Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Parkeerverordening Vlissingen 1992

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingParkeerverordening Vlissingen 1992
CiteertitelParkeerverordening Vlissingen 1992
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerst opgenomen wijziging daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wegenverkeerswet 1994, artikel 2a
  3. Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, art. 87

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

(Aanwijzings)besluit met betrekking tot het betaald- en vergunningen parkeren 2010 tot en met 2014.

Kaart geldingsgebied zoals bedoeld in art. 2

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-11-200927-04-2021art. 1,3,4,9,11

22-10-2009

Gemeenteblad, 2009, VI.02

Geen.
01-01-199227-04-2021nieuwe regeling

28-11-1991

Gemeenteblad, 1991, VI.02

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Parkeerverordening Vlissingen 1992

 

 

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb.459;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 inclusief brommobielen;

  • c.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Wegenverkeersreglement (Stb. 1950, K377), met dien verstande dat fietsers en bromfietsen niet als voertuigen worden beschouwd;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen;

  • e.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • f.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb.1935,554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • g.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeerders en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • h.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • i.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

    • 2.

      gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • j.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

    dagkraskaarten en kraskaarten met een beperkte parkeerduur worden gelijkgesteld met een vergunning.

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • l.

    het gereguleerd

    parkeergebied: het gebied zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende bijlage 1.

  • m.

    bedrijven: rechtspersonen, ondernemingen of daarmee gelijk te stellen beroepsactiviteiten, waaronder dienstverlening en vrijgestelde beroepen

(gewijz. rdsb. 25-05-2000 nr. 2-2; 22-10-2009, nr. 8.1)

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2
  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten of terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3
  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2a.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    I. de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die woont binnen het gereguleerde parkeergebied.

    II. een bedrijf dat is gevestigd binnen het gereguleerde parkeergebied.

    III. de houders van een hotel of pension, dat is gevestigd binnen een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van hun gasten.

    IV. marktkooplieden waaraan een standplaats op de weekmarkt is verleend of een wekelijkse standplaats binnen het gereguleerde parkeergebied is toegewezen op zaterdag als bedoeld in de Marktverordening Vlissingen 2005.

  • 2b.

    Per huishouden kan maximaal per kalenderjaar over vijf sets dagkraskaarten en drie sets kraskaarten met beperkte parkeerduur worden beschikt, welke kraskaarten het mogelijk maken om te parkeren op belanghebbendenplaatsen, zonder te voldoen aan de onder I en II van onderdeel a gestelde voorwaarden.

    (gewijz. rdbs. 22-10-2009, nr. 8.1)

  • 3.

    De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan de in het tweede lid, onderdeel a, onder I en II gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de in onderdeel a onder I genoemde voorwaarde.(gewijz. rdbs. 22-10-2009, nr. 8.1)

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan:

    • a.

      eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

    • b.

      bewoners van belanghebbendengebieden, geen eigenaar of houder van een motorvoertuig.

    • c.

      een bedrijf dat is gevestigd binnen het gereguleerde parkeergebied ten behoeve van het woon-werkverkeer van haar directie of personeelsleden.

      (gewijz. rdsb. 25/5/2000; 2-2(55); 22-10-2009, nr. 8.1)

  • 5.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6.

    Het college kan aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

    (gewijz. rb. 23/7/98;2-1(113)

Artikel 4
  • 1.

    Het college kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2.

    Het college beslist binnen negen weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 3.

    Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 5
  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7
  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan op een:

    • a.

      parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      belanghebbendenplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9
  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2.

    Het is verboden op een belanghebbendenplaats een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden in strijd met de bepalingen op een onderbord bij borg E9 van bijlage 1 van het RVV 1990.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

(gewijz. rdbs. 22-10-2009, nr. 8.1)

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen personen belast.

(gewijz. rdbs. 22-10-2009, nr. 8.1)

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als 'Parkeerverordening Vlissingen 1992'.

Artikel 13
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op een door het college bij openbaar besluit bekend te maken datum.

  • 2.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de Verordening Parkeerbelastingen 1992 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

 

Vlissingen, 28 november 1991.

De raad van de gemeente Vlissingen,

de secretaris, de voorzitter,

drs. J.M.A. van Nassau J.C.Th. van der Doef