Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dongen

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDongen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2012Nieuwe regeling

14-08-2012

Weekblad van Dongen, 20-09-2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongen;

gelet op de Verordening Wmo 2012:

 

besluit:

 

I.Het Besluit Wmo 2012 per 2012 in te trekken.

II Vast te stellen het gewijzigde Besluit Wmo 2012:

III De inwerkingtreding van dit Besluit Wmo te stellen op 1 oktober 2012.

 

Hoofdstuk 1       Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen
  • In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Dongen 2012

    • b.

      Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, Verordening en de Awb (Algemene wet bestuursrecht).

Hoofdstuk 2       Persoonsgebonden budget
Artikel 2.1        Regels rond verstrekking
  • 1.
    • Verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.
    • Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

      • a.

        er tijdens het onderzoek, naar aanleiding van de aanvraag, twijfels ontstaan of de aanvrager in staat is om:

        - de verantwoordingelijkehid tot besteding van een persoonsgebonden budget aan de voorziening waarvoor deze wordt toegekend aan te kunnen of;

        - te kunnen voldoen aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

      • b.

        bij een eerder toegekend persoonsgebonden budget, de aanvrager het budget niet of slechts ten dele heeft besteed aan de voorzieningen waarvoor dit budget was toegekend of zich niet heeft gehouden aan de regels ter verantwoording van de besteding van het persoongebonden budget

  • 3.

    De voorziening als bedoeld in artikel 16 van de Verordening (een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer) wordt uitsluitend in natura verstrekt.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget wordt zo vastgesteld dat de aanvrager daarmee een voorziening kan kopen die gelijkwaardig is aan een voorziening in natura. Tenzij in dit Besluit anders is aangegeven, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal het bedrag dat het college aande gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.

  • 5.

    Het te verstrekken Pgb geldt voor de periode die gelijk is aan de technische levensduur van de voorziening;

  • 6.

    Wanneer een goedkopere voorziening wordt aangeschaft, wordt het Pgb beperkt tot aankoopprijs van de gekochte voorziening;

  • 7.

    Van de aanvrager wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de voorziening omgaat en onnodige schade en slijtage voorkomt;

  • 8.

    De aanvrager moet zelf zorg dragen voor een aansprakelijkheidsverzekering voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan;

  • 9.

    Een voorziening die de aanvrager met een persoonsgebonden budget heeft aangeschaft, moet worden ingeleverd bij - of terugbetaald aan de gemeente, als er tussentijds geen recht meer op bestaat.

  • 10.

    het Pgb-beleid is uitgewerkt in de nota pgb.

 Artikel 2.2        Regels rond verantwoording

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

  • a.

    voor hulp bij het huishouden: de gemeente kan steekproefsgewijs controleren of de voorziening voldoende compenseert en op de juiste wijze wordt gebruikt;

  • b.

    voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen: na realisatie of aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.

 

Artikel 2.3      Regels rond uitbetaling
  • 1.

    De uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden vindt plaats eenmaal in de vier weken waarin recht bestaat op een persoonsgebonden budget.

  • 2.

    De uitbetaling van het persoonsgebonden budget bij woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen vindt plaats na het overleggen van de aankoopnota.

Hoofdstuk 3       Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 3.1      De eigen bijdrage, het eigen aandeel in de kosten
  • 1.

    De gemeente Dongen vraagt voor alle individuele voorzieningen, waarvoor dit binnen het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning is toegestaan, een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten tot het maximum dat op grond van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Staatsblad 2006, nr. 450 / Staatscourant 2010,nr. 18021 ) is toegestaan, tenzij in het vervolg van dit hoofdstuk hiervan wordt afgeweken.

  • 2.

    Vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratiekantoor (CAK), zoals bedoeld in artikel 16 Wmo.

  • 3.

    Vaststelling en inning van het eigen aandeel wordt overgedragen door het college aan het Centraal Administratiekantoor.

Artikel 3.2      Omvang van de eigen bijdrage, het eigen aandeel
  • 1.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten dat de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar moet betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.905 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en 22.905;

  • 2.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten dat de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder moet betalen bedraagt € 18,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.007 het bedrag van € 18,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.007;

  • 3.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar moeten betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 28.306 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 28.308;

  • 4.

    De eigen bijdrage / het eigen aandeel in de kosten dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen bedraagt € 25,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.319 het bedrag van € 25,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.319.

     

  • 5.

    De bedragen genoemd in artikel 3.2 sub 1 tot en met 4 worden met ingang van 1 januari 2013 jaarlijks aangepast conform de standaard parameters Wmo die worden bekend gemaakt door het Ministerie van Volkshuisvesting, Welzijn en Sport.

Artikel 3.3.     Bedrag per periode van vier weken

  • 1.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de

    voorziening te delen door 39.

  • 2.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een woonvoorziening die eigendom is van de gemeente, dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die de aanvrager huurt, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen bijdrage of een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 3.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een eenmalige financiële tegemoetkoming, dan wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht. Het bedrag per periode wordt berekend door de kosten van de voorziening te delen door 39.

  • 4.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen van een periodieke financiële tegemoetkoming, dan wordt per periode van vier weken een eigen aandeel in de kosten in rekening gebracht, zolang de verstrekking voortduurt. Het bedrag per periode is gelijk aan het periodiek verstrekte bedrag.

     

  • 5.

    Indien een voorziening bestaat uit het verschaffen in bruikleen van een roerende zaak door een leverancier met wie de gemeente een contract heeft afgesloten, dan wordt per periode van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, zolang de verstrekking in bruikleen voortduurt. Het bedrag per periode is gelijk aan het periodiek verstrekte bedrag. 

     

Artikel 3.4 Overgangsbepaling

  • 1.

    De persoon die vóór 1 mei 2012 een aanvraag voor

    een voorziening die voor of namens de gemeente in bruikleen wordt verstrekt, heeft ingediend, waarvoor hij op grond van het in 2012 geldende Besluit Wmo 2012 geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten verschuldigd was, is pas vanaf 6 maanden nadat hem in een beschikking is meegedeeld dat hij een eigen bijdrage of een eigen deel moet betalen voor die voorziening moet betalen, de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten verschuldigd.  

  • 2.

    De persoon die vóór 1 mei 2012 een aanvraag voor een voorziening in de vorm van een (forfaitaire) financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget heeft ingediend, die resp. dat periodiek (bijvoorbeeld maandelijks of jaarlijks wordt betaald wordt, waarvoor hij op grond van het in 2012 geldende Besluit Wmo 2012 geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten verschuldigd was, is pas vanaf 6 maanden nadat hem  in een beschikking is meegedeeld dat hij een eigen bijdrage of een eigen deel moet betalen voor die voorziening moet betalen, de eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten verschuldigd.

  • 3.

    De persoon die vóór 1 mei 2012 een aanvraag voor een voorziening in de vorm van een eenmalige (forfaitaire ) financiële tegemoetkoming of als een persoongebonden budget heeft ingediend, waarvoor hij op grond van het in 2012 geldende Besluit Wmo 2012 geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten verschuldigd was, is voor deze voorziening ook vanaf 1 mei 2012 geen eigen bijdrage of aandeel in de kosten verschuldigd.

Artikel 3.5 Beperkingen

  • 1.

    De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten mag nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening in natura, respectievelijk het bedrag van de PGB, het bedrag van de financiële vergoeding, het bedrag van de financiële tegemoetkoming, de maandhuur die de gemeente voor de verstrekte voorziening betaalt.

    Er wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten meer gevraagd als degene aan wie de voorziening is verstrekt

    • a.

      is overleden;

    • b.

      is verhuisd en daardoor geen gebruik meer kan maken van de verstrekte woonvoorziening;

    • c.

      te kennen heeft gegeven geen gebruik meer te willen maken van een andere dan de onder b genoemde voorziening en er ook feitelijk geen gebruik van maakt.

  • 2.

    Een eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten van een voorziening wordt niet opgelegd als de voorziening bestaat uit een algemene voorziening (bijvoorbeeld een maaltijdvoorziening of scootermobielpool).

  • 3.

     Een eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten wordt niet opgelegd als de verstrekte voorziening bestaat uit Regiotaxi (collectief vraagafhankelijk vervoer) en bij weekendvervoer als bedoeld in artikel  respectievelijk van dit Besluit.

Artikel 3.6      Regels bij verzuim betaling eigen bijdrage en eigen aandeel
  • 1.

    Het college kan over gaan tot opschorting, intrekking en terugvordering van het persoonsgebonden budget indien de door het Centraal Administratie Kantoor opgelegde verschuldigde eigen bijdrage niet of niet volledig door de budgethouder wordt voldaan.

  • 2.

    Het college kan over gaan tot stopzetting van de zorg in natura indien de door het Centraal Administratie Kantoor aan de persoon met beperkingen opgelegde eigen bijdrage niet of niet volledig wordt betaald. Blijft de persoon met beperkingen volharden in zijn verzuim, dan kan het college overgaan tot terugvordering van de aan de zorgaanbieder verstrekte vergoeding voor de geboden zorg in natura.

Hoofdstuk 4       Hulp bij het huishouden
Artikel 4.1       Vormen van hulp bij het huishouden
  • 1.

    De voorziening die de gemeente kan verstrekken voor de hulp bij het huishouden bestaat uit drie onderdelen:

     

    • 1.

      Voorziening in natura. Hierbij onderscheid het college twee soorten dienstverlening:

    • a.

      HBH 1: alleen schoonmaakwerkzaamheden.

       

    De uit te voeren werkzaamheden bestaan uit de volgende onderdelen:

    • -

      licht poetswerk in huis (bijvoorbeeld: kamers opruimen);

    • -

      zwaar huishoudelijk werk (bijvoorbeeld: stofzuigen, schoonmaken wc en badkamer);

    • -

      het doen van de was;

    • -

      huishoudelijke spullen in orde houden.

     

    • b.

      HBH 2: Schoonmaakwerkzaamhedenmet organisatie van het huishouden

    De uit te voeren werkzaamheden in deze categorie bestaan naast licht en zwaar huishoudelijk werk, het doen van de was en in orde houden van huishoudelijke spullen, uit de volgende onderdelen:

    • -

      boodschappen doen;

    • -

      broodmaaltijd bereiden;

    • -

      warme maaltijd bereiden;

    • -

      anderen helpen in huis met zelfverzorging (verzorging van kinderen);

    • -

      anderen helpen in huis bij het bereiden van de maaltijd;

    • -

      dagelijkse organisatie van het huishouden (bijvoorbeeld eenvoudige administratieve werkzaamheden)

    De keuze voor een categorie wordt bepaald door de complexiteit van de gezinssituatie en de aan of afwezigheid van iemand die regie kan voeren.

     

    • 2.

      Een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden.

    De ondersteuningsvrager kan in plaats van zorg in natura een pgb ontvangen voor de inkoop van HBH1 en HBH2 (zie bovengenoemde taken). De ondersteuningsvrager is dan zelf verantwoordelijk voor de inkoop van hulp bij het huishouden en het laten uitvoeren van de taken waarvoor hij/zij geïndiceerd is. Ook dient de ondersteuningsvrager een salarisadministratie bij te houden en de uitgegeven bedragen te verantwoorden wanneer de gemeente daarom vraagt.

     

    • 3.

      Een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964

       

    De ondersteuningsvrager kan in plaats van zorg in natura of een pgb een pgb voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964 ontvangen. Het pgb wordt in de vorm van Alfacheques verstrekt in plaats van geld om de hulp in te kopen. De cheques kunnen worden ingewisseld bij aanbieders waarmee de gemeente Dongen een overeenkomst heeft gesloten.

     

    • 4.

      Om te bepalen of tot de leefeenheid waar een persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die in staat zijn tot het verrrichten van gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van het protocol gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg van april 2005.

       

    • 5.

      Ondersteuning voor pgb-houders.

      Voor ondersteuning bij het beheer van het pgb kan de ondersteuningsvrager terecht bij de Sociale Verzekeringsbank. De gemeente Dongen heeft een contract gesloten met de Sociale Verzekeringsbank. Deze verzorgt op verzoek van de ondersteuningsvrager ondersteuning bij het beheer en de administratie van het pgb.

     

    • 6.

      Indicering.

      De hulp bij het huishouden wordt geïndiceerd in uren en minuten per week, conform het Indicatieprotocol gemeente Dongen.

Artikel 4.2.     Persoonsgebonden budget

Het pgb voor hulp bij het huishouden wordt in dertien 4-wekelijkse perioden verstrekt.

Artikel 4.3.     Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

 

€13,12 per uur

Tarief voor klanten met een HbH1 of HbH2 indicatie die hulp inkopen bij niet-professionele dienstverleners (familie, vrienden, bekenden e.d.) -> informele zorg

€ 20,15 per uur

Tarief voor klanten met een HbH1 indicatie die hulp inkopen bij een thuiszorgorganisatie, schoonmaakbedrijf of een ZZP'er -> formele zorg

€24,90 per uur

Tarief voor klanten met een HbH2 indicatie die ondersteuning inkopen bij een thuiszorgorganisatie, schoonmaakbedrijf of een ZZP'er -> formele zorg

 Indien er sprake is van meerdere hulpverleners uit verschillende categorieën dan wordt een combinatie van tarieven gebruikt.

 Artikel 4.4      Maaltijdvoorziening
  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor een maaltijdvoorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      hij zelfstandig woont en hij aantoonbare functiebeperkingen als gevolg van ziekte of gebrek,

    • b.

      hij als gevolg daarvan niet zelf in staat is een warme maaltijd te bereiden,

    • c.

      hij geen huisgenoten of mantelzorgers heeft die in die behoefte kunnen voorzien.

     

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming wordt in de vorm van een korting rechtstreeks betaald aan door de gemeente erkende aanbieders.

 Artikel 4.5      Personenalarmering
  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening in de vorm van personenalarmering in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      hij zelfstandig woont en hij aantoonbare functiebeperkingen heeft als gevolg van ziekte of gebrek en

    • b.

      hij in geval van nood voor hulpverlening een beroep moet kunnen doen op een alarmpost.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming wordt in de vorm van een korting rechtstreeks betaald aan door de gemeente erkende aanbieders.

Hoofdstuk 5       Woonvoorzieningen
Artikel 5.1      Vaststellen hoogte financiële tegemoetkoming en pgb woonvoorzieningen
  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor bouwkundige- of woontechnische woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte op basis van de kosten van de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor overige woonvoorzieningen bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen bedraagt maximaal € 25.000,-.

  • 4.

    Bij het opstellen van de kostenberekening en bij de beoordeling van de offerte wordt rekening gehouden met hetgeen bepaald is in:

    • a.

      Bijlage 1 bij dit besluit: Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen;

    • b.

      Bijlage 2 bij dit besluit: Extra bouw‑ en grondkosten.

Artikel 5.2      Verhuis- en herinrichtingskosten

De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 11 lid 4 van de verordening, bedraagt € 2.485,= .

Artikel 5.3      Woonvoorziening in natura

De volgende voorzieningen worden uitsluitend in natura verstrekt (niet in eigendom):

  • a.

    mobiele tilliften;

  • b.

    trapliften

Artikel 5.4      Woningsanering en rolstoelvloerbedekking
  • 1.

    De financiële tegemoetkoming voor de kosten van woningsanering, die noodzakelijk is in verband met cara en/of allergische aandoeningen, en rolstoelvloerbedekking is eenmalig en vindt plaats aan de hand van onderstaande maximale vergoedingsbedragen:

    Stoffering

    Maximale bijdrage per eenheid

     

    Overgordijnen in de woonkamer

     

    € 32,- per m2 raamoppervlak

    Overgordijnen in de slaapkamer

     

    € 21,- per m2 raamoppervlak

    Vitrage woon- en slaapkamer

    € 21,- per m2 raamoppervlak

    Vloerbedekking (laminaat) in slaapkamer

     

    € 55,- per m2

     

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt afgestemd op de afschrijvingstermijn van de te saneren zaken en/of de te vervangen vloerbedekking.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van rolstoelvloerbedekking wordt   alleen verstrekt bij de initiële verstrekking van een rolstoel.

 Artikel 5.5      Kosten van tijdelijke huisvesting
  • 1.

    De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting, bedraagt:

    • a.

      De werkelijke kosten van de kale huur minus huurtoeslag met een maximum van zes maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte;

    • b.

      de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum van zes maanden, als het gaat om kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 2.

    de werkelijke kosten van de kale huur per maand mogen nimmer meer bedragen dan de maximale huurgrens die is vastgesteld in artikel 13 lid 1 Wet op de huurtoeslag, tenzij weigering van de woonvoorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 5.6      Kosten van huurderving

De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor huurderving, bedraagt de kosten van de kale huur van de woonruimte, waarbij de maximale vergoeding van de kosten van kale huur gelijk is aan de maximale huurgrens waarvoor huurtoeslag wordt verstrekt.

Artikel 5.7      Kosten onderhoud, keuring en reparatie
  • 1.

    De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt indien daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid bedoelde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming vastgesteld op basis van de bedragen opgenomen in bijlage 3 bij dit Besluit.

Artikel 5.8      Financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken van een woonruimte

Indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte. De hoogte van deze financiële tegemoetkoming bedraagt 100% van de werkelijke kosten met een maximum van € 2.385,00.

Artikel 5.9      Financiële tegemoetkoming aanpassing woonwagen en woonschip

De maximale financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van een woonwagen en woonschip bedraagt € 900,00.

Artikel 5.10    Uitbetaling financiële tegemoetkoming
  • 1

    De financiële tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte als het gaat om:

    • a.

      bouwkundige of woontechnische woonvoorziening

    • b.

      huurderving

    • c..

      verwijderen van voorzieningen

     

  • 2

    De financiële tegemoetkoming in de kosten wordt uitbetaald aan de aanvrager van de woonvoorziening als het gaat om:

    • a.

      verhuis- en herinrichtingskosten

    • b.

      tijdelijke huisvesting

    • c.

      onderhoud, keuring en reparatie.

       

  • 3

    De gereedmelding is een verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. In de regel gebeurt dit via het overleggen van de nota. De gereedmelding vindt plaats door de persoon aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald.

 Artikel 5.11    Terugbetaling bij verkoop
  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

  • 2.

    Deze verplichting is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.

  • 3.

    De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.

  • 4.

    Het te restitueren bedrag bedraagt voor het eerste jaar na gereedmelding 100 procent van de meerwaarde;

    • -

      voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde,

    • -

      voor het derde jaar 80% van de meerwaarde,

    • -

      voor het vierde jaar 70% van de meerwaarde,

    • -

      voor het vijfde jaar 60% van de meerwaarde,

    • -

      voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde,

    • -

      voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde,

    • -

      voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde,

    • -

      voor het negende jaar 20% van de meerwaarde,

    • -

      voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde

    maar nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen. Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.

Hoofdstuk 6       Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.1      Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • 1.

    een collectieve vervoersvoorziening;

  • 2.

    een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

    • a.

      een scootermobiel;

    • b.

      andere vervoersvoorzieningen;

  • 3.

    een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van:

    • a.

      aanpassing van een eigen auto;

    • b.

      gebruik van een individuele taxi;

    • c.

      medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer;

  • 4.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 6.2      Vervoersvoorziening in natura
  • 1.

    Een vervoersvoorziening in natura wordt in opdracht van het college verstrekt door de verstrekker of wordt door het college van de verstrekker gekocht.

  • 2.

    Indien het college de vervoersvoorziening koopt, treedt het college op als verstrekker van de vervoersvoorziening.

  • 3.

    De verstrekker is eigenaar van de vervoersvoorziening en verstrekt deze voorziening in bruikleen aan de persoon met beperkingen. De persoon met beperkingen en de verstrekker sluiten daartoe een bruikleenovereenkomst.

Artikel 6.3      Vervoersvoorziening als persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming
  • 1.

    Een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, keuring en reparatie.

  • 2.

    Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer, bedraagt € 1.034,- per jaar.

  • 3.

    Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een rolstoeltaxi, niet zijnde een taxi van het collectief vraagafhankelijk vervoer, bedraagt € 1.554.- per jaar.

  • 4.

    Een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een (eigen) auto, bedraagt € 1.034,- per jaar.

  • 5.

    Een financiële tegemoetkoming voor de gebruikskosten van een bruikleenauto, bedraagt € 670.- per jaar.

Artikel 6.4      Afstemming hoogte persoonsgebonden budget bij samenvallende vervoersbehoefte

Indien er, binnen een leefeenheid, meerdere personen met beperkingen zijn, die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget voor deze vervoersvoorziening afgestemd op de mate waarin de vervoersbehoeften van de personen met beperkingen samenvallen.

Artikel 6.5.     Collectief aanvullend vervoer ('Regiotaxi')

Het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), Regiotaxi Midden-Brabant, wordt uitgevoerd volgens de opzet zoals beschreven in bijlage 4 bij dit Besluit.

Artikel 6.6.     Weekendvervoer
  • 1.

    Onder weekendvervoer wordt verstaan het vervoer vanuit de AWBZ-instelling waar de belanghebbende woont naar het adres waar de te bezoeken relatie woonachtig is, en vice versa.

  • 2.

    Het weekendvervoer wordt uitgevoerd overeenkomstig de regels die zijn opgenomen in bijlage 5 bij dit besluit.

  • 3.

    Het vervoer vanuit het woonadres van de relatie waar de belanghebbende met het weekendvervoer naar toe reist, valt niet onder het weekendvervoer.

Hoofdstuk 7       Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 7.1      Wijze van verstrekken rolstoelvoorzieningen
  • 1.

    Rolstoelvoorzieningen worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt.

  • 2.

    Verstrekking van rolstoelvoorzieningen in natura vindt in bruikleen plaats.

  • 3.

    De verstrekker is eigenaar van de rolstoelvoorziening en verstrekt deze voorziening in bruikleen aan de persoon met beperkingen. De persoon met beperkingen en de verstrekker sluiten daartoe een bruikleenovereenkomst.

Artikel 7.2      Omvang, uitbetaling en verantwoording persoonsgebonden budget rolstoelvoorziening
  • 1.

    Het persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening bedraagt maximaal het bedrag dat het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt voor de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 2.

    Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en eventueel verplichte verzekering.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor een periode van de economische/technische levensduur van de voorziening. Binnen deze periode wordt, zolang de beperking(en)van de aanvrager dit niet noodzakelijk maakt (maken), voor dezelfde voorziening niet tweemaal een persoonsgebonden budget verstrekt.

  • 4.

    Uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats na het overleggen van de nota('s) waaruit blijkt dat een voorziening is gekocht c.q. aangebracht conform het programma van eisen (pve).

  • 5.

    Het college behoudt zich het recht voor om een voorziening die aangeschaft is met het persoonsgebonden budget en niet langer door de aanvrager wordt gebruikt in te nemen en voor herverstrekkingsdoeleinden in te zetten. Inname betreft ook de door de aanvrager (op eigen kosten) aangebrachte opties.

Artikel 7.3      Forfaitaire vergoeding sportrolstoel
  • 1.

    De forfaitaire vergoeding voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.619,- voor een periode van drie jaar.

  • 2.

    Tegelijk met de verstrekking van de aanschafkosten wordt een forfaitaire vergoeding verstrekt van € 608,-, waarmee voor een periode van drie jaar deze rolstoel aangepast, verzekerd, gerepareerd en onderhouden dient te worden.

Artikel 7.4      Rolstoeltraining

Indien zulks naar het oordeel van burgemeester en wethouders nood­zakelijk is, kunnen de kosten van maximaal 6 lessen rolstoeltrai­ning voor ver­goeding in aan­merking komen.

Hoofdstuk 8       Slotbepalingen
Artikel 8           Citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012.

Het besluit treedt op 1 oktober  2012 in werking.

Bijlage 1 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen  Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen

Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen

 

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon‑ en materiaalkosten) voor het treffen van de Voorziening.

  • 2.

     5 % algemene kosten over lonen en materiaal, 5 % winst, en 5 % risico.

  • 3.

     het architectenhonorarium, echter uitsluitend in de gevallen waarin het inschakelen van een architect naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is (het betreft dan veelal een ingrijpende woningaanpassing, zoals een aanbouw).De vergoeding voor het honorarium wordt gesteld op 10 procent van de aanneemsom, overeenkomstig de Standaard Regeling 1997 (SR 1997) van de Bond van Nederlandse Architecten, tenzij het honorarium ingevolge artikel 51 lid 1 van De Nieuwe Regeling (DNR 2004) behorende bij SR 1997 schriftelijk is vastgesteld op een lager bedrag, en dat de vergoeding voor het honorarium in dit laatste geval gelijk is aan het (lagere) bedrag zoals dat ingevolge artikel 51 lid 1 DNR 2004 schriftelijk is vastgesteld.

  • 4.

     De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voor­ziening.

  • 5.

     De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelas­ting;

  • 6.

     Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 7.

     De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk (zie Bijlage 2 sub 1a). Indien noodzakelijk worden de hiervoor te maken extra notariskosten vergoed.

  • 8.

    De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kosten­verhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelij­kerwijs niet voorzien konden worden.

  • 9.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

 

  • 10.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

 

  • 11.

    De kosten van bodemonderzoek indien dit noodzakelijk is en voorzover dit dient plaats te vinden voor rekening van degene die recht heeft op de financiële tegemoetkoming in dekosten van wo­ninguitbreiding of sanering.

 

  • 12.

    Bij het bepalen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming ten behoeve van het aanpassen van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt een korting van 15% toegepast op de door het college opgestelde kostenberekening dan wel op de door het college geaccepteerde offerte.

Bijlage 2 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente dongen

Extra bouw- en grondkosten

 

1. Bouwkosten

Op basis van artikel 11 van de Verordening Wmo 2012 is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen in de kosten voor het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een be­staande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning.

 

Voor de berekening van deze tegemoetkoming wordt als basis genomen het extra aantal m2 dat volgens tabel 1a voor vergoeding in aanmerking komt, vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 2,70 m.

De uitkomst van deze vermenigvuldiging in kubieke meters wordt vermenig­vul­digd met de kubieke meterprijs ad € 442,-; dit bedrag is inclusief BTW.

 

Maximum totale subsidiabele bouwkosten (incl. BTW):

............. aantal m2 x 2,70 x € 442,-

 

Wanneer het woonoppervlak van de nieuw te bouwen woning groter is dan 75 m2 vermeerderd met het maximum aantal m dat noodzakelijk is volgens het pro­gramma van eisen (zie kolom 2 van tabel 1a), wordt geen financiële tegemoet­koming in de bouwkosten verstrekt.

 

 2.   Grondkosten

Ingevolge hoofdstuk 5 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012 is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is.

Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een be­staande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de per­ceeloppervlakte groter is dan 250 m² behoeft geen extra grond te worden verworven en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

 

Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals in onderstaande tabel  aangegeven.

 

Maximum aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning:

 

 

 

Soort vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aanta; m2 waarvppr ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Woonkamer

30 m

6 m2

Keuken

10 m2

4 m2

Eenpers. slp. kr

10 m2

4 m2

 

 

 

Soort vertrek

Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek

Aantal m2 waarvppr ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek

Tweepers. slaapkamer

18 m

4 m2

Toiletruimte

2 m2

1 m2

 

BadkamerWastafelruimteDoucheruimte

 

2 m2

3 m2

 

1 m2

2 m2

Entree/gang/hal

5 m2

2 m2

Berging

6 m2

4 m2

 

                                                                

 

 

Het totale aantal extra m2 dat op grond van ergonomische beperkingen noodza­kelijk is wordt vermenigvuldigd met de grondprijs per m2 ad:

  • € 298,- per m2 bij een perceeloppervlakte gelijk of kleiner dan 150 m2

  • € 349,- per m2 bij een perceeloppervlakte groter dan 150 m2

Dit bedrag is inclusief BTW.

Maximum totale subsidiabele grondkosten (incl. BTW) :

........... aantal m2 x € 298,- of € 349,-

 

 3.   Kosten padverharding

Indien de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdin­gang tot een woon­ruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoet­ko­ming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad.

 

Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte

van 20 m2 en een maximumprijs van € 56,- per m2.

 

4.   Kosten terrasverharding

Indien de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruim­te, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte

van 6 m2 en een maximumprijs van € 37,- per m2.

Bijlage 3 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen

Kosten van onderhoud, keuring en reparatie

 

In artikel 5.7 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012 is geregeld dat de kosten van onderhoud keuring en reparatie van woonvoorzieningen worden vergoed overeenkomstig deze bijlage.

 

1.

De tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie geldt voor de volgende voorzieningen:

  • a.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • b.

    elektromechanisch openings‑ en sluitingsmechanisme van deuren;

  • c.

    stoelliften, rolstoel‑ of staplateauliften, woonhuisliften, hefplateauliften, balansliften.

 

2.

Ten aanzien van de onder a. en b. genoemde voorzieningen komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking voor vergoeding.

 

3.

Ten aanzien van de onder c. genoemde voorzieningen komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking voor vergoeding met de hieronder vermelde frequentie.

 

Keuring

Begin‑

Frequentie                  

van liften

keuring

periodieke                  

Stoellift

 

ja

Rolstoelplateaulift

ja

1 x per 4  jr.

 

1 x per 4  jr.

Staplateaulift

ja

1 x per 4  jr.                

Woonhuislift

ja

1 x per 1,5 jr.               

Hefplateaulift

ja

1 x per 1,5 jr.

Balanslift

ja

1 x per 1,5 jr.               

 

 

 

Onderhoud van

Frequentie periodiekonderhoud

 

Stoellift

1 x per jaar

 

Rolstoelplateaulift

1 x per jaar

 

Staplateaulift

1 x per jaar

 

Woonhuislift

2 x per jaar

 

Hefplateaulift

2 x per jaar

 

Balanslift

1 x per jaar

 

Bijlage 4  bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen

Het Collectief Vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi Midden Brabant)

 

1.

De Wmo-gerechtigde die in aanmerking komt voor het CVV, wordt een Wmo‑Regiotaxipas ver­strekt, op vertoon waarvan hij gebruik kan maken van de Regiotaxi tegen 'betaling' van de voor de betreffende rit benodig­de strippen.

 

2.

Voor de tarifering van het CVV wordt dezelfde zone‑indeling gehanteerd als bij het openbaar busver­voer en een strippensysteem.

 

3.

Het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in regionaal vervoer d.w.z. vervoer binnen een gebied van maximaal 5 zones vanaf het woonadres, en bovenregionaal vervoer, d.w.z. vervoer over een afstand van meer dan 5 zones vanaf het woonadres.

 

4.

Maximale aantal zones

4.1 Binnen de regio kan op vertoon van de Regiotaxipas maximaal 500 zones worden gereisd met de Regiotaxi.

4.2 Aan de Wmo-gerechtigde die aantoont dat hij meer dan 500 zones reist vanwege mantelzorg of vrijwilligerswerk, kunnen extra zones worden verstrekt zodat hij die werkzaamheden kanblijven verrichten.

 

5.

De reiziger met een Wmo-Regiotaxipas is een betaling verschuldigd voor het vervoer met Regiotaxi, waarbij het tarief is gebaseerd op het reizigerstarief van het openbaar vervoer.

Voor elke rit is een basistarief van 1 strip (instapstrip) verschuldigd. Voor elke zone waarin wordt gereisd is men 1 strip extra verschuldigd.

De Wmo-gerechtigde betaalt voor de eerste zone € 1,10 (inclusief de instapstrip). Voor elke volgende zone waarin wordt gereisd is de hij € 0,55 per zone verschuldigd.

Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.

 

6.

De Wmo-gerechtigde kan zich door één begeleider laten vergezellen. De begeleider betaalt voor de eerste zone € 1,10 (inclusief de opstapstrip). Voor elke volgende zone waarin wordt gereisd is de begeleider € 0,55 per zone verschuldigd. Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.

Als de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is, is de begelei­der geen betaling verschuldigd. Een Wmo-gerechtigde voor wie naar het oordeel van het college medische begeleiding noodzakelijk is, kan alleen als hij vergezeld is van een medisch begeleider reizen tegen het Wmo-tarief. Om als begeleider te kunnen worden aangemerkt moet de begeleidende persoon 16 jaar of ouder zijn.

Zowel de sociale als medische begeleider mogen niet tot de doelgroep van de cvv-gerechtigden behoren.

 

7.

Voor vervoer dat niet valt binnen de reikwijdte van de Wmo, kunnen Wmo-gerechtigden en (sociaal) begeleider niet reizen tegen het hierboven genoemde tarieven. Wel kan/kunnen hij/zij reizen tegen het reguliere CVV-tarief van € 1,80 per strip.

 

8.

Oneigenlijk gebruik van de Regiotaxi

 

  • 1.

    Het is niet toegestaan de Wmopas te gebruiken voor:

    • a

      vervoer ten behoeve van medische behandelingen ('ziekenvervoer' in de zin van de Zorgverzekeringswet),

    • b.

      vervoer dat vergoed wordt op grond van de Algemene wet bijzondere Ziektekosten,

    • c.

      woon-werkverkeer,

    • d.

      leerlingenvervoer.

  • 2.

    Voor vervoer dat niet valt binnen de reikwijdte van de Wmo, zoals vervoer ten behoeve van medische behandelingen ('ziekenvervoer' in de zin van de Zorgverzekeringswet), woonwerkverkeer en leerlingenvervoer, kunnen Wmo-gerechtigden en (sociaal) begeleider niet reizen tegen het hierboven genoemde tarieven. Wel kunnen zij reizen tegen het reguliere CVVtarief van € 1,80 per strip.

 

9.

De scootmobiel mag vanaf 1 maart 2011 niet meer in de Regiotaxi worden meegenomen, tenzij het en opvouwbare, meeneembare scootmobiel betreft waarvan het vervoer in de Regiotaxi door de gemeente is toegestaan.

 

Bijlage 5 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen

 Het weekendvervoer

 Artikel 1.         Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Onder weekendvervoer wordt verstaan het vervoer van de instelling waar de gehandicapte woont naar het adres waar de te bezoeken relatie woonachtig is.

  • 2.

    Vervoer vanuit het woonadres van de relatie waar de gehandicapte met het weekendvervoer naar toe reist wordt niet vergoed.

  • 3.

    Per kalenderjaar wordt voor maximaal 26 bezoeken aan het weekendadres een tegemoetkoming verstrekt.

  • 4.

    Per weekend wordt maximaal 4 maal de afstand van de instelling naar het te bezoeken adres vergoed.

  • 5.

    De gemeente bepaalt de afstand van de instelling naar het te bezoeken adres met behulp van een door de gemeente te kiezen reisplanner. 

  • 6.

    Voor vergoeding komen alleen in aanmerking kilometers die binnen Nederland worden gereden.

  • 7.

    De kilometerprijs bedraagt € 0,19 per kilometer.

  • 8.

    De vergoeding per kalenderjaar is beperkt tot maximaal het bedrag dat verstrekt wordt op grond van artikel 6.3 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012 voor “gebruik van (eigen) auto”.  

  • 9.

    Voor het bepalen van het aantal retourritten dat in een bepaald jaar voor vergoeding in aanmerking komt, geldt het aantal ritten dat het daaraan voorafgaande kalenderjaar is gemaakt als uitgangspunt.

  • 10.

    Als de gehandicapte aantoont dat ten gevolge van medische redenen een of meer malen het weekendbezoek geen doorgang kon vinden, wordt daar bij het bepalen van het aantal ritten voor het nieuwe jaar rekening mee gehouden. Kunnen de gemaakte ritten van het voorgaande kalenderjaar niet als uitgangspunt worden genomen, omdat in dat jaar nog geen sprake was van behoefte aan de voorziening, dan wordt uitgegaan van de opgave van de gehandicapte het nieuwe jaar rekening gehouden.

  • 11.

    De tegemoetkoming wordt door de gemeente bevoorschot. De gehandicapte moet aan het eind van elk kalenderjaar met een namens de instelling getekende verklaring aantonen hoeveel maal daadwerkelijk vervoer naar het weekendadres heeft plaatsgevonden.

  • 12.

    Blijft dit aantal daadwerkelijk gereden ritten onder het aantal waarvoor een vergoeding is verstrekt, dan wordt het te veel verstrekte in mindering gebracht op de vergoeding van het eerstvolgende kalenderjaar. Is verrekening niet mogelijk, dan kunnen burgemeester en wethouders overgaan tot terugvordering van het ten onrechte verstrekte bedrag. Is het aantal daadwerkelijk gereden ritten groter dan het aantal waarvoor vergoeding is verstrekt, dan vindt nabetaling plaats.

 

 Artikel 2 Begeleiding

  • 1.

    Als degene die in aanmerking komt voor weekendvervoer er voor kiest om met het collectief aanvullend vervoer te reizen en hij bij dat vervoer moet worden begeleid, kan de gehandicapte een tegemoetkoming krijgen in de kosten die de begeleider moet maken om de begeleiding op zich te kunnen nemen.

  • 2.

    Het aantal ritten waarvoor een tegemoetkoming wordt gegeven is maximaal  gelijk aan het aantal ritten waarvoor de gehandicapte strippen ontvangt.

  • 3.

    De gemeente bepaalt de afstand van de instelling naar het te bezoeken adres met behulp van een door de gemeente te kiezen reisplanner.

  • 4.

    Voor vergoeding komen alleen in aanmerking kilometers die binnen Nederland worden gereden.

  • 5.

    De kilometerprijs bedraagt € 0,19 per kilometer.

  • 6.

    De vergoeding per kalenderjaar is beperkt tot maximaal de helft van het bedrag dat verstrekt wordt op grond van artikel 6.3 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen 2012 voor “gebruik van (eigen) auto”.

Bijlage 6 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Dongen

Algemeen gebruikelijke voorzieningen

 

Evenals onder de Wet voorzieningen gehandicapten het geval was, is het ook onder de Wet maatschappelijke ondersteuning niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarover de aanvrager, gezien zijn individuele situatie, ook zonder zijn handicap of beperking, zou kunnen beschikken. Deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd. Wat in een concrete situatie als algemeen gebruikelijk te beschouwen is, hangt af van de geldende maatschappelijke normen van het moment van de aanvraag. Het begrip “algemeen gebruikelijk” is geconcretiseerd in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Het begrip heeft vaak voor verwarring gezorgd, omdat algemeen gebruikelijke voorzieningen soms wel specifiek voor een handicap worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de nadere begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie in het besluit opgenomen. Het gaat daarbij om voorzieningen:

  • -

    die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn;

  • -

    die niet speciaal voor gehandicapten bedoeld zijn;

  • -

    die niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel.

 

Het is zeer wel mogelijk dat een deel van de problemen van de burger, of misschien wel alle, opgelost kunnen worden door één of meer algemeen gebruikelijke voorzieningen. Als een douchebeugel en een antislipmat afdoende zijn ter voorkoming van valpartijen in de douchecel, moet dat zeker aan de orde komen. Feitelijk ligt dit in de lijn van de inzet van de eigen kracht. Maar ook hier moet goed worden gekeken of het past bij de leefsituatie van de burger. Wat voor de één gebruikelijk is – een thuisbezorgde maaltijd van 10 euro – is voor de ander zeer begrotelijk, zeker als dat een paar maal per week moet gebeuren. Volgens jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep gaat het hierbij om voorzieningen die niet speciaal bedoeld zijn voor mensen met een handicap (zodat de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten wordt gebruikt), die gewoon in een normale winkel te koop zijn en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder zijn dan vergelijkbare producten. Als het gaat om de vervanging van een zaak die (nog lang) niet is afgeschreven en als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt, moet er wellicht een uitzondering op deze hoofdregel gemaakt worden.

 

De volgende voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd en niet vergoed:

 

Woonvoorzieningen

  • -

    Verhoogd toilet (zowel +6 als +10)

  • -

    Hangtoilet

  • -

    Losse toiletverhoger (zowel +6 als +10)

  • -

    Inductiekookplaten – keramische kookplaten

  • -

    Aanrechtblad

  • -

    Drempelhulpen

  • -

    Douchezitje (in elke uitvoering)

  • -

    Elektrische bediening van zonwering

  • -

    Dakkapellen

  • -

    Douchecabine

  • -

    Centrale verwarming en thermosstatische radiatorkranen;

  • -

    Douchekop op glijstang

  • -

    Luchtbevochtigers en ontvochtigers

  • -

    Eengreepsmengkranen

  • -

    Thermostatische mengkranen

  • -

    Vervanging keukenapparatuur

  • -

    Antisliptegels bij nieuwbouw of renovatie

  • -

    Beugels Stangen voor raambediening van hoge ramen

  • -

    Wasdroger/condensdroger

  • -

    Automatische deuropeners voor garagedeuren

  • -

    Automatische deuropeners in woon-zorgcomplex

  • -

    meterkast met meerdere groepen

  • -

    babyfoon - intercom

  • -

    Zonwering

  • -

    Electriciteit in berging of schuur

  • -

    Mobiele telefoon

  • -

    Losse airco-units

  • -

    kinderen die voor het eerst zelfstandig gaan wonen komen niet voor een verhuiskostenvergoeding in aanmerking: de verhuis- en inrichtingskosten worden aangemerkt als algemeen gebruikelijke kosten;

     

Vervoersvoorzieningen

-    

  • -

    Tandems (ook met hulpmotor)

  • -

    Fiets met hulpmotor

  • -

    Elektrische fiets

  • -

    Spartamet

  • -

    Kosten halen rijbewijs,

  • -

    Kosten APK

  • -

    Airconditioning in de auto

  • -

    Automatische transmissie in de auto

  • -

    Blindering in de auto (folie)

  • -

    Elektrische raambediening in de auto

  • -

    Trekhaken en aanhangers

 

Voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- of naschoolse opvang); oppascentrales; maaltijddiensten; hondenuitlaat-service; boodschappendiensten (indien aanwezig);

 

Algemene voorzieningen

 

De definitie van het begrip algemene voorziening kan als volgt worden gelezen: Een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

 

In de Wmo ontstaan langzamerhand meer nieuwe Algemene voorzieningen. Bij dit soort Algemene voorzieningen kan gedacht worden aan:

 

  • -

    Boodschappendiensten.

    Op veel plaatsen bestaan al boodschappendiensten die opgezet zijn door plaatselijke supermarkten. Bezwaar is dan dat je beperkt bent tot die supermarkten.

    Goedkopere supermarkten kennen vaak geen boodschappenservice. Toch zullen veel aanvragers gewend zijn daar veel van hun boodschappen te doen.

  • -

    Rolstoelpools.

    Veel aanvragers hebben behoefte aan een rolstoel, maar niet zoals de modelverordening als toekenningcriterium bepaalt: voor dagelijks zittend gebruik, maar met name voor incidentele situaties. In deze situatie kan een Algemene voorziening een oplossing bieden. Daarbij kan men op momenten dat daar behoefte aan bestaat over een dergelijke rolstoel beschikken, zonder dat men die zelf heeft.

  • -

    Scootmobielpools die vergelijkbaar zijn met de hierboven beschreven rolstoelpools.

  • -

    Klussendiensten om kleine woningaanpassingen te realiseren.

    Dit soort diensten bestaat al enige tijd en kennen allerlei benamingen: buurtconciërge, klussendienst, WZSW e.d.

    Deze voorziening is vooral bedoeld voor kleine aanpassingen, zoals het plaatsen van een verhoogde toiletpot (die ook algemeen gebruikelijke is) het weghalen van een enkele drempel, het plaatsen van een eenhendelkraan (ook algemeen gebruikelijk) enz.

  • -

    Ramenwasservice.

    Ook het zemen van de ramen kan voor mensen een probleem zijn terwijl lang niet overal een glazenwasser beschikbaar is. Gemeenten kunnen dit soort service als die er niet is helpen opzetten. Of zorgen dat beschikbare diensten gevonden kunnen worden.

 

Algemeen gebruikelijke en Algemene voorzieningen komen voor rekening van de aanvrager.