Organisatie | Nieuwkoop |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012 |
Vervangt de Apv 2009. Dit is de APV 2012 + 1e, 2e, 3e, 4e, 5e, 6e en 7e wijziging
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2016 | 18-04-2019 | 7e verordening tot wijziging | 23-06-2016 Elektronisch gemeenteblad d.d. 5 juli 2016 | 2016-074 | |
01-07-2016 | 30-06-2016 | 7e verordening tot wijziging | 23-06-2016 Elektronisch gemeenteblad d.d. 5 juli 2016 | 2016-074 | |
01-10-2015 | 07-07-2016 | 6e verordening tot wijziging | 17-09-2014 Elektronisch gemeenteblad | 2015-091 | |
26-11-2014 | 01-10-2015 | 5e verordening tot wijziging | 25-11-2014 | 2014-109 | |
15-10-2014 | 25-11-2014 | 4e verordening tot wijziging | 25-09-2014 | 2014-086 | |
31-10-2013 | 15-10-2014 | 3e verordening tot wijziging | 17-10-2013 | 2013-099 | |
26-09-2013 | 31-10-2013 | 2e verordening tot wijziging | 19-09-2013 | 2013-091 | |
20-09-2012 | 26-09-2013 | Vervangt Apv 2009 | 13-09-2012 Elektronisch gemeenteblad d.d. 19 september 2012 en Nieuwkoop Nieuws d.d. 24 september 2012 | 2012-095 |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:7 Vergunning voor onbepaalde tijd
Artikel 1:10 Lex silencio positivo
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan (Vervangen door 2:10a)
Artikel 2:10a Vergunning voor omgevingsvergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:10b Afbakingsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 2:10c Vrij te stellen categorieën
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Artikel 2:28a Exploitatie terras
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten openbare inrichting
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
AFDELING 8A WOON- EN LEEFKLIMAAT
PARAGRAAF 1 TOEZICHT OP SMART- EN HEADSHOPS
Artikel 2:34a Begripsomschrijving
Artikel 2:34b Vergunningplicht
Artikel 2:34c Vergunningaanvraag
Artikel 2:34d Eisen aan de exploitant en leidinggevende
Artikel 2:34e Weigeringgronden
Artikel 2:34f Afwijking sluitingstijden: tijdelijke sluiting
Artikel 2:34h Aanwezigheid in gesloten inrichting
Artikel 2:34i Intrekkinggronden
Artikel 2:34j Vervallen vergunning
Artikel 2:34k Overgangsbepaling
Artikel 2:34l College als bevoegd orgaan
AFDELING 8B BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
Artikel 2:34m Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34n Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2:34o Verbod verstrekken van sterke drank
Artikel 2:34p Toelatingleeftijden tot alle horecalokaliteiten en terrassen
Artikel 2:34q Verbod happy hours
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:44a Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:47a (Slaap) verblijf op de weg, in voertuigen en in kampeermiddelen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:49a Hinderlijk gedrag
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Hinderlijk gebruik van softdrugs
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN, CAMERA-TOEZICHT EN VERBLIJFSONTZEGGINGEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:78 Verblijfsontzeggingen
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
AFDELING 3. BESLISTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Artikel 4.6a (Geluid)hinder in de openlucht
Artikel 4.6b (Geluid)hinder door dieren
Artikel 4.6c (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.
Artikel 4.6d (Geluid)hinder door vrachtauto’s
Artikel 4.6e (Geluid)hinder door schepen
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4.7a Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
Artikel 4:11 Omgevingsontheffing voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4:12 Instandhouding houtopstanden
Artikel 4:12a Bescherming openbare houtopstanden
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
Artikel 4:18 Nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5:11 aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 512 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting (is vervallen)
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en nadere regels
Artikel 5:19 Weigeringsgronden
Artikel 5:19a Overige weigeringsgronden
Artikel 5:20 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:21 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:23 Houden van een snuffelmarkt
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Artikel 5:31A Begripsbepalingen
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
AFDELING 10. PLASSENGEBIED EN OPENBAAR WATER
Artikel 5:38 Begripsbepalingen
Artikel 5:39 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 5:40 Verontreiniging bij werkzaamheden op het water
Artikel 5:41 Beschadiging van waterstaatswerken en oevers
Artikel 5:42 Varen over visnetten
Artikel 5:43 Bescherming rietkragen
Artikel 5:44 Zeilplank nabij rietkraag
Artikel 5:45 Verbod beschadigen riet
Artikel 5:49 Ondiepten ontstaan door vee
Artikel 5:51 Gebruik land/water
Artikel 5:52 Afsluitmogelijkheid
Paragraaf 2. Orde en veiligheid met betrekking tot de scheepvaart op het openbare water
Artikel 5:53 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:54 Overlast bij bruggen en sluizen
Artikel 5:55 Aanleggen van vaartuigen
Artikel 5:56 Overlast aan vaartuigen
Artikel 5:57 Orde op het openbare water
Artikel 5:58 Veiligheid op het water
Artikel 5:59 Gebruik van openbaar water
Artikel 5:60 Gezonken schip of voorwerp
PARAGRAAF 3. MAATREGELEN EN VOORSCHRIFTEN VOOR VAARTUIGEN EN AANLEGPLAATSEN
Artikel 5:61 Aanpassen woonschepen
Artikel 5:62 Hinder door vaartuigen
Artikel 5:63 Aanleggen door vaartuigen, gebruik laad- en loswallen
Artikel 5:64 Verbod ligplaats pleziervaartuigen
Artikel 5:65 Uitzonderingen verbod artikel 5:64
Artikel 5:66 Voorschiften ligplaats
Artikel 5:67 Gebruik voortstuwingsinstallatie
Artikel 5:68 Ligplaatsen woonschepen
Artikel 5:69 Afbakening geldingsgebied
Artikel 5:71 Maximum snelheid plassengebied
Artikel 5:75 Scheepvaartverkeerswet
Artikel 5:76 Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 5:77 Varen onder leidingen
Artikel 5:78 Vier uren regeling
Artikel 5:79 Varen met motorvaartuigen
PARAGRAAF 5. ORDE EN VEILIGHEID OP HET WATER EN IJS
Artikel 5:81 Orde en veiligheid op het ijs
Artikel 5:82 IJsbijten, ijsvaren
Artikel 5:84 Radiografisch bestuurde vliegtuigen
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Artikel 1:7 Vergunning voor onbepaalde tijd
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan (Vervangen door 2:10a)
Artikel 2:10a Vergunning voor omgevingsvergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:10c Vrij te stellen categorieën
Het bevoegd gezag kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod om het eerste lid van artikel 2:10a niet geldt.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat..
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 Indiening aanvraag, eerste lid onder 1, geldt voor een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25 dat indien een aanvraag wordt ingediend minder dan dertien weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, het bevoegde bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
i. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
ii. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning indien:
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Hierbij houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Artikel 2:28a Exploitatie terras
Voor zover artikel 2:28 het exploiteren van een openbare inrichting toestaat dan is het exploiteren van een terras mogelijk, indien:
op wegen of weggedeelten, bestaande uit een rijbaan en een trottoir, het terras op de rijbaan wordt geplaatst of op het trottoir tussen het terras en de rijbaan of geplaatste objecten een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,50 meter aanwezig is voor voetgangers, invaliden- en kinderwagens;
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten openbare inrichting
Het is bezoekers van een openbare inrichting toegestaan gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2:29 gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
AFDELING 8A WOON- EN LEEFKLIMAAT
Paragraaf 1 Toezicht op smart- en headshops
Artikel 2:34a Begripsomschrijving
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet handelingen en/of werkzaamheden worden verricht die zijn aan te merken als het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als smartshop, headshop, belshop of internetcafé;
Artikel 2:34e Weigeringgronden
De burgemeester kan de in artikel 2:34b, lid 1, bedoelde vergunning weigeren indien:
Artikel 2:34f Afwijking sluitingstijden: tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in het geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer inrichtingen, tijdelijk andere dan de voor de betreffende inrichtingen geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen.
De burgemeester kan een inrichting, al dan niet voor een bepaalde termijn, gesloten verklaren indien:
Artikel 2:34h Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is de exploitant of leidinggevende(n) verboden gedurende de tijd dat een inrichting is gesloten ingevolge de reguliere sluitingstijden of krachtens een op grond van artikel 2:34f, dan wel artikel 2:34g genomen besluit, de inrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin één of meer bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
Artikel 2:34i Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 wordt de vergunning als bedoeld in artikel 2:34b, lid 1, door de burgemeester ingetrokken indien:
aannemelijk is dat de exploitant of leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
Artikel 2:34k Overgangsbepaling
Wordt door de exploitant van een inrichting als bedoeld in het eerste lid binnen de in het eerste lid genoemde termijn een ingevolge artikel 2:34, lid 1, vereiste vergunning aangevraagd, dan wordt de tijdelijke vergunning als bedoeld in lid 1 geacht te zijn verlengd tot het tijdstip waarop door de burgemeester op de aanvraag is beslist.
Afdeling 8B BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET
Artikel 2:34m Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende na 12:00 uur tussen het tijdstip 1 uur voor aanvang en eindigende met 1 uur na beëindiging van activiteiten welke passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon,
Van het bepaalde in het eerste lid zijn uitgezonderd de Sportieve Instellingen. Voor de Sportieve Instellingen geldt dat zij uitsluitend alcoholhoudende drank verstrekekn gedurende de periode beginnende na 12:00 uur tussen het tijdstip van aanvang en eindigende 2 uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving.
Artikel 2:34o Verbod verstrekken van sterke drank
Het is verboden in paracommerciële inrichtingen sterke drank te verstrekken.
Artikel 2:34q Verbod happy hours
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen..
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in ieder geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het verbod geldt niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
De rechthebbende op herkauwende of eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit).
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN, CAMERA-TOEZICHT EN VERBLIJFSONTZEGGINGEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:2, 2:10, 2:11, 2:16, 2:47, 2:48, 2:50, 2:73 en 5:34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Verblijfsontzeggingen
Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een middel van openbaar vervoer te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf weken.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, ,Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid, onder b..
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf (12) incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf (12) incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 70 dB(A) en/of 85 dB(C), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 1.30 uur beëindigd.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4.6a (Geluid)hinder in de openlucht
Het college kan terreinen of wateren aanwijzen, waarop het verbod, vervat in het eerste lid, niet van toepassing is op het in werking hebben van bepaalde in de aanwijzing aangegeven categorieën van geluidsapparaten, (recreatie)toestellen of (bouw)machines, voor zover wordt voldaan aan de door het college vast te stellen voorschriften ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Artikel 4.6b (Geluid)hinder door dieren
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de wet op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Artikel 4.6c (Geluid)hinder door bromfietsen e.d.
Het verbod geldt niet voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Artikel 4.6d (Geluid)hinder door vrachtauto’s
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
Artikel 4.6e (Geluid)hinder door schepen
Het verbod geldt niet, voor zover artikel 2.4.16, de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing zijn.
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan: rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,6 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19a Overige weigeringsgronden
Onverminderd artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt dan wel de sociale leefbaarheid of de kwaliteit van het leefmilieu van de gemeentekernen in het geding komt;
Artikel 5:20 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
AFDELING 10. PLASSENGEBIED EN OPENBAAR WATER
Artikel 5:38 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
elk vaartuig of drijvend voorwerp, waarin of waarop uitsluitend of hoofdzakelijk een beroep, bedrijf of dienst wordt uitgeoefend dan wel dat door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd of geschikt is om daarin of daarop een beroep, bedrijf of dienst uit te oefenen;
elk vaartuig, luchtkussenvoertuig of drijvend voorwerp, dat onder eigen verantwoordelijkheid en alleen voor het eigen genoegen van de gebruiker uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport dan wel door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd of geschikt is om onder eigen verantwoordelijkheid en alleen voor het eigen genoegen van de gebruiker te worden gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een zeilplank;
motorvaartuig: een vaartuig dat gebruik kan maken van zijn mechanische middelen tot voortbeweging met uitzondering van een vaartuig waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd;
Artikel 5:40 Verontreiniging bij werkzaamheden op het water
Het is verboden, zonder vergunning van het college, binnen de afstand van 25 meter van bewoonde gebouwen, vaartuigen met vuilnis of andere stankverwekkende stoffen te laden, te verwerken, af te meren of te lossen. Dit verbod is niet van toepassing voor personeel van de van gemeentewege aangewezen reinigingsdienst in de uitoefening van de hem opgedragen werkzaamheden en voor de eigenaren, beheerders of andere rechthebbenden van landbouw-, veeteelt- of tuinbouwbedrijven en het bij deze in dienstzijnde personeel, bij de uitoefening van werkzaamheden ten behoeve van en op het terrein van die bedrijven.
Artikel 5:41 Beschadiging van waterstaatswerken en oevers
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5:43 Bescherming rietkragen
Het is verboden met een woonschip, een bedrijfsvaartuig of een pleziervaartuig te varen, te ankeren, aan te leggen of ligplaats in te nemen door, in of aan een rietkraag, alsmede binnen een strook van 2 meter vanaf een rietkraag.
Artikel 5:44 Zeilplank nabij rietkraag
Het is verboden met een zeilplank te varen dan wel een zeilplank te laten liggen, door, in of aan een rietkraag.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik opgeschikt te maken.
Het is verboden te zwemmen of te baden in de door het college bij een ter openbare kennis te brengen besluit aan te wijzen wateren. Slechts die wateren kunnen worden aangewezen waar, naar het oordeel van het college, het baden het zwemmen hinder en overlast veroorzaakt aan het scheepvaartverkeer dan wel de openbare orde verstoort of de zedelijkheid aantast.
Artikel 5:49 Ondiepten ontstaan door vee
Rechthebbenden van langs openbare wateren gelegen gronden zijn, indien ten gevolge van het lopen van vee op deze gronden in die wateren nabij de oevers ondiepten zijn ontstaan, verplicht die ondiepten, zo dikwijls het college dit in het belang van de bruikbaarheid van de wateren nodig achten, binnen de door deze bekend gemaakte tijd en overeenkomstig door of namens hen gegeven aanwijzingen te verwijderen.
Artikel 5:52 Afsluitmogelijkheid
In verband met de aantasting van het oorspronkelijk karakter van het plassengebied kunnen gebieden worden aangewezen waarin het verboden is zich met vaartuigen te bevinden. Het hiervoor gestelde gebied geldt niet voor hen die beroepshalve in het betreffende gebied moeten zijn.
Paragraaf 2. Orde en veiligheid met betrekking tot de scheepvaart op het openbare water
Artikel 5:53 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken de Waterwet, de Provinciale Verordening Ruimte, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:54 Overlast bij bruggen en sluizen
Het is, behalve aan de daartoe bevoegde personen, verboden de opsluiting van afgesloten bruggen te openen, of zich op beweegbare delen van ophaal-, bascule- of draaibruggen te bevinden zolang deze niet zijn gesloten, alsmede zich op sluisdeuren te bevinden of daarvan de rinket- of slakgaten te openen of af te sluiten.
Artikel 5:60 Gezonken schip of voorwerp
De rechthebbende op een in een bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnd water gezonken of aan de grond geraakt vaartuig, te water geraakt voertuig of ander vervoermiddel dan wel voorwerp, waarvan de aanwezigheid aldaar de veiligheid of het verkeer in dat water in gevaar kan brengen, is verplicht van het zinken, aan de grond raken, of te water rake onmiddellijk kennis te geven aan de politie, en bij dat vaartuig, voertuig, vervoermiddel of voorwerp, indien het is gezonken, de bakens of veiligheidstekens te plaatsen als hem door of namens de politie worden voorgeschreven, alsmede te zorgen, dat het vaartuig, voertuig of voorwerp binnen de door of namens de politie gestelde termijn uit dat water wordt verwijderd.
Paragraaf 3. Maatregelen en voorschriften voor vaartuigen en aanlegplaatsen
Artikel 5:62 Hinder door vaartuigen
De verbodsbepaling van het eerste lid geldt niet:
voor rijks en provinciale wateren, noch voor andere dan provinciale wateren, waarop de Verordening scheepvaartbelangen Zuid Holland van toepassing is.
3.Het is verboden zonder toestemming van de bewoner of de bewoners van het betrokken pand een vaartuig stil te doen liggen in de hoofddeling, voor welk doel ook, waardoor het verkeer over draaiplank of brug belemmerd zou worden.
Artikel 5:65 Uitzonderingen verbod artikel 5:64
De in artikel 5:64 vervatte verboden zijn niet van toepassing op het innemen van ligplaats en het aanleggen met:
Artikel 5:66 Voorschiften ligplaats
Ongeacht het bepaalde in de artikelen 5:64 en 5:65 kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig voorschriften stellen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
De schippers van elkander tegenkomende vaartuigen moeten, voor zoveel de plaatselijke gesteldheid en de soort der vaartuigen dit toelaten, van bakboord naar stuurboord, dat is van de linker- naar de rechterzijde verhalen. Waar wisselen niet mogelijk is, moet de schipper van het onbeladen vaartuig of indien beide vaartuigen beladen of onbeladen zijn, de schipper wiens vaartuig het dichtst is bij een plaats, waar gewisseld kan worden, daar heen varen om het tweede schip te laten passeren. Wil een schipper een ander voortvarend schipper voorbijvaren dan is deze verplicht, daartoe aangezocht, zo mogelijk gelegenheid te geven.
Degene die - al dan niet permanent – woont aan een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot het met een door een motor aangedreven vaartuig te varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij/zij een identiteitsbewijs bij zich te dragen waaruit de aanwoning blijkt.
Degene die een aantoonbaar vis- en/of jachtrecht heeft op een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot en met een door een motor aangedreven vaartuig te varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij de bescheiden bij zich te dragen waaruit het vis- en/of jachtrecht blijkt.
Degene die al dan niet permanent woont aan een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot het met een pleziervaartuig te varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij/zij een identiteitsbewijs bij zich te dragen waaruit de aanwoning blijkt.
Degene die een aantoonbaar vis- en/of jachtrecht heeft op een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot het met een pleziervaartuig varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij/zij de bescheiden bij zich te dragen waaruit het vis- en/of jachtrecht blijkt.
Het is de gebruiker van een zeilplank verboden daarmee de plankzeilsport te beoefenen, zich te bevinden of te varen in de wateren aangegeven op de aan deze verordening toegevoegde kaart.
Artikel 5:75 Scheepvaartverkeerswet
Een in de artikelen 5:71, 5:72, 5:73 en 5:74 vervat verbod is niet van toepassing op een in die artikelen vermeld water of gedeelte daarvan, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet mede heeft toegepast in het belang van het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden van een gebied waarin scheepvaartwegen zijn gelegen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 2, aanhef en sub b van die wet.
Artikel 5:76 Binnenvaartpolitiereglement
Het in deze afdeling gesteld is niet van toepassing voor zover het Binnenvaartpolitiereglement en de Vaarwegenverordening Zuid Holland daarin voorzien.
Artikel 5:79 Varen met motorvaartuigen
De motorvergunning als bedoeld in het eerste lid geldt voor de volgende wateren:
De Meijewetering lopende van de Vliet tot aan de voormalige Meijemolen, de Ringsloot in de kern Nieuwkoop van de voormalige molen bij de Zuideindenseweg tot de Teuntjesbrug, de Vliet, de Kadewetering, het Mallegat, de Ziendevaart, de Elleboogsvaart, de Oudevaart, de Gemeentevaart, het Schepengat, de vaargeul van het Maarten Freeke Wije, de Noordeinderplas en de Zuideinderplas.
Alle overige wateren in de voormalige polder Nieuwkoop en Noorden als de houder van de motorvergunning eigenaar is van het water of als de houder van de motorvergunning in het bezit is van een door de eigenaar ondertekende verklaring waaruit blijkt dat deze daarvoor toestemming geeft. Deze verklaring moet de tijdsduur van de toestemming vermelden en de naam aan wie de toestemming is verleend.
Paragraaf 5. Orde en veiligheid op het water en ijs
Artikel 5:82 IJsbijten, ijsvaren
De rechthebbende op een inrichting voor afvoer van water is, wanneer het ijs in of nabij een ijsbaan of ijsweg door uitstorting van dit water onbetrouwbaar is, verplicht onverwijld de gevaarlijke plaats aan te duiden door bakens, planken, palen of andere voorwerpen op opvallende wijze langs de rand te plaatsen.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie (3) maanden of geldboete van de tweede (2e) categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: opsporingsambtenaren van de Nationale politie – Regionale eenheid Den Haag en personen, werkzaam voor de gemeente en als zodanig belast met toezicht en handhaving, onder wie milieuwachten, parkeercontroleurs, precariocontroleurs, toezichthouders en stadswachten.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende twee jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
vergunningen voor het innemen van een ligplaats met een woonschip, verleend krachtens de op 8 februari 2006 door de raad van Nieuwkoop vastgestelde en sindsdien bij besluit van 18 mei 2006 gewijzigde verordening, blijven, in afwijking van artikel 6:5, lid 1, voor onbepaalde tijd van kracht, behoudens van het geval waarin thans nog niet voorzienbare omstandigheden of wetgeving hieraan in de weg staan.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende twee jaren na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van een verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep op bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid.
In afwijking van het in het eerste lid bepaald, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd- van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht (8) weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
Horecabedrijven, die op de datum van inwerkingtreding van artikel 2:28 zoals vastgesteld bij het raadsbesluit van 25 januari 2007 zijn gevestigd, zijn van de vergunningsplicht van laatstgenoemde artikel vrijgesteld zolang de exploitatie naar aard, oppervlakte, locatie of anderszins niet wordt gewijzigd, met uitzondering van terrassen.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen, neergelegd in vergunningen of ontheffingen krachtens de VWP, indien en voor zover de bepalingen, ingevolge welke deze voorschriften of beperkingen zijn opgelegd, zijn overgenomen in afdeling 10 van hoofdstuk 5 van de Apv en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken, blijven gedurende de periode waarvoor ze zijn afgegeven van kracht omwille van rechtsbescherming.