Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hillegom

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand WWB ISD Bollenstreek 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHillegom
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand WWB ISD Bollenstreek 2012
CiteertitelMaatregelenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn
Externe bijlagenAlgemene toelichting op de Maatregelenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012 Artikelsgewijze toelichting Maatregelenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met ingang van 1 januari 2012 Wet werk en bijstand Wwb gewijzigd

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-01-2013nieuwe verordening

21-06-2012

Het Witte Weekblad 15-08-2012  

12-3021  

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand WWB ISD Bollenstreek 2012

De gemeenteraad van de gemeente Hillegom;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 mei 2012,

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de intergemeentelijke sociale dienst  Bollenstreek  d.d. 19 maart 2012,

gelet op artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b,  en  artikel 18 van de Wet werk en bijstand en de

gemeenschappelijke regeling van de Intergemeentelijke Sociale Dienst  Bollenstreek,

BESLUIT

vast te stellen de volgende

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand WWB ISD Bollenstreek 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

1. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz), tenzij anders is aangegeven.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. de wet: de Wet werk en bijstand;       

b. algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de wet;

c. bijstand: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet;

de aan de jongere verstrekte bijzondere bijstand als bedoeld in artikel van de wet, voor zover zij recht hebben op die bijzondere bijstand;

Voor zelfstandigen die een Bbz-uitkering ontvangen of hebben ontvangen wordt onder bijstandsnorm verstaan de norm die op grond van artikel 78f van de wet op hen van toepassing is

d. maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet;

e. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Hillegom, Lisse, Noordwijk,Noordwijkerhout, en Teylingen;

f. belanghebbende: persoon, bedoeld in artikel 1:2 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

g. benadelingsbedrag: het bedrag bedoeld in artikel 58 lid 4 van de wet;

h. jongere: een meerderjarig persoon jonger dan 27 jaar.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het dagelijks bestuur zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Horen van belanghebbende

1.  Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

2.  Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien

a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze

naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het dagelijks bestuur om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid, van het Bbz; of

d. het  dagelijks bestuur het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 4 Berekeningsgrondslag

1. De maatregel wordt toegepast op de bijstand.

2. De maatregel kan ook worden toegepast op de bijzondere bijstand voor woonkosten en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering aan zelfstandigen die bijstand voor levensonderhoud krachtens de Bbz ontvangen of hebben ontvangen.

Artikel 5 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld

1. reden van de maatregel

2. de duur van de maatregel

3. het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd

4. indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardmaatregel

Artikel 6 Waarschuwing of afzien van het opleggen van een maatregel

1.Het dagelijks bestuur kan bij een  maatregelwaardige gedraging als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven een vergelijkbare gedraging heeft plaatsgevonden.

2. Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

b. de gedraging meer dan 12 maanden voor constatering van die gedraging door het dagelijks bestuur heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 60 maanden nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

3. In afwijking van het eerste lid kan, voor zover het zelfstandigen betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz hebben ontvangen, de maatregel worden betrokken bij de definitieve vaststelling van die uitkering.

4. Een maatregel wordt opgelegd voor de duur van een kalendermaand, tenzij in deze verordening een afwijkende termijn is opgenomen.

5. Het besluit, inhoudende een verlaging van meer dan 3 maanden wordt door het dagelijks bestuur eens per drie maanden heroverwogen voor zolang deze uitkering duurt.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

1.Indien sprake is van het niet of niet behoorlijk nakomen van meer dan één verplichting, als bedoeld in de navolgende artikelen en het niet nakomen van deze verplichtingen voorkomt uit één gedraging, wordt slechts één maatregel opgelegd bij verschil die uit de hoogste categorie.

2. Indien sprake is van het niet of niet behoorlijk nakomen van meer dan één verplichting, als bedoeld in de navolgende artikelen en het niet nakomen van deze verplichtingen voorkomt uit verschillende gedragingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

Artikel 9 Recidive

De duur of hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, zich opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging op grond waarvan dezelfde of een zwaardere maatregel wordt opgelegd.

Hoofdstuk 2 Schending van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling en tegenprestatie

Artikel 10 Tekortschieten in het naleven van de arbeidsverplichtingen en de tegenprestatie

1. De bijstand wordt gedurende 1 maand met 15% verlaagd indien belanghebbende: zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV werkbedrijf of het niet tijdig verlengen daarvan.

2. Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

3. De bijstand wordt gedurende 1 maand met 30% verlaagd indien:

a. belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerd arbeid te verkrijgen;

b. belanghebbende niet of onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling;

c. er anderszins sprake is van een gedraging die de inschakeling in arbeid belemmert.

4. De bijstand wordt gedurende 1 maand met 60% verlaagd indien:

a. belanghebbende niet of in onvoldoende mate gebruik maakt van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder b en artikel 10, eerste lid van de wet;

b. belanghebbende niet of in onvoldoende mate de door het dagelijks bestuur opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder c van de wet naar vermogen verricht;

c. de jongere  in de 4 weken na melding en registratie bij het UWV-werkbedrijf niet of in onvoldoende mate inspanningen doet om algemeen geaccepteerde arbeid en/of mogelijkheden in regulier bekostigd onderwijs te verkrijgen en de jongere niet wordt uitgesloten van het recht op bijstand;

d. de jongere  in onvoldoende mate meewerkt aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de wet.

5. De bijstand wordt gedurende 1 maand met 100% verlaagd indien:

a. belanghebbende  algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaard;

b. sprake is van door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Hoofdstuk 3 Het niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11 Niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht

1. De bijstand wordt gedurende 1 maand  met 30% verlaagd indien:

a. een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid van het Bbz, niet binnen de door het dagelijks bestuur daartoe gestelde termijn is nagekomen,

b. het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid van het Bbz, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand,.

2.Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 12 Verstrekken van geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet, of artikel 38, tweede lid van het Bbz, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de bijstand, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

2. De maatregel wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, vastgesteld op:

a. 30% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-;

b. 60% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 1000,- tot € 2000,-;

c. 100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een benadelingsbedrag groter dan € 2000,-.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 13 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

1. Een maatregel wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet,  wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

2. Als tekort schietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, bedoeld in het eerste lid, wordt mede gerekend het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid en het onvoldoende trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen in de periode voorafgaande aan de bijstandsverlening.

3. De maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op:

a. 100 procent van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een periode van korter dan 6 maanden;

b. 100 procent van de bijstandsnorm gedurende  2 maanden bij een periode van langer dan 6 maanden;

4. De maatregel, bedoeld in het tweede lid, wordt overeenkomstig het gestelde in het derde lid vastgesteld voor zover de gedraging betrekking heeft op het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid en op 60% gedurende een maand indien sprake is van onvoldoende trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen.

5. De afstemming op grond van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in dit artikel laat onverlet de mogelijkheid de bijstand tevens te verstrekken in de vorm van een geldlening, zoals bedoeld in artikel 48, tweede lid. van de wet.

Artikel 14 Nadere verplichtingen

Indien aan belanghebbende een of meerdere verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 55 WWB en 38 eerste lid Bbz zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen wordt een maatregel opgelegd van  60% van de norm gedurende 1 maand.

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het dagelijks bestuur of zijn medewerkers onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van

a. 60 procent van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij verbaal geweld;

b.100 procent van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij (dreigend) fysiek geweld en/of vernielingen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 16 Inwerkingtreding en toepassing

1. Deze verordening treedt in werking de daq volgend op zijn bekendmaking.

2. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de maatregelenverordening WWB 2004, zoals gewijzigd bij raadsbesluit tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand ingetrokken.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

Maatregelenverordening WWB  ISD Bollenstreek 2012.

Vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Hillegom van 21 juni 2012.

De voorzitter;

J. Broekhuis

De griffier;

drs. P.M. Hulspas-Jordaan