Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leudal

Verordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeudal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012
CiteertitelVerordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, 35, 48

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-04-201301-10-201204-07-2015Nieuwe regeling

04-09-2012

Leudalnieuws 10 april 2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012

De raad van de gemeente Leudal,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 juli 2012;

gelet op artikel 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, alsmede artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat maatschappelijke participatie van belang is met het oog op een zelfredzame toekomst, en in het bijzonder kinderen in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet moeten worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders;

B E S L U I T

De “Verordening bevorderen maatschappelijke participatie 2012” vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving, doel en strekking

Artikel 1
  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal;

    • c.

      alleenstaande, alleenstaande ouder en gezin: zoals bedoeld in artikel 4 de wet;

    • d.

      kind: een ten laste komend kind in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar en dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt;

    • e.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, sub c, van de wet;

    • f.

      inkomen:het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet waarbij een eventuele bijstandsuitkering in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op categoriale bijstand als inkomen wordt gezien;

    • g.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet op de aanvraagdatum.

Artikel 2

Degenen die tot de doelgroep, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder c en d van deze verordening behoren en aan de voorwaarden voldoen, hebben ter vergroting van hun participatie, recht op een bijdrage in de kosten hiervan. Op deze wijze wordt voorkomen dat om redenen van financiële aard niet wordt deelgenomen.

Onder maatschappelijke participatie wordt in ieder geval verstaan:

  • o

    lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ontspanningsvereniging;

  • o

    deelneming aan muziek- en/of dansonderwijs;

  • o

    bezoek aan zwembad, bibliotheek, theater, concert, museum, bioscoop en/of pretpark;

  • o

    deelneming aan door school georganiseerde activiteiten;

  • o

    activiteiten op het gebied van het maatschappelijk welzijn;

  • o

    kosten die verband houden met telefoon en internet, abonnement op krant of tijdschrift, sportkleding.

Hoofdstuk 2 Doelgroep en voorwaarden

Artikel 3

De doelgroep bestaat uit:

  • 1.

    De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin die/dat op de aanvraagdatum aangewezen is op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de geldende bijstandsnorm, en niet beschikt over in aanmerking te nemen vermogen en een zelfstandige huishouding voeren.

  • 2.

    Het ten laste komend kind van de alleenstaande ouder of het gezin, dat op de aanvraagdatum aan het leeftijds- en onderwijscriterium als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub d, van deze verordening te voldoen.

Artikel 4
  • 1.

    Er is sprake van bijzondere omstandigheden als degene waarvoor de bijdrage is aangevraagd, voldoet aan de voorwaarden van de verordening.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage wordt door het College vastgesteld.

  • 3.

    Aan bijstandsgerechtigden wordt de bijdrage jaarlijks in januari, of voor de aanvrager om een bijstandsuitkering bij het begin van de bijstandsperiode, ambtshalve toegekend.

  • 4.

    De aanvraag kan op ieder moment in het lopende kalenderjaar worden ingediend.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen en verantwoording

Artikel 5
  • 1.

    De bijdrage voor het kind wordt categoriaal verstrekt;

  • 2.

    De alleenstaande ouder of gezin die/dat een bijdrage ontvangt moet de bewijsstukken van de uitgaven gedurende 2 jaar ter controle bewaren;

  • 3.

    Steekproefsgewijs kan worden vastgesteld of de bijdrage aan de meerderjarige rechthebbende(n) is aangewend voor kosten van maatschappelijke participatie, als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

Artikel 6

Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening bevorderen maatschappelijke participatie en treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 4 september 2012.

DE RAAD VAN DE GEMEENTE LEUDAL

De griffier,

De waarnemend voorzitter,

drs. W.A.L.M. Cornelissen

ing. J.C.G.J. Smulders

TOELICHTING

 

Algemene toelichting

Op 1 januari 2012 zijn de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet investeren in jongeren samengevoegd. Daartoe is de Wwb op een aantal onderdelen aangepast . Een van de aanpassingen betreft een verordeningsplicht voor gemeenten met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid, van de Wwb).

De tweede kamer heeft de regering in een motie gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen die onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen.

Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijk doel van de motie: meer nadruk leggen op het stimuleren van gemeenten om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet de wet in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid van de Wet werk en bijstand.

De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie. Deze vorm van categoriale bijstand wordt - met de eveneens in de wet opgenomen inkomensnormering – alleen verstrekt aan personen of huishoudens met maximaal een inkomen tot 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst.

In het gemeentelijk minimabeleid van Leudal zijn reeds een aantal voorzieningen opgenomen die sociale uitsluiting van kinderen uit arme gezinnen moet voorkomen dan wel tegengaan, zodat zij een beter toekomstperspectief krijgen.

Met de verplichting om regels te stellen in een verordening wordt beoogd het vastleggen van regels gericht aan het college met het oogmerk dat het college verder vorm geeft aan de door de gemeenteraad voorgeschreven opdracht om voorzieningen te treffen die kinderparticipatie bevorderen.

Een categoriale voorziening voor de ten laste komende schoolgaande kinderen impliceert dat de beoordeling veel eenvoudiger is. Er behoeft alleen getoetst te worden of de persoon behoort tot de categorie die in de verordening is omschreven, dus zonder na te gaan of de kosten waarvoor die bijstand wordt verleend in het geval van aanvrager daadwerkelijk noodzakelijk en gemaakt zijn.

Deze verordening biedt de mogelijkheid om ook een bijdrage toe te kennen aan meerderjarige minima, bv. de ouders. Belangrijk verschil is echter dat de bijdrage ten behoeve van meerderjarigen niet categoriaal mag worden verstrekt. Er is voor één regeling in de vorm van deze verordening gekozen omdat het uitvoeringstechnisch niet wenselijk is om aparte beleidsregels ten behoeve van meerderjarige minima in stand te houden. Om tot rechtmatige verstrekking van deze individuele bijzondere bijstand te kunnen overgaan, moet de gemeente wel vaststellen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Hier ligt precies het verschil met de categoriale bijzondere bijstandverlening, waarbij slechts wordt aangenomen dat iemand die tot een bepaalde groep behoort kosten maakt, en er geen controle plaatsvindt of en zo ja in hoeverre deze kosten zijn gemaakt. De WWB schrijft niet voor hoe de gemeenten in geval van individuele bijzondere bijstand moeten vaststellen in hoeverre de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Gemeenten zijn vrij om hier op eigen (niet-bureaucratische) wijze invulling aan te geven.

 

Verordening bevordering maatschappelijke participatie

Artikelsgewijze

toelichting

Artikel 1

Bij de begripsomschrijving is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de omschrijving die gehanteerd wordt in de Wet werk en bijstand.

Artikel 2

De gemeente Leudal wil met de declaratieregeling de participatie bevorderen door een financiële bijdrage in de kosten van diverse maatschappelijke activiteiten.

Daarnaast is de verordening bedoeld voor het meer laten participeren in de samenleving van kinderen uit arme gezinnen.

Waar het in de verordening gaat om de vergoedingen wordt geen limitatieve lijst gegeven van de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Hiermee wordt beoogd een breed scala van mogelijkheden te bieden en te voorkomen dat de verordening telkens moet worden aangepast.

Artikel 3

Als doelgroep is gekozen voor zelfstandige huishoudens, die afhankelijk zijn van een inkomen tot 110% van het geldende minimum.

In het tweede lid zijn de schoolgaande kinderen expliciet als doelgroep opgenomen.

Artikel 4

Als wordt voldaan aan de verordening dan wordt verondersteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Om niet jaarlijks bij wijziging van bedragen tot aanpassing van de verordeningen te komen wordt bepaald dat de hoogte van de bijdrage/vergoeding door het College wordt vastgesteld.De ambtshalve toekenning van de bijdrage wordt in dit artikel geregeld.

Artikel 5

In artikel 5 van deze verordening is vastgelegd dat ten aanzien van meerderjarige rechthebbenden, steekproefsgewijs kan worden gecontroleerd of de bijdrage is aangewend voor kosten van maatschappelijke participatie. Daartoe dient de meerderjarige rechthebbende bewijsstukken (bonnen en lidmaatschapsbewijzen, etc.) maximaal 2 jaar beschikbaar te houden en desgevraagd beschikbaar te stellen.

Artikel 6

In de slotbepalingen is een hardheidsclausule opgenomen. Het gebruik maken van deze clausule dient een uitzondering te zijn. In al deze gevallen zullen de beslissingen gemotiveerd genomen worden.