Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Leeuwarden

Verordening precariobelasting Leeuwarden 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Leeuwarden
Officiële naam regelingVerordening precariobelasting Leeuwarden 2013
CiteertitelVerordening precariobelasting Leeuwarden 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 228 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-12-201225-12-2013nieuwe regeling

26-11-2012

Huis aan Huis; 5 december 2012

-
08-12-201106-12-2012nieuwe regeling en eerste wijziging

28-11-2011

Huis aan Huis; 7 december 2011

-
23-12-201023-12-2010nieuwe regeling en eerste wijziging

15-12-2010

Huis aan Huis; 22 december 2010

-
23-12-201008-12-2011nieuwe regeling en eerste wijziging

15-12-2010

Huis aan Huis; 22 december 2010

-
30-12-200923-12-2010nieuwe regeling

14-12-2009

Huis aan Huis; 29 december 2009

286842

Tekst van de regeling

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012 (kenmerk 376180);

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende:

Verordening precariobelasting Leeuwarden 2013.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a.     een jaar:          een kalenderjaar;

b.     een kwartaal:    een kalender­kwar­taal;

c.     een maand:       een kalender­maand;

d.     een week:         een kalenderweek;

e.     een dag:           een tijdvak van 24 uren, aan­vangend te 0.00 uur;

f.     vergunning:        een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

g.    meetbrief:          een door een daartoe bevoegde instantie uitgegeven en in Nederland geldig document betreffende de maat en het laadvermogen van een vaartuig;

h.    lengte vaartuig:  grootste lengte, zoals die blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief. Wordt er geen meetbrief overlegd of worden deze gegevens niet vermeld dan wordt de grootste lengte ambtshalve vastge­steld;

i.    vaartuig:           alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten, ponten, een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen en drijven heeft verloren, dan wel de overblijfselen ervan;

j.    schip:                een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik als woning of bedrijf;

k.   woonwagen:        een mobiel voertuig, uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik als woning en niet zijnde een onroerende zaak volgens hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam “precariobelasting” wordt een directe belasting geheven voor het heb­ben van voorwer­pen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

 

Artikel 3 Belastingplicht

    • 1.

      De belasting wordt geheven van degene die, al dan niet met vergunning, het voorwerp of de voorwerpen heeft onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene die ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

    • 2.

      In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Grondslag en maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar de maatstaven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor:

 

  • a.

    voorwerpen, werken of inrichtingen die aan de gemeente toebe­horen of bij haar in gebruik zijn;

  • b.

    voorwerpen of werken, welke door of vanwege het Rijk, de provincie en waterschap voor de uitoefening van hun publiek­rechte­lijke taak, zijn aangebracht of ge­plaatst;

  • c.

    het gebruik van openbare gemeentegrond ten behoe­ve van bouw­werken, welke voor rekening van de gemeente worden gebouwd, verbouwd of hersteld en door haar worden of zullen worden gebruikt;

  • d.

    het gebruik van de openbare gemeentegrond ten behoeve van de bouw en verbouwing van woningen en woongebou­wen, welke in opdracht van de toegelaten instellingen als bedoeld in hoofd­stuk V van de Woningwet, door of in opdracht van de gemeente of van rechtspersoonlijk­heid bezittende lichamen werkzaam op het gebied van de res­tauratie en re­novatie, waar de gemeente in deel­neemt, worden uitgevoerd;

  • e.

    versieringen en verlichting, aangebracht ter gelegen­heid van nationale of plaatselijke fees­ten, winkelwe­ken en dergelij­ke;

  • f.

    wegwijzers en verkeersaanwij­zingen van de ANWB en van andere overeenkomstige instellin­gen;

  • g.

    halteborden welke op de route van openba­re vervoersbedrijven zijn geplaatst;

  • h.

    borden, masten, palen e.d., wel­ke in verband met de verkiezingen van publiek­rechtelijke licha­men zijn aangebracht;

  • i.

    kelderingangen, licht- en luchtopeningen en/of stoep­treden, welke in en/of op aan de ge­meente om niet of tegen beta­ling van ten hoogste € 1,00 afgestane grond aanwezig waren op het tijd­stip van overdracht;

  • j.

    een onverlicht naambord boven de openbare gemeen­tegrond, mits de grootste afme­ting niet meer bedraagt dan 0,60 m² en het bord niet meer ver­meldt dan de naam, het beroep of de aard van het be­drijf - eventueel aangevuld met enige zakelijke mede­delingen hierop betrekking hebbende, waarmede geen reclame wordt beoogd - van respectievelijk de persoon, instelling of onderneming, gevestigd in het perceel, waaraan het bord is aangebracht;

  • k.

    lichtbakken, lichtornamenten of licht­punten, voor zover deze dienen voor gevel­verlich­ting;

  • l.

    vlaggenstokken en vlaggen zonder reclame of handels­naam;

  • m.

    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud- en hemelwater, voor zover aangeslo­ten op de open­bare riole­ring;

  • n.

    luifels en overdekkingen, behorende bij win­kelcen­tra;

  • o.

    voorwerpen of werken, welke in een uitslui­tend alge­meen belang voorzien, of welke uitslui­tend worden gebe­zigd voor weldadige doel­einden;

  • p.

    voorzieningen, aangebracht ten behoeve van mindervaliden voor zolang het gebruik door de aanvrager duurt;

  • q.

    geleidingen ten behoeve van wijk- of blok­verwar­mings­systemen (wijkvoorzieningen);

  • r.

    voorwerpen of werken, waarvoor krachtens een ande­re gemeentelijke heffingsverordening reeds rechten zijn ver­schuldigd.

 

Artikel 6 Tarieven

    • 1.

      De belasting wordt geheven naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in het tweede tot en met het vierde lid.

    • 2.

      Bij het hebben van voorwerpen op of boven openbare gemeen­te­grond wordt de op­per­vlakte bepaald op die, welke door de voorwerpen wordt overdekt.

    • 3.

      Bij het hebben van voorwerpen onder openbare gemeente­grond wordt de oppervlakte bepaald op die uitgaande van een ho­rizontale projectie van de voorwer­pen.

    • 4.

      Bij het plaatsen of uithangen van letterrecla­me, wordt de ruimte tussen de let­ters mede geacht in gebruik te zijn genomen.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het tijdvak als bedoeld in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting waarvoor een jaartarief geldt, wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

    • 1.

      De precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het be­lasting­tijd­vak of, indien de belasting­plicht in de loop van het be­lastingtijd­vak aan­vangt, bij de aanvang van de belasting­plicht.

    • 2.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belas­ting­jaar aan­vangt, is de belasting ver­schul­digd over zoveel twaalfde gedeel­ten van de voor dat jaar ver­schul­digde belasting als er in dat jaar, na het tijd­stip van de aan­vang van de be­lasting­plicht, nog volle kalender­maan­den over­blij­ven.

    • 3.

      Indien de belastingplicht in de loop van het belas­ting­jaar ein­digt, wordt onthef­fing ver­leend over zo­veel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar ver­schuldig­de belasting als er in dat jaar, na het tijd­stip van de beëin­di­ging van de belas­tingplicht, nog volle kalen­der­maanden over­blijven.

    • 4.

      De in dit artikel bedoelde regeling geldt voor zover de belasting wordt geheven voor een heffingstijdvak van een jaar.

Artikel 10 Tijdstip van betalen en betaling in termijnen

    • 1.

      In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet dan wel op het moment waarop een aanvraag voor het hebben van voorwerpen is ingediend, dan wel het hebben van voorwerpen, een aanvang heeft genomen.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid geldt dat zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

    • 3.

      De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Bevoegdheid tot aanwijzing zones

De aanwijzing van de zones waar tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2 terrassen mogen staan, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 13 Overdracht bevoegdheden door de raad

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het redactioneel aanpassen van deze verordening en de bijbehorende tarieventabel alsmede het wijzigen van de tarieven die voortvloeien uit hogere regelgeving.

Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van precariobelasting.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening precario­belasting Leeuwarden 2013".

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    De "Verordening precariobelasting Leeuwarden 2012”, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2011, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekend­making.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 november 2012.

 

 

 

 

 

De voorzitter,

 

 

 

 

 

De griffier,

Tarieventabel 2013 [Klik hier om het document te downloaden]