Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012
CiteertitelToeslagenverordening WWB 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlageToelichting Toeslagenverordening WWB 2012

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand,art.8, lid 1 onder c;art. 30 lid 1.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2012Onbekend

27-09-2012

Stadskrant, 10 oktober 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

De raad van de gemeente Delft;

Gelezen het voorstel van het college van 4 september 2012;

BESLUIT:

Vast te stellen:

de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012;

De raad van de gemeente Delft:

  • -

    Heeft het voorstel gelezen van het college van burgemeester en wethouders van dd. 11 september 2012;

  • -

    Houdt rekening met artikel 8, eerste lid onder c, samen met artikel 30, eerste lid van de Wet werk en bijstand;

  • -

    Overweegt dat moet worden vastgesteld voor welke groepen bijstandsgerechtigden de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd, en welke criteria de mate van de verhoging of verlaging bepalen.

Op basis hiervan besluit de raad:

  • 1.

    De verordening verhoging en verlaging van de norm voor bepaalde categorieën van belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, hierna te noemen de Toeslagenverordening WWB 2012 vast te stellen,

  • 2.

    En tegelijk in te trekken:

    • o

      De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2011, ook wel genoemd de bijstandsverordening, vastgesteld door de Raad, onder nummer 1155352 op 30 juni 2011;

    • o

      De Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren, vastgesteld door de Raad onder nummer 1011270, op 24 september 2009.

Hoofdstuk 1 Werkingssfeer

Artikel 1 Werkingssfeer

  • 1.

    De bepalingen van deze verordeningen zijn van toepassing op belanghebbenden van 21 tot 65 jaar. Voor gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten ouder zijn dan 21 jaar en jonger zijn dan 65 jaar.

  • 2.

    De bepalingen in deze verordening staan de toepassing van artikel 18, eerste lid van de Wet werk en bijstand niet in de weg.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen

Artikel 2 Begripsomschrijving

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Delft;

  • c.

    belanghebbende: de persoon van 21 tot en met 64 jaar die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door het besluit;

  • d.

    woning: de woning die is bedoeld in artikel 1, onderdeel j van de Wet op de huurtoeslag, of een woonwagen of woonschip;

  • e.

    woonkosten:

    • o

      woont de belanghebbende in een huurwoning dan bestaan de woonkosten uit de maandelijkse huurprijs die bedoeld is in artikel 1, onderdeel d van de Wet op de huurtoeslag;

    • o

      woont de belanghebbende in een koopwoning, dan bestaan de woonkosten uit de verschuldigde hypotheekrente, premies voor de financiering van de woning en/of de zakelijke lasten die behoren bij de woning die in eigendom is, zoals de rioolrechten, heffingen voor het verzamelen van afval, onroerende zaakbelasting, opstalverzekering en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten;

  • f.

    zorgbehoefte: er is sprake van zorgbehoefte als zonder hulp van inwonende alleenstaanden of gezinnen een opname in een inrichting ter verpleging of verzorging noodzakelijk zou zijn;

  • g.

    hoofdverblijf: een woning of wooneenheid waar de belanghebbende zijn woonstede heeft, of bij gebreke aan een woonstede zijn werkelijke verblijfplaats, zoals bedoeld in boek 1, titel 3 van het Burgerlijk Wetboek;

  • h.

    hoofdbewoner: de eigenaar van een woning die tevens zijn hoofdverblijf heeft in die woning, dan wel degene die als enige een huurovereenkomst heeft met de niet in de woning wonende eigenaar van die woning;

  • i.

    norm voor gehuwden: de hoogte van de uitkering zoals bedoeld in artikel 21 onder c van de wet.

  • j.

    de overige begrippen die in deze verordening staan hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand.

  • 2.

    Onder ongehuwd wordt ook verstaan degene die 18 jaar of ouder is en die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij getrouwd is.

  • 3.

    Er is sprake van een gezamenlijke huishouding als twee personen woonachtig zijn in dezelfde woning en zorg dragen voor elkaar (zoals bedoeld in artikel 3, derde lid van de wet), en zoals omschreven in artikel 3, vierde lid van de wet, de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

  • a.

    zij met elkaar getrouwd zijn geweest of dat zij de twee jaar die voorafgingen aan de aanvraag van bijstand, voor het verlenen daarvan als getrouwd zijn aangemerkt; of

  • b.

    zij samen een kind hebben gekregen of een kind van de één door de ander is erkend; of

  • c.

    zij elkaar verplicht hebben een bijdrage te leveren in de huishouding op basis van een samenlevingscontract dat nog geldig is, of

  • d.

    zij op grond van een registratie als genoemd in het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding in artikel 3, derde lid van de wet.

Hoofdstuk 3 Groepen (categorieën)

Artikel 3 Groepen

Belanghebbenden aan wie bijstand wordt verleend, worden ingedeeld in drie groepen (categorieën):

  • a.

    alleenstaande;

  • b.

    alleenstaande ouder;

  • c.

    gehuwden.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verhogen van de norm

Artikel 4 Algemeen

Als de alleenstaande van 21 jaar of ouder, of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet die van toepassing is, en als dit wordt veroorzaakt door het niet of niet geheel kunnen delen van de kosten van bestaan met een ander, dan wordt de norm verhoogd met een toeslag.

Hoofdstuk 5 De norm verhogen met een toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders

Artikel 5 Toeslag voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1.

    De maximale toeslag die is bedoeld in artikel 25 van de wet, is voor een alleenstaande van 21 jaar een bedrag dat gelijk is aan 5 procent van de norm voor gehuwden.

  • 2.

    De maximale toeslag die is bedoeld in artikel 25 van de wet is voor een alleenstaande van 22 jaar een bedrag dat gelijk is aan 10 procent van de norm voor gehuwden.

  • 3.

    De alleenstaande van 21 en 22 jaar hebben recht op deze voor hun geldende maximale toeslag als:

    • o

      zij hoofdbewoner zijn van een door hen bewoonde woning en in die woning woont geen andere persoon of een ander gezin;

    • o

      zij thuiswonend zijn in de woning van de (stief-)ouder(-s);

en er op grond va deze verordening geen andere redenen zijn de toeslag te verlagen.

Artikel 6 Toeslag alleenstaande van 23 jaar of ouder en alleenstaande ouders

  • 1.

    De toeslag die bedoeld is in artikel 4 is voor een alleenstaande van 23 jaar of ouder, en voor de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder (met zijn ten laste komende kinderen), bij wie niemand anders woont 20 procent van de norm voor gehuwden (maximale toeslag).

  • 2.

    Deze maximale toeslag wordt ook verstrekt als de alleenstaande of de alleenstaande ouder één of meer thuiswonende kinderen van 18 jaar en ouder heeft, en elk kind afzonderlijk een inkomen heeft dat niet hoger is dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud in hoger onderwijs zoals genoemd in artikel 3:18 van de Wet studiefinanciering.

  • 3.

    De toeslag voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met één of meer thuiswonende kinderen van 18 jaar of ouder die een inkomen hebben dat hoger is dat het in het tweede lid genoemde normbedrag bedraagt 15 procent van de norm voor gehuwden. Bij de toepassing van deze bepaling geldt dat deze verlaging van de toeslag slechts eenmalig plaatsvindt.

Artikel 7 Gezamenlijk hoofdverblijf

  • 1.

    De alleenstaande van 21 jaar die hoofdbewoner is, ontvangt een toeslag van 5 procent van de norm voor gehuwden, als in zijn woning één andere alleenstaande of één ander gezin het hoofdverblijf heeft.

  • 2.

    De alleenstaande van 22 jaar of ouder of de alleenstaande ouder die hoofdbewoner is ontvangt een toeslag van 10 procent van de norm voor gehuwden, als in zijn woning één andere alleenstaande of één ander gezin het hoofdverblijf heeft.

  • 3.

    De alleenstaande van 21 jaar of ouder of de alleenstaande ouder die hoofdbewoner is en bij wie twee of meer andere alleenstaanden of gezinnen het hoofdverblijf hebben, krijgt geen toeslag, tenzij het een thuiswonende kind(-eren) betreft in welk geval artikel 6, tweede of derde lid van toepassing is.

  • 4.

    De alleenstaande van 21 jaar of ouder of de alleenstaande ouder die woonachtig is (hoofdverblijf) in de woning van een ander persoon of gezin (hoofdbewoner), niet zijnde een familielid in de eerste graad ontvangt de maximale toeslag, (zoals bedoeld in artikel 5 of artikel 6, eerste lid) ook als meerdere andere personen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.

  • 5.

    De alleenstaande van 21 jaar of ouder of de alleenstaande ouder die zorgbehoevend is en hoofdbewoner is van de door hem bewoonde woning, bij wie een ander persoon of een ander gezin het hoofdverblijf heeft, niet zijnde een familielid in de eerste graad ontvangt de maximale toeslag.

  • 6.

    De alleenstaande van 21 jaar of ouder of de alleenstaande ouder die hoofdbewoner is en bij wie een of meer zorgbehoevenden hun hoofdverblijf hebben, anders dan een zorgbehoevend familielid in de eerste graad, ontvangt de maximale toeslag. Voor 21 en 22 jarige alleenstaanden is dat de toeslag zoals bedoeld in artikel 5.

  • 7.

    De alleenstaande van 22 jaar of ouder, of de alleenstaande ouder die hoofdbewoner is van de door hem bewoonde woning in wiens woning ook zijn (stief-)ouder(-s) woonachtig zijn, ontvangt een toeslag van 10 procent van de norm voor gehuwden.

  • 8.

    De alleenstaande van 21 jaar die hoofdbewoner is van de door hem bewoonde woning in wiens woning ook zijn (stief)ouder(-s) woonachtig zijn, ontvangt een toeslag van 5% van de norm voor gehuwden.

  • 9.

    De alleenstaande van 23 jaar en ouder of de alleenstaande ouder die woonachtig is de woning van de (stief-)ouder(-s) krijgt een toeslag van 10 procent van de norm voor gehuwden.

Hoofdstuk 6 Criteria voor het verlagen van de norm bij echtparen

Artikel 8 Algemeen

  • 1.

    De norm voor een echtpaar (norm voor gehuwden) wordt verlaagd als het echtpaar lagere algemene kosten heeft dan waarin de norm voorziet, doordat men de kosten kan delen met een ander die niet tot het gezin behoort, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid onder c van de wet.

  • 2.

    De norm voor een echtpaar wordt niet verlaagd als het echtpaar één of meer thuiswonenden kinderen van 18 jaar of ouder heeft, en als elk kind afzonderlijk een inkomen heeft dat lager is dan het normbedrag levensonderhoud in het hoger onderwijs, zoals genoemd in artikel 3:18 van de Wet studiefinanciering.

  • 3.

    De norm voor een echtpaar wordt verlaagd met 5 procent als het echtpaar één of meer thuiswonende kinderen van 18 jaar of ouder heeft, en ten minste één kind een inkomen heeft dat hoger is dan de norm voor levensonderhoud in het hoger onderwijs, zoals genoemd is artikel 3:18 van de wet studiefinanciering. Bij de toepassing van deze bepaling geldt dat deze verlaging van de norm slechts eenmalig plaatsvindt.

Artikel 9 Gezamenlijk hoofdverblijf

  • 1.

    De norm voor gehuwden wordt verlaagd met 10 procent, als het gezin hoofdbewoner is van de door hen bewoonde woning waarin één andere alleenstaande of één ander gezin, niet zijnde een gezinslid in de eerste graad, zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2.

    De norm voor gehuwden wordt verlaagd met 20 procent als het gezin hoofdbewoner is van de door hen bewoonde woning waarin twee andere alleenstaanden of gezinnen, niet zijnde gezinsleden in de eerste graad van de hoofdbewoner, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid onder c van de wet, hun hoofdverblijf hebben.

  • 3.

    De norm voor gehuwden wordt niet verlaagd als het gezin zijn hoofdverblijf heeft in de woning van een ander persoon of gezin, maar niet zijnde een familielid in de eerste graad.

  • 4.

    De norm voor gehuwden wordt niet verlaagd, als het gezin hoofdbewoner is van de door hen bewoonde woning waarin één of meer andere alleenstaanden of gezinnen hun hoofdverblijf hebben, die aangemerkt kunnen worden als zorgbehoevend.

  • 5.

    De norm voor gehuwden wordt niet verlaagd als het gezin hoofdbewoner is van de door hen bewoonde woning en ten minste een van de gezinsleden zorgbehoevend is, en bij wie een andere persoon of een ander gezin woont.

  • 6.

    De norm voor een echtpaar, dat hoofdbewoner is van de door hen bewoonde woning, in wiens woning ook de (stief-)ouder(-s) van een van hen het hoofdverblijf heeft, wordt verlaagd met 10 procent.

  • 7.

    De norm voor een echtpaar wordt verlaagd met 10 procent, als het gezin het hoofdverblijf heeft in de woning van één of beide (stief-)ouder(-s).

Hoofdstuk 7 Ontbrekende woonlasten

Artikel 10 Algemeen

  • 1.

    Ongeacht wat in de artikelen 4 tot en met 9 staat, wordt de norm of de toeslag lager vastgesteld als de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin lagere algemene kosten van bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm en de toeslag voorziet door zijn woonsituatie. Daaronder wordt ook begrepen het niet bewonen van een woonruimte of het bewonen van een woonruimte waaraan geen woonkosten zijn verbonden, zoals omschreven in artikel 2, eerste lid, onder e. Daaronder wordt ook begrepen de medebewoner( zoals een onderhuurder, kamerbewoner of kostganger) die niet of onvoldoende kan aantonen dat voor het medegebruik van de woonruimte een vergoeding betaald wordt.

  • 2.

    De verlaging die is bedoeld in het eerste lid, is vastgesteld op een bedrag dat gelijk is aan 15 procent van de norm voor gehuwden.

Hoofdstuk 8 Anticumulatie

Artikel 11 Anticumulatie

  • 1.

    Bij een combinatie van (toepassingen van) een toeslag of één of meer verlagingen, zoals bedoeld in de artikelen 4 tot en met 10 van deze verordening, geldt dat de totale verlaging niet meer bedraagt dan een bedrag dat gelijk is aan 20 procent van de norm voor echtparen.

  • 2.

    Onder de verlaging zoals bedoeld in het eerste lid, valt ook het verschil tussen de in artikel 25 van de wet genoemde maximale toeslag en de toeslag zoals deze wordt verstrekt op basis van deze verordening. Onder de verlaging wordt niet verstaan de aanpassing van de uitkering door een verrekening van inkomsten, zoals inkomsten uit of in verband met arbeid, uitkering en/of alimentatie. Ook wordt daaronder niet verstaan het toepassen van maatregelen en/of opgelegde boetes zoals bedoeld in de maatregelverordening WWB, of het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18 lid 2 van de wet en de uitvoering van terugvorderingsbesluiten.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 12 Bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Het college kan, gebruikmakend van artikel 18, eerste lid van de wet, in bijzondere gevallen afwijken van een strikte toepassing van deze verordening als zij meent dat dit onrechtvaardig is.

  • 2.

    Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, maar die wel onder de werking ervan vallen.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Toeslagenverordening WWB 2012.

Artikel 14 Ingangsdatum

Deze verordening gaat in op 1 oktober 2012, terwijl tegelijk wordt ingetrokken:

  • -

    De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 30 juni 2011;

  • -

    De Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 24 september 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 september 2012.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

drs. M.R. Fabbricotti ,plv.griffier.

Bekendgemaakt: 10 oktober 2012.