Paragraaf 2. Vaststellen en toepassen maatregel
Artikel 3. Hoogte van de maatregel
De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Artikel 4. Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op:
- a.
de voor de belanghebbende van toepassing zijnde norm;
- b.
de bijzondere bijstand, voor zover verstrekt voor levensonderhoud aan jongeren onder de 21 jaar;
- c.
de bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 5 onder d Wwb;
- d.
de bijzondere bijstand voor woonkosten en premie arbeidsongeschikt-heidsverzekering aan zelfstandigen die bijstand voor levensonderhoud krachtens het Bbz ontvangen of hebben ontvangen.
Artikel 5.Waarschuwing of afzien van het opleggen van een maatregel
- 1.
Het college volstaat bij een eerste maatregelwaardige gedraging, als bedoeld in artikel 14 van deze verordening met het geven van een waarschuwing, tenzij binnen de voorafgaande 12 maanden een vergelijkbare gedraging heeft plaatsgevonden.
- 2.
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
- a.
elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;
- b.
de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend; of
- c.
belanghebbende inmiddels geen bijstand of uitkering meer ontvangt, tenzij de belanghebbende binnen een periode van zes maanden opnieuw bijstand of uitkering gaat ontvangen. In dat geval wordt een besluit genomen over het alsnog toepassen dan wel afzien van een verlaging op dat moment; of
- d.
het college dringende redenen aanwezig acht.
- 3.
Indien het college volstaat met het geven van een waarschuwing of afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 6. Ingangsdatum en tijdvak
- 1.
De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende norm.
- 2.
Een maatregel wordt over één maand uitgevoerd. Het college kan het noodzakelijk achten om uitvoering van de maatregel te spreiden over meerdere maanden.
- 3.
Voor zover de bijstand of uitkering nog niet is uitbetaald, wordt de maatregel toegepast op de nabetaling van de betreffende bijstand of uitkering.
- 4.
In afwijking van het eerste lid wordt, voor zover het een zelfstandige betreft die een uitkering voor het levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van het Bbz heeft ontvangen, de maatregel met terugwerkende kracht worden betrokken bij de definitieve vaststelling van die bijstand.
Artikel 7. Samenloop van gedragingen en recidive
- 1.
Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schendingen van de verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.
- 2.
Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging gelijktijdig een afzonderlijke maatregel opgelegd.
- 3.
De duur of hoogte van de maatregel wordt verdubbeld indien belanghebbende zich binnen 12 maanden na de vorige verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde of een andere verwijtbare gedraging uit dezelfde paragraaf van deze verordening.
Paragraaf 3. Schending van de verplichtingen met betrekking tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie
Artikel 8. Registratie UWV
Indien belanghebbende zich niet of niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dan wel de registratie niet of niet tijdig laat verlengen, wordt een maatregel opgelegd van 10% van de norm.
Artikel 9. Inspanningsverplichting jongere na melding
Indien een jongere in de 4 weken na melding niet of onvoldoende inspanningen heeft gedaan om geaccepteerde arbeid en/of mogelijkheden in regulier bekostigd onderwijs te verkrijgen en recht heeft op bijstand, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
Artikel 10. Algemeen geaccepteerde arbeid trachten te verkrijgen
Indien belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
Artikel 11. Aangeboden voorziening
- a.
niet of in onvoldoende mate gebruik maakt van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling alsmede het onvoldoende meewerken aan een onderzoek gericht op arbeidsinschakeling; of
- b.
nalaat de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten;of
- c.
onredelijke eisen stelt en/of gedraging(en)en/of uiting(en) vertoont, die het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren; of
- d.
niet of onvoldoende meewerkt aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
- 2.
Indien een belanghebbende niet meewerkt aan het opstellen of uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak en er bestaat recht op algemene bijstand, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
- 3.
Indien een zelfstandige niet meewerkt aan begeleiding door een door het college aangewezen derde, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
Artikel 12. Algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaarden/behouden
Indien een belanghebbende de algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaardt of door eigen toedoen algemeen geaccepteerde arbeid niet heeft behouden, wordt een maatregel opgelegd van 100% van de norm.
Artikel 13. Tegenprestatie
Indien een belanghebbende de door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt, niet of niet voldoende uitvoert, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de norm.
Paragraaf 4. Schending inlichtingenplicht
Artikel 14. Gedraging zonder gevolgen voor de bijstand of uitkering
Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand of uitkering, wordt een maatregel opgelegd van 10% van de norm.
Artikel 15. Gedraging met gevolgen voor de bijstand of uitkering
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bijstand of uitkering, wordt een maatregel opgelegd van
- a.
50% van de norm gedurende één maand in geval van oneigenlijk gebruik;
- b.
In geval van misbruik: - 50% van de norm gedurende één maand in geval van misbruik waarbij het bruto benadelingsbedrag gelijk aan of minder is dan € 5.000,00 - 100 % van de norm gedurende één maand in geval van misbruik waarbij het bruto benadelingsbedrag hoger is dan € 5.000,00.
Artikel 16. Administratie zelfstandige
Indien een zelfstandige de administratie, als bedoeld in artikel 38 lid 2 Bbz 2004
- a.
niet naar behoren heeft gevoerd; of
- b.
niet uit eigen beweging binnen zes maanden na afloop van het boekjaar heeft overgelegd; of
- c.
op verzoek van het college niet binnen de daartoe door het college gestelde termijn heeft overgelegd
wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm.
Paragraaf 5. Overige gedragingen
Artikel 17. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond, wordt een maatregel van 40% van de norm opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand of uitkering
De maatregel wordt op de volgende wijze vastgesteld:
- a.
bij een periode van drie maanden of korter wordt de maatregel gedurende een maand opgelegd;
- b.
bij een periode van drie tot zes maanden wordt de maatregel gedurende twee maanden opgelegd;
- c.
bij een periode van zes maanden en langer wordt de maatregel gedurende drie maanden opgelegd.
Artikel 18. Zeer ernstige misdragingen
Gedragingen als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 16 van deze verordening die gepaard gaan met zeer ernstige misdragingen hebben een extra maatregel tot gevolg. Voor de omvang van de extra maatregel geldt als richtlijn 100% van de norm.
Artikel 19. Nadere verplichtingen
Indien aan belanghebbende één of meerdere verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 55 Wwb en 38, eerste lid Bbz 2004 zijn opgelegd en deze niet in voldoende mate worden nagekomen, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de norm.
Paragraaf 6. Overige bepalingen
Artikel 20. Verlaging van de bijstand of uitkering
Het college verlaagt de bijstand of uitkering overeenkomstig het bepaalde in deze verordening, onverminderd de eventuele terugvordering van ten onrechte ontvangen bijstand of uitkering, indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur van of het recht op (voortzetting van) bijstand of uitkering.
Artikel 21. Aangifte Openbaar Ministerie
Het college maakt proces-verbaal op en doet aangifte bij het Openbaar Ministerie indien het niet nakomen van de informatieverplichting leidt tot een financiële benadeling van de gemeente waarvan het bedrag hoger is dan de aangiftegrens.
Paragraaf 7. Slotbepalingen
Artikel 22. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing ervan tot kennelijke onbillijkheid leidt.
Artikel 23. Nadere regels.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.
Artikel 24. De inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.
Artikel 25 Intrekking verordening
De “Afstemmingsverordening Veldhoven 2010” wordt ingetrokken.
Artikel 26. Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Maatregelenverordening 2012’.