Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2012 |
Citeertitel | Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | subsidies |
Deze regeling is vervangen door de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2016.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-07-2015 | 18-07-2015 | intrekking | 14-07-2015 | 43785 | |
01-01-2015 | 18-07-2015 | Hoofdstuk 11 | 16-12-2014 | 43006 | |
01-01-2015 | 01-01-2015 | Art. 7:9 en 7:11 | 02-12-2014 | 42886 | |
23-12-2014 | 01-12-2014 | 01-01-2015 | Hoofdstuk 10 | 09-12-2014 | 43071 |
01-11-2014 | 23-12-2014 | Hoofdstuk 9 | 21-10-2014 | 42775 | |
07-02-2014 | 01-01-2014 | 01-11-2014 | Art. 8:6, 8:7, 8:8, 8:10 | 28-01-2014 | 41821 |
18-01-2014 | 07-02-2014 | Art. 7:9 | 17-12-2013 | 41720 | |
14-12-2013 | 01-01-2013 | 18-01-2014 | Hoofdstuk 8, Specifieke nadere regels innovatieve Re-integratieproeftuin | 01-10-2013 | 41448 |
18-06-2012 | 14-12-2013 | Art. 3:4 | 18-06-2012 Onbekend | 39642 | |
06-04-2012 | 18-06-2012 | Hoofdstuk 7, Specifieke nadere regels sportsubsidies Breda 2012 | 03-04-2012 Breda.nl, 05-04-2012 | 39399 | |
24-08-2011 | 06-04-2012 | Nieuwe regeling | 05-07-2011 Breda.nl, 23-08-2011 | 38302 |
Burgemeester en wethouders van Breda;
gelet op artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet en de artikelen 1:2, tweede lid, 1:4, tweede lid, 2:1, derde lid, 5:2, vierde lid, 7:1, vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Breda 2011;
besluiten vast te stellen de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Social Return: het koppelen van sociale doelstellingen aan het besteden van middelen voor allerlei diensten, werken en producten met als doel het bevorderen van werkgelegenheid voor werkzoekenden en het bevorderen van (on)betaalde stageplaatsen ten behoeve van het VMBO, VSO, MBO en de Bredase Praktijkschool.
Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die de Gemeente Breda behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid.
De verantwoordelijkheidstrap is één van de leidende principes bij subsidieverlening. De verantwoordelijkheidstrap kent vier treden:
Het college kan, in bijzondere gevallen een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Een activiteitensubsidie kan maximaal gelijk zijn aan de subsidie van het voorgaande jaar minus een eventuele bijdrage in huisvestingslasten tot een maximum van € 5000,-.
Organisaties op de tweede trede van de verantwoordelijkheidstrap die activiteiten ontplooien welke aantoonbaar bijdragen aan vastgestelde beleidsdoelen kunnen in aanmerking komen voor een activiteitensubsidie.
Heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en erfgoedexposure binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en erfgoedexposure is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de Gemeente Breda.
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Welzijnsaccommodaties, de uitwerking van het gemeentelijk accommodatiebeleid, zoals vastgesteld door de raad op 3 november 2005.
Onder de hieronder genoemde voorwaarden vindt tegemoetkoming in de huisvestingslasten voor sociaal-culturele activiteiten plaats middels het ter beschikking stellen van maximaal 40 dagdelen gratis huisvesting per activiteit met een maximum van 400 dagdelen per organisatie in een gemeentelijke dan wel daarmee gelijk te stellen sociaalculturele accommodatie.
Indien er voor de in lid 1 vermelde activiteiten naar het oordeel van het college geen passende accommodatie voorhanden is, kan het college op basis van daadwerkelijke kosten een bijdrage verlenen in de huisvestingslasten tot een maximum van € 1500,- per jaar per activiteit met een maximum van € 15.000,- per organisatie.
Sociaal maatschappelijke organisaties die op basis van algemene nadere regels in beginsel aanmerking komen voor een (activiteiten) subsidie tot maximaal € 50.000,- en ook in 2011 in aanmerking kwamen voor gratis huisvesting dan wel een bijdrage in de huisvestingslasten, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de huisvestingslasten op grond van dit hoofdstuk.
De bepalingen uit dit hoofdstuk zijn bedoeld als overgangsregeling, in afwachting van vaststelling van nieuw beleid ten aanzien van het accommoderen van sociaal-culturele activiteiten in Breda.
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.
Deze subsidie is bestemd voor: culturele (amateur)organisaties, erfgoedorganisaties en professioneel werkende individuele culturele makers. Deze organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de Gemeente Breda met uitzondering van de professionele culturele organisaties.
Projecten moeten voldoen aan één of meer van de volgende doelstellingen:
Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Erfgoed in Context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.
Het doel van de subsidieverstrekking is het behoud van het beschermd monumentenbestand van Breda.
In afwijking van bovenstaande leden 1 tot en met 7 wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De Gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:
Het college kan de subsidieontvanger verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.
Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels Sportsubsidies 2012
Sportkennismakingsactiviteiten: activiteiten die specifiek gericht zijn op in de gemeente Breda woonachtige personen, die nog niet, slechts in beperkte mate, of niet meer aan sport deelnemen, met het doel deze personen kennis te laten maken met de sport en de organiserende sportvereniging(en) teneinde ze actief lid te laten worden van de vereniging. Sportkennismakingsactiviteiten zijn in tijd beperkt: ze duren maximaal 12 uur, eventueel te spreiden over meerdere dagen.
Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.
Artikel 7:2 Vigerend beleidskader
Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Sportimpuls Breda 2011-2014, zoals vastgesteld door de raad op 22 september 2011.
Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die activiteiten organiseren die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.
Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.
Artikel 7:9 Investeringen in duurzaamheid
Van het totaal beschikbare budget wordt 50% gereserveerd voor de eerste en 50% voor de tweede tranche. Wanneer het beschikbare budget in de eerste tranche niet wordt opgemaakt, dan wordt het restant overgeheveld naar de tweede tranche. Wanneer het totale budget voor investeringen in duurzaamheid niet wordt opgemaakt, dan wordt het restant naar rato verdeeld over subsidieaanvragen die, vanwege overschrijding van het maximale bedrag per aanvraag (€ 30.000) voor dat deel zijn afgewezen .
Hoofdstuk 8 Specifieke nadere regels innovatieve Re-integratieproeftuin
Het doel van de subsidieverstrekking is het toeleiden/begeleiden van Bredase werkzoekenden naar de arbeidsmarkt. De initiatieven dienen gericht te zijn op innovatie en onderzoek in de re-integratie in samenwerking met overheden, onderwijs en ondernemers.
Artikel 8:8 Buiten werking stelling van de artikelen in de Algemene Subsidieverordening Breda 2011
Ten behoeve van de uitvoering van deze Specifieke nadere regels worden de volgende bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2011 buiten werking gesteld:
Artikel 8:9 Buiten werking stelling van artikelen in de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012
Ten behoeve van de uitvoering van deze Specifieke nadere regels worden de volgende bepalingen van de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012 buiten werking gesteld:
Hoofdstuk 9 Specifieke nadere regels bij wijze van experiment ter bevordering van burgerparticipatie Bredase Plus op armoede- en schuldenbeleid 2014-2015
Met inachtneming van het in artikel 9:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen die naar het oordeel van het college een bijdrage leveren aan burgerparticipatie en activering van kwetsbare burgers door zelfstandig op basis van maatwerk een subsidie in te zetten in het betreffende huishouden.
Het doel van subsidieverstrekking, als bedoeld in artikel 9:2, eerste en tweede lid van deze specifieke nadere regels, is het bevorderen van participatie en activering naar vermogen in de maatschappij van Bredase minima met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Het nevendoel van subsidieverstrekking is het delen van kennis over het ondersteunen van burgerinitiatieven, waarbij de subsidieaanvrager de opdracht krijgt:
Artikel 9:9 Buiten werking stelling van de artikelen in de Algemene Subsidieverordening Breda 2011
Ten behoeve van de uitvoering van deze Specifieke nadere regels worden de volgende bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2011 buiten werking gesteld:
Artikel 9:10 Buiten werking stelling van de artikelen in de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012
Ten behoeve van de uitvoering van deze specifieke nadere regels wordt een verzoek om subsidie niet beoordeeld op de mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre het hier gaat om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma. Artikel 2:3 lid 3 eerste bolletje van de Nadere regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2012 blijft buiten werking.
Hoofdstuk 10 Specifieke nadere regels investeringen in Kleinschalige Bedrijfshuisvesting.
Voor subsidie komen in aanmerking een kennis- of onderwijsinstelling of een onderneming. In het project dienen minimaal één kennis- of onderwijsinstelling en één onderneming te participeren.
Subsidie kan worden aangevraagd voor het realiseren van initiatieven die bijdragen aan de ambitie van Breda om de economische structuur te versterken, in het bijzonder het faciliteren van meer samenwerking in Breda en het genereren van meer business om te komen tot een florerende creatieve beeldindustrie in Breda met verbindingen met de kansrijke sectoren zoals omschreven in de Nota Kleinschalige Bedrijfshuisvesting.
Bedrijven en kennis- of onderwijsinstellingen staan niet op zichzelf, dit vertaalt zich ook in het opzetten van samenwerkingsverbanden. Het doel van de subsidieverstrekking is om initiatieven te stimuleren die zich richten op de mogelijkheid voor bedrijven, kennis- of onderwijsinstellingen om samenwerking te structureren om zodoende te komen tot clustervorming, kennis- en productontwikkeling en kennisvalorisatie, ook met andere sectoren om te komen tot crossovers. De subsidieverstrekking is bedoeld om dit proces in gang te zetten en om vooral in de ontwikkelingsfase van dergelijke initiatieven voor het verbinden van partijen, en voor het financieel bijdragen aan de onrendabele top tijdens de startfase.
Subsidie wordt op schriftelijk verzoek verleend en het project dient te voldoen aan de volgende voorwaarden:
Hoofdstuk 11: Specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018
Met inachtneming van het in artikel 11:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verleend voor initiatieven die naar het oordeel van het college uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en een bijdrage leveren aan het doel genoemd onder artikel 11:4.
Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal-economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal-economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:
een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners, waaronder de jeugd, aan worden gesteld, bepaald op basis van:
mensen stijgen op de participatieladder door dat ze zich naar vermogen inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een maatschappelijke bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:
mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan werken of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:
Subsidie wordt op schriftelijk verzoek verleend voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 11:4 en uitgaat van actief burgerschap. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:
Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van deze regeling bedraagt voor 2015 € 800.000,00. Voor de jaren 2016, 2017 en 2018 zal door het college per jaar maximaal € 1.000.000,00 beschikbaar worden gesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor subsidie.
Artikel 11:8 buiten werking stelling van de artikelen in de Algemene subsidieverordening Breda 2011
De artikelen 3:1 en 8:2 in de Algemene subsidieverordening Breda 2011 zijn niet van toepassing bij toepassing van dit hoofdstuk.
Toelichting op de nadere regels
Artikel 2:2 Verantwoordelijkheidstrap
De verantwoordelijkheidstrap is een belangrijke leidraad van het coalitieakkoord @Breda, waarin de gemeente verantwoordelijkheid neemt voor ondersteuning van burgers. De verdeling van de verantwoordelijkheidstrap is gebaseerd op 4 treden. Iedere subsidieaanvraag zal worden getoetst op welke trede van de verantwoordelijkheidstrap de activiteiten plaatsvinden.
Subsidieaanvragen zijn voorzien van een duidelijke omschreven motivatie, die antwoord geeft op de criteria genoemd in dit artikel. De vastgestelde beleidsdoelen zijn beschikbaar op de website: www.breda.nl/subsidieloket.
Dit artikel geeft elementen weer op basis waarvan de doelmatigheid beoordeeld wordt.
Subsidie is altijd aanvullend op eigen inkomsten en bijdragen van derden als aannemelijk is dat van deelnemers niet tot maximaal de kostprijs als bijdrage kan worden gevraagd. De kostprijs kan bijvoorbeeld worden berekend volgens de methodiek in 'Het BCF-boek' van
Hordijk en Hordijk en Stade advies.
Keten is in relatie tot samenwerking alles waarbij de activiteiten raakvlakken heeft met gemeentelijk beleidskaders. De behoefte van de beoogde doelgroep moet altijd voorafgaand aan de subsidieaanvraag zijn getoetst. Specifiek voor de aanvragen in en om de school wordt advies gevraagd aan het Bestuurlijk Overleg Breda.
Artikel 2:6 Eenmalige subsidie
Uit dit artikel vloeit voort dat aanvullende voorwaarden voor een projectsubsidie altijd zijn vastgelegd in specifieke nadere regels. De verdeling van de beschikbare middelen voor projectsubsidies zijn zodanig over het jaar verspreid dat initiatieven gedurende het jaar kunnen worden beoordeeld en bekostigd.
Een activiteitensubsidie wordt verstrekt aan organisaties op de tweede trede van de verantwoordelijkheidstrap, die activiteiten verrichten die aantoonbaar bijdragen aan de realisatie van vastgestelde beleidsdoelen. De subsidie van het voorgaande jaar is de maximaal toe te kennen subsidie waarbij deze nooit meer kan bedragen dan € 5.000,-.
Artikel 2:7 Jaarlijkse subsidie
De maatschappelijke keten wordt gevormd door het geheel van activiteiten en organisaties welke samen de treden drie en vier van de verantwoordelijkheidstrap vullen. Door de Gemeente Breda wordt vooraf aangegeven welke beoogde resultaten voortvloeien uit vastgesteld beleid. De organisaties in de stad dienen vervolgens een aanvraag in waarin vermeld wordt hoe zij aan deze resultaten gaan bijdragen en tegen welke prijs.
Aan de naar het oordeel van het college meest resultaatgerichte partner kan vervolgens een jaarlijkse subsidie worden toegekend.
Voor organisaties die meer dan € 50.000,- aanvragen en welke medewerkers in loondienst of middels inhuur of detachering aan zich hebben verbonden gelden een aantal aanvullende criteria.
Aanvragen voldoen altijd aan de anti-discriminatiebepalingen uit de ASV 2011. Alleen wanneer doelgroepen expliciet staan omschreven in beleidskaders kunnen deze doelgroepen exclusief worden gesubsidieerd.
Om integrale afstemming binnen de Gemeente Breda te bevorderen dienen organisaties alle aanvragen voor een bepaald tijdvak gelijktijdig in te dienen bij het college.
Het logo van de Gemeente Breda is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidieloket.
De artikelen 2:9 e.v. spreken voor zich.
Specifieke nadere regels Activiteitensubsidie
Voor het bepalen van het subsidieniveau 2011 wordt alleen de subsidie voor activiteiten betrokken en niet een eventuele bijdrage in huisvestingslasten.
De vastgestelde beleidsdoelen zijn beschikbaar op de website: www.breda.nl/subsidieloket.
Artikel 3:3 Criteria voor sociaal maatschappelijke activiteiten
Het college acht het van belang dat activiteitensubsidie wordt toegekend voor activiteiten die met een regelmatige frequentie gedurende het jaar plaatsvinden en waaraan steeds minimaal 10 mensen deelnemen.
Subsidie is te allen tijde aanvullend op andere middelen en ter dekking van een tekort in de totale begroting. Wanneer een organisatie over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteit zonder gemeentelijke subsidie te organiseren wordt een subsidieaanvraag afgewezen.
Dit is ook vastgelegd in de ASV.
Artikel 3:4 Criteria voor wijk- en dorpsraden
Wijk- en dorpsraden behartigen het algemeen belang van de wijk of het dorp en haar inwoners. Voor zover deze belangenbehartiging betrekking heeft op de taak- en zaakgerelateerde onderwerpen die door het College zijn vastgesteld, kunnen wijk- en dorpsraden op basis van een in te dienen activiteitenplan voor subsidie in aanmerking komen.
Artikel 3:5 Criteria voor amateurkunst
Een amateurkunstorganisatie (stichting of vereniging) dient minimaal 1 jaar te bestaan, waarbij wordt uitgegaan van de datum van inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Een termijn van 1 jaar wordt gehanteerd omdat een organisatie solide dient te zijn en bewezen bestaansrecht moet hebben. Organisaties die minder dan een jaar bestaan kunnen projectsubsidie aanvragen bij het Fonds Cultuur & Erfgoed.
De activiteitensubsidie amateurkunst is nadrukkelijk bedoeld als een bijdrage in de reguliere kosten van amateurkunstorganisaties (verenigingen en stichtingen) die in hun statuten een artistieke doelstelling op het gebied van kunstbeoefening als vrijetijdsbesteding hebben opgenomen. Het college acht deze organisaties van belang vanwege hun bijdrage aan het culturele fundament van wijk en dorp en het cultureel burgerschap van Bredanaars. Om een bijdrage te kunnen leveren aan de artistieke ontwikkeling van een organisatie en de ontwikkeling en uitvoering van het repertoire of kunstproducten van deze organisatie wordt professionele artistieke leiding in de persoon van een regisseur, choreograaf, dirigent of docent, vereist.
Het college acht het van belang dat een amateurkunst zichtbaar is in de stad. Daarom wordt een minimum van 2 openbare optredens geeist, dat wil zeggen optredens die plaatsvinden in Breda en toegankelijk zijn voor een publiek en vooraf als zodanig worden aangekondigd. Om samenwerking en innovatie in het amateurkunstveld te stimuleren is het een voorwaarde om een van de optredens te verzorgen in samenwerkingsverband, dat kan bijvoorbeeld tijdens de KAM, maar ook tijdens een wijk- of buurtbijeenkomst of een van de vele festivals en evenementen in de Gemeente Breda.
Wanneer een organisatie over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteit zonder gemeentelijke subsidie te organiseren wordt een subsidieaanvraag afgewezen. Dit is ook vastgelegd in de ASV.
Er wordt onderscheid gemaakt in de hoogte van het toegestane eigen vermogen per discipline, omdat kosten voor uitvoeringen per discipline uiteenlopen. Een harmonie of fanfare heeft uniformen en instrumenten nodig en een toneelvereniging kostuums en decor, terwijl een koor die niet of nauwelijks heeft. Voor afschrijvingen van uniformen en instrumenten worden landelijke richtlijnen gevolgd.
Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een minimum aantal Bredase burgers worden bereikt. Dit is variabel per discipline, voor een koor geldt een hoger aantal vereiste leden dan voor toneel, aangezien de ene discipline populairder en laagdrempeliger is dan de andere. Indien organisaties regionaal samenwerken kunnen zij een aanvraag doen bij het fonds Cultuur & Cultureel Erfgoed. Onder actieve leden wordt verstaan leden die een jaarlijkse bijdrage (contributie) betalen en regelmatige deelnemen aan activiteiten.
De subsidie is gericht op de volgende disciplines: muziek (koorzang, harmonie/fanfare/overige orkesten), dans en toneel, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/computer). Op de discipline Schrijven na, kunnen alle landelijk onderscheiden disciplines in de amateurkunst een aanvraag indienen voor activiteitensubsidie.
Artikel 3:6 Criteria voor heemkundige en historische musea
De heemkundige en historische musea spelen een belangrijke rol in het inzichtelijk maken van de lokale identiteit vanuit een historisch perspectief. Door middel van exposities worden bezoekers van de musea betrokken bij het erfgoed (exposure) en leren zij over het erfgoed (educatie).
De activiteitensubsidie heemkundige en historische musea is bedoeld als een bijdrage in de gebouwkosten en kosten voor openstelling. Deze subsidie is niet bedoeld voor collectievorming of personeelskosten ten behoeve van het museum.
Om te kunnen voldoen aan erfgoedexposure is voldoende toegankelijkheid noodzakelijk.
Daarom is gekozen voor 20 openstellingen per jaar. Dit aantal is gebaseerd op de helft van de weken per jaar dat het geen vakantie is. Om te kunnen voldoen aan erfgoededucatie is voldoende diversiteit van de exposities noodzakelijk. Gekozen is voor tenminste twee wisselexposities
Het aanvraagformulier is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidie.
Specifieke nadere regels Overgangsregeling Huisvesting sociaal culturele activiteiten
Artikel 4:1 Vigerend beleid kader
Voor organisaties die in beginsel in aanmerking komen voor een activiteitensubsidie zoals omschreven in hoofdstuk 3 en tot en met 2011 ook in aanmerking kwamen voor gratis huisvesting dan wel een bijdrage in de huisvestingslasten.
Het betreft hier een overgangsregeling voor een jaar in afwachting van nieuw beleid ten aanzien wijk- en buurthuizen en de huisvesting van sociaal culturele activiteiten.
De criteria spreken voor zich. Er wordt geen additionele bijdrage in huisvestingslasten of gratis huisvesting in gemeentelijke accommodaties toegekend aan organisaties die € 50.0000- of meer subsidie ontvangen. Huisvestingslasten dienen voor deze organisaties onderdeel uit te maken van hun totale begroting.
Het aanvraagformulier is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidie.
Specifieke nadere regels Fonds cultuur en erfgoed
Artikel 5:1 Vigerend beleidskader
Het fonds cultuur en cultureel erfgoed komt in plaats van: het fonds presentatie, het fonds productie, het fonds amateurkunst en het fonds professionalisering.
Dit artikel spreekt voor zich.
De doelstellingen zijn een afgeleide van de twee van toepassing zijnde beleidsnota's.
De subsidie kan maximaal € 20.000,- of 50% van de totale begroting bedragen.
Organisaties uit de culturele hoofdstructuur zoals benoemd in het uitvoeringsprogramma factor C 2011- 2012 ontvangen een jaarsubsidie. Bij aanvragen wordt bij dreigende overschrijding van het subsidieplafond de voorkeur gegeven aan aanvragers met wie geen vast subsidierelatie bestaat.
Het aanvraagformulier is digitaal beschikbaar op www.breda.nl/subsidieloket.
Specifieke nadere regels Monumenten
Op 14 februari 2008 is de erfgoedvisie 'Erfgoed in Context' door de raad vastgesteld. Deze visie bepaalt de kaders op het gebied van erfgoed in de Gemeente Breda. In het hoofdstuk 'zorg voor het erfgoed' wordt nader ingegaan op de noodzaak om nadruk te leggen op het onderhoud in plaats van alleen op restauratie. Deze specifieke nadere regels geven uitwerking aan deze doelstelling.
De subsidieverordening Bouwen en Wonen 1995 bood alleen mogelijkheden om restauraties van monumenten te subsidiëren. Middels het eerste lid wordt de mogelijkheid geboden om ook onderhoudswerkzaamheden te subsidiëren. Het achterliggende doel hiervan is dat gestructureerd onderhoud het moment van noodzakelijk restauratie kan uitstellen en dat op tennijn meer authentiek materiaal behouden zal blijven.
Het tweede lid regelt dat het college kan sturen op de wijze van instandhouding. Een instandhoudingsmethodiek
die naar oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan bovengenoemde doelstelling van gestructureerd onderhoud zal niet worden gesubsidieerd.
Op een zelfde wijze als de rijksregeling voor rijksmonumenten (Brim) wordt enkel sober en doelmatig gesubsidieerd.
Deze specifieke nadere regels zijn opgesteld om de gemeentelijke monumenten in Breda in stand te houden. Eigenaren van rijksmonumenten kunnen in beginsel geen beroep doen op een bijdrage op grond van deze specifieke nadere regels.
Onder a is opgenomen dat enkel natuurlijke personen en stichtingen de mogelijkheid te bieden om subsidie aan te vragen.
Een bijzondere positie nemen organisaties voor monumentenbehoud in. Dit zijn partijen die met hun eigen expertise op het gebied van erfgoed monumenten beheren en exploiteren. De Gemeente Breda heeft er belang bij om monumenten die door de reguliere markt niet worden opgepakt toch een toekomst te geven. Onder b is opgenomen dat organisaties voor monumentenbehoud ook voor rijksmonumenten in aanmerking kunnen komen voor gemeentelijke subsidie.
Onder c is opgenomen dat de eigenaren van de maalvaardige molens in aanmerking komen voor subsidie. Deze regeling vloeit direct voort uit een raadsbesluit van de voormalige gemeente Nieuw Ginneken.
Uit de vaste rechtspraak blijkt dat het college gemeentelijke monumenten aan kan wijzen zonder hier financiële compensatie tegenover te stellen. Door het vaststellen van de specifieke nadere regels monumenten geeft het college categorieën van monumenteigenaren de
mogelijkheid een instandhoudingssubsidie aan te vragen.
Het eerste lid regelt dat subsidie kan worden aangevraagd voor een gemeentelijk monument en in die gevallen dat een gemeentelijk monument bestaat uit verschillende objecten (bijvoorbeeld een boerderij met twee schuren) voor ieder object afzonderlijk subsidie kan worden aangevraagd.
Het tweede lid regelt dat slechts eens in de vijftien jaar subsidie kan worden aangevraagd.
Nadat subsidie is verleend wordt de eigenaar geacht de gerestaureerde onderdelen (of zaken van groot onderhoud) in dusdanige staat te houden dat de technische levensduur van materialen wordt gehaald.
De instandhoudingssubsidie is er op gericht om de meerkosten die samenhangen met het behoud van detaillering, materiaalgebruik en afwerking te compenseren. Het is echter niet de bedoeling om alle onderhoud (bijvoorbeeld iedere drie jaar regulier schilderwerk) te subsidiëren.
Het derde lid regelt dat wanneer er sprake is van geheel andere werkzaamheden geen termijn van 15 jaar geldt.
Het vierde lid benoemt de zaken die specifiek voor de toetsing van de aanvraag benodigd zijn.
De basis ligt in een inspectierapport. Deze dient te worden opgesteld door een ter zake deskundig persoon of instantie omdat het van groot belang is te starten met een juiste diagnose van de technische of fysieke staat van het monument. Om te kunnen beoordelen welke zaken subsidiabel zijn, wordt gevraagd om een begroting in STABU-systematiek. Dit is de algemene standaard van bouwend Nederland.
Het vijfde lid regelt dat de subsidiabele kosten worden ingeperkt tot maximaal € 100.000,-.
Grote restauratieprojecten kunnen op grond van het derde lid in een aantal fasen worden opgeknipt. Per fase kan er dan in de loop van de tijd subsidie worden aangevraagd.
Het zesde lid regelt dat de subsidie steeds 30% van de subsidiabele kosten bedraagt. Per aanvraag kan dus maximaal € 30.000,- subsidie worden verstrekt.
Het zevende lid is opgenomen omdat de administratieve lasten van een kleine aanvraag vrijwel gelijk zijn aan een grote aanvraag. Er kunnen echter veel meer kleine subsidies worden verstrekt uit een gelijkblijvend budget.
Door het invoeren van een drempel van minimale subsidiabele kosten van € 10.000,- worden eigenaren gedwongen om zich bewust te zijn van de onderhoudswerkzaamheden die in de loop van de tijd moeten worden uitgevoerd. Een eigen onderhoudsplan, waarbij uitvoering van werkzaamheden strategisch worden geclusterd, levert subsidiemogelijkheden op.
Het achtste lid geeft het college de mogelijkheid om geen subsidie te verstrekken wanneer er sprake is van onvoldoende onderhoud.
Het negende lid is specifiek gericht op de twee maalvaardige molens. De eigenaren van deze molens komen niet in aanmerking voor subsidie op grond van lid 1 tot en met 7. De eigenaar van een maalvaardige molen kan een matchingssubsidie van maximaal € 5000,- aanvragen voor het onderhoud van de molen.
Dit artikel regelt de verplichtingen van de subsidieontvanger wanneer deze subsidie ontvangt.
Indien een subsidieontvanger niet voldoet aan deze verplichtingen kan op grond van de Algemene Subsidieverordening 2011 van de Gemeente Breda de subsidie worden ingetrokken.
Het eerste lid regelt dat het college nader onderzoek kan doen naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument of naar de uitvoering van het restauratieplan. De subsidieontvanger is gehouden aan medewerking van deze onderzoeken. De kosten van dergelijke onderzoeken komen voor rekening van het college.
Het tweede lid regelt een verplichte Casco-All-Risk verzekering tijdens de uitvoering. Dit is noodzakelijk omdat de reguliere opstalverzekering hiervoor onvoldoende dekking kent. De Casco-All-Risk verzekering komt voor rekening van de subsidieontvanger.
Het derde lid regelt dat het monument na afronding van de uitvoering verzekerd is tegen brand-, storm- en bliksemschade. Hierdoor is zeker gesteld dat bij een calamiteit via de verzekeraar voldoende middelen voor herstel van de gesubsidieerde zaken voorhanden zal zijn.
Het vierde lid regelt dat de subsidieontvanger verplicht installaties aanbrengt ter bescherming van de monumentale waarden. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan bliksembeveiliging op een boerderij met een rieten kap. Wanneer het college dergelijke installaties eist worden deze op grond van artikel 5.5 subsidiabel gesteld.
Het vijfde lid verplicht de subsidieontvanger zijn monument deugdelijk te onderhouden.
De technische of fysieke staat van het monument na afronding van de gesubsidieerde werkzaamheden is hierbij leidend.