genoemde gevallen geheel of gedeeltelijk te weigeren, indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet binnen de grenzen van de gemeente Uithoorn plaatsvinden, tenzij het college hier in bijzondere gevallen anders over beslist;

    • b.

      de te verlenen subsidie niet zal worden besteed aan de activiteiten waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • c.

      de subsidie niet doelmatig zal worden besteed;

    • d.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidietoekenning over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      bij subsidieaanvragen met een bedrag van minimaal € 25.000, de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager niet is gegarandeerd;

  • 2.

    Het college kan de subsidie weigeren indien voor de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, geen gelden op de begroting zijn gereserveerd.

  • 3.

    Het college kan de subsidie weigeren indien de aanvrager niet heeft voldaan aan één of meer verplichtingen betrekking hebbend op een subsidieverstrekking over een subsidieperiode tot maximaal 5 jaar geleden.

  • 4.

    Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan, bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die minimaal een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1.

    Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 25.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 25.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een reguliere subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht,

    • b.

      een financieel verslag (globaal) van de uitgevoerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 25.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening minimaal 25.000 euro bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een reguliere subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag en jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, kan het college zes weken na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 20. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2007 wordt ingetrokken. Tevens wordt ingetrokken de Subsidieverordening Restauratie en onderhoud van Monumentale panden 1997.

Artikel 21. Overgangsbepalingen

Aanvragen voor subsidie die gaan over (een gedeelte van) het kalenderjaar 2012, 2013 en verder en die (nog) niet zijn beschikt volgens de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2007, worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012. Voorts blijft op alle subsidieaanvragen die reeds zijn beschikt op basis van de Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2007, deze laatstgenoemde verordening van toepassing.

Artikel 22. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 23. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Uithoorn 2012.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Uithoorn van 12 juli 2012, nr. S 2.3

de griffier (plv), de voorzitter,

(mevr. L.W.F Örsçek-Moolenaar) (mevr. drs. D.H. Oudshoorn-Tinga)

Toelichting Algemene subsidieverordening Uithoorn 2012

Algemeen

Deze subsidieverordening vervangt de Algemene subsidieverordening Uithoorn 2007. De ASV-2007 blijft van toepassing op zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening al aanhangig waren en op voorgaande jaren.

Tot het vaststellen van de nieuwe Algemene subsidieverordening Uithoorn 2012 (ASV-2012) is overgegaan, omdat Uithoorn streeft naar minder regels, meer service en transparantie alsmede naar rechtmatigheid en doelmatigheid bij het verlenen van subsidies. Zo zijn de regels wat betreft de verantwoording van kleine subsidies vereenvoudigd, waardoor zowel voor de subsidieontvanger als voor de gemeente de administratieve lasten worden verlicht.

In aanloop naar een model Algemene subsidieverordening heeft de VNG in de afgelopen jaren het project „Minder regels meer service “uitgevoerd dat in oktober 2009 heeft geresulteerd in een modelverordening met een uitgebreide toelichting. Uithoorn heeft de modelverordening voor een deel overgenomen met een verfijning toegesneden op de eigen lokale situatie.

Daarnaast geven we aan dat voor uitgaven met betrekking tot representatie, door het college representatiebeleid is opgesteld. Het representatiebudget voor onvoorziene uitgaven zijn mogelijk tot maximaal € 500,- euro. Het college kan motiveren hier van af te wijken. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de nota die aan het representatiebeleid ten grondslag ligt.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In het kader van ‘minder regels meer service’ kent de nieuwe ASV 2012 slechts twee soorten subsidies te weten ‘eenmalige subsidies’ en ‘reguliere subsidies’ (worden artikelsgewijs nader toelicht). Subsidie wordt, volgens Sub c., enkel toegekend aan activiteiten/projecten/diensten die bijdragen aan het behalen van de (beleids)doelen van het college van de gemeente Uithoorn. Er dient dus een direct verband te zijn tussen de te subsidiëren activiteiten en de beoogde resultaten van het beleid van het college.

Sub d. Eenmalige subsidie

Eenmalige subsidies zijn subsidies die voor een eenmalige activiteit, of een activiteit waarvoor het college slechts voor een van te voren bepaalde tijd van maximaal 4 jaar subsidie wil verlenen.

Eenmalige subsidies hebben een looptijd, afhankelijk van de duur van het project en kunnen onder omstandigheden dus een looptijd hebben van langer dan een jaar. Deze subsidievorm wordt toegekend indien het gaat om projecten/activiteiten met een incidenteel karakter.

Sub e Reguliere subsidie

De reguliere subsidie wordt voor een kalenderjaar, of meerdere kalenderjaren verleend en heeft betrekking op voortdurende of reguliere activiteiten van de subsidieontvanger.

Artikel 2. Reikwijdte verordening.

Eerste lid

Hier wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt.

Tweede lid

Het college kan nadere regels vaststellen voor alle beleidsterreinen van de programmabegroting voor de te subsidiëren activiteiten en doelgroepen. Uiteraard binnen het raamwerk van deze verordening.

Artikel 3. Bevoegdheid college.

Eerste lid

Het college neemt besluiten als gevolg van het tweede lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze ASV 2012. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd weer te geven dat het college bevoegd is besluiten te nemen over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, verlenen, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

In het tweede lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud. Het instellen van een subsidieplafond impliceert dat jaarlijks vooraf bekend wordt gemaakt welk bedrag ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor het verlenen van subsidies, al dan niet uitgesplitst per onderwerp. Aanvragen om subsidie, als gevolg waarvan bij toekenning het plafond zou worden overschreden, kunnen om die reden worden afgewezen.

Artikel 4. Rechtspersoonlijkheid

De ontvanger van subsidie kan enkel een privaatrechtelijke partij (rechtspersoon) zijn met een volledige rechtsbevoegdheid. De reden hiervoor betreft de aansprakelijkheid van deze rechtspersoon en de verantwoordelijkheden bij het nalaten van de subsidieverplichtingen. Enkel bij uitzondering (lid 2) kan het college besluiten om: een privaatrechtelijke partij (rechtspersoon) met een beperkte rechtsbevoegdheid, een natuurlijk persoon en/of een groep natuurlijke personen en/of een subsidieaanvrager met winstoogmerk, een eenmalige subsidie te verstrekken. Het betreft hier dus geen reguliere subsidies. De reden hiervoor betreft de juridische complicaties die kunnen optreden bij het terugvorderen van subsidie, specifiek bij natuurlijke personen.

Wat een rechtspersoon is en wat de rechten en plichten zijn, is geregeld in het Burgerlijk Wetboek, boek 2, artikel 26 t/m 52.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud.

In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met

een ‘subsidieplafond’ gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 4 van deze ASV kan de raad

subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de

vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van

verdeling van de beschikbare middelen bekend.

Er wordt gewerkt met een begrotingsvoorbehoud, dat wil zeggen dat de begroting nog niet is vastgesteld. Een subsidie wordt dan verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Het college kan onder voorbehoud een besluit nemen op een subsidieaanvraag. In een uiterst geval kan de Raad beslissen om het subsidieplafond te verlagen of verhogen, waardoor de definitieve beschikking aan een organisatie kan wijzigen.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Bij aanvraag voor eenmalige subsidie in te dienen gegevens.

Eerste lid

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie met behulp van een aanvraagformulier dient te worden gedaan. Daarmee is tevens duidelijk dat de aanvraag schriftelijk dient te zijn.

Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld.

Door het gebruik van standaardformulieren wordt in ieder geval de rechtszekerheid bevorderd. Voor de aanvrager is meteen duidelijk welke documenten hij dient te overleggen. Ook kan met een aanvraagformulier de uniformiteit van behandeling van subsidieaanvragen in de verschillende beleidsterreinen van de gemeente worden bevorderd.

Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in artikel 1:3 lid 3 Awb en in afdeling 4.1.1. van de Awb.

Art. 4:29. [Subsidieverlening vóór vaststelling]

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent

subsidieverlening worden gegeven indien een aanvraag daartoe is ingediend vóór de afloop van de activiteit of het tijdvak

waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Tweede lid

In dit lid is aangegeven welke gegevens moeten worden aangeleverd bij de aanvraag van een subsidie, tenzij de gegevens al in het bezit zijn van het college.

Derde lid

In dit lid is aangegeven welke gegevens moeten worden aangeleverd bij de aanvraag van een subsidie, indien de organisatie onbekend is bij de gemeente en er dus voor de eerste keer subsidie wordt aangevraagd.

Vierde lid

De bevoegdheid van het college om nadere voorwaarden te stellen, is geregeld in lid 4.

Hierbij kan gedacht worden aan de begroting van een instelling of een verklaring van een brand,- opstal-, vrijwilligersverzekering. Ook een financieel jaarverslag of een wettelijk aansprakelijkheidsverzekering. Het college kan zo desnoods per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt, waarbij het uitgangspunt is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk probeert te houden.

Artikel 7. Aanvraagtermijn.

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie moeten worden ingediend

bij het college.

Artikel 8. Beslistermijn.

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht. Indien deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvraag, wordt deze beslistermijn tot tweeëntwintig weken verlengd.

Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen per 1 oktober 2009 in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. In gevallen, waarin de behandeling van aanvragen (denk aan complexe, omvangrijke subsidies, zoals voor het bouwen van een bouwwerk en dergelijke) zeker meer tijd zal vergen, dan is het nuttig om de termijn te kunnen verlengen tot 22 weken. Hierbij dient wel te worden overwogen of de verlenging van de termijn –gelet op het moment waarop de activiteiten zouden plaatsvinden- wel mogelijk is.

Uitgangspunt moet zijn, dat afhandelen binnen 13 weken de maximale termijn is, in principe wordt de aanvraag zo snel mogelijk afgehandeld.

HOOFDSTUK 4 WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigeringgronden.

Eerste lid

In dit lid worden weigeringgronden genoemd uit de artikelen 4:25 (overschrijden subsidieplafond) en 4:35 Awb. Artikel 4:35 Awb bevat een niet limitatieve opsomming van de gronden waarop een subsidie kan worden geweigerd. In dit artikel zijn deze gronden weergegeven met een aantal nadere op de gemeentelijke praktijk toegesneden gronden.

Art. 4:25. [Weigering subsidie]

  • -1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • -2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • -3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Art. 4:35. [Weigering subsidie]

  • -1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • -2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd, indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

HOOFDSTUK 5 VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie.

Eerste lid

Ingevolge het eerste lid wordt aangegeven dat in het besluit tot subsidieverlening in ieder geval de wijze van verantwoorden dient te worden opgenomen.

Tweede lid

In het tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen.

Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb. Maar zie ook artikel 6 van deze verordening.

In artikel 4:37 Awb staan de standaardverplichtingen vermeld welke het college bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger kan opleggen. Er kan maatwerk worden gevonden door een differentiatie te maken tussen verplichtingen, die worden gesteld aan eenmalige subsidies, en reguliere (boekjaar)subsidies. Voor een selectie uit de verplichtingen, die te stellen zijn bij het verlenen van de reguliere subsidies; zie ook titel 4.2.8 Awb.

Art. 4:37. AWB [Verplichtingen subsidieontvanger]

  • -1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico's;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • -2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Art. 4:71. AWB [Toestemming bestuursorgaan]

  • -1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • -2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • -3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • -4.Paragraaf

    4.1.3.3. is van toepassing.

Artikel 11. Bevoorschotting.

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme (alleen als de verlening meer bedraagt dan €5.000,-). De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de subsidieverstrekkende gemeente.

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld.

Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie artikel 4:87, lid 1, Awb.

Art. 4:87 Awb. [Betalingstermijn)

  • -1.

    De betaling geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip vermeldt.

  • -2.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift kan een andere termijn voor de betaling worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 6 VERPLICHTINGEN SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Tussentijdsrapportage.

Spreekt voor zich.

Artikel 13. Meldingsplicht.

In dit artikel is de plicht opgenomen om belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Deze meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij subsidies tot 5.000 euro, het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

Artikel 4:49 AWB [Intrekking of wijziging subsidievaststelling]

  • -1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten; of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • -2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • -3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen.

Derde lid

Deze bepaling verwijst onder andere naar artikel 4:71 AWB. Dit artikel somt een aantal rechtshandelingen op waarvan het verrichten van invloed kan zijn op de aanwending van subsidiegelden, op de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of op de kwaliteit en omvang van de activiteiten. Het toestemmingsvereiste is er vooral op gericht het bestuursorgaan een zekere invloed te geven op de omvang van het met subsidie te bekostigen exploitatietekort.

Art. 4:71. [Toestemming bestuursorgaan]

  • -1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • -2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • -3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • -4

    paragraaf 4.1.3.3.is van toepassing.

HOOFDSTUK 7 VERANTWOORDING EN VASTSTELLING SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot € 5.000.

Kenmerkend voor subsidies tot 5.000 euro is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie

direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk en kan leiden tot terugvordering.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De ambtshalve vaststelling zal in de praktijk veelal al vóór het verstrijken van de termijn gebeuren, namelijk als het vanuit oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht, dat dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen. Wel dient de gemeente binnen een beperkte termijn, hier is gekozen voor 13 weken na afloop van de activiteit, te reageren.

Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken. Voor het bewaren van de gegevens wordt een termijn van 5 jaar gehanteerd.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 25.000.

Eerste lid

In het eerste lid zijn de termijnen geregeld waarbinnen de subsidieontvanger van eenmalige respectievelijk reguliere subsidies een aanvraag tot vaststelling moet indien bij het college.

Tweede lid

Het tweede lid bepaalt dat de subsidieontvanger moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn uitgevoerd. Daarbij zal vooraf door de subsidieverstrekker al moeten zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden (art. 10 eerste lid). Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie) enz.

Derde lid

Als gevolg van het derde lid kan het college bepalen dat het voor de verantwoording andere stukken en bewijzen verlangt dan de gebruikelijke bewijzen die uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger al worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen.

Voor kleinere subsidies (denk aan een speeltoestel) is de mogelijkheid geopend in het derde lid voor het college om andere bewijsmiddelen te verlangen dan de gebruikelijke. Zo zou in het geval van een speeltoestel kunnen worden volstaan met het mailen van een foto daarvan of iets dergelijks. Ook hier kan het college bepalen dat bepaalde subsidieontvangers, niet tot verantwoording van de aan hun verleende subsidie hoeven over te gaan. Te denken valt daarbij aan subsidies van een beperkte omvang of subsidies, die aan een vertrouwde ontvanger worden verstrekt, dan wel subsidies die voor een doel worden aangewend, dat nadere verantwoording van de besteding van het geld overbodig maakt. Voor het bewaren van de gegevens wordt een termijn van 5 jaar gehanteerd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf € 25.000.

Het artikel spreekt voor zich.

Ook in dit artikel wordt bij de verantwoording van subsidies vanaf 25.000 euro uitgegaan van de traditionele afrekening op basis van gerealiseerde kosten en baten. Er wordt zowel gekeken naar de geleverde prestaties als naar de gerealiseerde kosten en baten. Naast een inhoudelijk en financieel verslag (of jaarrekening) moet ook boven de 25.000 euro een accountantsverklaring worden overlegd. Welke vorm van accountantsverklaring is benodigd kan verschillen per organisatie, mede gelet op de hoogte van het bedrag. Hier worden in de definitieve beschikking nadere afspraken over gemaakt.

Voor het bewaren van de gegevens wordt een termijn van 5 jaar gehanteerd.

Artikel 18. Vaststellen subsidie.

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn een besluit moet worden genomen ter zake van de vaststelling van de subsidie. Daarnaast wordt vermeld dat het College, na een eenmalig rappel, na zes weken over kan gaan tot ambtshalve vaststelling van de subsidie. Dit kan in theorie leiden tot een nihil vaststelling en terugvordering van de subsidie.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Hardheidsclausule.

Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een aanvrager in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening, met uitzondering van de bepalingen die de wettelijke basis vormen voor de subsidieverlening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.

De aanduiding “hardheidsclausule” geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van één of meer artikelen in redelijkheid niet kan worden verlangd.

De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor en bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening te worden neergelegd.

Artikel 20. Intrekking.

Het artikel spreekt voor zich.

Artikel 21. Overgangsbepalingen.

Dit artikel is opgenomen om verwarring te voorkomen over subsidieaanvragen die reeds zijn of nog worden ingediend in 2012 (over 2012 en/of 2013) bij de gemeente Uithoorn. Dit artikel bepaalt dat alle aanvragen die gaan over (een gedeelte van) de kalenderjaren 2012, 2013 en verder en die nog niet zijn beschikt op basis van de oude subsidieverordening uit 2007, verder worden afgedaan volgens de ASV 2012. Daarnaast wordt aangegeven dat alle voorgaande beschikkingen op basis van de ASV 2007 gewoon rechtsgeldig blijven op basis van de bepalingen in de ASV 2007.

Artikel 22. Inwerkingtreding.

Het artikel spreekt voor zich.

Artikel 23. Citeertitel.

Het artikel spreekt voor zich.