Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren
CiteertitelVerordening werkleeraanbod WIJ
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Wet investeren in jongeren, art. 12, lid 1 sub a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-12-200901-01-2012nieuwe regeling

26-11-2009

De Stad Nijkerk, 09-12-2009

Rvs. 2009-075

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het collegevoorstel van 6 oktober 2009;

gelet op artikel 147, lid 1 van de Gemeentewet;

artikel 12 lid 1 sub a van de Wet investeren in jongeren;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende

Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WIJ: de Wet investeren in jongeren;

    • b.

      algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is;

    • c.

      startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk.

  • 2.

    Voor het overige zijn de begripsomschrijvingen van de WIJ van toepassing.

Artikel 2 Arbeidsinschakeling

Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

Artikel 3 De voorzieningen

Onverminderd het bepaalde in artikel 2, kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:

  • a.

    ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

  • b.

    ondersteuning bij maatschappelijke participatie;

  • c.

    arbeidsactivering en –toeleiding;

  • d.

    sociale activering;

  • e.

    stages bij bedrijven of instellingen;

  • f.

    opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;

  • g.

    gesubsidieerd werk:

  • h.

    nazorg bij arbeidsinschakeling;

  • i.

    voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;

  • j.

    diagnose-instrumenten;

  • k.

    ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing.

  • l.

    overige noodzakelijke voorzieningen;

  • m.

    een combinatie van voorzieningen.

Artikel 4 Inzet van de voorzieningen

  • 1.

    Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2.

    Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

  • 3.

    Het college vult de voorziening bedoeld in het eerste lid voor de jongere die niet beschikt over een startkwalificatie in met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat of onvoldoende bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling van de jongere.

Artikel 5 Combinatie arbeid en zorg

Onverminderd het bepaalde in artikel 17, vierde lid, van de WIJ, betrekt het college bij de invulling van het werkleeraanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.

Artikel 6 Verplichtingen van de jongere

Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WIJ, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 7 Subsidies

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verlenen aan werkgevers, die met de jongere met recht op een werkleeraanbod een arbeidsovereenkomst van tenminste zes maanden sluiten om een reguliere functie bij de betreffende werkgever mogelijk te maken.

  • 2.

    De subsidie wordt alleen verleend indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt. Gelet op de Europese vrijstellingsverordeningen Verordening (EG) nr. 2204/2002 (Verordening werkgelegenheidssteun, Pb EG 2002, L 337/3) en Verordening (EG) nr. 69/2001 (Verordening de minimissteun Pb EG 2001, L 10/30) wordt het verlenen van loonkostensubsidies in deze verordening aangemerkt als steun die voldoet aan genoemde Europese verordeningen.

  • 3.

    Geen loonkostensubsidie wordt verleend voor kosten waarvoor langs andere weg subsidie wordt verleend uit een andere gemeentelijke of niet-gemeentelijke vergoedingsregeling.

  • 4.

    De loonkostensubsidie moet voor aanvang van het dienstverband worden aangevraagd. Door aanvang van het dienstverband na de datum van aanvraag, maar voor de datum van toekenning, ontstaat geen automatisch recht op een loonkostensubsidie. Op de verlening van loonkostensubsidie is afdeling 4.2.3 van de Algemene Wet Bestuursrecht van toepassing.

  • 5.

    Het college verleent de gevraagde loonkostensubsidie voor een periode van ten minste zes en ten hoogste 24 maanden. De subsidie bedraagt 50% van het voor de jongere geldende wettelijk minimumloon. De subsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is en naar rato van een voltijds dienstverband.

  • 6.

    Aan het verlenen van de loonkostensubsidie verbindt het college de verplichting dat de werkgever een trajectplan met de jongere overeenkomt en aan het college voorlegt. Het trajectplan formuleert de voorgenomen ontwikkeling van de jongere en het voornemen van de werkgever om de jongere in dienst te nemen na afloop van de termijn waarvoor de loonkostensubsidie geldt. Het trajectplan behoeft de instemming van het college.

  • 7.

    Het college stelt de loonkostensubsidie telkens vast na afloop van de periode die in de verleningsbeschikking is bepaald op basis van de door het college te bepalen en door de werkgever aan te leveren documenten.

  • 8.

    Het college kan op basis van de verleningsbeschikking aan de werkgever voorschotten op de loonkostensubsidie verlenen, mits aan de voorwaarden van de subsidieverlening is voldaan.

Artikel 8 Vergoedingen

Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

Artikel 9 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag volgend op de bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod WIJ.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 26 november 2009

de griffier, de voorzitter

de heer mr. F. Contant, de heer mr. drs. G.D. Renkema

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien. 

De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28).

Artikel 2 Arbeidsinschakeling

Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze zijn nevengeschikt. De kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. Jongeren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt wordt daarom in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid aangeboden, of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling, als bijv. arbeid niet direct beschikbaar is. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt. De woorden ‘in beginsel’ moeten in die context worden gelezen.

Artikel 3 De voorzieningen

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen.

In dit artikel zijn de voorzieningen opgesomd die het college ter beschikking staan. Dit is geen statisch geheel. Het is denkbaar dat het college nog andere voorzieningen ontwikkelt die (nog) niet in de verordening zijn opgenomen. Deze verordening staat daaraan niet in de weg. Het college kan niet gedwongen worden om in een concreet geval een specifieke voorziening aan te bieden. Het staat het college in beginsel vrij om het werkleeraanbod zelf invulling te geven en daarbij ook te betrekken de mate waarin voorzieningen noodzakelijk geacht worden en feitelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 Inzet van de voorzieningen

In het eerste lid is het maatwerk-principe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.

Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om te bepalen of het werkleeraanbod wordt ingevuld door werken of leren of een combinatie van beide. Gelet op het belang dat door de wetgever wordt gehecht aan het behalen van een startkwalificatie, is het denkbaar dat het beleid luidt dat een voorziening ingevuld wordt met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert als de jongere daarover niet beschikt. Dit kan een opleiding zijn die tot een startkwalificatie leidt, maar ook een andere scholing of opleiding die de jongere dichterbij het perspectief van duurzame arbeidsinschakeling brengt.

Artikel 5 Combinatie arbeid en zorg

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijk verminderde belastbaarheid. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ). Daaraan wordt in artikel 7 van deze verordening toegevoegd dat het college bij de invulling van het werkleeraanbod de situatie van de alleenstaande ouder betrekt, ongeacht de leeftijd van het kind. Evt. kosten voor kinderopvang die niet toereikend door voorliggende voorzieningen worden gecompenseerd, kunnen op grond van artikel 8 worden vergoed en ten laste van het participatiebudget worden gebracht.

Artikel 6 Verplichtingen van de jongere

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werkleeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 WIJ). Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen. Zo kan bepaald worden dat een jongere gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Artikel 7 Subsidies

De bepalingen over subsidies zijn gelijk aan die in de Re-integratieverordening WWB. Zie voor een toelichting op dit artikel de toelichting van het overeenkomstige artikel in de re-integratieverordening WWB.

Artikel 8 Vergoedingen

Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening (Wet kinderopvang) daarin onvoldoende voorziet. Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten, bijvoorbeeld voor verplichte kleding of schoeisel, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn. De kosten kunnen ten laste worden gebracht van het participatiebudget.

Artikel 9, 10 en 11

Spreekt voor zich.