Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Verordening antidiscriminatievoorziening Rotterdam 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening antidiscriminatievoorziening Rotterdam 2010
CiteertitelVerordening antidiscriminatievoorziening Rotterdam 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp2010-47

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen, art. 1, 2, 4

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2011Onbekend

08-02-2010

Gemeenteblad 2010-47

Voorstel van het college van B en W van 15 december 2009, 09JOS 21657; raadsstuk 2009-3880

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening antidiscriminatievoorziening Rotterdam 2010

Gemeenteblad 2010

 

De raad van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 december 2009, 09JOS 21657; raadsstuk 2009-3880;

gelet op de artikelen 1, 2 en 4, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

overwegende dat de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen iedere gemeente verplicht om een voorziening te treffen die onafhankelijke bijstand verleend aan personen bij de afwikkeling van hun klachten betreffende discriminatie;

 

Besluit vast te stellen:

 

Verordening antidiscriminatievoorziening Rotterdam 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • b.

    besluit: Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

  • c.

    wet: Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 3 Taak

De antidiscriminatievoorziening voert de taak, bedoeld in artikel 2, eerst lid, van de wet, uit binnen de gemeente Rotterdam, conform de overeenkomst bedoeld in artikel 3 en met inachtneming van de wet en het besluit.

Artikel 4 Overeenkomst

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders sluit een overeenkomst met de antidiscriminatievoorziening, waarin de wederzijdse verplichtingen zijn opgenomen.

  • 2.

    De overeenkomst bevat in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het faciliteren dat burgers de mogelijkheid hebben een klacht te melden zowel per post, per e-mail, per telefoon, als in persoon;

    • b.

      bijstand aan klagers waarbij onafhankelijkheid en kwaliteit wordt gewaarborgd;

    • c.

      het registreren van klachten, en het opmaken van een verslag terzake;

    • d.

      beantwoording van informatievragen van burgers;

    • e.

      het monitoren van patronen van discriminatie;

    • f.

      het opstellen van een protocol als bedoeld in artikel 6 van het besluit;

    • g.

      maatregelen ter preventie van discriminatie door beleidsadvisering en publieksvoorlichting.

Artikel 5 Verslag

  • 1.

    De antidiscriminatievoorziening brengt jaarlijks vóór 1 maart verslag uit aan het college van burgemeester en wethouders over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders zendt dit verslag jaarlijks vóór 1 april door aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening antidiscriminatievoorziening Rotterdam 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 februari 2010.

 

De griffier, J.G.A. Paans

 

De voorzitter, A. Aboutaleb

Toelichting:

Algemeen

De Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen verplicht iedere gemeente om middels een verordening een voorziening te treffen om personen die klachten hebben betreffende onderscheid als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, de artikelen 125g en 125h van de Ambtenarenwet, de artikelen 646 tot en met 649 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en artikel II van de wet van 7 november 2002 tot uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, of discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht bijstand te verlenen.

 

In Rotterdam wordt deze taak sinds 1983 reeds vervuld door het antidiscriminatiebureau RADAR.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden enkele herhaalde begrippen verklaard.

 

Artikel 2 Antidiscriminatievoorziening

Het college heeft de wettelijke plicht om de burgers van Rotterdam toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Het college kan de taak bedoeld in artikel 3 uitbesteden aan een daartoe gespecialiseerde organisatie.

 

Artikel 3 Taak

De antidiscriminatievoorziening voert de taak, bedoeld in artikel 2, eerst lid, van de wet, uit binnen de gemeente Rotterdam.

 

Artikel 4 Overeenkomst

Middels een contractuele overeenkomst verbind de gemeente zich aan een organisatie die de taak uitvoert en worden de wederzijdse verplichtingen overeengekomen. Dit omvat van de kant van de organisatie de taken die het zal gaan verrichten. Onder meer zal de verplichting worden opgenomen dat Rotterdamse burgers een klacht zowel per telefoon, per email, schriftelijk als ook in persoon kunnen indienen bij de antidiscriminatievoorziening.

 

Artikel 5 Verslag

Op grond van artikel 3 van de wet rust op het college de plicht om jaarlijks (vóór 1 april) verslag uit te brengen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten. Het is duidelijk dat de informatie voor dit verslag bij de antidiscriminatievoorziening zelf gezocht moet worden. Daarom is in dit artikel de plicht om verslag uit te brengen overgeheveld van het college op de antidiscriminatievoorziening zelf. Omdat aan de antidiscriminatievoorziening de plicht wordt opgelegd om te voldoen aan het gestelde in de wet en het besluit, berust de wettelijke plicht te voldoen aan artikel 3 van de wet, via deze verordening bij de antidiscriminatievoorziening. Om het college een maand te tijd te geven het verslag dat zij binnenkrijgt van de antidiscriminatievoorziening door te sturen aan de Minster van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, wordt de antidiscriminatievoorziening verplicht dit verslag aan het college te sturen vóór 1 maart.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

 

De wettelijke plicht gaat in op 28 januari 2010. Deze verordening speelt daarop vooruit door reeds op 1 januari 2010 in werking te treden.

 

Artikel 7 Citeertitel

De citeertitel luidt: Verordening antidiscriminatievoorziening Rotterdam 2010.