Organisatie | Heemstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ |
Citeertitel | Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | De Heemsteder, 10 oktober 2012 | 587451 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede:
- gelet op artikel 9 van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers/gewezen zelfstandigen (IOAW/IOAZ) en artikel 5, eerste lid van de Reïntegratieverordening Wwb, IOAW, IOAZ.
Besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:
Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ
Artikel 2 Naleving van de arbeidsplicht
Naleving van de arbeidsplicht bevat tenminste de volgende gedragingen:
Artikel 3 Naleving van de re-integratieplicht
De re-integratieplicht, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en eerste lid, onder c, geldt in principe voor iedereen die een beroep op een uitkering doet. De invulling hiervan is afhankelijk van iemands individuele situatie. Naleving van de re-integratieplicht bevat tenminste de volgende gedragingen:
Artikel 4 Ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met een kind jonger van 5 jaar
Dit doet het college op basis van artikel 9a van de WWB of artikel 38, eerste lid van de IOAW/IOAZ.
Artikel 9 Ontheffing arbeidsplicht vanwege medische en/of sociale belemmeringen
Iedereen die een beroep doet op een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering, moet zich inschrijven bij het UWV WERKbedrijf. Bij gebleken volledige arbeidsongeschiktheid kan het college in individuele gevallen tijdelijk een ontheffing verlenen van deze registratieplicht. Deze ontheffing sluit aan op de periode die overeenkomt met de verleende ontheffing arbeidsplicht, conform het eerste lid.
Toelichting behorende bij Beleidsregels ontheffing van de arbeids- en re-integratieplicht WWB, IOAW en IOAZ
Artikelsgewijze toelichting, voor zover nodig:
Artikel 1 Verplichtingen in de WWB, IOAW en IOAZ
De plicht tot arbeidsinschakeling conform artikel 9, eerste lid van de WWB en artikel 37, eerste lid van de IOAW/ IOAZ betekent:
De arbeidsplicht houdt in dat een uitkeringsgerechtigde op actieve wijze zijn of haar uiterste best doet om algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen. Een lijst met gedragingen die daar minimaal bijhoren staat in artikel 2. Het aantal sollicitaties dat de uitkeringsgerechtigde minimaal moet doen is in het Uitvoeringsprogramma 2012 vastgesteld op 5 per week, maar kan in het plan van aanpak worden afgestemd op individuele omstandigheden.
Naast de arbeidsplicht heeft de uitkeringsgerechtigde een re-integratieplicht. Een lijst met gedrag dat daar minimaal bij hoort staat in artikel 3. Sociale activering valt hier ook onder. Dit kan voor uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een eerste stap zijn. Het college kan een re-integratievoorziening - conform de Reïntegratieverordening WWB, IOAW, IOAZ - beschikbaar stellen.
Lid 2 betreft de ‘verplichting tot tegenprestatie’. De eerste doelstelling is het verwerven van arbeid, waardoor de uitkering wordt verlaagd of wordt beëindigd. De tegenprestatie kan in principe alleen opgelegd worden als de uitkeringsgerechtigde niet voltijd bezig is met werk en/of een reintegratietraject.
Artikel 4 Ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met een kind jonger van 5 jaar
Alleenstaande ouders die de (volledige) zorg hebben voor kinderen tot 5 jaar kunnen een verzoek indienen voor vrijstelling van de arbeidsplicht en inschrijving bij het UWV WERKbedrijf. Dit staat in artikel 9a van de WWB en artikel 38 van de IOAW/IOAZ. Het betreft een ‘voor wat – hoort wat’ regeling. Het is niet de bedoeling dat de vrijstelling een eenzijdige aangelegenheid is. In combinatie met de zorg voor het kind moet de alleenstaande ouder zorgen dat haar of zijn positie op de arbeidsmarkt verbetert, dan wel niet verslechtert. Daarom blijft de re-integratieplicht wel gelden. De re-integratieplicht bestaat bijvoorbeeld uit het volgen van scholing of een opleiding tot startkwalificatieniveau. Het college stelt uiterlijk zes maanden na het ontheffingsverzoek in een plan van aanpak vast hoe de alleenstaande ouder de re-integratieplicht gaat invullen. De hierin opgenomen voorziening herbeoordeelt het college elke zes maanden. Het college geeft geen ontheffing of trekt de ontheffing in als uit houding en gedraging van de alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat deze de re-integratieplicht niet wil nakomen.
De maximale periode van de ontheffing is vijf jaar. De ontheffing is eenmalig, ongeacht het aantal kinderen, de duur en frequentie van de bijstandsverlening. Perioden waarin het college eerder een ontheffing verleende, bijvoorbeeld bij een eerdere bijstandsverlening of bij een verhuizing, telt het college bij elkaar op. De start van de ontheffingsperiode en eventuele onderbrekingen daarvan moet het college daarom in het dossier van de betreffende alleenstaande ouder bijhouden.
Bij co-ouderschap is maatwerk aan de orde. Voor de dagen dat de alleenstaande ouder niet de volledige zorg heeft, blijft de plicht tot arbeidsinschakeling voor hem gelden. Na de periode van vijf jaar ontheffing of als het jongste kind vijf jaar is geworden, gaat de arbeidsplicht gelden.
Artikel 5 Ontheffing arbeidsplicht alleenstaande ouders met een kind jonger dan 12 jaar
In artikel 9, tweede lid van de WWB en in artikel 37a, eerste lid van de IOAW/IOAZ staat dat het college een uitkeringsgerechtigde om individuele redenen tijdelijk een ontheffing kan verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling.
Een van de uitgangspunten van de WWB, IOAW en IOAZ is het leveren van maatwerk aan de individuele belanghebbende. Zo ook als de zorgtaken de plicht tot arbeidsinschakeling in de weg dreigen te staan.
Het college maakt een afweging tussen de arbeidsplicht en de zorgtaak van de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar. Dat doet het college op het moment dat zij de mate van de arbeidsplicht van een alleenstaande ouder met een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering bepaalt. In deze situaties kan het college een individuele afweging maken. Het college kan bepalen of arbeid die de uitkeringsgerechtigde eigenlijk zou moeten accepteren, niet geaccepteerd hoeft te worden. Dat kan het college bijvoorbeeld doen omdat de werktijden en reistijden niet te combineren zijn met de zorg voor kinderen en zo lang dit probleem niet op te lossen is door het aanbieden van een voorziening, zoals kinderopvang.
De beschikbaarheid van alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar voor de arbeidsmarkt moet aan een aantal voorwaarden voldoen. Dat is te lezen in artikel 9, vierde lid van de WWB en artikel 37a, tweede lid van de IOAW/IOAZ.
Aandachtspunten zijn: Passende kinderopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang en de aansluiting op de schooltijden. Opvang is passend als er binnen de gemeentegrenzen of in de plaats waar de alleenstaande ouder werkt opvang aanwezig is.
Artikel 6 Onheffing arbeids- en re-integratieplicht personen verblijvend in AWBZ-instelling
Als AWBZ-instellingen aanwezig zijn die woonvormen bieden voor personen met een ernstig geestelijk en/of lichamelijke beperking ontvangen deze personen over het algemeen een WAJONG-uitkering, waarbij een inkomensafhankelijke bijdrage wordt vastgesteld. Personen zonder recht op een WAJONG-uitkering ontvangen over het algemeen een bijstandsuitkering naar de norm voor zak- en kleedgeld. De mogelijkheden van deze personen om te integreren op de arbeidsmarkt zijn in alle redelijkheid nihil. Als gevolg daarvan wordt aan deze doelgroep ontheffing verleend van de arbeidsplicht en de re-integratieplicht voor zo lang het verblijf in de AWBZ-instelling voort duurt.
Artikel 7 Ontheffing arbeidsplicht mantelzorger
Uitkeringsgerechtigden die mantelzorgers zijn, hebben recht op een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht. Dit kan alleen bij mantelzorg voor een zorgbehoevend gezinslid met een AWBZ-indicatie van tien uur of meer per week, waarbij de uitkeringsgerechtigde aanvullend hierop minimaal 10 uur mantelzorg verleent. Het college kan een onafhankelijke externe deskundige om advies vragen inzake de noodzaak van het aantal uren waartoe de ontheffing noodzakelijk is, alsmede de duur van de ontheffing. Dat kan het college doen als het vaststellen van de noodzaak van het verrichten van mantelzorg een probleem oplevert. Bijvoorbeeld in die gevallen waarbij wel een persoonsgebonden budget (pgb) is toegekend, maar het pgb niet te gelde wordt gemaakt. De stelregel is dat als een pgb kan worden verkregen dit de arbeidsinschakeling niet in de weg mag staan.
De ontheffing vindt in redelijkheid plaats, waarbij de uren die moeten worden besteed aan zorgtaken in relatie moeten staan tot de resterende arbeidsuren, waarbij uitgegaan wordt van een 36-urige werkweek.
Artikel 8 Ontheffing arbeidsplicht inburgeraars
Een inburgeringsprogramma dient te worden afgerond. Ook als de uitkeringsgerechtigde werk aanvaardt, blijft afronding van het inburgeringsprogramma verplicht (artikelen 9 en 12 van de Wi). De uitkeringsgerechtigde moet aan het college melden dat hij werk
aanvaardt. Het college dient dan zoveel als mogelijk via individuele maatwerkafspraken met de klant te bewerkstelligen dat een combinatie van werk en inburgering mogelijk wordt. Voorbeeld hiervan is als het scholingsprogramma buiten de werktijden gevolgd kan worden.
Pas als dit niet mogelijk is, kan vrijstelling van de arbeidsplicht worden gegeven voor maximaal het aantal dagdelen per week dat het scholingsprogramma wordt gevolgd.
Artikel 9 Ontheffing arbeidsplicht vanwege medische en/of sociale belemmeringen
Medische en/of sociale belemmeringen zijn op zich geen reden voor een ontheffing. Onderzocht moet worden welke mogelijkheden een uitkeringsgerechtigde nog heeft om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten. Hierbij moet rekening gehouden worden met de belemmeringen (bijvoorbeeld rugbesparende arbeid of aanpassing van de werkplek). Om zeker te zijn van een juiste, individuele beoordeling zal het college in de regel gebruik maken van de adviezen van onafhankelijke externe deskundigen.
In sommige gevallen is de individuele beoordeling naar de arbeidsmogelijkheden van een uitkeringsgerechtigde zo voor de hand liggend en ondubbelzinnig duidelijk dat geen onafhankelijk extern deskundige geraadpleegd behoeft te worden. We noemen hier als voorbeelden: (drugs-)verslaving, (tijdelijke) opname in AWBZ-instelling, enz.
In gevallen waarbij sprake is van een tijdelijke opname of verslaving wordt ontheffing verleend voor maximaal een jaar, waarbij aan de uitkeringsgerechtigde, conform artikel 55 van de WWB, nadere verplichtingen worden gesteld die strekken tot arbeidsinschakeling. Te denken valt het zich onder behandeling laten stellen van een arts, psycholoog, of afkickcentrum.
Als advies is gevraagd aan een onafhankelijk extern deskundige is de duur van de ontheffing gelijk aan de periode die is aangegeven in het medisch advies, doch na maximaal twee jaren moet een herbeoordeling plaatsvinden.
Het college kan in individuele gevallen een tijdelijke ontheffing verlenen van de re-integratieplicht, de inschrijving bij het UWV WERKbedrijf en/of de verplichting tot een plan van aanpak.
Dit kan alleen bij vastgestelde volledige arbeidsongeschiktheid en dringende redenen. Wat dringende redenen zijn, laat zich niet precies omschrijven en hangt af van iemands individuele situatie. Het college toetst elke verplichting afzonderlijk en geeft hiervoor wel of geen (gedeeltelijke) vrijstelling aan de betrokkene.
Bij het eerstvolgende onderzoek naar de verleende ontheffing(en) toetst het college opnieuw of er (nog) sprake is van dringende redenen.