Organisatie | Olst-Wijhe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Olst-Wijhe 2005 |
Citeertitel | Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen gemeente Olst-Wijhe 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2009 | 15-07-2011 | Nieuwe regeling | 14-12-2009 Huis-aan-Huis, 23-12-2009 | Onbekend |
Artikel 4. Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Het is verboden een peuterspeelzaal in exploitatie te nemen indien uit het onderzoek van de toezichthouder, bedoeld in artikel 17, eerste lid, blijkt dat niet aan de eisen van de verordening wordt voldaan.
HOOFDSTUK 3. DE KWALITEITSEISEN
Artikel 7. Algemene kwaliteitseisen
De houder organiseert het peuterspeelzaalwerk op zodanige wijze, voorziet de peuterspeelzaal zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig pedagogisch beleid, dat een en ander leidt of moet leiden tot verantwoord peuterspeelzaalwerk.
Artikel 8. Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid
De houder voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en de gezondheid van de op te vangen kinderen in elk door hem geëxploiteerde peuterspeelzaal zoveel mogelijk is gewaarborgd. De houder legt, voor zover hierin niet wordt voorzien bij of krachtens andere wet- en regelgeving, in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt.
Artikel 11. Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep
In elke groep waarin ten minste 10 kinderen gelijktijdig aanwezig zijn, zijn in ieder geval twee beroepskrachten aanwezig. In kleinere groepen kan volstaan worden met één beroepskracht en een begeleider.
Artikel 12. Overeenkomst tussen houder en ouder
Opvang in een peuterspeelzaal geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en een ouder.
Artikel 13. Informatieplicht aan de ouders
De houder van een peuterspeelzaal informeert de ouder voorafgaand aan het aangaan van deze overeenkomst in ieder geval over:
Artikel 14. Verklaring omtrent het gedrag
Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs vermoedt dat een persoon niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan twee maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.
HOOFDSTUK 4. HET GEMEENTELIJK TOEZICHT
Artikel 18. Aanwijzing en bevel
Indien de toezichthouder oordeelt dat de kwaliteit van de opvang bij een peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen, die door het college kan worden verlengd.
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Artikel 2. Melding in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Artikel 3. Termijn van in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Artikel 4. Verbod op het in exploitatie nemen van een peuterspeelzaal
Artikel 6. Wijzigingen van gegevens
HOOFDSTUK 3. DE KWALITEITSEISEN
Artikel 7. Algemene kwaliteitseisen
Artikel 8. Eisen ten aanzien van veiligheid en gezondheid
Artikel 9. Oppervlakte speelruimte
Artikel 10. Groepen en groepsgrootte
Artikel 11. Aantal beroepskrachten of begeleiders per groep
Artikel 12. Overeenkomst tussen houder en ouder
Artikel 13. Informatieplicht aan de ouders
Artikel 14. Verklaring omtrent het gedrag
HOOFDSTUK 4. HET GEMEENTELIJK TOEZICHT
Artikel 15. Aanwijzing van toezichthouders
Artikel 16. Onderzoek door de toezichthouder
Artikel 17. Het inspectierapport
Artikel 18. Aanwijzing en bevel