Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint-Michielsgestel

Parkeerverordening 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint-Michielsgestel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening 2012
CiteertitelParkeerverordening 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpparkeren

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wegenverkeerswet 1994, art. 2a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-10-2012Nieuwe regeling

27-09-2012

De Brug, 11-10-2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening 2012

De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 juli 2012;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende "Parkeerverordening 2012"

Afdeling I. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats dieis aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, ofgelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • f.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • g.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn.

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig.

  • 5.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4
  • 1.

    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier wekenverlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5
  • 1.

    Een vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 7
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan op een belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. Strafbepaling

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 11

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening 2012.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de publicatie.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel in zijn openbare vergadering van 27 september 2012.

De raad voornoemd.

De griffier,

N.A. Hoogerbrug - van de Ven

De voorzitter,

mr. J.C.M. Pommer

Bijlage 1 Voorbeeld uitvoeringsbesluit

Besluit tot aanwijzen van gebieden en weggedeelten voor parkeren door vergunninghouders

 

Het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Parkeerverordening 2012;

 

b e s l u i t e n :

 

  • 1.

    als plaatsen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders aan te wijzen de wegen, de weggedeelten en de als zodanig ingerichte openbare parkeerterreinen, gelegen in het gebied begrensd door:

    • a.

      plaats van de weekmarkten en kermissen in Sint-Michielsgestel, Gemonde, Den Dungen, Berlicum en Middelrode;

    • b.

      woongebied ParkHagen in Sint-Michielsgestel;

  • 2.

    dat dit besluit in werking treedt op de 8ste dag na publicatie ervan.

 

Sint-Michielsgestel, (datum)

 

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

 

de secretaris,

 

mr. A.H.P.G. van de Kerkhof

 

de burgemeester,

 

mr. J.C.M. Pommer

Bijlage 2 Voorbeeld uitvoeringsbesluit

Besluit tot stellen van nadere regels voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning

 

Het college van burgemeester en wethouders van Sint-Michielsgestel;

 

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en artikel 3 van de Parkeerverordening 2012;

 

b e s l u i t e n :

 

  • 1.

    de volgende regels te stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning:

    • a.

      vaststellen aanvraagformulier met benodigde bijlagen;

    • b.

      per gebied aangeven hoeveel vergunningen maximaal kunnen worden verleend aan bewoners, bedrijven en voor autodate;

    • c.

      vaststellen hoeveel vergunningen maximaal per huishouden of per bedrijf kunnen worden verstrekt;

    • d.

      vaststellen of bewoners en bedrijven met mogelijkheid om te parkeren op eigen terrein in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning;

    • e.

      een regeling voor het geval het aantal aanvragen voor een parkeervergunning het aantal beschikbare plaatsen overstijgt (wachtlijst);

    • f.

      mandateren van de bevoegdheid tot het verlenen van vergunningen aan een of meer ambtenaren;

    • g.

      etcetera;

  • 2.

    dat dit besluit in werking treedt op de 8ste dag na publicatie ervan.

 

Sint-Michielsgestel, (datum)

 

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

 

de secretaris,

 

mr. A.H.P.G. van de Kerkhof

 

de burgemeester,

 

mr. J.C.M. Pommer

Toelichting

Algemene toelichting

 

Parkeerbeleid is vanouds een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk verkeer- en vervoerbeleid. Parkeerbeleid is van belang in verband met de verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid op lokaal en regionaal niveau. Via parkeerbeleid kunnen gemeenten de verdeling van de vaak schaarse parkeerruimte reguleren en overlast voorkomen. Een goed instrument dat gemeenten kunnen gebruiken voor de parkeerregulering is het invoeren parkeren door vergunninghouders (ook wel belanghebbendenparkeren.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Aanhef

In de aanhef van de Parkeerverordening dienen de artikelen 149 Gemeentewet en 2a Wegenverkeerswet 1994 opgenomen te worden. Op grond van het eerste artikel mogen autonome verordeningen worden opgesteld en op grond van het tweede artikel behouden gemeenten hun autonome regelgevende bevoegdheid ten aanzien van het onderwerp waarin de Wegenverkeerswet voorziet, voorzover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voorzover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.

 

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

 

Artikel 1

b. motorvoertuigen

Op grond van artikel 225 van de Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met voertuigen. In de model-Parkeerverordening is ervoor gekozen om de werking van deze verordening te beperken tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1 onder z van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen. In dit artikel wordt onder motorvoertuigen verstaan: ‘alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen’. Een brommobiel is in het RVV 1990 (art. 1 onder ia) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een ‘gewone’ automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel. Daarom is ervoor gekozen de Parkeerverordening en de Verordening parkeerbelastingen ook van toepassing te verklaren op brommobielen.

c. parkeren

In de Parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 van de Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1 onder ac. van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van betaald parkeren en vergunninghoudersparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 van de Gemeentewet.

d. houder

In de definitie van het begrip houder komt het begrip ‘motorrijtuig’ voor. Dit is gedaan, omdat in de WVW 1994 bepaald is dat motorrijtuigen over een kenteken moeten beschikken. Het RVV 1990, waarin onder andere bepalingen over parkeren zijn opgenomen, spreekt daarentegen over motorvoertuigen. Dit is op zich verwarrend, maar materieel gezien komen de definities van beide begrippen goeddeels overeen.

 

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

 

Artikel 2

Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. Het aanwijzen van de gebieden gebeurt bij aanwijzingsbesluit van het college.

De aanwijzing van belanghebbendengebieden is in principe alleen mogelijk voor gebieden waar een redelijke mate van parkeerdruk aanwezig is.

 

Artikel 3

Het college kan parkeervergunningen afgeven voor het parkeren op plaatsen voor belanghebbenden. Het college kan tevens nadere regels stellen voor het indienen van aanvragen en het verlenen van de parkeervergunning. Hierbij kan worden gedacht aan het stellen van indieningsvereisten voor het aanvragen van een parkeervergunning.

Ook kan het college regels stellen voor personen of bedrijven die nog niet in het vergunningenhoudersgebied wonen of gevestigd zijn, maar die dat wel binnen afzienbare tijd gaan doen. Zij zouden alvast op een eventuele wachtlijst voor een parkeervergunning kunnen worden gezet. Wel zullen zij voldoende hard moeten kunnen maken dat zij ook daadwerkelijk in het betreffende gebied gaan wonen of zich daar gaan vestigen met een bedrijf. Denk hierbij een koopcontract of huurcontract.

In het vierde lid is een soort hardheidsclausule opgenomen. In bijzondere gevallen kan het college ook een (tijdelijke) parkeervergunning verlenen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de vereisten die in het derde lid zijn opgenomen. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de eerder genoemde personen of bedrijven die nog niet in het vergunningenhoudersgebied wonen of gevestigd zijn, maar die dat wel binnen afzienbare tijd gaan doen.

Om te voorkomen dat er voor een bepaald gebied teveel parkeervergunningen worden uitgegeven, is het verstandig om direct bij de invoering van een belanghebbendengebied het maximum aantal uit te geven vergunningen te bepalen. Wanneer het maximum aantal uit te geven parkeervergunningen is bereikt, kan het college de parkeervergunning weigeren en de betreffende persoon of het betreffende bedrijf op een wachtlijst plaatsen

Op grond van het zesde lid kunnen met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte aan de vergunning zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is. Vergunningen kunnen ook worden verleend voor bepaalde zones, om te voorkomen dat vergunninghouders overal elders in de gemeente gratis kunnen parkeren.

 

Artikel 4

De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijn de termijnen in de verordening zelf opgenomen. In de verordening is een beslistermijn van vier weken opgenomen, die eenmaal met ten hoogste vier weken kan worden verlengd. Normaal gesproken moet een parkeervergunning binnen vier weken kunnen worden verstrekt. Mocht dit in een enkel geval onverhoopt niet lukken, dan kan deze termijn worden verlengd met vier weken.

 

Artikel 5

Het is mogelijk om een parkeervergunning voor onbepaalde tijd ofwel tot wederopzegging te verlenen. Het voordeel hiervan is dat er minder administratieve lasten bij de burger komen te liggen, omdat zij niet steeds opnieuw een nieuwe vergunning behoeven aan te vragen. Ook de administratieve lasten van het gemeentelijke apparaat komen hierdoor lager te liggen dan bij tussentijdse verlenging. Een mogelijk nadeel is dat eenmaal uitgegeven vergunningen alleen ingetrokken of gewijzigd kunnen worden op grond van de in de verordening genoemde criteria. De intrekkings- en wijzigingsgronden in artikel 6 zijn echter zodanig ruim geformuleerd, dat inspelen op gewijzigde omstandigheden ook dan mogelijk is.

Om de controle op de naleving van het belanghebbendenparkeren efficiënt te laten verlopen, moet zo min mogelijk informatie op de vergunning worden vermeld. Een overmaat aan informatie bemoeilijkt de waarneming voor de controleurs (veel lezen, kleine letters etcetera). Wanneer er toch behoefte bestaat aan meer informatie, zou deze op de achterzijde van de vergunning vermeld kunnen worden. Ook is het denkbaar de vergunning vouwbaar uit te voeren of een bijlage te verstrekken. Om fraude te bemoeilijken (het maken van bij voorbeeld een fotokopie) is het denkbaar de vergunning in meer kleuren uit te voeren. In dat geval moet gelet worden op de kleurechtheid van de inkt en/of het papier.

 

Artikel 6

In de aanhef van dit artikel wordt aangegeven dat het college een parkeervergunning 'kan’ intrekken of wijzigen. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk moet worden ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken of gewijzigd.

 

Artikel 7

In artikel 7 staat het verbod tot parkeren op een belanghebbende parkeerplaats beschreven.

 

Artikel 8

Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering.

 

Artikel 9

Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.

Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt het minder gewenst om daarop de zwaarste strafsanctie te stellen. Er is daarom gekozen voor een hechtenis van maximaal een maand of een geldboete van de eerste categorie. Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.

Artikel 10

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 Awb. Deze personen kunnen (deels) categoraal en (deels) individueel worden aangewezen. Voor een uitgebreide toelichting op deze bepalingen verwijzen wij naar de toelichting op in de model Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de VNG.

 

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 12

De verordening treedt in werking op de achtste dag na de publicatie.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sint-Michielsgestel, gehouden op 27 september 2012.