Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Etten-Leur

BIBOB Beleid horecabranche gemeente Etten-Leur 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEtten-Leur
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBIBOB Beleid horecabranche gemeente Etten-Leur 2012
CiteertitelBIBOB beleid horecabranche gemeente Etten-Leur 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpVeiligheid en handhaving
Externe bijlagenBijlage 1 BIBOB Vragenlijsten Bijlage 2 Indicatoren advies LBB

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Beleid vastgesteld door zowel college als burgemeester

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet BIBOB

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-10-201207-11-2015Nieuwe regeling

02-10-2012

Etten-Leurse Bode, 7 oktober 2012

BCO

Tekst van de regeling

Intitulé

BIBOB beleid horecabranche gemeente Etten-Leur 2012

 

 

1. Inleiding

 

1.1 Aanleiding

Op 1 juni 2003 is de wet BIBOB in werking getreden. Deze wet biedt het openbaar bestuur de mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van (bepaalde, limitatief in de wet opgesomde) subsidies, vergunningen of overheidsopdrachten.

Sinds 2004 wordt de wet BIBOB binnen de gemeente Etten-Leur toegepast op vergunningen in de horecabranche. Dit gebeurt op basis van de door het college vastgestelde “Beleidslijn betreffende de Wet BIBOB voor de vergunningen van de horeca-branche gemeente Etten-Leur”.

Inmiddels is gebleken dat de bestaande beleidslijn op een aantal punten niet actueel meer is. Om een succesvol BIBOB beleid te kunnen blijven voeren is aanpassing van de beleidslijn nodig. Dit document voorziet daarin. Er is onder meer rekening gehouden met het onlangs vastgestelde gemeentelijke coffeeshopbeleid. 

 

 1.2 Opbouw beleidslijn

In deze beleidslijn wordt uiteengezet op welke wijze de gemeente Etten-Leur de wet BIBOB toepast in het kader van vergunningen voor de horecabranche. Er wordt aangegeven welke vergunningen aan een BIBOB toets worden onderworpen, in welke gevallen dit gebeurt en hoe dit proces verloopt.

De beleidslijn geeft voorts inzicht in de wijze waarop de gemeente in eerste instantie zelf informatie vergaart om een BIBOB toets uit te voeren, en wanneer vervolgens advies wordt gevraagd aan het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Criminaliteitsbestrijding) en -in laatste instantie- aan het landelijke Bureau BIBOB.  

Hier en daar wordt aandacht besteed aan de op hande zijnde wijziging van de wet BIBOB(1) en de mogelijke gevolgen hiervan voor de Etten-Leurse uitvoeringspraktijk.

 

1. Wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob)

 

2. Afbakening

 

2.1 Welke vergunningen?

Bestuursorganen zijn vrij in de keuze om –daar waar dit wettelijk mogelijk is- al dan niet de wet BIBOB toe te passen. Deze keuzevrijheid maakt het noodzakelijk om transparant beleid te formuleren, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de wet BIBOB wordt toegepast, op welke wijze dit gebeurt en hoe de verkregen informatie wordt geïnterpreteerd. Dit schept duidelijkheid naar de betrokken burgers en bedrijven en helpt bij de (juridische) onderbouwing van de in het kader van de wet BIBOB te nemen besluiten.

Met in achtneming van hetgeen in deze beleidslijn is bepaald, past de gemeente Etten-Leur de wet BIBOB toe bij:

1.    de vergunning als genoemd in artikel 3 van de Drank- en Horecawet voor het horecabedrijf waarin alcoholhoudende drank geschonken wordt en voor het slijtersbedrijf;

2.    de vergunning als bedoeld in artikel 3 jo. artikel 4 van de Drank- en Horecawet voor paracommerciële horeca-activiteiten;

3.    de vergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) voor de exploitatie van een horecabedrijf, waaronder een coffeeshop. Op basis van het gemeentelijke coffeeshopbeleid is 1  coffeeshop binnen de gemeente toegestaan.

4.    de vergunning op grond van de APV voor de exploitatie van een seksinrichting of een escortbedrijf. De gemeente Etten-Leur heeft op dit moment geen vergunde seksinrichting of escortbedrijf.

5.    de vergunning op grond van de Speelautomatenhalverordening voor de exploitatie van een speelautomatenhal. De Speelautomatenhalverordening staat de aanwezigheid van 1 speelautomatenhal toe.

 

 2.2 Wanneer een BIBOB toets?

1.    Vergunningaanvragen

Een BIBOB toets wordt uitgevoerd naar aanleiding van een aanvraag van de hierboven genoemde vergunningen. Dit kan zijn bij de vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf, wijziging van de ondernemingsvorm en elke andere wijziging in de exploitatie waarvoor een aanpassing van de vergunning noodzakelijk is.    

2.    Bestaande vergunningen

Ook reeds verleende vergunningen kunnen aan een BIBOB toets worden onderworpen wanneer er een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de vergunning mede zou (kunnen) worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare, voordelen te benutten of om strafbare feiten te plegen. Dit vermoeden kan bijvoorbeeld worden vastgesteld  aan de hand van toezicht- en handhavingsindicaties.

Daarnaast kan het bevoegde bestuursorgaan bepaalde wijken, branches, of combinaties daarvan aanwijzen waarbinnen bestaande vergunningen aan een BIBOB toets worden onderworpen. Een aanleiding hiervoor kan zijn de constatering dat in een bepaalde wijk of een bepaald gebied sprake is van een hoge mutatiegraad, d.w.z. veel bedrijven die relatief vaak en snel van eigenaar, exploitant of beheerder wisselen. 

3.    Tip door Officier van Justitie

In artikel 26 van de Wet BIBOB wordt voor het Openbaar Ministerie de mogelijkheid gecreëerd om het bevoegde bestuursorgaan te ‘tippen’ over de wenselijkheid een bepaalde vergunning voor advies voor te leggen aan het Landelijk Bureau BIBOB. Deze tipfunctie kan betrekking hebben op vergunningaanvragen en op bestaande vergunningen. De BIBOB-Officier van Justitie kan besluiten van de tipfunctie gebruik te maken, indien het OM over informatie beschikt, al dan niet uit een lopend strafrechtelijk onderzoek, die voor intrekking of weigering van een vergunning van belang kan zijn. Indien de gemeente Etten-Leur een tip ontvangt, zal de betreffende vergunning aan het Landelijk Bureau BIBOB worden voorgelegd.     

 

2.3 Hoe vindt de BIBOB toets plaats?

Een aanvraag voor een vergunning in de horecabranche wordt in eerste instantie beoordeeld op grond van de APV en/ of de Drank- en Horecawet. De gemeente onderzoekt eerst op basis van het bestaand instrumentarium voor de betreffende vergunningaanvraag of er zelfstandige weigeringsgronden bestaan.

Wat betreft de horecasector bestaan toetsingskaders die tot doel hebben bestuurlijke facilitering te voorkomen. De Drank- en Horecawet stelt eisen aan zedelijk gedrag, welke eisen zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur. Voor de toetsing kunnen via een adviesaanvraag aan de politie justitiële gegevens worden opgevraagd (antecedentenonderzoek). Ook stelt de Drank- en Horecawet de eis dat de leidinggevenden niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn, welke eis een zelfstandige betekenis heeft naast het antecedentenonderzoek. Ook in de APV zijn bovengenoemde eisen opgenomen.

De gemeente Etten-Leur verbindt zich tot de consequente toepassing van dergelijke zelfstandige weigerings- of intrekkingsgronden voor de betreffende vergunning..

De wet BIBOB geeft een aanvulling op de bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken.

Artikel 3 van de Wet BIBOB stelt bestuursorganen in staat om een vergunning te weigeren of in te trekken wanneer er:

  • 1.

    ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (artikel 3, lid 1 onder a), of

  • 2.

    ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (artikel 3, lid 1 onder b), of

  • 3.

    door feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel afgegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd (artikel 3, lid 6).

 

Indien er geen sprake is van een ernstig gevaar als genoemd onder a of b, maar wel van een mindere mate van gevaar, kan het bestuursorgaan een of meer voorschriften aan de vergunning verbinden. De voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van een dergelijk gevaar.   

Om te kunnen beoordelen of en in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van een ernstig gevaar of een redelijk vermoeden als genoemd in artikel 3 van de Wet BIBOB, vindt de BIBOB toets plaats. De BIBOB toets wordt in eerste instantie door de gemeente zelf uitgevoerd. Dit wordt wel de ‘eigen huiswerkfase’ genoemd. In de eigen huiswerkfase verzamelt de gemeente informatie over de aanvraag en de aanvrager(s). Hierbij kunnen de lichte en de diepgaande toets worden onderscheiden. In de eigen huiswerkfase kan de gemeente zonodig de hulp inroepen van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (zie hieronder). In laatste instantie heeft de gemeente de mogelijkheid om de aanvraag om advies voor te leggen aan het Landelijke Bureau BIBOB.

Het bestuursorgaan zal uiteraard ook eventuele bestaande weigeringsgronden van de vergunningaanvraag die te maken hebben met de integriteit van de aanvrager onderzoeken en toepassen.

 

2.4     Wie worden in het onderzoek betrokken?

Het onderzoek strekt zich allereerst uit tot de aanvrager van de vergunning. Daarnaast

wordt onderzocht of de aanvrager misschien een relatie heeft tot strafbare feiten als bedoeld in

de Wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het

onderzoek. In artikel 3 van de Wet BIBOB is bepaald dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon

  • 1.

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene, dan wel

  • 2.

    zeggenschap over heeft dan wel heeft gehad over betrokkene, dan wel

  • 3.

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene, dan wel

  • 4.

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat.

Deze andere personen kunnen ook worden betrokken in het onderzoek. 

 

3. BIBOB toets door de gemeente zelf

 

3.1 Eigen huiswerkfase: vragenlijsten

In de eigen huiswerkfase verzamelt de gemeente informatie over de aanvraag en de aanvrager(s). Hierbij kunnen de lichte en de diepgaande toets worden onderscheiden. Voor het verzamelen van informatie maakt de gemeente gebruik  van vragenformulieren.  Bij elke aanvraag voor een vergunning worden één of meer BIBOB vragenlijsten uitgereikt. Het uitreiken van de vragenlijsten wordt geregistreerd.  

De vragenlijsten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in het (beoogde) bedrijf of de onderneming(en) van de betrokkene(n), in de structuur en de financiering van de onderneming, de zeggenschap daarover, alsmede de verhouding tot andere ondernemingen en personen die bij de besluitvorming binnen de onderneming zijn betrokken. Om die reden zal steeds per ondernemingsvorm een set vragenlijsten worden samengesteld. Deze vragenlijsten moeten volledig worden ingevuld, niet alleen door de beoogde vergunninghouder zelf, maar ook door de eventuele overige personen die bij de besluitvorming betrokken zijn, bijvoorbeeld de aandeelhouder, de vennoot of de bestuurder van een rechtspersoon.

In de vragenlijsten wordt daarnaast verzocht om (kopieën van) relevante documenten te overleggen ter staving van de gegeven antwoorden. De BIBOB-vragenlijsten moeten bij voorkeur samen met de gevraagde documenten en de reguliere vergunningsaanvraagformulieren door de aanvrager ingeleverd worden tijdens een gesprek met de behandelend ambtenaar.

De gemeente Etten-Leur maakt gebruik van de volgende BIBOB vragenlijsten met bijlagen, versie 2012, ontwikkeld binnen de regio Midden- en West Brabant:

  • Model 1: BIBOB vragenformulier bestemd voor aanvrager namens eenmanszaak, vennootschap onder firma (v.o.f.) en commanditaire vennootschap (c.v);

  • Model 2: BIBOB vragenformulier bestemd voor vennoot in v.o.f of c.v.;

  • Model 3: BIBOB vragenformulier bestemd voor gemachtigd aanvrager namens een Besloten Vennootschap (B.V), Naamloze Vennootschap (N.V), rechtspersoon naar buitenlands recht, stichting en coöperatieve vereniging;

  • Model 4: BIBOB vragenformulier bestemd voor bestuurder/ vennoot/ aandeelhouder in een Besloten Vennootschap (B.V), Naamloze Vennootschap (N.V), rechtspersoon naar buitenlands recht, stichting en coöperatieve vereniging.

 

De vragenlijsten zijn zo opgesteld dat niet alleen de individuele vragen relevante informatie  aanreiken maar ook de vragen in hun onderlinge verband.

Deze BIBOB vragenlijsten zijn als bijlage 1 bij deze beleidslijn gevoegd en maken hiervan integraal onderdeel uit.

Bij inname van de BIBOB vragenlijsten worden deze allereerst gecontroleerd op volledigheid. Wanneer de vragenlijst(en) niet of niet volledig is/zijn ingevuld of wanneer één of meer daarbij behorende bewijsstukken niet zijn overgelegd, kan niet worden gesproken van een volledige aanvraag. In dat geval wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een redelijke termijn aan te vullen. Dit gebeurt schriftelijk, onder opschorting van de beslistermijn. Indien de aanvraag niet binnen de gegeven termijn (volledig) wordt aangevuld, wordt de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Wanneer de aanvrager van de vergunning weigert om het aanvraagformulier inclusief de aanvullende BIBOB vragenlijsten volledig in te vullen, zal de gemeente Etten-Leur dit op grond van art. 4 Wet BIBOB aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB.

 

3.2 Lichte toets

Bij het gemeentelijke onderzoek aan de hand van de ingevulde vragenlijsten kan, zoals al aangegeven, de lichte en de diepgaande toets worden onderscheiden.

Bij de lichte toets vindt een globaal onderzoek plaats van de antwoorden die zijn gegeven op de gestelde vragen in de BIBOB vragenlijst(en) en de daarbij overgelegde documenten. Zijn de antwoorden duidelijk, consistent en aannemelijk? Bij deze beoordeling kunnen de volgende gegevens worden betrokken:

  • 1.

    informatie uit open bronnen

De antwoorden op de BIBOB vragenlijsten kunnen worden vergeleken met gegevens uit de volgende open bronnen:

  • 0

    Handelsregister van de Kamer van Koophandel

(www.kvk.nl)

Jaarcijfers (mits leveringsplichtig)

concernrelaties

Historie koopsommen

Historie eigenaren

Hypotheeksommen

koopaktes

  • 0

    Branchegegevens via bijvoorbeeld Horeca Nederland of de Rabobank

  • 0

    Internet in de breedste zin des woords

 

  • 2.

    informatie uit de gemeentelijke organisatie zelf

Er kan informatie worden ingewonnen binnen de eigen organisatie. Hierbij kan gedacht worden aan informatie afkomstig van bijvoorbeeld de afdelingen Samenleving (Sociale Zaken), Vergunning en Handhaving, Gebiedsontwikkeling en Publieks- en wijkzaken. Daarnaast kunnen de gegevens in verband met de uitvoering van de Wet Waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van belang zijn.

Wanneer er op basis van de lichte toets geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstig gevaar of een redelijk vermoeden als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB, vormt de wet BIBOB geen belemmering om de gevraagde vergunning te verlenen of een bestaande vergunning te continueren. Wanneer er op basis van de uitgevoerde onderzoeken en analyses wel een of meer aanwijzingen zijn om te veronderstellen dat er sprake is van een van de situaties als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB, vindt er een vervolgonderzoek plaats: de diepgaande toets. Ook kan het Regionaal Informatie en Expertise Centrum worden ingeschakeld.

 

3.3 Diepgaande toets en ondersteuning RIEC

Vervolggesprek

In het kader van de diepgaande toets wordt de aanvrager/(beoogd) vergunninghouder uitgenodigd voor een vervolggesprek. In dit gesprek verzoekt de gemeente om verduidelijking en aanvulling van de gegeven antwoorden in de BIBOB vragenlijst en vraagt zonodig om aanvullende informatie of documenten. Er wordt een gespreksverslag opgesteld waarin de afspraken worden vastgelegd. 

Indien met dit gesprek en de aanvullende informatie de onduidelijkheden of tegenstrijdigheden in de aanvraag zijn weggenomen, zal de gemeente de BIBOB toets als afgerond beschouwen. Indien dit niet het geval is, en de gemeente tot de voorlopige conclusie komt dat er mogelijk sprake is van een van de risico’s als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB, roept de gemeente de hulp in van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Zuid-West Nederland. Dit RIEC is één van de tien regionale centra opgericht om  gemeenten en opsporingsdiensten te ondersteunen in hun aanpak van de georganiseerde criminaliteit.Ondersteuning RIEC

Het RIEC voert ten aanzien van alle bij de aanvraag direct en indirect betrokken natuurlijke personen een analyse uit met het oog op de risico’s als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Vanuit de informatiepositie die het RIEC ten behoeve van het BIBOB proces inneemt, zorgt het RIEC voor het betrekken van relevante informatie van de binnen het RIEC  samenwerkende partners. Het gaat hier om informatie uit gesloten bronnen van onder meer politie en justitie, de Koninklijke Marechaussee, de belastingdienst en de douane. Vanuit de beschikbare expertise in het RIEC zorgt het RIEC voor het in kaart brengen van met name de personele en financiële relaties in de aanvraag.

In het wetsvoorstel tot aanpassing van de wet BIBOB wordt het in alle BIBOB branches voor burgemeesters mogelijk gemaakt om rechtstreeks justitiële en strafvorderlijke gegevens van bedrijven en personen op te vragen. Daarnaast zal er een landelijk register worden samengesteld met daarin een overzicht van alle uitgevoerde BIBOB onderzoeken van de afgelopen twee jaar en de uitkomst daarvan. Deze informatie kan dan al in het kader van de lichte BIBOB toets te worden geraadpleegd.

De resultaten van het onderzoek door het RIEC worden vastgelegd in een verslag van bevindingen aan het betreffende bestuursorgaan van de gemeente.

Niet alleen wanneer de gemeente tot de voorlopige conclusie komt dat er mogelijk sprake is van een risico als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB, roept de gemeente de hulp in van het RIEC. Dit doet zij ook steeds indien er sprake is van:

  • 0

    een aanvraag door een onderneming naar buitenlands recht

  • 0

    een aanvraag vanuit een commanditaire vennootschap

  • 0

    een aanvraag vanuit een eenmanszaak zonder (so)fi-nummer

  • 0

    een aanvraag waarbij het opgegeven woonadres afwijkt van het adres volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA)

  • 0

    een aanvraag waarin personen zijn betrokken met een buitenlands woonadres

  • 0

    een aanvraag door een persoon die de afgelopen 2 jaar een uitkering heeft gehad

  • 0

    een aanvraag voor een inrichting waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van artikel 31 van de Drank- en Horecawet of die gesloten is geweest op grond van artikel 174a Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet, of door een persoon die bij een dergelijke intrekking of sluiting van een andere inrichting betrokken is geweest

  • 0

    een aanvraag exploitatievergunning voor een coffeeshop

  • 0

    een aanvraag exploitatievergunning voor een speelautomatenhal

  • 0

    een aanvraag exploitatievergunning voor een seksinrichting en/of escortbureau

  • 0

    een aanvraag waarbij de totale investering meer dan € 25.000,- bedraagt

  • 0

    een tip van de Officier van Justitie om een BIBOB advies te vragen aan het Landelijk Bureau BIBOB

 

Het uitvoeren van de diepgaande toets kan resulteren in de navolgende conclusies:

  • 1.

    Er zijn geen indicaties om te veronderstellen dat één of meerdere van de situaties als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing zijn. De gevraagde vergunning kan worden verleend of een bestaande vergunning behoudt zijn rechtskracht.

  • 2.

    Er is sprake van een beperkt risico. Op basis hiervan kan de gemeente besluiten om aanvullende voorschriften aan een te verlenen of reeds verleende vergunning te verbinden.

  • 3.

    Er zijn voldoende concrete aanwijzingen om in redelijkheid en gemotiveerd te kunnen aantonen dat er sprake is van ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet BIBOB. In dat geval kan de vergunning direct, dus zonder advies van het Landelijke Bureau BIBOB, worden geweigerd of ingetrokken op grond van artikel 3 van de Wet BIBOB in samenhang met de regeling van de desbetreffende vergunning (APV, Drank- en Horecawet). 

  • 4.

    Er zijn voldoende indicaties om aan te nemen dat één of meerdere van de situaties als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB van toepassing zijn, maar er zijn onvoldoende concrete aanwijzingen om in redelijkheid en gemotiveerd te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar of redelijk vermoeden als bedoeld in de Wet BIBOB.

 

In deze laatste situatie vormt de totale informatie vooralsnog geen gesloten en logisch geheel. Het gaat er dan met name om dat vragen blijven bestaan over:

  • a..

    de bedrijfsstructuur;

  • b.

    de financiering van het bedrijf;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

In deze situatie wordt een aanvullend advies gevraagd aan het Landelijke Bureau BIBOB.

Overigens heeft het Landelijke Bureau BIBOB  ter ondersteuning van de diepgaande toets een indicatorenlijst samengesteld aan de hand waarvan deze toets mede kan plaatsvinden. In bijlage 3 staat deze indicatorenlijst vermeld.

 

Indien de Officier van Justitie gebruik maakt van zijn tipfunctie en aan de gemeente adviseert over de verlening of intrekking van een vergunning een advies te vragen aan het LBB (artikel 26 Wet BIBOB), dan zal de gemeente dit advies ook daadwerkelijk vragen.

 

 4.     Advies door het Landelijke Bureau BIBOB

Op grond van artikel 9 van de Wet BIBOB heeft het Landelijke Bureau BIBOB (hierna: LBB) onder meer tot taak om bestuursorganen op hun verzoek te adviseren over de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Wet BIBOB of de ernst van de feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, lid 6, van die wet. Het LBB valt onder het ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen zoals bijvoorbeeld de belastingdienst, de politieregisters, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst en de Immigratie- en Naturalisatie Dienst. Hierdoor kan het LBB een diepgaander onderzoek verrichten dan de gemeente of het RIEC.

De beslissing om tot een adviesaanvraag aan het LBB over te gaan, dient weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen, gezien het ingrijpende karakter van een onderzoek door het LBB. De eisen van proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid spelen bij deze beslissing een belangrijke rol. Het vragen van advies moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten. 

Aan de adviesaanvraag bij het LBB zijn kosten verbonden. Per adviesaanvraag wordt een bedrag van € 500,- aan de gemeente in rekening gebracht.

 

 4.1     Procedure

Wanneer de gemeente  besloten heeft een adviesverzoek in te dienen bij het LBB, wordt de betrokkene hiervan voorafgaand schriftelijk op de hoogte gesteld middels een zogenaamde notificatiebrief. Tegen deze beslissing van het bevoegde bestuursorgaan is geen bezwaar of beroep mogelijk. Indien de betrokkene het BIBOB onderzoek niet wenst te ondergaan, kan deze de aanvraag intrekken. Dit kan op elk moment in de procedure. Het bestuursorgaan dient de betrokkene ook schriftelijk te informeren over de voortgang van de behandeling van het adviesverzoek.

Het LBB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Het Bureau BIBOB zal de gemeente hiervan in kennis stellen. De termijn die de gemeente heeft om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het LBB.

In het wetsvoorstel tot aanpassing van de wet BIBOB wordt de adviestermijn van het LBB verlengd van vier naar acht weken, met een verlengingsmogelijkheid van vier weken.

Het LBB zal in bepaalde gevallen op grond van artikel 12 Wet BIBOB rechtstreeks contact opnemen met de aanvrager van de vergunning. De termijn van het BIBOB-onderzoek wordt in dit geval opgeschort tot de datum waarop de aanvullende informatie bij het LBB binnen is of de hiervoor afgesproken termijn verstreken is.

 

 4.2     Inhoud en beoordeling van het advies

In een BIBOB advies van het LBB wordt de mate van gevaar van “crimineel” misbruik van een vergunning aangegeven. Het advies kan drie uitkomsten hebben:

  • 1.

    Er wordt geconstateerd dat er geen gevaar bestaat dat de gewenste beschikking wordt gebruikt voor criminele activiteiten. In dat geval ligt het voor de hand dat de vergunning wordt verleend ;

  • 2.

    Er wordt geconstateerd dat er een mindere mate van gevaar bestaat dat de gewenste beschikking wordt gebruikt voor criminele activiteiten. Het bestuursorgaan kan eventueel voorschriften aan de vergunning verbinden die gericht zijn op het wegnemen of beperken van het gevaar ;

  • 3.

    Er wordt geconstateerd dat er een ernstige mate van gevaar bestaat dat de gewenste beschikking wordt gebruikt voor criminele activiteiten. In dat geval ligt het voor de hand te vergunning te weigeren of in te trekken.

 

Het LBB geeft het bestuursorgaan geen advies of het de gevraagde vergunning al dan niet zou moeten verlenen. Het BIBOB-advies biedt slechts ondersteuning bij de eigen inhoudelijke afweging ten aanzien van de het verlenen of intrekken van de vergunning. Uit de wetsgeschiedenis van de wet BIBOB komt hierbij naar voren dat het bestuursorgaan naast het (financiële) belang van de betrokkene, ook het maatschappelijk belang dat bepaalde activiteiten plaatsvinden in zijn afweging kan betrekken. Daarnaast kan de proportionaliteitstoets ertoe leiden dat van weigering of intrekking van de vergunning wordt afgezien. Dit kan aan de orde zijn indien de ernstige mate van gevaar van misbruik van de vergunning is beperkt tot relatief onschuldige feiten.

Het bestuursorgaan moet altijd controleren of het advies van het Bureau BIBOB zorgvuldig tot stand is gekomen.

 

4.3     Beoordeling van het advies inzake coffeeshops

Indien het door het LBB uitgebrachte advies betrekking heeft op de exploitatievergunning voor een coffeeshop, dient bij de beoordeling van dit advies rekening gehouden te worden met gedoogsituatie rond coffeeshops en de hierbij behorende achterdeurproblematiek. In het Coffeeshopbeleid gemeente Etten-Leur 2012, vastgesteld op 10 april 2012, 4.2, is het volgende opgenomen: Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs wordt gedoogd. De achterliggende gedachte hiervan is dat voorkomen moet worden dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs). In 1991 worden landelijk de zogenaamde AHOJ-G criteria formeel van kracht. De verkoop van hasj en marihuana blijft echter als zodanig strafbaar. Bij het gedogen gaat het erom dat het openbaar ministerie afziet van vervolging. Buiten de gedoogde coffeeshops is de verkoop van cannabis verboden. Overigens blijft het een complexe situatie dat de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops wordt gedoogd maar de inkoop van softdrugs niet (achterdeurproblematiek).”

In navolging van andere gemeenten, waaronder Den Haag, wordt bij Het BIBOB advies inzake coffeeshops daarom de volgende gedragslijn gehanteerd:

Indien door het LBB wordt geconstateerd:

  • -

    dat er sprake is van ernstig gevaar, dat de vergunning zal worden misbruikt als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet BIBOB, en

  • -

    dat deze conclusie uitsluitend is gebaseerd op strafbare feiten, welke inherent zijn aan de exploitatie van de coffeeshop, zijnde de inkoop en aanvoer van voorraad en het aanhouden van een handelsvoorraad buiten de coffeeshop, waarbij de exploitant bij twijfel kan bewijzen dat de voorraad niet groter is dan noodzakelijk voor de exploitatie van de coffeeshop, en

  • -

    dat er geen sprake is van verwevenheid met georganiseerde of andere vormen van zware criminaliteit;

dan zal de vergunning niet op basis van het uitgebrachte advies worden geweigerd of ingetrokken.

Het BIBOB advies bevat privacy gevoelige gegevens en is vertrouwelijk. Voordat de gemeente een op grond van het BIBOB advies een negatieve beslissing aangaande een betrokkene neemt, wordt deze in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Alleen dan mag de betrokkene het gehele BIBOB-advies inzien. Het BIBOB advies mag nadrukkelijk niet verstrekt worden en er mogen geen kopieën van worden gemaakt. Ook derden die in het uiteindelijke besluit van het bestuursorgaan genoemd worden, moeten in de gelegenheid gesteld worden een zienswijze in te dienen. Zij mogen daartoe slechts de op henzelf betrekking hebbende informatie uit het advies inzien waartegen zij redelijkerwijs bezwaar kunnen hebben. In de uiteindelijke beslissing mogen wel delen uit het BIBOB advies worden overgenomen, maar alleen voor zover dat voor de motivering noodzakelijk is.

De gegevens uit eerder aangevraagde BIBOB-adviezen mogen gedurende twee jaar hergebruikt worden ten behoeve van andere aanvragen. In verband met de actualiteitswaarde van de informatie en de beperkte relevantie adviseert Bureau BIBOB echter om steeds opnieuw een advies aan te vragen.

  

5. Diverse onderwerpen ter afsluiting

 

5.1  Europese Dienstenrichtlijn

Op grond van de Europese Dienstenrichtlijn en de daarop gebaseerde Dienstenwet moeten dienstverleners uit de gehele Europese Unie sinds 28 december 2009 op een makkelijke manier bij één loket alle vergunningen, die zij voor hun dienstverlening nodig hebben, kunnen aanvragen. Alle procedures en formaliteiten rondom de aanvraag moeten elektronisch via het Dienstenloket kunnen worden afgewikkeld. Dat geldt ook voor de BIBOB toets in het kader van een vergunningaanvraag. De vergunningen, waarop wij de wet BIBOB toepassen, vallen onder de Dienstenwet. Dit betekent concreet dat:

  • algemene informatie over de wet BIBOB en het Etten-Leurse BIBOB beleid elektronisch beschikbaar moeten zijn gesteld via het Dienstenloket. Dit geldt ook voor de aanvullende BIBOB vragenlijsten; 

  • de BIBOB vragenlijsten met de aanvullende bewijsstukken desgewenst elektronisch kunnen worden ingediend via het Dienstenloket;

  • ook de overige onderdelen van de BIBOB toets elektronisch moeten kunnen worden afgehandeld via het Dienstenloket;

  • vragen die binnenkomen via het IMI (interne marktinformatiesysteem) over de BIBOB toets en het gemeentelijke BIBOB beleid beantwoord moeten worden.

  

5.2  Kosten BIBOB advies

Aan een advies van het LBB zijn kosten verbonden. Per advies wordt hiervoor een bedrag van € 500,- in rekening gebracht. Het is mogelijk om deze kosten door te berekenen in de leges, die de aanvrager van de vergunning moet betalen. Dit dient dan wel een wettelijke basis te krijgen in de gemeentelijke legesverordening, die door de raad wordt vastgesteld. Voorgesteld wordt om de legesverordening zo aan te passen, dat in voorkomend geval aan de aanvrager van een daarvoor in aanmerking komende vergunning, extra leges ad. € 500,-- in rekening worden gebracht indien aan het landelijk bureau BIBOB een advies wordt gevraagd.

 

5.3 Vertrouwelijkheid BIBOB dossiers

De BIBOB vragenlijsten en de daarbij behorende bewijsstukken bevatten privacy gevoelige gegevens en zijn vertrouwelijk. BIBOB bescheiden moeten daarom zoveel mogelijk op afspraak worden ingediend. Aan de aanvrager moet benadrukt worden dat het afgeven aan de publieksbalie op ‘eigen risico’ is.

 

De BIBOB dossiers worden opgeborgen in een afgesloten dossierkast en zijn alleen op te vragen door de burgemeester en de behandelaars van het dossier. Daarnaast zijn de bedrijfsprocessen zo ingericht dat de digitale of gedigitaliseerde BIBOB bescheiden slechts voor deze beperkte groep kunnen worden ingezien.     

 

 

Aldus vastgesteld op 2 oktober 2012  

De burgemeester van Etten-Leur,

 

 

 Mw. H. van Rijnbach-de Groot.  

 

 

Burgemeester en wethouders van Etten-Leur.

De secretaris,                         De burgemeester,

 

 

 

 

F.C.M. Dingenouts.                Mw. H. van Rijnbach-de Groot. 

 

 

Bijlagen

Bijlage 1: BIBOB vragenlijsten

  • 0

    Model 1: BIBOB vragenformulier bestemd voor aanvrager namens eenmanszaak, vennootschap onder firma (v.o.f.) en commanditaire vennootschap (c.v);

  • 0

    Model 2: BIBOB vragenformulier bestemd voor vennoot in v.o.f of c.v.;

  • 0

    Model 3: BIBOB vragenformulier bestemd voor gemachtigd aanvrager namens een Besloten Vennootschap (B.V), Naamloze Vennootschap (N.V), rechtspersoon naar buitenlands recht, stichting en coöperatieve vereniging;

  • 0

    Model 4: BIBOB vragenformulier bestemd voor bestuurder/ vennoot/ aandeelhouder in een Besloten Vennootschap (B.V), Naamloze Vennootschap (N.V), rechtspersoon naar buitenlands recht, stichting en coöperatieve vereniging.

Bijlage 1 BIBOB Vragenlijsten

 

Bijlage 2: Indicatoren advies LBB

Bijlage 2 Indicatoren advies LBB