Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Spaarloonverordening gemeente Vlissingen 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSpaarloonverordening gemeente Vlissingen 1994
CiteertitelSpaarloonverordening gemeente Vlissingen 1994
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. CAR/UWO
  2. Wet op de Loonbelasting 1964
  3. Wet op de Inkomstenbelasting 1994

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-09-200101-09-200104-04-2018Art. 3

30-08-2001

Gemeenteblad, 2001, X.14

Geen.
11-01-199401-01-1994nieuwe regeling

18-10-1994

Gemeenteblad, 1994, X.14

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

SPAARLOONVERORDENING GEMEENTE VLISSINGEN 1994

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

werkgever: de gemeente Vlissingen;

  • 1.

    werknemer:

    1. degene die is aangesteld als ambtenaar in de zin van de CAR, voor zover het een aanstelling in vaste dienst betreft;

    2. degene die een arbeidsovereenkomst heeft in de zin van artikel 2:5 van de CAR, voorzover het een arbeidsovereenkomst betreft voor onbepaalde tijd;

  • 3.

    deelnemer: de werknemer die overeenkomstig artikel 2 tot de spaarregeling is toegetreden;

  • 4.

    partner: degene zoals bedoeld in de zin van de Wet op de Loonbelasting 1964;

  • 5.

    spaarbedrag: ieder overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ingehouden en op de spaarloonrekening van de deelnemer gestort bedrag;

  • 6.

    spaarinstelling: een nader door het college aan te wijzen bank of spaarinstelling;

  • 7.

    spaarloonrekening: een door de spaarinstelling ten name van de deelnemer geopende spaarrekening, waarop de spaarbedragen door de werkgever worden gestort;

  • 8.

    vrije rekening: een rekening ten name van de deelnemer, die geschikt is om de jaarlijks vrijkomende spaar- en rentebedragen op af te rekenen;

  • 9.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.

Artikel 2 Toetreding

De werknemer treedt toe door indiening van een aanmeldingsformulier. Hierdoor wordt de werkgever gemachtigd periodiek een bepaald bedrag in te houden van het brutosalaris en dit te storten op de spaarloonrekening.

Artikel 3 Spaarbedrag

  • 1.

    Op schriftelijk verzoek van de deelnemer wordt een op hele euro's afgerond deel van zijn bezoldiging ingehouden. Dit spaarloon bedraagt over een kalenderjaar berekend gemiddeld niet meer dan 1/12 x het bedrag genoemd in artikel 11, eerste lid, onderdeel h, onder 2, van de Wet op de Loonbelasting 1964 bruto per maand.

  • 2.

    Wijziging van het spaarbedrag kan eenmaal per kwartaal geschieden, mits de deelnemer minstens één maand tevoren de werkgever hiervan schriftelijk in kennis stelt.

(gew. rbs 30-08-2001)

Artikel 4 Wijze van sparen

  • 1.

    De ingehouden spaarbedragen van de deelnemer worden door de werkgever op de spaarloonrekening gestort.

  • 2.

    Het is de deelnemer niet toegestaan rechtstreeks gelden op zijn spaarloonrekening te storten.

Artikel 5 Blokkeringstermijn

Alle in enig kalenderjaar op de spaarloonrekening gestorte bedragen dienen gedurende vier volle jaren op de spaarloonrekening te blijven staan.

Artikel 6 Opnemen van tegoeden

  • 1.

    Mits voor een erkend bestedingsdoel, kunnen - met goedkeuring van de werkgever - spaarbedragen worden opgenomen die korter dan vier volle jaren op de spaarloonrekening hebben uitgestaan. Deze goedkeuring wordt op verzoek van de deelnemer of, ingeval van overlijden, van zijn rechtverkrijgende(n) steeds verleend, mits de opname geschiedt onder overlegging van de nodige bewijsstukken en overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Indien een bedrag van de spaarloonrekening wordt opgenomen, geschiedt dit ten laste van de spaarbedragen die het laatst zijn bijgeschreven en is dit niet toereikend, dan van de voorlaatste en zo voorts. Het bovenstaande geldt met inachtneming van het gestelde in het eerste lid van dit artikel.

  • 3.

    De deelnemer mag het spaarbedrag niet vervreemden of bezwaren.

Artikel 7 Erkende bestedingsdoelen

Als bestedingsdoelen worden erkend:

  • a.

    uitgaven tot verwerving van een tot hoofdverblijf dienende eigen woning door de deelnemer of zijn echtgenoot, dan wel zijn partner. Hieronder wordt mede verstaan de verkrijging door de deelnemer van het lidmaatschap van een coöperatie waarvan de leden enkel op grond van hun lidmaatschap het recht van uitsluitend gebruik hebben van een aan de coöperatie in eigendom toebehorend gebouw, dan wel van een afzonderlijk gedeelte van een zodanig gebouw;

  • b.

    voldoening van premies, andere dan premies ingevolge een pensioenregeling, verschuldigd ingevolge een levensverzekering, waarbij een lijfrente als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, onder 1, 3, 4 of 5 en vierde lid van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964 is verzekerd, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 8;

  • c.

    voldoening van premies, andere dan premies ingevolge een pensioenregeling, verschuldigd ingevolge een overeenkomst van levensverzekering waarbij een kapitaaluitkering is verzekerd, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 8;

  • d.

    regelmatige inleggingen, waartoe de deelnemer, zijn echtgenoot dan wel zijn partner zich heeft verplicht ingevolge een overeenkomst met een spaarinstelling tot het sparen met levensverzekering, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 8;

  • e.

    uitgaven in verband met belegging in effecten, mits voldaan is aan het bepaalde in artikel 9.

Artikel 8 Levensverzekering

  • 1.

    In geval van besteding van een spaarbedrag voor voldoening van premies, als bedoeld in artikel 7 sub b:

    • a.

      dient de overeenkomst van levensverzekering te zijn aangegaan met een verzekeraar als bedoeld in artikel 45, vijfde lid van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964;

    • b.

      dient de polis van de overeenkomst van levensverzekering onbezwaard deel uit te maken van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot;

    • c.

      dienen de termijnen van lijfrente, behoudens in geval van overlijden, niet eerder te kunnen ingaan dan in het vijfde jaar nadat de premies zijn voldaan.

  • 2.

    In geval van besteding van een spaarbedrag voor voldoening van premies, als bedoeld in artikel 7 sub c dient:

    • a.

      de overeenkomst van levensverzekering te voldoen aan artikel 1, onderdeel b van de Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf en te zijn aangegaan met een levensverzekeraar als bedoeld in onderdeel g van dat lid ;

    • b.

      de overeenkomst van levensverzekering te zijn gesloten door de deelnemer, zijn echtgenoot dan wel zijn partner hetzij op zijn eigen leven, hetzij op dat van zijn echtgenoot, partner of kinderen voor wie de deelnemer, zijn echtgenoot of partner op 1 januari van het jaar waarin de premie is voldaan recht had op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet of die zelf recht hadden op studiefinanciering, ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de Studiefinanciering ;

    • c.

      de overeenkomst van levensverzekering, voorzover het tijdstip van uitkering niet wordt bepaald door het overlijden van de verzekerde, te voorzien in een looptijd van tenminste vier jaren ;

    • d.

      de polis van de overeenkomst van levensverzekering onbezwaard deel uit te maken van het vermogen van de deelnemer of dat van zijn echtgenoot, dan wel dat van zijn partner.

  • 3.

    Ingeval van besteding van een spaarbedrag voor voldoening van regelmatige inleggingen, als bedoeld in artikel 7 sub d dient te polis te voldoen aan het bepaalde in het tweede lid.

  • 4.

    Met betrekking tot de in artikel 7 sub b, c en d genoemde bestedingen, is ten laste van de spaarloonrekening slechts één dispositie per jaar toegestaan, tenzij het niet mogelijk blijkt een regeling te treffen, waarbij ter voldoening van die verplichting met één betaling per jaar kan worden volstaan.

  • 5.

    Rechtstreekse betalingen van premies voor levensverzekeringen als bedoeld in artikel 7 sub b en c en van inleggingen voor een spaarovereenkomst door de deelnemer als bedoeld in artikel 7 sub d mogen voor de toepassing van artikel 7 worden gelijkgesteld met ten laste van de spaarloonrekening voldane premies.

Artikel 9 Effectenbezit

  • 1.

    Indien en voor zover een spaarbedrag, dat minder dan vier volle jaren heeft uitgestaan, wordt besteed voor belegging in effecten, worden effecten gelijkgesteld met de laatst op de spaarloonrekening bijgeschreven spaarbedragen.

  • 2.

    Om voor gelijkstelling als bedoeld in het eerste lid in aanmerking te komen dient tot aan het voor de belegging in effecten bestede bedrag, aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      de aan- en verkoop van effecten dient te geschieden door bemiddeling van de spaarinstelling;

    • b.

      de spaarinstelling dient de effecten te bewaren;

    • c.

      de effecten dienen onbezwaard deel uit te maken van het vermogen van de deelnemer;

    • d.

      bij de verkoop van de effecten dient uit de opbrengst, mits deze toereikend is, onverwijld minimaal het voor de aankoop ervan bestede bedrag op de spaarloonrekening te worden teruggestort.

  • 3.

    Onder effecten in de zin van dit artikel wordt uitsluitend verstaan gewone op de Amsterdamse Effectenbeurs genoteerde aandelen en (converteerbare) obligaties.

  • 4.

    De opbrengsten van de effecten worden elk jaar door de spaarinstelling geboekt naar de vrije rekening van de deelnemer.

  • 5.

    Voor de transactiekosten die de spaarinstelling maakt in verband met de belegging in effecten, belast de spaarinstelling de spaarloonrekening van de deelnemer.

  • 6.

    Indien aan de voorwaarden, genoemd in het tweede lid, niet wordt voldaan, is op de in dit artikel bedoelde besteding van het spaarbedrag, het bepaalde in artikel 6 van toepassing.

Artikel 10 Rente en vrijgekomen spaarbedragen

De spaarinstelling vergoedt aan iedere deelnemer over het tegoed op zijn spaarloonrekening een rente, die zij voor deze inleggingen heeft vastgesteld. Deze rente zal automatisch worden overgeboekt naar de vrije rekening ten name van de deelnemer. De spaarbedragen die vier volle jaren hebben uitgestaan zullen tevens automatisch worden overgeboekt naar de vrije rekening ten name van de deelnemer.

Artikel 11 Beëindiging van de deelneming

  • 1.

    De deelneming aan de spaarregeling eindigt door:

    • a.

      beëindiging van de dienstbetrekking, daaronder begrepen het overlijden van de deelnemer;

    • b.

      het opzeggen van de deelneming door de deelnemer.

  • 2.

    Indien de deelneming eindigt, kan de deelnemer de spaarloonrekening ofwel aanhouden, waarbij het bepaalde in de artikelen 5 t/m 13 onverminderd van kracht blijft, ofwel opheffen, waarbij aan de deelnemer door de werkgever machtiging wordt verleend tot het opnemen van een evenredig deel van het spaarbedrag voor elke volle maand gedurende welke dit op de spaarloonrekening heeft uitgestaan. De werkgever rekent vervolgens af met de fiscus, waarna het alsdan resterende bedrag als nettoloon aan de deelnemer wordt uitgekeerd.

  • 3.

    De opzegging als bedoeld in het eerste lid sub b kan geschieden, met ingang van een nieuw kalenderjaar door herroeping van de machtiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, mits de werkgever één maand vóór het begin van een nieuw kalenderjaar schriftelijk in kennis is gesteld van deze herroeping.

Artikel 12 Algemene bepalingen

  • 1.

    Door toetreding tot de spaarregeling wordt de deelnemer geacht aan de spaarinstelling toestemming te hebben verleend de werkgever de nodige gegevens over zijn spaarloonrekening te verstrekken.

  • 2.

    De werkgever is met betrekking tot de hem ingevolge het eerste lid verstrekte gegevens verplicht tot geheimhouding.

Artikel 13 Wijziging van de verordening

  • 1.

    De werkgever heeft het recht deze verordening te wijzigen, dan wel de spaarregeling op te heffen.

  • 2.

    In geval van opheffing beslist de werkgever over de wijze van afwikkeling van de spaarregeling.

  • 3.

    Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

  • 4.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de werkgever.

  • 5.

    Tenzij in deze verordening anders bepaald, berusten de taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de uitvoering van deze verordening bij het college.

Artikel 14 Slotbepalingen

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1994 en wordt aangehaald als "Spaarloonverordening gemeente Vlissingen 1994".

 

Vlissingen, 18 oktober 1994.

 

Burgemeester en wethouders van Vlissingen,

de secretaris, de burgemeester,

drs. J.M.A. van Nassau J.C.Th. van der Doef