Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

Algemene Subsidieverordening Lelystad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Lelystad
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Lelystad
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Algemene Subsidieverordening gemeente Lelystad 2002 van

13 december 2001.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Gemeentewet, art. 149
  3. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-09-201221-07-2016wijziging art. 9

11-09-2012

Flevopost, 19-9-2012

Nr. Z12-227156
29-05-200820-09-2012nieuwe regeling

29-05-2008

Flevopost, 11-6-2008

Nr. B08.03284

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Lelystad

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 22 april 2008;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende

ALGEMENE Subsidieverordening Lelystad, onder gelijktijdige

intrekking van de op 13 december 2001 vastgestelde

Algemene Subsidieverordening 2002 (ASV 2002).

Grondslagen

  • -

    de Gemeentewet artikel 147 en 149,

  • -

    de Algemene wet bestuursrecht, titel 4:2

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. Awb Algemene wet bestuursrecht.

b. Raad de raad van de gemeente Lelystad.

c. College het college van de gemeente Lelystad;

d. Subsidieaanvragerde rechtspersoon of natuurlijke persoon die een activiteit uitvoert of wil gaan uitvoeren en daarvoor een subsidie aanvraagt.

e. Subsidieontvangerde rechtspersoon of natuurlijke persoon aan wie een subsidie is verleend.

f. Subsidiede aanspraak op financiële middelen, door het gemeentebestuur verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.

g. Budgetsubsidiesubsidie in de vorm van een maximum bedrag in ruil waarvoor de subsidieontvangerovereengekomen activiteiten uitvoert die passen binnen het gemeentelijk beleid en waarvan de beoogde resultaten aantoonbaar worden gemaakt in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin, bestede tijd en/of ingezette middelen.

h. Gemeentegarantiesubsidie waarbij de gemeente zich tegenover een geldverstrekker verplichtin te staan voor de betalingsverplichtingen van een subsidiegerechtigde, waardoor deze geldverstrekker bereid is een lening te verstrekken.

i. Beleidsregeleen bij besluit door het college vastgestelde algemene regel, niet zijnde een

algemeen verbindend voorschrift, waarin in operationele zin het subsidie-beleid voor een specifiek beleidsveld wordt uitgewerkt.

j. Subsidieplafondhet bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak per beleidsveld (of onderdeel daarvan) ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies.

k. Subsidieverlening het toekennen van een subsidie voor een bepaalde activiteit waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en voldoet aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen.

l. Subsidievaststelling het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het college verplicht tot uitbetaling.

m. Directe het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak of

subsidievaststelling de te subsidiëren activiteit, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt.

n. Boekjaareen aaneengesloten periode van twaalf maanden die in beginsel overeenkomt met een kalenderjaar.

o. Subsidiejaar/-periode het aaneengesloten tijdvak waarop de subsidieaanvraag of de subsidieverlening betrekking heeft.

p. Egalisatiereservereserve die wordt gevormd door het verschil tussen de vastgestelde subsidie en daarmee samenhangende inkomsten en de werkelijke kosten van de activiteiten en die is bedoeld om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie)kosten op te kunnen vangen.

q. Bestemmingsreservereserve waaraan een concrete bestemming is verbonden.

r. Voorzieningafgezonderd deel van het vermogen met als functie te voorzien in een

toekomstige in omvang redelijkerwijs te schatten verplichting, verlies of risico.

Artikel 2. Reikwijdte subsidieverordening

Deze verordening is van toepassing op alle bij het college aangevraagde en door het college verleende subsidies, tenzij een andere wettelijke regeling of gemeentelijke verordening daarin

voorziet.

Artikel 3. Bevoegdheden college

  • 1.

    Het college is bevoegd op basis van deze verordening besluiten te nemen over subsidies, voor zover deze passen binnen het door de raad vastgestelde beleid en de door de raad middels vaststelling van de begroting voor subsidiëring beschikbaar gestelde budgetten.

  • 2.

    Het college kan per beleidsveld of onderdelen daarvan beleidsregels vaststellen waarin onder meer de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald alsmede criteria voor de verstrekking van subsidie worden vastgesteld.

  • 3.

    Het college kan in beleidsregels bijzondere regels van toepassing verklaren die afwijken van deze verordening.

Artikel 4. Subsidieplafond

  • 1.

    Binnen de door de raad voor subsidiëring beschikbaar gestelde budgetten, kan het college per beleidsterrein, of onderdeel daarvan, jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    De subsidieplafonds en de wijze waarop de beschikbare subsidie wordt verdeeld, worden vóór het tijdvak waarop zij betrekking hebben, bekendgemaakt.

Artikel 5. Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van de gemeentelijke begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt zij verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende financiële middelen ter beschikking worden gesteld.

Artikel 6. Subsidiegerechtigde

  • 1.

    Subsidies worden in beginsel alleen verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid die zich ten doel stellen zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten ten behoeve van de inwoners van Lelystad.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college beslissen een subsidie te verlenen ten behoeve van door (een groep van) natuurlijke personen georganiseerde activiteiten. De in deze verordening opgenomen bepalingen zijn dan zoveel mogelijk overeenkomstig van toepassing.

Artikel 7. Algemene verplichtingen

Informatieplicht

  • 1.

    Bij een eerste subsidieaanvraag moeten de volgende gegevens en bescheiden worden ingediend:

    • a.

      een afschrift van de statuten;

    • b.

      een actuele opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      een opgave van het vermogen;

    • e.

      een bewijs dat is voldaan aan het gestelde in lid 8 van dit artikel.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht het college zo spoedig mogelijk schriftelijk melding te doen van:

    • a.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de gesubsidieerde activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk beëindigen van zijn activiteiten;

    • c.

      wijzigingen van de statuten en bestuurssamenstelling;

    • d.

      het voornemen tot het oprichten van of deelnemen in een andere rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht het college schriftelijk melding te doen van subsidieverstrek-kingen of bijdragen van andere overheden dan wel derden, ten aanzien van de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Administratie

  • 4.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 5.

    De subsidieontvanger volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

  • 6.

    De subsidieontvanger bewaart de aan de gesubsidieerde activiteiten gebonden administratie en daartoe behorende bescheiden gedurende vijf jaren.

Onderzoek

7.De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan onderzoeken die door de raad, het college, of de rekenkamercommissie nodig worden geacht. Hij verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de besteding van de subsidie, dan wel anderszins van belang kunnen zijn.

Verzekeringsplicht

  • 8.

    De subsidieontvanger is verplicht om zichzelf, en zijn personeel en vrijwilligers te verzekeren tegen de gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid, alsmede haar (on)roerende zaken voldoende te verzekeren tegen brand, storm, diefstal en inbraak op basis van de herbouw- of vervangings-waarde van de eigendommen.

  • 9.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichten zich te verzekeren tegen andere risico’s

Ontbinding, fusie, faillissement

  • 10.

    De subsidieontvanger stelt het college onmiddellijk op de hoogte van het voornemen tot ontbinden of fusie van de rechtspersoon of van zijn faillissement, dan wel het voornemen tot het doen van aangifte daartoe of het aanvragen van surséance van betaling.

  • 11.

    Bij ontbinding van de rechtspersoon dienen de aanwezige middelen die met subsidiegelden zijn opgebouwd te worden terugbetaald. Bij faillissement zullen deze bij de curator worden geclaimd.

Vergoedingsplicht

  • 12.

    De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogens-vorming, een vergoeding verschuldigd aan de gemeente indien:

    • a.

      de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken dan wel beëindigd;

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden, of

    • f.

      de subsidieontvanger fuseert of een andere vorm van samenwerking aangaat.

  • 13.

    Deze vergoeding wordt bij afzonderlijke beschikking van het college naar redelijkheid vastgesteld en bedraagt maximaal het totale subsidiebedrag dat het college aan de subsidieontvanger heeft verstrekt.

  • 14.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de vergoeding worden de activa gewaardeerd op hun actuele waarde.

  • 15.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Toestemming

  • 16.

    De subsidieontvanger dient toestemming van het college te vragen en te verkrijgen voor:

    • a.

      het om niet ter beschikking stellen van geld en goederen aan derden voor zover dit geschiedt ten laste van het subsidiebudget;

    • b.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden, bezwaren, verhuren, verpachten of een functiewijziging laten ondergaan van accommodaties die mede zijn verkregen uit subsidie-gelden dan wel waarvoor de lasten mede worden bekostigd uit subsidiegelden.

  • 17.

    Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger de toestemming van het college nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven van gesubsidieerde activiteiten.

Democratisering, integratie, anti-discriminatie

  • 18.

    De subsidieontvanger is zodanig georganiseerd dat personeel, vrijwilligers en degenen waarvoor activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid zijn invloed uit te oefenen op het beleid van de organisatie.

  • 19.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichten een klachtenregeling toe te passen voor de deelnemers aan de activiteiten.

  • 20.

    De subsidieontvanger zorgt ervoor dat de accommodaties die gebruikt worden voor gesub-sidieerde activiteiten zo veel mogelijk bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar zijn voor lichamelijk gehandicapten. Voor de subsidieontvanger van een jaarlijkse budgetsubsidie die in het bezit is van een eigen accommodatie is het verplicht te voorzien in een optimale toegankelijkheid van deze accommodatie voor lichamelijk gehandicapten.

  • 21.

    De subsidieontvanger zet zich bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten waar mogelijk in voor de bevordering van de sociale integratie van diverse (culturele) groeperingen. Daarnaast zet de subsidieontvanger zich in voor het realiseren van een evenredige vertegenwoordiging van allerlei groeperingen binnen de eigen organisatie.

  • 22.

    De subsidieontvanger draagt bij het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten zorg voor het voorkomen en het tegengaan van discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid ras, geslacht, burgerlijke staat, leeftijd, seksuele voorkeur of welke grond dan ook.

Artikel 8. Aanvullende verplichtingen

Naast het bepaalde in deze verordening kan het college in beleidsregels of in een beschikking tot subsidieverlening de subsidieontvanger aanvullende verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie of die betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het is de subsidieontvanger van een jaarlijkse budgetsubsidie, voor zover deze zijn inkomsten in overwegende mate ontleend aan gemeentelijke subsidie, toegestaan een egalisatiereserve te vormen.

  • 2.

    Een voorziening of bestemmingsreserve kan alleen worden gevormd indien de subsidieontvanger daarvoor een bestemming aanwijst die past binnen de doelstelling van de organisatie en indien daarvoor goedkeuring aan het college is gevraagd en verkregen.

  • 3.

    Bij beëindiging van de subsidierelatie restitueert de subsidieontvanger de aanwezige reserves,voor zover deze zijn ontstaan door gemeentelijke subsidie.

Artikel 10. Voorschotten en betalingen

  • 1.

    Het college is bevoegd voorschotten op verleende subsidies te verstrekken tot een maximum van 100%.

  • 2.

    Het college vermeldt in de beschikking tot subsidieverlening de eventuele voorschotverlening en de wijze van betaling ervan.

  • 3.

    Bij de uitbetaling van subsidievoorschotten worden de volgende regels gehanteerd:

    • a.

      indien de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,00, dan wordt dit bedrag in één termijn beschikbaar gesteld;

    • b.

      indien de subsidie meer bedraagt dan € 10.000,00, maar minder dan € 50.000,00 wordt de subsidie beschikbaar gesteld in kwartaaltermijnen;

    • c.

      subsidiebedragen boven € 50.000,00, worden in maandelijkse termijnen beschikbaar gesteld;

    • d.

      het college kan een andere wijze van bevoorschotting vaststellen.

Artikel 11. Controle financiële verslaggeving

  • 1.

    Het financiële verslag behorende bij een aanvraag tot subsidievaststelling dient altijd te zijn ondertekend door tenminste twee bestuursleden, of andere daartoe bevoegde personen.

  • 2.

    Bij een subsidiebedrag tot € 50.000,00 kan het college bepalen dat het financiële verslag vergezeld moet gaan van een verklaring van een onafhankelijke kascommissie of een samenstellingsverklaring van een registeraccountant (RA) of accountant-administratieconsulent (AA).

  • 3.

    Bij een subsidiebedrag hoger dan € 50.000,00 is de subsidieontvanger verplicht om het financiële verslag vergezeld te laten gaan van een verklaring van een RA- of AA-accountant. Het college kan bepalen dat deze verklaring tevens betrekking dient te hebben op de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen, in het bijzonder van verrichte activiteiten en behaalde resultaten.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat indien de verklaring bedoeld onder 2 of 3 niet is een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening van de subsidieontvanger, onder voorwaarden kan worden volstaan met een verklaring van een RA- of AA-accountant dat tot tenminste het bedrag van de verleende subsidie, uitgaven ten laste van de subsidie zijn gedaan in overeenstemming met de in de beschikking opgenomen voorwaarden.

  • 5.

    Ter vervulling van deze voorwaarden kan het college een controleprotocol voorschrijven, waarin is opgenomen aan welke voorwaarden de in de leden 3 en 4 bedoelde verklaring dient te voldoen.

  • 6.

    Het college kan op verzoek van de subsidieontvanger toestemming verlenen de in dit artikel bedoelde accountantsverklaring te verstrekken binnen 6 maanden na het indienen van het financiële verslag.

Artikel 12. Subsidieweigering

  • 1.

    Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en 4:35 Awb geregelde gevallen, worden geweigerd als naar het oordeel van het college redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet zijn gericht op of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Lelystad;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      subsidieverlening niet past binnen het gevoerde gemeentelijk beleid dan wel de betreffende activiteiten in dat kader onvoldoende prioriteit hebben;

    • d.

      naar het oordeel van het college in de activiteiten op een toereikende wijze anders wordt voorzien;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde, of

    • g.

      de activiteiten van godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke aard zijn.

  • 2.

    Als een subsidieaanvraag niet tijdig of niet volledig is ingediend kan het college, na een meegedeelde respijttermijn, besluiten deze niet in behandeling te nemen.

  • 3.

    Als een inhoudelijke of financiële verantwoording niet tijdig of niet volledig is ingediend kan het college besluiten de subsidie lager vast te stellen of, in het uiterste geval, op nul vast te stellen.

Artikel 13. Evaluatieverslag

De in artikel 4:24 Awb opgenomen verplichting tot het doen van onderzoek naar en het publiceren van een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk is niet van toepassing op verstrekte subsidies op grond van deze verordening.

Artikel 14. Algemene uitgangspunten bij subsidieverlening

  • 1.

    Als datum van indiening van een subsidieaanvraag geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

  • 2.

    Het college geeft voorafgaand aan een beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening.

  • 3.

    Het college kan in afwijking van het bepaalde in het tweede lid volstaan met het geven van een beschikking tot subsidievaststelling wanneer:

    • a.

      subsidies minder bedragen dan € 5.000,00;

    • b.

      het aannemelijk is dat de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt gevraagd, zullen plaatsvinden.

  • 4.

    Bij het bepalen van het bedrag van de subsidie, worden de kosten die naar het oordeel van het college in redelijkheid niet als noodzakelijk worden beschouwd voor het uitvoeren van de activiteit(en) buiten beschouwing gelaten.

  • 5.

    Het college kan desgewenst in overleg treden met de subsidieaanvrager over de (te verrichten) activiteiten, de beoogde resultaten en de door het college voorgenomen aanvullende subsidievoorwaarden, een en ander binnen het door de raad vastgestelde financiële kader.

Artikel 15. Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot verlening van een subsidie kan een uitvoeringsovereen-komst worden gesloten waarin aanvullende inhoudelijke en budgettaire afspraken worden vastgelegd. In deze overeenkomst kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    Een uitvoeringsovereenkomst maakt onderdeel uit van de beschikking tot verlening van een subsidie.

Artikel 16. Subsidiesoorten

De gemeente Lelystad kent drie subsidiesoorten: eenmalige budgetsubsidies, jaarlijkse budgetsubsidies en meerjarige budgetsubsidies. In de volgende hoofdstukken worden deze subsidiesoorten toegelicht. Het college bepaalt welke subsidiesoort van toepassing is op een aanvraag.

Hoofdstuk 2 Eenmalige budgetsubsidie

Artikel 17. Algemene bepalingen

  • 1.

    Een eenmalige budgetsubsidie wordt verstrekt voor projecten, evenementen, activiteiten, experimenten en investeringen met een incidenteel karakter.

  • 2.

    Subsidiabele kosten zijn geraamde kosten die rechtstreeks verband houden met de hiervoor genoemde bestemmingen.

Artikel 18. Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een eenmalige budgetsubsidie moet worden ingediend tenminste 2 maanden voor de start van de activiteit c.q. het doen van de investering.

  • 2.

    Het college kan in een beleidsregel voor een specifiek beleidsveld een ander moment c.q. andere momenten van indiening bepalen.

  • 3.

    Bij de aanvraag om een eenmalige budgetsubsidie worden in ieder geval de volgende gegevens overlegd:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, waaruit tevens blijkt:

      • -

        waar en wanneer de activiteit worden uitgevoerd;

      • -

        het doel dat met de activiteit wordt beoogd;

      • -

        de doelgroep(en) die met de activiteit wordt bereikt;

      • -

        en welke (aantoonbare) resultaten worden beoogd;

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven met betrekking tot de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4.

    Indien dit nodig wordt geacht voor een goede beoordeling van de aanvraag, kan het college daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 5.

    Het college kan voor het aanvragen van een eenmalige budgetsubsidie voor een specifiek beleidsveld ook een subsidieaanvraagformulier voorschrijven.

  • 6.

    De aanvraag dient te zijn ondertekend door ten minste twee bestuursleden of andere daartoe bevoegde personen.

Artikel 19. Subsidieverlening

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige budgetsubsidie binnen acht weken na ontvangst van de complete aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de beslissing onder opgave van reden voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan aanvrager.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt verleend en eventueel de daaraan gekoppelde resultaten, de maximale hoogte van het subsidiebedrag waarop aanspraak bestaat, de wijze waarop dit is bepaald, de wijze van bevoorschotting en uitbetaling en de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden.

Artikel 20. Verantwoording en vaststelling

  • 1.

    Binnen 3 maanden na beëindiging van de activiteit waarvoor subsidie is verkregen, dient de subsidieontvanger bij het college een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een inhoudelijk en een financieel verslag.

    • a.

      In het inhoudelijk verslag worden in ieder geval de aard en omvang van de gerealiseerde activiteiten beschreven, wordt een vergelijking gemaakt tussen nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en resultaten en wordt een toelichting gegeven op de eventuele verschillen.

    • b.

      In het financieel verslag wordt een vergelijking gemaakt tussen de begrote en werkelijke kosten van de activiteiten en wordt een toelichting gegeven op de eventuele verschillen.

  • 3.

    Indien dit nodig wordt geacht voor een juiste vaststelling van de subsidie, kan het college aanvullende gegevens verlangen.

  • 4.

    Het college stelt de subsidie definitief vast binnen twaalf weken nadat de vaststellingsaanvraag is ontvangen. Het college kan deze termijn, onder opgave van reden met maximaal twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan aanvrager.

Hoofdstuk 3 Jaarlijkse en meerjarige budgetsubsidie

Artikel 21. Algemene bepalingen

  • 1.

    Een jaarlijkse budgetsubsidie wordt per boekjaar verstrekt voor jaarlijks terugkerende gelijke of gelijksoortige activiteiten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt direct of indirect gerelateerd aan het met de subsidieontvanger overeengekomen niveau van activiteiten en resultaten.

Meerjarige budgetsubsidies

  • 3.

    Het college is bevoegd om op grond van vastgesteld beleid een budgetsubsidie te verlenen voor meerdere jaren met een maximum van vier jaar.

  • 4.

    Wanneer van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor elk jaar aanspraak kan maken, danwel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

  • 5.

    Het college neemt in een beschikking tot subsidieverlening voor meer dan één jaar een begrotingsvoorbehoud als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, op.

  • 6.

    Gedurende de subsidieperiode wordt het jaarlijkse subsidiebedrag, vóór aanvang van het betreffende subsidiejaar, middels een afzonderlijke beschikking beschikbaar gesteld.

Artikel 22. Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een subsidieaanvraag voor een jaarlijkse budgetsubsidie moet worden ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

  • 2.

    Het college kan in een beleidsregel voor een specifiek beleidsveld een ander moment c.q. andere momenten van indiening bepalen.

  • 3.

    Een subsidieaanvraag voor een meerjarige budgetsubsidie moet worden ingediend voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode. Bij het aanvragen van een meerjarige subsidie kan worden volstaan met één subsidieaanvraag voor de hele periode.

  • 4.

    Bij de aanvraag om een (meer)jaarlijkse budgetsubsidie worden in ieder geval de volgende gegevens overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan, waarin is opgenomen:

      • -

        een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd;

      • -

        de daarmee nagestreefde doelstellingen;

      • -

        de doelgroep(en) die met de activiteiten wordt bereikt;

      • -

        welke (aantoonbare) resultaten worden beoogd;

      • -

        en het tijdvak waarbinnen de activiteiten uitgevoerd worden;

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, voorzien van een van een toelichting, een vergelijking met de begroting voor dezelfde activiteiten van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het voorafgaande jaar, of

    • c.

      een begroting van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven, indien de aanvrager zijn inkomsten in overwegende mate ontleend aan gemeentelijke subsidie. De begroting is voorzien van een toelichting en geeft een vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het voorafgaande jaar;

    • d.

      het college kan bepalen dat de subsidieaanvrager (ook) een begroting indient, waarin alle kosten en opbrengsten aan de activiteiten worden toegerekend, inclusief de personeelslasten en huisvestingskosten, waardoor de kostprijs per activiteit of cluster van activiteiten inzichtelijk wordt. De begroting geeft een vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde kostprijs/-prijzen van het voorafgaande jaar.

  • 5.

    Wanneer voor méér dan een jaar subsidie wordt aangevraagd, worden naast de in het derde en eventueel vierde lid bedoelde gegevens de volgende gegevens overlegd:

    • a.

      een meerjarenactiviteitenplan voor de periode waarop de aanvraag om subsidie betrekking heeft;

    • b.

      een meerjarenbegroting met risicoparagraaf.

  • 6.

    Indien dit nodig wordt geacht voor een goede beoordeling van de aanvraag, kan het college daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

Artikel 23. Subsidieverlening

  • 1.

    Het college beslist op een complete aanvraag om een budgetsubsidie vóór 1 januari van het subsidiejaar, tenzij in een beleidsregel voor een specifiek beleidsveld anders is bepaald.

  • 2.

    Indien de subsidieaanvraag later wordt ingediend dan de daarvoor gestelde termijn, leidt dit tot een evenredige verschuiving van de beslistermijn.

  • 3.

    Het college kan onder het eerste lid genoemde beslissing onder opgave van reden voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan aanvrager.

  • 4.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend en eventueel de daaraan gekoppelde resultaten, de maximale hoogte van het subsidiebedrag waarop aanspraak bestaat, de wijze waarop dit is bepaald, de subsidieperiode, de wijze van bevoorschotting en uitbetaling van de subsidie en de aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden.

  • 5.

    In de beschikking wordt tevens bepaald op basis waarvan achteraf de vaststelling van de subsidie zal plaatsvinden.

Artikel 24. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Wanneer de subsidie voor twee of meer jaren wordt verleend dient de subsidieontvanger steeds op 1 juni volgend op een subsidiejaar een financieel jaarverslag in, alsmede een verslag over de voortgang van de activiteiten en behaalde resultaten in het subsidiejaar.

  • 2.

    Een subsidieontvanger van een budgetsubsidie van € 250.000,00 of meer, brengt op 1 september van het subsidiejaar verslag uit over de voortgang van de activiteiten en de behaalde resultaten in de eerste zes maanden van dat jaar.

  • 3.

    Het college kan bij de subsidieverlening ten aanzien van het in het eerste en tweede lid gestelde nadere regels stellen.

Artikel 25. Bijzondere verplichtingen bij budgetsubsidies van € 100.000,00 of meer

  • 1.

    De subsidieontvanger dient het college onmiddellijk te berichten omtrent aanmerkelijke verschillen die ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de begrote en werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient toestemming van het college aan te vragen en te verkrijgen

    voor:

    • a.

      het aangaan van overeenkomsten van geldleningen;

    • b.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheids-stelling, met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.

Artikel 26. Verantwoording en vaststelling

  • 1.

    Na afloop van het subsidiejaar c.q. de subsidieperiode dient de subsidieontvanger voor 1 april een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Indien de vaststellingsaanvraag op grond van artikel 11, derde lid, vergezeld moet gaan van een controleverklaring van een accountant dient de subsidieontvanger na afloop van het subsidiejaar c.q. de subsidieperiode voor 1 juni een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan, dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend hebben plaatsgevonden conform de verplichtingen, door het overleggen van een inhoudelijk en financieel jaarverslag en eventueel een overzicht van de gerealiseerde kostprijs/-prijzen per activiteit of cluster van activiteiten.

    • -

      In het inhoudelijk verslag worden in ieder geval de aard en omvang van de activiteiten geschreven, wordt een vergelijking gemaakt tussen nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en resultaten en wordt een toelichting gegeven op de eventuele verschillen.

    • -

      Het financieel jaarverslag omvat de balans en de jaarrekening. De opzet van de jaarrekening is gelijk aan die van de ingediende begroting. Eventuele verschillen worden toegelicht, evenals de belangrijkste balansposten.

  • 4.

    Indien dit nodig wordt geacht voor een juiste vaststelling van de subsidie, kan het college aanvullende gegevens verlangen.

  • 5.

    Het college stelt de subsidie definitief vast binnen twaalf weken nadat de vaststellingsaanvraag is ontvangen. Het college kan deze termijn, onder opgave van reden met maximaal twaalf weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan aanvrager.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 27. Ontheffing, hardheidsclausule, onvoorzien

  • 1.

    Het college kan in individuele gevallen ontheffing verlenen van één of meerdere verplichtingen van deze verordening.

  • 2.

    Indien naar het oordeel van het college in bijzondere individuele gevallen de toepassing van een artikel van deze verordening of van een beleidsregel leidt tot een onbillijke situatie, dan is het college bevoegd hiervan af te wijken.

  • 3.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, voorziet de Awb.

  • 4.

    In de gevallen waarin noch deze verordening noch de Awb voorziet, beslist het college.

Artikel 28. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang met ingang van de datum waarop deze door de raad van de gemeente Lelystad is vastgesteld. Per deze datum vervalt de Algemene Subsidieverordening gemeente Lelystad 2002, vastgesteld d.d. 13 december 2001.

Artikel 29. Overgangsrecht

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, zijn de bepalingen zoals opgenomen in de Algemene Subsidieverordening gemeente Lelystad 2002 van toepassing.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Lelystad”.

Lelystad, 11 september 2012.

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de voorzitter,

Toelichting

Inleiding

Subsidies zijn een belangrijk beleidsinstrument voor de gemeente om beleidsdoelen te verwezenlijken. Om subsidies doelgericht in te kunnen zetten, misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies tegen te gaan en om subsidieontvangers voldoende rechtszekerheid te geven, is het van belang dat de rechten, plichten èn bevoegdheden van subsidiegevers èn -ontvangers op een heldere wijze worden vastgelegd. De Algemene subsidieverordening Lelystad (ASVL) voorziet hierin voor de subsidies die door de gemeente Lelystad worden verstrekt. De ASVL bevat, in samenhang met titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, het algemene juridische kader voor subsidieverstrekking door de gemeente. Daarnaast bevat de verordening procedureregels voor het verstrekken van subsidie.

Deze verordening treedt in werking met gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening 2002 (ASV 2002). Aanleiding voor het opstellen van een nieuwe verordening zijn een aantal geconstateerde tekortkomingen in de ASV 2002 en een gewijzigde subsidiesystematiek. Met de nieuwe verordening worden deze tekortkomingen opgeheven, wordt de kwaliteit van de gemeentelijke subsidieverstrekking verhoogd en wordt de aansluiting van de wetgeving bij de subsidiepraktijk verbeterd. Hierdoor wordt zowel de doelmatigheid als de rechtmatigheid van de subsidieverstrekking door de gemeente bevorderd. Daarnaast wordt beoogd om met een gewijzigde opzet van de verordening, de regels voor subsidieverstrekking duidelijker weer te geven. Er is gestreefd naar een zo kort en bondig mogelijke verordening in aanvulling op de subsidiewetgeving van de Algemene wet bestuursrecht. In het kader van de deregulering zijn alleen bepalingen opgenomen die de gemeente nodig heeft voor een juiste uitvoering van het subsidiebeleid en die de gemeente ook wil handhaven. Tot slot is waar mogelijk voorzien in het terugbrengen van de administratieve lasten bij de behandeling en beoordeling van subsidieaanvragen.

Algemene wet bestuursrecht

Bij het opstellen van de subsidieverordening heeft de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als uitgangspunt gediend. ‘Titel 4.2. Subsidies’ uit deze wet vormt het algemene kader voor subsidieverstrekking door de overheid. De hoofdregel uit deze titel is dat een bestuursorgaan slechts subsidie kan verstrekken op grond van een wettelijk voorschrift. De ASVL vormt de wettelijke grondslag voor subsidies die door de gemeente Lelystad worden verstrekt.

In de subsidietitel van de Awb zijn reeds veel aspecten van subsidieverstrekking geregeld. Dat wat al in deze wet is geregeld, hoeft niet meer in de verordening te worden opgenomen. In de ASVL zijn daarom hoofdzakelijk aanvullende regels opgenomen en facultatieve regelingen uit de Awb van toepassing verklaard. Daar waar wel bepalingen uit de Awb zijn overgenomen, is dit gedaan omwille van de leesbaarheid van de verordening.

Wanneer er sprake is van subsidiëring dient dus niet alleen rekening te worden gehouden met het bepaalde in deze verordening, maar ook met de wettelijke bepalingen van de subsidietitel van de Awb. In de toelichting op de bepalingen van deze verordening wordt daarom regelmatig naar de artikelen in de Awb verwezen.

De rechtsbescherming van de subsidieaanvrager c.q. -ontvanger is ook volledig geregeld in de Awb. Voor een subsidieaanvrager staat de mogelijkheid open om tegen alle besluiten bezwaar aan te tekenen bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen. Tegen een besluit is verder, in tweede instantie, beroep mogelijk bij de rechtbank.

Beleidsregels

De basisregels voor subsidiëring zijn dus opgenomen in de algemene subsidieverordening én de Awb. Dit zijn de regels die gemeenschappelijk zijn aan elke subsidie die door de gemeente wordt verstrekt. Ze regelen vooral de juridische en procedurele aspecten van de subsidieverstrekking. Het inhoudelijk toetsingskader voor subsidieverstrekking door de gemeente wordt gevormd door de diverse beleidsnota’s. In het verlengde van deze nota’s kan het college beleidsregels opstellen gericht op de subsidieverstrekking.

In beleidsregels wordt een inhoudelijke vertaling gemaakt van beleidsdoelstellingen in criteria voor subsidieverlening en wordt de wijze van verdeling van de beschikbare middelen nader bepaald. Ook kan het college in beleidsregels (beleids)specifieke voorwaarden ‘op maat’ stellen. Beleidsregels zullen vooral worden opgesteld voor subsidiebudgetten waar meerdere subsidieaanvragers aanspraak op kunnen maken. Beleidsregels dragen bij aan een doelmatige verdeling van subsidiegelden.

Budgetsubsidies

Eveneens ter bevordering van de doelmatigheid van de subsidieverstrekking door de gemeente, wordt in de nieuwe verordening een grotere nadruk gelegd op de resultaten van de subsidieverstrekking, door subsidies - voor zover mogelijk – te verstrekken in de vorm van budgetsubsidies. Dit is tevens in overeenstemming met de subsidiepraktijk, waarin de afgelopen jaren het accent is verschoven van de instandhouding van instellingen en organisaties binnen de gemeente, naar het stimuleren en instandhouden van activiteiten ten behoeve van de inwoners van Lelystad.

Budgetsubsidiëring is een vorm van subsidiering waarbij vooraf door de subsidieverstrekker aan de subsidieontvanger voor een bepaalde periode een maximum bedrag aan geldmiddelen wordt toegekend voor het uitvoeren van bepaalde omschreven activiteiten en het behalen van bepaalde omschreven resultaten. Het belangrijkste verschil tussen de ‘oude’ subsidiemethode en budgetsubsidiëring is dat niet langer het begrotingstekort of exploitatieresultaat van de subsidieaanvrager bepalend is voor de hoogte van de subsidie, maar de kostprijs van de activiteiten die met de subsidie worden gerealiseerd. Anders gezegd, de sturing op ‘input’ maakt plaats voor de sturing op ‘output’.

De gemeente heeft bij budgetsubsidiëring in principe geen directe bemoeienis meer met de uitvoering van de activiteiten en aansturing van de subsidieontvangende instelling. Er is sprake van een duidelijke, meer zakelijke relatie tussen de gemeente die als ‘opdrachtgever’ bepaalt welke activiteiten zij uitgevoerd wil zien, en de subsidieontvanger als ‘opdrachtnemer’ die de activiteiten uitvoert. Uitgangspunt is dat de activiteiten bijdragen aan de realisering van gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

De systematiek van budgetsubsidiëring sluit aan bij de wens om bij de subsidieverstrekking een helder inzicht te hebben welke activiteiten en resultaten met welke middelen gerealiseerd worden. De sturing op en de verantwoording van subsidiegelden kan daardoor verbeteren.

Opzet van de verordening

In hoofdstuk 1 van de ASVL zijn algemene bepalingen opgenomen die gelden voor alle subsidieaanvragers c.q. –ontvangers, ongeacht het soort subsidie dat wordt aangevraagd of ontvangen. In hoofdstuk 2 en 3 zijn specifieke regels opgenomen voor respectievelijk eenmalige budgetsubsidies en jaarlijkse en meerjarige budgetsubsidies. In hoofdstuk 4 ten slotte, zijn onder meer slotbepalingen en een hardheidsclausule opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de definities gegeven die in het kader van deze verordening worden gehanteerd. Een nadere toelichting behoeven de definities van:

Subsidie

De hier gegeven definitie is gelijkluidend aan de definitie van subsidie die in artikel 4:21 Awb wordt gegeven. Het subsidiebegrip is een materieel begrip. Dat wil zeggen dat bepalend is of voldaan is aan de elementen van het begrip, ongeacht de benaming. Begrippen als bijdrage, financiering of

uitkering kunnen dus ook subsidie zijn. Het subsidiebegrip bevat de volgende elementen:

De 'aanspraak op financiële middelen' wil zeggen dat die middelen in rechte afdwingbaar zijn.

De toevoeging van 'financiële' geeft aan dat het gaat om een aanspraak op geld. Het is daarbij niet nodig dat de subsidieontvanger ook daadwerkelijk geld krijgt. Ook een garantstelling en kredietverlening vallen daarom onder het subsidiebegrip.

Met het element 'verstrekt door een bestuursorgaan' wordt bedoeld dat het hier gehanteerde subsidiebegrip alleen van toepassing is op door de overheid verstrekte subsidies. In het kader van de ASVL zijn de bevoegde bestuursorganende burgemeester, het college en de raad van Lelystad.

Met het element 'met het oog op bepaalde activiteiten' wordt bedoeld dat voorafgaand aan de

activiteiten de bestedingsrichting van de gelden is vastgelegd. De aard van de activiteiten kan

zeer uiteenlopen. Het kan gaan om eenmalige of voortdurende activiteiten en een activiteit kan

soms ook het nalaten van iets zijn. Door deze omschrijving vallen de sociale uitkeringen,

huursubsidie, schadevergoeding en studiefinanciering niet onder het subsidiebegrip. Het gaat

dan niet om een bepaalde activiteit, maar om een bepaalde inkomensvoorziening.

De toevoeging 'anders dan als betaling voor verleende goederen of diensten' geeft aan dat commerciële transacties met de gemeente ook buiten het subsidiebegrip vallen.

Budgetsubsidie

Subsidies worden in beginsel uitsluitend in de vorm van budgetsubsidies verleend. Budgetsubsidies zijn subsidies waarbij vooraf door de gemeente aan de subsidieontvanger voor een bepaalde periode een maximum bedrag aan geldmiddelen wordt toegekend voor het uitvoeren van bepaalde omschreven activiteiten en het behalen van bepaalde omschreven resultaten. De activiteiten en resultaten dienen bij te dragen aan de realisering van de gemeentelijke beleidsdoelen.

De subsidieontvanger kan het toegekende subsidiebudget in principe vrij besteden onder voorwaarde dat de afgesproken activiteiten en resultaten worden geleverd. Uitgangspunt is dat de gemeente geen directe bemoeienis heeft met de aansturing van de bedrijfsvoering van de subsidieontvanger. Indien de aard van de subsidieontvanger of de gesubsidieerde activiteiten (bijv. bij een monopoliepositie) dit nodig maken, kan een zekere gemeentelijke bemoeiing met de bedrijfsvoering, echter noodzakelijk blijven.

Bij budgetsubsidiëring is de hoogte van het subsidiebedrag direct of indirect gekoppeld aan één of meerdere uit te voeren activiteiten. Een directe relatie impliceert dat een duidelijke relatie kan worden gelegd tussen de gesubsidieerde activiteiten en de kostprijs daarvan. Er wordt in die gevallen een subsidiebedrag per activiteit of cluster van activiteiten beschikbaar gesteld. Dat subsidiebedrag hoeft overigens niet overeen te komen met de kostprijs van de activiteit: subsidie is immers een aanvulling op andere inkomsten dan subsidie. Bij een indirecte relatie zijn de activiteiten weliswaar omschreven, maar is een rechtstreekse toerekening van kosten en opbrengsten (nog) niet mogelijk. Er wordt in dat geval gesubsidieerd op basis van een activiteiten- of werkplan waarin helder wordt beschreven hoe de totale subsidie wordt aangewend.

Een budgetsubsidie wordt na afloop van de subsidieperiode vastgesteld op basis van een toetsing op hoofdlijnen van de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde resultaten. Het subsidiebedrag kan lager worden vastgesteld als de overeengekomen activiteiten en/of resultaten niet zijn gerealiseerd of de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen niet zijn nagekomen.

Gemeentegarantie

Gemeentegaranties moeten worden aangemerkt als een subsidie en kunnen in de vorm van een budgetsubsidie worden verstrekt. Het budget wordt in die gevallen verleend voor de betaling van rente en aflossing in het geval dat de subsidieontvanger niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Omdat een gemeentegarantie ook een subsidie is, moet er een subsidieverleningsbeschikking aan ten grondslag liggen. Zo nodig kan op grond van artikel 15 van de ASVL een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten ter uitvoering van de subsidieverlening. Aanvragen voor gemeentegaranties worden naast de bepalingen in deze verordening ook getoetst op de bepalingen van de gemeentelijke ‘Richtlijn borgstellingen’.

Beleidsregel

De volgende onderdelen kunnen in een beleidsregels nader worden uitgewerkt:

  • -

    wie voor welke activiteiten tot welk bedrag subsidie kan krijgen;

  • -

    vaste beleidslijnen op het punt van prioriteiten qua honorering van aanvragen, toetsingscriteria e.d.

  • -

    specifieke voorwaarden waaraan voldaan moet worden;

  • -

    extra weigeringsgronden;

  • -

    de wijze waarop de subsidie wordt berekend;

  • -

    termijnen en procedures betreffende subsidieaanvraag en beslissing;

  • -

    de aanvraagprocedure van de subsidievaststelling, incl. over te leggen stukken en gegevens;

Subsidieverlening

Deze term wordt gereserveerd voor de beschikking waarbij een subsidie wordt toegekend voor een bepaalde – in het algemeen toekomstige – activiteit. De betekenis daarvan is dat de aanvrager een aanspraak op financiële middelen verkrijgt, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteiten verricht en zich aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen houdt. De omvang van deze aanspraak is in deze fase vaak nog onzeker, omdat zij mede kan afhangen van de omvang van de verrichte activiteiten of van de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De subsidieverlening is echter niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de subsidieontvanger de activiteiten verricht en zijn verplichtingen nakomt, kan het bestuurorgaan in beginsel niet meer op de subsidieverlening terugkomen.

Subsidievaststelling

Bij de subsidievaststelling wordt middels een tweede beschikking definitief beslist dat de subsidieaanvrager een subsidie krijgt en wordt de hoogte van het bedrag bepaald (in het verleden werd dit daarom ook wel ‘afrekenen’ of definitief vaststellen genoemd). De activiteiten zijn dan verricht. Voorafgaand aan de vaststelling dient de subsidieontvanger een aanvraag daartoe in, waarbij gegevens worden overgelegd over de verrichtte activiteiten en behaalde resultaten. Volgens artikel 4:47 Awb kan de vaststelling echter ook ambtshalve, dus zonder vaststellingsaanvraag, geschieden, bijvoorbeeld wanneer aan de vaststelling een termijn is gesteld. De vaststelling verplicht het bestuursorgaan om tot betaling over te gaan.

Boekjaar

Het college kan bepalen dat een boekjaar gelijkgesteld mag worden aan een verenigings- of

schooljaar.

Artikel 2 Reikwijdte subsidieverordening

Deze verordening heeft een algemene geldigheid voor alle subsidies die de gemeente verstrekt. Uitzonderingen zijn subsidies, waarvoor een andere subsidieverordening vigeert, zoals bijvoorbeeld de Verordening Voorziening Huisvestiging Onderwijs. De algemene geldigheid voor alle subsidies die de gemeente verstrekt, impliceert hier dat deze verordening tevens van toepassing is op incidentele subsidies die voor ten hoogste vier jaren worden verstrekt en op subsidies waarbij de ontvanger en het subsidiebedrag zijn vermeld in de begroting. Op grond van artikel 4:23 Awb, derde lid onder c en d kunnen deze subsidies worden verstrekt zonder dat daarvoor de verordening wordt gevolgd.

Er is echter voor gekozen om alle subsidies onder hetzelfde regime te laten vallen. Dit komt de transparantie van de gemeentelijk subsidieverstrekking ten goede, evenals de rechtszekerheid van de subsidieontvangers.

Indien de gemeente Lelystad een subsidieregel van een andere overheid dient uit te voeren en

derhalve als doorgeefluik optreedt, worden ook zoveel mogelijk de regels van deze verordening

toegepast, tenzij de betreffende regeling zich daartegen verzet.

Artikel 3 Bevoegdheden college

De subsidieverordening stoelt op de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de raad en het college zoals deze voortvloeit uit de Wet dualisering gemeentebestuur. Uitgangspunt is dat de raad op hoofdlijnen stuurt en het college zorgt voor de uitvoering hiervan. Dit wil zeggen, dat de raad het beleid voor een bepaald beleidsterrein vaststelt en jaarlijks de subsidiebudgetten bepaalt die daarvoor worden uitgetrokken. De raad bepaalt ook de juridische kaders voor subsidiëring door het vaststellen van de subsidieverordening. Binnen deze kaders neemt het college besluiten over subsidies.

De bevoegdheid van het college om besluiten te nemen over subsidies, houdt in de verlening, bevoorschotting, weigering, intrekking, terugvordering, vaststelling en betaling van de subsidies en alle overige ter zake van subsidiëring te nemen uitvoeringsbeslissingen, waaronder het beslissen op bezwaarschriften tegen subsidiebesluiten. Ook is het college bevoegd om controle uit te oefenen op de naleving van subsidieafspraken. Het college kan haar bevoegdheden ten aanzien van subsidie-verlening ook laten uitoefenen door functionarissen die subsidiemandaat hebben, waarbij - zoals gebruikelijk bij het delegeren van bevoegdheden - zo nodig vooraf terugkoppeling zal plaatsvinden.

In aanvulling op de subsidieverordening kan het college ook beleidsregels vaststellen.

Artikel 4 Subsidieplafond

Dit artikel geeft aan dat het college in het kader van de uitvoering van de verordening een subsidie-plafond kan vaststellen. Een subsidieplafond is een extra beheersmiddel waarmee kan worden voorkomen dat er meer subsidie wordt verstrekt dan is begroot. Indien een subsidieplafond is vastgesteld en een aanvraag zou er toe leiden dat het plafond wordt overschreden, dan is afwijzing van de subsidie namelijk verplicht. Nadere motivering is dan niet noodzakelijk. Het facultatieve karakter van de regeling geeft het college de ruimte om per subsidiesoort te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond bestaat.

Tegelijk met de subsidieplafonds dient het college bekend te maken, op welke wijze de beschikbare subsidie (tot aan het subsidieplafond) wordt verdeeld. De verdeelwijze bepaald welke subsidieaanvragen ‘voorrang’ krijgen bij het verdelen van de beschikbare middelen. De wijze van verdeling van het beschikbare bedrag staat vrij (artikel 4:26 Awb). Het college kan er bijvoorbeeld voor kiezen om het principe te hanteren dat aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna een selectie plaatsvindt aan de hand van vastgelegde criteria. Het is ook mogelijk dat het principe van 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt' wordt vastgelegd.

Artikel 5 Begrotingsvoorbehoud

In dit artikel is bepaald dat het college verplicht is om het zogenaamde begrotingsvoorbehoud te

maken als subsidie wordt verleend ten laste van een gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij meerjarige subsidies. In dat geval verleent het college de subsidie onder de voorwaarde dat de nodige gelden beschikbaar worden gesteld in de gemeentebegroting. Deze voorwaarde moet volgens de Awb in de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld. Het beroep op de voorwaarde dient binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de gemeentebegroting aan de subsidieontvanger bekend worden gemaakt.

Artikel 6 Subsidiegerechtigde

In dit artikel is bepaald dat alleen rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid in aanmerking komen voor subsidie. Ten opzichte van de ASV 2002 is de beperking toegevoegd dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen winstoogmerk mogen hebben. Door het ontbreken van een winstoogmerk te koppelen aan de activiteiten en niet aan de rechtspersoon, blijft het voor commerciële instellingen mogelijk om subsidie aan te vragen. Echter, uitsluitend voor activiteiten die zij buiten hun reguliere exploitatie om ontplooien en die passen binnen het gemeentelijk beleid.

Bij subsidieverlening conform het tweede lid, wordt door middel van de tenaamstelling van de subsidiebeschikking geregeld welke natuurlijke personen verantwoordelijk zijn voor de besteding van de subsidie. De groep van natuurlijke personen wordt in de beschikking zo volledig mogelijk genoemd, dat wil zeggen dat de individuele personen bij naam worden genoemd.

Artikel 7 Algemene verplichtingen

De subsidieontvanger krijgt zo veel mogelijk vrijheid bij het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten. Vanuit het oogpunt van doelmatig gebruik van gemeenschapsmiddelen, is het echter ook van belang dat de gemeente inzicht heeft in het reilen en zeilen van een subsidieaanvrager c.q.

  • -

    ontvanger. Daarom zijn in artikel 7 een aantal verplichtingen voor de subsidieaanvragers en

  • -

    ontvangers opgenomen. Het betreffen algemene verplichtingen die gelden ongeacht het soort subsidie dat wordt aangevraagd of ontvangen.

    Informatieplicht

    In het eerste lid van artikel 7 wordt gevraagd naar informatie die van belang is voor de beoordeling van de subsidieaanvrager zelf. Met deze informatie kan inzicht worden verkregen in de vraag of de subsidieaanvrager voldoet aan de algemene eisen voor subsidieverlening.

    Onder het tweede lid is een aantal feiten en handelingen opgesomd waarover de subsidieontvanger het college moet informeren gedurende de subsidieperiode. Deze aan het college te melden feiten en handelingen zijn afgeleid van artikel 4:71 Awb, met dit verschil, dat in dit wetsartikel de betreffende feiten en handelingen zijn gebonden aan een uitdrukkelijke toestemming van het college. Bij de hier opgenomen gevallen is, uit oogpunt van het terugdringen van administratieve lasten, gekozen voor slechts een meldingsplicht. Wijzigingen van bijvoorbeeld de (statutaire) doelstelling of de werkwijze van een subsidieontvangende instelling, kunnen uiteraard wel consequenties hebben voor de (toekomstige) subsidieverlening. De wijzingen kunnen immers tot gevolg hebben dat de subsidiegrondslag vervalt.

    Onderzoek

    Het zevende lid van artikel 7 verplicht de subsidieontvanger mee te werken aan onderzoeken die worden ingesteld door het gemeentebestuur. Het kan gaan om onderzoeken die gericht zijn op het meten van de effecten van de activiteiten, teneinde het subsidiebeleid te evalueren en bij te stellen, maar ook om bijvoorbeeld klantenonderzoek of omnibusonderzoeken. De verplichting geldt ook voor het meewerken aan controles in het kader van het toezicht op de naleving van de verplichtingen en het uitvoeren van de activiteiten. Artikel 4:59 Awb is hierbij van toepassing.

    Verzekering

    Om te voorkomen dat gesubsidieerde activiteiten niet plaatsvinden door aantasting van de vermogenspositie van de subsidieontvanger ten gevolge van brand, storm of inbraak is onder het achtste lid van artikel 7 de verplichting opgenomen dat de subsidieontvanger zich tegen deze risico's verzekert. Het negende lid geeft aan het college de mogelijkheid om in omstandigheden te bepalen dat de subsidieontvanger zich ook verzekert tegen andere risico’s (bijvoorbeeld frauderisico).

    Vergoedingsplicht

    Deze bepaling is gebaseerd op artikel 4:41 Awb, een facultatief wetsartikel. Door de bepaling in de verordening op te nemen, is de subsidieontvanger gehouden tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer de subsidie tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger heeft geleid. Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel waarvoor subsidie is verleend. Aangezien het niet redelijk is iedere vermogenstoename af te romen geldt de vergoedingsplicht alleen in de gevallen zoals genoemd onder a t/m f.

    Voorbeeld: De gemeente subsidieert de bouw van een clubhuis. De vereniging heft zichzelf op en

    verkoopt het clubhuis. De opbrengst van de verkoop, wordt verdeeld onder de leden.

    Voorbeeld: De gemeente verstrekt een jaarlijkse budgetsubsidie aan een stichting. De stichting bouwt

    een reserve op. De stichting stopt met de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en zet de

    reserve in voor andere activiteiten die niet passen binnen het gemeentelijke beleid.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding houdt het college rekening met de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen tot de aanwas van het vermogen. Ook zal altijd overleg worden gevoerd met de subsidieontvanger, gericht op het bereiken van overeenstemming over wat in alle redelijkheid kan worden uitgevoerd.

Toestemming

De bepalingen in lid 16 beogen te voorkomen dat gemeenschapsmiddelen worden gebruikt voor

oneigenlijke doelen (althans voor activiteiten die buiten de subsidie vallen).

Democratisering, integratie, anti-discriminatie

De bepalingen onder lid 18 t/m 22 van artikel 7 geven het college de mogelijkheid om de subsidieontvanger aan te spreken op eisen van democratisering, integratie en anti-discriminatie. Deze eisen zijn bedoeld als algemeen toetsingskader. Door deze eisen in de verordening op te nemen wordt aangegeven dat deze zaken door de gemeente van belang worden geacht. Wanneer de subsidieontvanger niet voldoet aan één van de eisen betekent het niet dat subsidie zal worden geweigerd. Het betekent wel dat de subsidieontvanger, indien dit door de raad of het college noodzakelijk of wenselijk wordt geacht, expliciet aandacht zal moeten besteden aan verbetering.

Een uitzondering hierop vormt de verplichting voor ontvangers van een jaarlijkse budgetsubsidie met een eigen accommodatie om zorg te dragen voor de toegankelijkheid voor lichamelijk gehandicapten. Het niet voldoen aan deze verplichting kan aanleiding zijn een subsidie te weigeren.

Artikel 8 Aanvullende verplichtingen

Volgens de artikelen 4:38 en 4:39 Awb moet in een verordening de basis gelegd worden voor het in voorkomende gevallen kunnen opleggen van bijzondere verplichtingen aan de subsidieontvanger. In artikel 8 wordt deze mogelijkheid geactiveerd. In beleidsregels of bij de subsidieverlening kunnen deze verplichtingen concreter worden uitgewerkt. De verplichtingen moeten evenwel op enigerlei wijze verband houden met het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten, dan wel met de middelen waarmee deze worden verricht.

Artikel 9 Reserves en voorzieningen

In het eerste lid van dit artikel wordt voor de subsidieontvanger van een jaarlijkse budgetsubsidie de mogelijkheid gecreëerd om een egalisatiereserve te vormen. Op grond van artikel 4:72 Awb is dit alleen mogelijk indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Gelet op het belang ervan bij budgetsubsidiëring is ervoor gekozen de mogelijkheid om een egalisatiereserve te mogen vormen uitdrukkelijk in de verordening op te nemen.

Een egalisatiereserve werkt als een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Het biedt de subsidieontvanger tot op zekere hoogte de mogelijkheid een zelfstandig en flexibel beleid te voeren. Bovendien wordt beperkt dat in het geval van een tekort een beroep op de gemeente wordt gedaan voor aanvullende subsidie.

Het kan evenwel niet de bedoeling zijn dat de reserve oneindig groot wordt. Daarom is in het tweede lid van artikel 9 een grens gesteld aan de maximale omvang. Deze grens is nieuw ten opzichte van de ASV 2002, maar werd in de subsidiepraktijk reeds als richtlijn gehanteerd. Voor de duidelijkheid is deze nu vastgelegd. [Deze alinea is na de wijziging van 11 september 2012 van rechtswege vervallen.]

Het derde lid van artikel 9 biedt de subsidieontvanger de mogelijkheid om één of meerdere bestemmingsreserves of voorzieningen te vormen [na de wijziging van 11 september 2012 dient “derde” gelezen te worden als “tweede”]. Om een goed gebruik van gemeenschapsmiddelen te waarborgen, dient hiervoor goedkeuring aan het college te worden gevraagd.

Artikel 10 Voorschotten en betalingen

Op grond van artikel 4:54 Awb kan het college de subsidieontvanger voorschotten verlenen wanneer dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. Artikel 10 geeft het college derhalve de basis tot het verlenen van voorschotten. Het is gebruikelijk dat, nadat er een besluit tot subsidieverlening is genomen, aan de subsidieontvanger een voorschot wordt uitgekeerd, zodat deze gedurende de activiteit of de subsidieperiode de beschikking heeft over geld om de activiteiten te financieren. Voorschotten kunnen worden verrekend bij de subsidievaststelling.

Artikel 11 Controle financiële verslaggeving

Voor een subsidie van € 50.000,-- of meer geldt de eis dat het financiële verslag behorende bij een aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld dient te gaan van een verklaring van een RA of AA accountant. De accountantsverklaring vormt een waarborg tegen onjuist gebruik van subsidiegelden. Volgens het derde lid van artikel 11 kan van de subsidieontvanger worden gevergd dat hij de accountant ook laat onderzoeken of aan de subsidieverplichtingen is voldaan. Deze verplichting kan bij de subsidieverlening worden opgelegd.

Met het opstellen van een accountantsverklaring zijn natuurlijk de nodige kosten gemoeid. Het zou daarom te ver gaan om steeds een dergelijke verklaring te verlangen. Aan de financiële verslaglegging van subsidies tot € 50.000,-- worden daarom minder zware eisen gesteld. Ten opzichte van de ASV 2002 is toegevoegd, dat als minimale eis geldt, dat het financiële verslag altijd ondertekend dient te zijn door ten minste twee bestuursleden of andere daartoe bevoegde personen. Indien een grotere mate van zekerheid omtrent de betrouwbaarheid van de financiële gegevens gewenst is, kan het college op grond van de bepaling onder het tweede lid van artikel 11 een verklaring van een onafhankelijke kascommissie (bestaande uit niet-bestuursleden) verlangen. In overeenstemming met de huidige subsidiepraktijk is het ook mogelijk dat de subsidieontvanger bij zijn financiële verslag een samenstellingsverklaring overlegt. De toegevoegde waarde hiervan is met name de deskundigheid van de accountant bij het opstellen van de verantwoording. Een samenstellingsverklaring geeft evenwel geen zekerheid over of wat er in de verantwoording staat ook juist of volledig is.

Het college legt de eventuele eis van een samenstellingsverklaring of een verklaring van een kascommissie bij de subsidieverlening op of legt deze vast in beleidsregels, zodat deze gelijk is voor een groep van subsidieontvangers.

Indien er bij subsidies tot € 50.000,-- toch behoefte is aan een accountantsverklaring (bijvoorbeeld bij een nieuwe subsidie), kan het college op grond van artikel 4:37 Awb aan de subsidieverlening overigens altijd toch de voorwaarde van een accountantsverklaring verbinden. In bijzondere gevallen kan zonodig inzage in de financiële administratie verlangd worden.

Artikel 12 Subsidieweigering

In het tweede lid van artikel 4:25 Awb is bepaald dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door deze verstrekking het subsidieplafond zou worden overschreden (zie ook toelichting artikel 4). In artikel 4:35 Awb zijn een aantal weigeringsgronden opgenomen waarmee onder meer misbruik van subsidie kan worden voorkomen. In aanvulling op de weigeringsgronden van de Awb, zijn in artikel 12 van de ASVL zeven extra weigeringsgronden opgenomen. De weigeringsgronden genoemd onder b, c en f zijn nieuw ten opzichte van de ASV 2002. Bij weigering van subsidie gaat het om een situatie waarin de subsidie geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd.

Een toelichting behoeft de weigeringsgrond onder g, waar met activiteiten van godsdienstige of levensbeschouwelijke aard, niet bedoeld wordt het sociaal-maatschappelijk werk dat vanuit een bepaalde levensovertuiging wordt verricht.

De bepalingen in het tweede en derde lid van artikel 12 zijn bedoeld als prikkel voor de subsidieaanvrager c.q. –ontvanger om tijdig de juiste en volledige informatie in te dienen voor zowel de subsidieverlening als –vaststelling. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat hierbij sprake is van een bevoegdheid en niet van een plicht. Het college kan dus besluiten geen gebruik te maken van deze bevoegdheid.

Artikel 13 Evaluatieverslag

Artikel 4:24 Awb bepaalt dat er ten minste éénmaal in de vijf jaren een verslag moet worden

gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk

voorschrift anders is bepaald. Gelet op de omvang en kosten van een dergelijk onderzoek en bezien in samenhang met de inmiddels in werking getreden bepalingen van de Gemeentewet over onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid, is dit artikel voor de werking van deze verordening uitgesloten. In voorkomende gevallen kan aansluiting worden gezocht bij onderzoeken in dit kader van de raad of het college. Ook onderzoek door de rekenkamercommissie vormt een optie. Daarnaast legt het college jaarlijks, tijdens de behandeling van de jaarrekening, verantwoording af over (onder meer) de verstrekking van subsidies. Met de uitsluiting van deze bepaling van de Awb wordt getracht een overmaat aan verslaglegging te voorkomen.

Artikel 14 Algemene uitgangspunten bij subsidieverlening

Het eerste lid van artikel 14 is met name van belang bij het bepalen van voorrang van subsidietoekenning bij de verdeling van subsidiebudgetten met een subsidieplafond. In de praktijk rijst namelijk nogal eens de vraag of bij een onvolledige aanvraag bepalend is de datum van indiening, of de datum waarop de aanvraag (na aanvulling) volledig is. Uit de jurisprudentie blijkt dat als hierover niets is geregeld in de subsidieverordening, de datum van de eerste – en dus onvolledige – indiening bepalend is. Dit kan er in de praktijk toe leiden dat subsidieaanvragers die snel nog even pro forma een onvolledige aanvraag indienen voorrang hebben bij de verdeling van de beschikbare subsidie boven aanvragers die vooraf meer tijd en energie steken in het zo goed en volledig mogelijk indienen van de aanvraag. Omdat dit niet gewenst is, wordt in de subsidieverordening bepaald dat de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van indiening.

In het tweede lid is vastgelegd dat in beginsel het tweetraps-subsidiesysteem wordt toegepast. Dit wil zeggen dat eerst een besluit tot het verlenen van de subsidie wordt genomen en daarna, na afloop van de activiteit of het boekjaar, een besluit tot het vaststellen van de subsidie volgt. De grondslag voor dit systeem wordt gevonden in artikel 4:29 Awb.

De Awb schrijft deze tweetraps-systematiek overigens niet dwingend voor. Indien een subsidiënt van mening is dat het doelmatiger is om meteen over te gaan tot een subsidievaststelling, kan een verleningsbeschikking achterwege blijven. In dit verband wordt in het derde lid van artikel 14 van de subsidieverordening de mogelijk voor het college geopend om bij subsidies onder de € 5.000,00 een verleningsbeschikking achterwege te laten en direct over te gaan tot subsidievaststelling. Deze mogelijk is met name gericht op de beperking van de kosten van de administratieve afhandeling van aanvragen van kleine subsidies die een veelvoud van het bedrag aan subsidie kunnen bedragen.

Artikel 15 Uitvoeringsovereenkomst

De Awb opent de mogelijkheid van het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst. Een

uitvoeringsovereenkomst kan vooral gebruikt worden voor het uitwerken van de te verrichten

activiteiten en voor het nader omschrijven van de beoogde resultaten. Ook heeft de overeenkomst

het voordeel dat daarin kan worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te

verrichten waarvoor subsidie is verleend. De Awb verplicht de subsidieontvanger namelijk niet om

de activiteiten te verrichten, maar heeft als uitgangspunt juist dat het de subsidieontvanger te allen

tijde vrijstaat om de activiteiten niet te verrichten. Geschillen over een uitvoeringsovereenkomst

kunnen – in het uiterste geval - ter beoordeling worden voorgelegd aan de rechtbank.

Subsidieverlening moet altijd bij beschikking plaatsvinden. Dat betekent dus dat het niet mogelijk is

om een subsidie alleen bij overeenkomst te verlenen. Het is wél mogelijk aan de beschikking de

voorwaarde te verbinden, dat er een uitvoeringsovereenkomst wordt aangegaan waarin bepaalde

voorwaarden nader worden uitgewerkt.

Artikel 16 Subsidiesoorten

Er worden in het kader van deze verordening een beperkt aantal subsidiesoorten onderscheiden. Deze kennen elk hun eigen procedure en juridische spelregels.

Artikel 18 en 22 Subsidieaanvraag

In deze artikelen worden de algemene indieningsvereisten van subsidieaanvragen opgesomd. De indientermijnen van eenmalige en jaarlijkse budgetsubsidies zijn overeenkomstig die van incidentele en structurele subsidies uit de ASV 2002. Voordeel van deze indientermijnen is, dat de tijd tussen de aanvraag en de periode waarin de overeengekomen activiteiten dienen te worden verricht, zo kort mogelijk is. Hiermee worden aanvragers in de gelegenheid gesteld in hun aanvragen zoveel als mogelijk is in te spelen op de actualiteit. Voor de meer complexe meerjarige budgetsubsidies is in de ASVL een afwijkende indientermijn gesteld. De beoordeling en afhandeling van deze subsidies vergen over het algemeen meer tijd.

Onder het derde lid van artikel 18 en het vierde lid van artikel 22 worden de gegevens genoemd die de subsidieaanvrager moet indienen op basis waarvan het college de aanvraag kan beoordelen. Met deze gegevens krijgt het college een goed beeld van de aanvrager (zowel financieel als inhoudelijk) en welke activiteiten deze zal gaan ontplooien in relatie tot de aan te vragen subsidie. Om op resultaat te kunnen sturen wordt verwacht dat de subsidieaanvrager niet alleen de geplande activiteiten opsomt, maar tevens aangeeft welke resultaten daaruit voortvloeien en welke doelen worden beoogd. Op basis hiervan kan het college tevens beoordelen of en in welke mate de subsidieaanvraag gerelateerd is aan het gemeentelijk beleid.

Voor jaarlijkse budgetsubsidies wordt, voor wat betreft de in te dienen financiële gegevens, een onderscheid gemaakt tussen subsidieaanvragers die hun inkomsten in overwegende mate ontlenen aan de gemeentelijke subsidie en subsidieaanvragers voor wie dat niet het geval is. Voor de laatste categorie aanvragers is het niet van belang dat inzicht wordt verkregen in de gehele bedrijfsvoering van de aanvrager. Een opgave van de begrote inkomsten en uitgaven met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd volstaat dan veelal.

Sub c van het vierde lid van artikel 21 opent de mogelijkheid voor het college om een begroting te verlangen, waarin de kostprijs per activiteit of cluster van activiteiten zichtbaar wordt gemaakt. Een dergelijke begroting (ook wel een ‘productbegroting’ genoemd) wordt gevraagd wanneer de hoogte van het maximale subsidiebedrag direct gekoppeld wordt aan de uit te voeren activiteiten en/of te realiseren resultaten. Het opstellen van zo’n begroting is echter zeer arbeidsintensief en zal dan ook niet in alle gevallen worden gevraagd.

Een meerjarige budgetsubsidie wordt verleend op basis van een meerjarenbegroting en meerjarenactiviteitenplan. In de meerjarenbegroting kan de subsidieaanvrager de toename van de kosten van activiteiten als gevolg van de prijs- en loonstijgingen laten zien.

Artikel 19 en 23 Subsidieverlening

De beslistermijnen zijn ten opzichte van de ASV 2002 gelijk gebleven. Indien daartoe aanleiding bestaat (afhankelijk van de aard en complexiteit van de aanvraag) kunnen de beslistermijnen worden uitgesteld. Uitgangspunt is dat daarover tijdig wordt gecommuniceerd met aanvrager.

Artikel 20 en 26 Verantwoording en vaststelling

Artikel 20 en artikel 26 geven regels omtrent de wijze waarop de subsidievaststelling plaatsvindt. Het principe is dat de vaststelling plaatsvindt na afloop van de subsidieperiode, op basis van een door de subsidieontvanger in te dienen vaststellingsaanvraag.

De termijnen die in de verordening worden genoemd voor het indienen van de vaststellingsaanvraag zijn gelijk aan die van de ASV 2002. Nieuw is de termijn van 1 juni voor vaststellingsaanvragen van ontvangers van een jaarlijkse subsidie die hun financiële verslag moeten laten beoordelen door een accountant (zie artikel 11). In de praktijk is gebleken dat de termijn van 1 april voor deze subsidieontvangers niet of moeilijk haalbaar is. De nieuwe indientermijn is zo gesteld dat de inhoud van de vaststellingsaanvraag wel nog kan worden betrokken bij de voorbereiding van de subsidie voor het volgende subsidiejaar.

Een vaststellingsaanvraag dient te bestaan uit een inhoudelijk en financieel verslag, waarin de subsidieontvanger verantwoording aflegt over de verrichte activiteiten, de behaalde resultaten en de bestede middelen. Belangrijk is, dat de gegevens bij de vaststellingaanvraag op eenzelfde wijze worden gepresenteerd als de gegevens op basis waarvan de subsidieverlening heeft plaatsgevonden. Dit maakt een goede vergelijking mogelijk tussen de beoogde en gerealiseerde doelen.

De basis voor de vaststelling van de subsidie is de toetsing of de subsidieontvanger hetgeen bij de subsidieverlening is afgesproken heeft gerealiseerd. Vooraf, bij de subsidieverlening, dient bepaald te zijn op basis waarvan de subsidie precies wordt vastgesteld. Indien niet anders is bepaald, wordt getoetst op hoofdlijnen van de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde resultaten. Ook wordt gekeken of de overige subsidieverplichtingen zijn nagekomen. Uitgangspunt is dat de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening wordt vastgesteld. Volgens het tweede lid van artikel 4:46 Awb kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuist of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en die subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

‘Slecht presteren’ kan voor het college overigens ook aanleiding zijn voor het niet meer verstrekken van subsidie in de toekomst (geen nieuwe subsidie meer of minder). Artikel 4:51 Awb schrijft dan wel een ‘redelijke termijn’ voor mededeling hiervan voor, indien de subsidieontvanger minimaal 3 jaar achtereen subsidie heeft gekregen.

  • Artikel 21 Algemene bepalingen

  • Meerjarige budgetsubsidies

Lid 3 van artikel 21 biedt de mogelijkheid om voor meerdere jaren een subsidie te verlenen. Het verlenen van een subsidie voor meerdere jaren heeft als voordeel dat het leidt tot een beperking van administratieve handelingen en de subsidieontvanger meer zekerheid biedt voor de langere termijn. In dit artikel is bepaald dat een subsidieperiode ten hoogste vier jaar bedraagt.

Bij het maken van meerjarenafspraken kunnen tevens afspraken worden gemaakt over de eventuele toepassing van indexering om kostenstijgingen op te kunnen vangen (bijvoorbeeld als gevolg van prijs- en loonstijgingen). Deze verhogingen kunnen ineens in het bedrag worden verwerkt of het bedrag wordt per jaar met een bepaald percentage verhoogd.

Omdat meerjarige subsidies op grond van het vijfde lid van artikel 21 worden verleend onder het voorbehoud dat de raad in de gemeentebegroting voldoende middelen voor de subsidiering beschikbaar stelt, wordt gedurende de subsidieperiode het jaarlijkse subsidiebedrag middels een afzonderlijke beschikking aan de subsidieontvanger beschikbaar gesteld. Tenzij een beroep wordt gedaan op het begrotingsvoorbehoud, ontvangt de subsidieontvanger deze beschikking vóór aanvang van het subsidiejaar.

Een meerjarige budgetsubsidie, wordt in principe aan het eind van de subsidieperiode vastgesteld. Bij een meerjarige subsidie moet de subsidieontvanger nog wel jaarlijks een financieel en inhoudelijk verslag indienen (zie artikel 24). Op deze manier blijft de gemeente op de hoogte van ontwikkelingen en kan worden getoetst of de subsidieontvanger nog steeds voldoet aan de voorwaarden die aan de subsidieverlening zijn gesteld.

Artikel 24 Tussentijdse rapportage

Tegenover de toegenomen vrijheid van subsidieontvangers met betrekking tot de bedrijfsvoering, staat dat de gemeente zich meer zal richten op de beoordeling van de gesubsidieerde activiteiten en behaalde resultaten. Op grond van artikel 24 kan dat ook gedurende de subsidieperiode gebeuren. Dit is met name van belang bij grotere subsidies. Tussentijdse rapportages geven het college de mogelijkheid tijdig in te kunnen spelen op ontwikkelingen en eventueel bij te sturen.

Artikel 25 Bijzondere verplichtingen bij budgetsubsidies van € 100.000,-- of meer

Normaal gesproken houdt de het college zich niet bezig met de bedrijfsvoering van de subsidieontvanger. Niettemin zijn in artikel 25 enkele gevallen genoemd waarbij een zekere inbreuk op de handelingsvrijheid van de subsidieontvanger noodzakelijk wordt gevonden. Niet dat deze vrijheid al bij voorbaat is ingeperkt, maar de gemeente wil kunnen bijsturen indien zich een (te) groot risico aandient.

Artikel 27 Ontheffing, hardheidsclausule

Met de bepaling onder het eerste lid van artikel 27, krijgt het college de mogelijkheid om af te wijken van de verordening. Het kan immers voorkomen dat er zich situaties voordoen dat strikte toepassing van de verordening leidt tot onwenselijke situaties die niet passen in de geest van de verordening. Bij hoge uitzondering kan de hardheidsclausule worden gebruikt om anders te beslissen.

Om in alle gevallen het nemen van besluiten mogelijk te maken, is in het vierde lid van artikel 27 bepaald dat het college beslist in gevallen waarin noch de Awb noch deze verordening voorziet.