Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Horecasanctiebeleid gemeente Velsen 2011 |
Citeertitel | Horecasanctiebeleid gemeente Velsen |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 2:22 en 2:27b APV Velsen 2009
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-02-2011 | 31-03-2014 | nieuwe regeling | 01-02-2011 De Jutter/ De Hofgeest, 10 februari 2011 | B11.0032 |
In maart 2009 heeft de gemeenteraad de Nota Horeca(locatie)beleid gemeente Velsen 2008-2015 vastgesteld. Velsen wil een aantrekkelijk en goed functionerend horeca-aanbod voor inwoners en toeristen.
Centrale doelstelling van dat beleid is: het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt. Dit betekent aan de ene kant het realiseren van groei en kwaliteit in de horeca en aan de andere kant het tegengaan van negatieve effecten van horeca.
In de APV 2001 werd een sluitingstijd voor de horeca gehanteerd van 00.00 uur tot 05.00 uur. Als een ondernemer met de gemeente een horecaconvenant afsloot, golden er ruimere openingstijden voor het betrokken horecabedrijf. Tot 02.00 uur mochten er bezoekers worden toegelaten en na 02.00 uur mocht de exploitatie worden voortgezet.
In het convenant stond een aantal spelregels waaraan de horecaondernemer zich diende te houden en een sanctiestelsel in geval van overtreding hiervan. De sancties golden echter niet voor horecaondernemers die geen convenant hadden ondertekend.
Om die reden is met het vaststellen van de nota horeca(locatie)beleid afgesproken het horecaconvenant af te schaffen en dit te vervangen voor een beleidsregel van de burgemeester (en wethouders) ter zake van de exploitatie van horecabedrijven in de vorm van een horecasanctiebeleid.
In de gewijzigde APV 2009 is thans bepaald dat het de exploitant van een horecabedrijf is verboden in het horecabedrijf bezoekers toe te laten tussen 02.00 uur en 05.00 uur.
De horecaondernemers in Velsen houden zich in het algemeen aan de diverse wettelijke verplichtingen en het horecaconvenant heeft in preventieve en repressieve zin goed gewerkt. De horeca geeft relatief weinig overlast voor zijn omgeving. Helaas zijn er uitzonderingen. Het zijn vaak dezelfde gelegenheden waar zich problemen voordoen.
Het beleid is er op gericht het verstoren van de openbare orde te voorkomen en een veilige woon- en leefomgeving te behouden.
In dat verband is bijvoorbeeld de sluitingstijd van terrassen bij horecabedrijven in de woonomgeving door de raad gesteld op 23.00 uur.
Het horecasanctiebeleid dient duidelijkheid te verschaffen over hoe de gemeente zal optreden tegen veel voorkomende overtredingen. Er gaat naar verwachting met name ook een preventieve werking vanuit, omdat een ondernemer weet dat er sancties zullen volgen bij overtreding van wet- en regelgeving. De sancties zijn inzichtelijk, duidelijk en concreet geformuleerd en zullen strak worden gehanteerd.
In beginsel volgt op een eerste overtreding altijd een waarschuwing en bij een tweede overtreding binnen een bepaald tijdsbestek een verdergaande sanctie.
Bij horecahandhaving gaat het om een gecombineerd optreden van gemeente, politie, Milieudienst IJmond en openbaar ministerie (OM). In deze beleidsregel worden de rollen, taken en bevoegdheden van betrokken handhavingpartners vastgelegd en de manier van optreden bepaald. Daarbij worden bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten op elkaar afgestemd.
DOELSTELLING HORECASANCTIEBELEID
Om zowel burgers als horecaondernemers goed te kunnen bedienen is in het gemeentelijk handhavingsbeleid aangegeven hoe de handhaving in Velsen wordt gerealiseerd. Een handhavingsbeleid vraagt om een goed en duidelijk sanctiebeleid. Doel van dit beleid is om overlastproblemen en overtredingen goed te kunnen aanpakken, herhaling te voorkomen en duidelijkheid te verschaffen hoe de gemeente omgaat met overtredingen van horecaondernemers.
Het horecasanctiebeleid is van toepassing op alle horecabedrijven in de gemeente: alcoholverstrekkend en niet-alcoholverstrekkend. Ook de bijzondere bedrijven zoals strandpaviljoens, coffeeshops, sportkantines en seksinrichtingen vallen onder de werking van dit beleid.
Het horecasanctiebeleid is een uitwerking van hoofdstuk 2, afdeling 8 (toezicht op horecabedrijven) van de gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Velsen 2009.
Het horecasanctiebeleid bestaat uit een aantal elementen:
Door de in deze beleidsregel omschreven regelgeving is voor alle partijen - bewoners, horeca en politie - duidelijk wat mag en wat er niet mag, en dat er snel (lik op stuk) en consequent zal worden opgetreden bij horecaoverlast.
Met de invoering van het horecasanctiebeleid zullen onder regie van de gemeente systematische controles worden uitgevoerd. De hoofddoelstelling is het terugdringen van de overlast in relatie tot horecabedrijven. Hiervoor is bij de politie capaciteit vrijge¬maakt voor controle en straatsurveillances in het weekend.
Behalve het periodiek bezoeken van alle horecabedrijven worden daarnaast ook de coffeeshops systematisch gecontroleerd.
Klachten die bij de politie binnenkomen over horecaoverlast krijgen zoveel mogelijk snel een vervolg. Dit zal ondermeer blijken uit het aantal waarschuwingen en sancties dat direct als gevolg van een telefonische melding wordt opgelegd na daadwerkelijke constatering van de overtreding.
Bij geconstateerde overtredingen wordt zo snel mogelijk een waarschuwing aan de horecaondernemer verzonden. In deze waarschuwing wordt nogmaals het sanctiebeleid onder de aandacht gebracht en wordt meegedeeld dat bij recidive binnen een half jaar een sanctie zal volgen.
Bij recidive wordt de ondernemer zo snel mogelijk uitgenodigd voor een zienswijze gesprek ingevolge de Algemene Wet bestuursrecht. De uitnodiging wordt aan de ondernemer uitgereikt. Onmiddellijk na het gesprek wordt een sanctievoorstel voorgelegd aan de burgemeester. In het kader van het “lik op stuk” beleid wordt de behandeltijd zo kort mogelijk gehouden en de sanctie snel opgelegd. De schriftelijke mededeling van de sanctie wordt eveneens uitgereikt aan de ondernemer.
Tweemaal per jaar vindt een bestuurlijk overleg plaats tussen de burgemeester en de wethouder economische zaken namens de gemeente en vertegenwoordigers van het bestuur van Koninklijke Horeca Nederland afdeling Velsen. Hierin komt ook een terugkoppeling van de uitvoering van het horecasanctiebeleid aan de orde.
Tijdens dit overleg worden eveneens beleidsplannen van de gemeente en ontwikkelingen die de horecabranche raken besproken en wordt aandacht besteed aan probleemsituaties. Aangezien dit overleg een vrij algemeen karakter heeft, worden specifieke onderwerpen separaat met de meest betrokken belanghebbenden besproken.
Paragraaf 2 Relatie horecasanctiebeleid Wet Milieubeheer
Naast de voorschriften die op basis van de APV aan de horeca worden gesteld, moeten alle horecabedrijven ook voldoen aan de voorschriften uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer ( verder: Activiteitenbesluit) of de Wet milieubeheer. De voorschriften uit het Activiteitenbesluit hebben betrekking op alle vormen van gevaar, schade en/of hinder veroorzaakt door de inrichting. Dit geldt ook voor indirecte hinder.
Bij de uitvoering van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit Milieubeheer blijkt in de praktijk vaak sprake te zijn van een zekere overlap met het horecasanctiebeleid, dat gebaseerd is op de APV en de Gemeentewet.
Voor de toepassing van het horecasanctiebeleid impliceert een en ander dat zeer expliciet en duidelijk de grondslag voor een beschikking moet worden gevonden in de bescherming van de openbare orde en/of het voorkomen van de aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse.
Voor de afbakening in de praktijk betekent dit dat tegen horecabedrijven die door het produceren van geluidsoverlast tevens de openbare orde verstoren of het woon- en leefklimaat ter plaatse aantasten, in eerste instantie wordt opgetreden op basis van het hierin beschreven sanctiebeleid. Herhaalde overtredingen van de voorschriften uit dit sanctiebeleid gevoegd bij de waarnemingen op grond van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit kunnen leiden tot een verplichting tot het laten treffen van duurzame bouwtechnische voorzieningen.
Tegen horecabedrijven die geluidsoverlast produceren maar daarbij niet tevens de openbare orde verstoren of het woon- en leefklimaat ter plaatse aantasten, wordt uiteraard alleen opgetreden op grond van het Activiteitenbesluit en/of de Wet milieubeheer. Deze handhaving is opgedragen aan de Milieudienst IJmond die optreedt met inachtneming van de door het college vastgestelde (regionale) Milieuhandhavingsnota.
Paragraaf 3 Middelen/instrumenten
Bij het vervullen van de algemene beginselplicht tot bestuursrechtelijke handhaving is het geboden dit weloverwogen en op gerichte wijze te doen aan de hand van kaders en met gebruikmaking van daartoe geëigende rechtsmiddelen/instrumenten, zolang het belang van een eventueel strafrechtelijk opsporingsonderzoek zich daar niet tegen verzet. In het horecasanctiebeleid is vastgesteld welk handhavingmiddel kan worden ingezet.
Het betreft de volgende middelen:
Handhavingmiddelen vergen met uitzondering van het op strafrechtelijke grondslag gebaseerde proces-verbaal een bestuurlijk besluit in de vorm van een beschikking van het bevoegd bestuursorgaan die op rechtsgevolg is gericht en waartegen - met uitzondering van de bestuurlijke waarschuwing - rechtsmiddelen openstaan voor belanghebbende(n).
Een schriftelijke bestuurlijke waarschuwing wordt in geval van overtreding van de voorschriften niet als een besluit gericht op rechtsgevolg beschouwd. Doel van de waarschuwing is immers dat een besluit gericht op rechtsgevolg voorkomen kan worden (begunstigingstermijn).
De bestuurlijke waarschuwing is wel een belangrijke stap binnen het handhavingtraject. Na constatering van een eerste overtreding wordt zo snel mogelijk een waarschuwing aan de horecaondernemer verzonden.
LAST ONDER BESTUURSDWANG OF DWANGSOM
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan een herstelsanctie inhoudende:
Hierbij kan worden gedacht aan het feitelijk sluiten van een horecabedrijf. Dit is uiteraard een uiterste maatregel.
Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bevoegde bestuursorgaan bestuursdwang toepassen in de vorm van het opleggen van een last onder dwangsom per tijdseenheid, per overtreding of een bedrag ineens.
Een last onder dwangsom strekt ertoe een overtreding ongedaan te maken dan wel verdere overtreding of herhaling te voorkomen. Ook kan een last onder dwangsom preventief worden opgelegd in geval van “klaarblijkelijk gevaar” voor overtreding en ernstige schade.
Uitgangspunt blijft het optreden volgens het horecasanctiebeleid. Alleen in uiterste gevallen, wanneer dit beleid niet effectief is, wordt gekozen voor de dwangsom.
Indien voorschriften tevens strafrechtelijk kunnen worden gehandhaafd, kunnen naast
toezichthoudende ambtenaren ook opsporingsambtenaren de overtreding vaststellen.
Deze ambtenaren bepalen, indien zij een strafbaar feit constateren, of er tevens geverbaliseerd moet worden. Onder verbaliseren wordt verstaan het opmaken van proces-verbaal door een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) of een algemeen opsporingsambtenaar van de politie. Het proces-verbaal wordt zo spoedig mogelijk naar het Openbaar Ministerie (OM) gezonden, dat conform de richtlijn vervolgt. Naast de vervolging door het OM wordt er ook conform dit horecasanctiebeleid opgetreden. Een door de politie opgemaakte bestuurlijke rapportage wordt door het bestuursorgaan gebruikt voor bestuursrechtelijk optreden (intrekken vergunning, sluiting inrichting enz.).
Het horecasanctiebeleid is een beleidsregel in de zin van artikel 1: 3, lid 4 Algemene wet bestuursrecht. Het kan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn dat de burgemeester (of in uitzonderingsgevallen het college) bij het toepassen van zijn bevoegdheden moet afwijken van het horecasanctiebeleid. Hiervoor hebben zij dan ook de discretionaire bevoegdheid. In gevallen dat de aard en de omstandigheden dat vereisen, kunnen zij gemotiveerd het horecasanctiebeleid ter zijde stellen, stappen overslaan of samenvoegen om zo maatwerk te leveren.
De burgemeester kan op grond van artikel 172, lid 3 Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, in afwijking van dit horecasanctiebeleid, die bevelen geven die naar zijn oordeel noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde.
Paragraaf 4 Zienswijze van horecaondernemer
Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht moet een belanghebbende in de
gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voordat het bestuursorgaan een besluit neemt.
Een schriftelijke waarschuwing (gele kaart) in geval van overtreding van de voorschriften wordt niet als een besluit gericht op rechtsgevolg beschouwd. Doel van de waarschuwing is immers dat een besluit gericht op rechtsgevolg kan worden voorkomen. Dit standpunt is principieel, maar heeft als praktische consequentie dat geen capaciteit behoeft te worden ingezet voor het horen van belanghebbende(n) in dat stadium.
Een maatregel op grond van het horecasanctiebeleid - (tijdelijke) intrekking van vergunning, vervroeging van de sluitingsuren, opleggen van een dwangsom etc. - moet uiteraard wel worden beschouwd als een besluit gericht op rechtsgevolg.
Voorafgaand aan het besluit wordt belanghebbende daarom in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. Bij dit ‘zienswijze gesprek’ tussen de ondernemer en vertegenwoordigers van gemeente en politie worden alle overtredingen besproken die de grondslag vormen voor het te nemen besluit met dien verstande dat overtredingen die tot eerdere sanctie hebben geleid niet nogmaals voor bespreking in aanmerking komen. Bij het zienswijze gesprek voor de eerste sanctie wordt naast de overtreding die leidt tot de sanctie ook de overtreding die aanleiding heeft gegeven tot de waarschuwing besproken.
Hoofdstuk II Horecasanctiebeleid
artikel 2:22 van de gewijzigde APV gemeente Velsen 2009; en
artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
geldt voor alle horecabedrijven in Velsen het volgende beleid om met name de openbare orde en veiligheid te handhaven, verstoringen van de openbare orde en veiligheid te voorkomen en het woon- en leefklimaat ter plaatse te beschermen.
Paragraaf 1 Toelatingstijd horeca-inrichtingen tot 02.00 uur en vanaf 05.00 uur
Tussen 02.00 uur en 05.00 uur mogen er geen bezoekers tot de inrichting worden toegelaten
indien binnen een half jaar na de vorige overtreding een nieuwe overtreding van dit voorschrift wordt geconstateerd, kan het bevoegde orgaan besluiten de sluitingstijd tijdelijk voor ten hoogste 30 dagen vast te stellen van 00.00 uur tot 05.00 uur dan wel de inrichting tijdelijk volledig te sluiten voor een periode van ten hoogste 7 dagen, dan wel een dwangsom op te leggen;
Paragraaf 2 Inrichting met impliciete terrasvergunning
Voor horecabedrijven binnen de bebouwde kom (woonomgeving) geldt voor het terras een sluitingstijd van 23.00 uur
indien binnen een half jaar na de vorige overtreding opnieuw een overtreding van de voorschriften wordt geconstateerd, kan het bevoegde orgaan besluiten tijdelijk de sluitingstijden van het terras te vervroegen voor ten hoogste 14 dagen of de vergunning voor het terras tijdelijk volledig in te trekken voor een periode van ten hoogste 3 dagen, of een dwangsom op te leggen;
Paragraaf 5 Overtreding van artikel 2:24 gewijzigde APV 2009 (heling binnen horecabedrijf)
Paragraaf 6 Softdrugsverkoop zonder gedoogstatus
Indien in een horeca-inrichting sprake is van verkoop van softdrugs zonder dat het bedrijf behoort tot de in Velsen gedoogde coffeeshops, wordt de ondernemer zo lang het belang van het opsporingsonderzoek zich daartegen niet verzet nadrukkelijk gewezen op de noodzaak maatregelen te treffen; deze waarschuwing wordt schriftelijk bevestigd;
Paragraaf 7 Verstrekken zwakalcoholische dranken aan jongeren onder 16 jaar of sterke drank aan jongeren onder 18 jaar.
Paragraaf 8 Algemene bepalingen
Bovenstaande en de hieronder genoemde bepalingen laten onverlet dat de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid of om andere zwaarwichtige redenen gemotiveerd kan afwijken van de bepalingen van dit sanctiebeleid.
Voor de systematiek van het horecasanctiebeleid wordt de onderneming als een geheel beschouwd. Dit betekent dat indien de ondernemer:
- eenzelfde of een ander voorschrift overtreedt van een aan hem verleende vergunning In relatie tot de uitoefening van zijn horecabedrijf; of
- handelt op enigerlei wijze die naar het oordeel van de burgemeester in het belang van de openbare orde en veiligheid niet kan worden geduld; of
- binnen de termijn van een half jaar een overtreding pleegt van hetzelfde of enig ander voorschrift van dezelfde of een andere vergunning de overtreding zal worden opgevat als een herhaalde overtreding in de zin van dit horecasanctiebeleid. Bij samenloop van verschillende vergunningen of verlof wordt voor de bepaling van de aard en de hoogte van de te treffen maatregel in beginsel uitgegaan van de laatste overtreding.
8.3 Sanctionering cumulatie van overtredingen
Indien in een korte periode meerdere overtredingen elkaar hebben opgevolgd, waartegen nog niet sanctionerend is opgetreden, dan wordt meteen de zwaarste sanctie opgelegd overeenkomstig het aantal geconstateerde overtredingen conform het stappenplan van het horecasanctiebeleid. Dit betekent dat indien in een periode drie overtredingen zijn geconstateerd, de eerste twee stappen uit het stappenplan van het horecasanctiebeleid worden overgeslagen en de derde stap wordt gehanteerd bij de bepaling van de sanctiemaat. In dat geval wordt niet iedere overtreding afzonderlijk gesanctioneerd, omdat afzonderlijke sancties niet doeltreffend zijn gebleken in verband met het zich voordoen van nieuwe overtredingen. Het afdoen van meerdere overtredingen met één sanctie staat ook in redelijke verhouding tot het doel dat met een sanctie wordt beoogd.
8.4 Informeren leidinggevende/ ondernemer over geconstateerde overtredingen
Indien de politie of daartoe bevoegde ambtenaren van de gemeente Velsen een overtreding hebben geconstateerd, verdient het de voorkeur dat de aanwezige leidinggevende dan wel ondernemer van het horecabedrijf hierover wordt geïnformeerd, zodat inbreuken op de openbare orde als gevolg van geconstateerde overtredingen direct kunnen worden beëindigd. Ook voor de vaststelling van de overtreding kan het ter plaatse horen van leidinggevende of ondernemer van belang zijn.
Er kunnen zich echter ten tijde van de constatering van de overtreding omstandigheden voordoen (bijvoorbeeld: elders in de gemeente doen zich ernstiger verstoringen van de openbare orde voor of is er dringender behoefte aan noodhulp), dat het voor de politie of de daartoe bevoegde ambtenaar van de gemeente niet mogelijk is om de leidinggevende van het horecabedrijf dat de overtreding begaat direct op de hoogte te stellen of aan te spreken. Voor de sanctionering van overtredingen is dit geen vereiste. In het kader van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften bestaat geen verplichting voor de toezichthouder om belanghebbenden te horen of onmiddellijk van zijn bevindingen in kennis te stellen. Immers, tijdens de zienswijzeprocedure wordt de leidinggevende / ondernemer gehoord over de feiten die ten grondslag liggen aan de voorgenomen sanctie.
Indien strafbare feiten worden gepleegd door werknemers en/of ondernemers of anderen in of rondom de horeca-inrichting en deze strafbare feiten leiden naar het oordeel van de burgemeester tot een bedreiging van de openbare orde, dan zal in beginsel afhankelijk van de aard en de ernst van de gepleegde strafbare feiten door de burgemeester worden opgetreden als deze strafbare feiten verband houden met de wijze van exploitatie van de inrichting. Een waarschuwing als bedoeld in de voorafgaande paragrafen hoeft aan dit besluit niet vooraf te gaan.
Uitgaansgeweld in of rondom een horeca-inrichting wordt door de burgemeester beschouwd als een ernstige aantasting van de openbare orde en daarmee als onacceptabel. In het geval van geweld in of rondom een horeca-inrichting moet te allen tijde de politie worden ingelicht.
Op deze wijze kan tijdig en doeltreffend onderzoek worden ingesteld naar het geweldsdelict.
Het niet of niet tijdig melden van een geweldsdelict in of in de directe nabijheid van het horecabedrijf wordt de ondernemer zeer ernstig aangerekend. In een dergelijk geval wordt bij de toepassing van het horecasanctiebeleid, het geven van een waarschuwing, overgeslagen. Dit betekent dat de burgemeester de horeca-inrichting volledig zal sluiten voor de duur van één week, indien dit geweld niet is gemeld bij de politie. De burgemeester kan hiervan afwijken indien er sprake is van verzachtende of verzwarende omstandigheden op grond van paragraaf 8.1 (bevoegdheden burgemeester).
Geweld kan zich op straat manifesteren, maar ook binnen de horeca-inrichting of de directe omgeving daarvan. Zo kan bijvoorbeeld een geweldsdelict worden gepleegd door horecapersoneel tegen bezoekers, maar (tijdens de openingstijden) ook tussen horecapersoneel onderling. Ook een geweldsdelict tussen bezoekers onderling zonder dat de ondernemer de politie daarbij roept wordt hieronder verstaan. Een vechtpartij buiten de inrichting kan hieronder vallen, mits er een relatie met de horeca-inrichting is.
Ten slotte kan de wijze van exploitatie (bijvoorbeeld deurbeleid, muziekkeuze) aanleiding geven tot het gebruik van geweld.
Bij geweld door een portier is deze relatie altijd aanwezig, maar bijvoorbeeld ook het geen gebruik maken van een wel aanwezige detectiepoort kan betekenen dat zo’n relatie er is.
8.7 Overtreding door een coffeeshop
In april 2008 is de Nota Coffeeshopbeleid vastgesteld, waarin het beleid van de burgemeester is vastgelegd t.a.v. bedrijven waar softdrugs worden gebruikt of verkocht. Grondslag voor de bevoegdheid van de burgemeester om bij overlast op te treden is de handhaving van de openbare orde. Aangezien deze bedrijven ook onder het algemene horecasanctiebeleid vallen, is in theorie sprake van een zekere overlap.
In de praktijk levert dit geen problemen op. Uitgangspunt moet zijn dat wanneer er sprake is van overtredingen ten gevolge van de handel in softdrugs opgetreden moet worden op grond van het coffeeshopbeleid. In alle andere gevallen is het horecasanctiebeleid van toepassing.
De publicatie van elke opgelegde sanctie vindt plaats door middel van een persbericht.
Dit horecasanctiebeleid treedt in werking op de vierde dag na die van bekendmaking.
Aan de toelatingstijd op grond van artikel 2:21 APV zijn de volgende voorwaarden verbonden:
uit het oogmerk van bescherming van de openbare orde en veiligheid mogen in de inrichting geen zogenaamde “happy hours” worden aangeboden. Onder happy hours wordt verstaan elke vorm van goedkoop aanbieden van alcoholhoudende drank (waaronder het aanbieden van twee drankjes voor de prijs van één, het verstrekken van twee drankjes voor één munt, het aanbieden van drankjes voor een prijs die ver onder de gemiddelde prijs in de horeca ligt, het verlagen van de prijs van de verkoop van een munt op een bepaalde periode van de dag c.q. week enz.);
Artikel 2:22 APV Afwijking sluitingsuur; algehele sluiting
de burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden tijdelijk andere toelatingsuren dan de in artikel 2:21 APV genoemde vaststellen. Ook kan hij tijdelijk algehele sluiting van een of meer inrichtingen bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de inrichting.