Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels betreffende het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen Amersfoort 2009 |
Citeertitel | Beleidsregels kabels en leidingen Amersfoort 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De Beleidsregels betreffende het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen Amersfoort 2009 vervangt bij zijn inwerkingtreding de Beleidsregels inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels in Amersfoort 2000.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2010 | nieuwe regeling | 12-01-2010 Stadsberichten 20 januari 2010 | 3246856 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort,
gelet op de Telecommunicatiewet, artikel 7, leden 2 en 5, van de Telecommunicatieverordening Amersfoort 2009 en de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:
Beleidsregels betreffende het aanleggen, in stand houden, verplaatsen en verwijderen van kabels en leidingen Amersfoort 2009 (Beleidsregels kabels en leidingen Amersfoort 2009)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Algemene opbreekregels
Paragraaf 2.1 Voorschriften betreffende melding en informatievoorziening
Artikel 2.1.1 Melding en informatievoorziening bij standaardwerkzaamheden
Artikel 2.1.2 Melding en informatievoorziening bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard
Artikel 2.1.3 Melding en informatievoorziening bij spoedeisende werkzaamheden
Artikel 2.1.4 Melding, voorbereiding en informatievoorziening bij grote werken
Paragraaf 2.2 Voorschriften voor werkzaamheden in of op openbare gronden
Artikel 2.2.1 Eisen aan uitvoerende ploegen
Artikel 2.2.2 Nulsituatie, proefsleuven en duur van de werkzaamheden
Artikel 2.2.3 Scheiding en afvoer van materialen
Artikel 2.2.4 Gestuurde boring
Artikel 2.2.6 Medegebruik van voorzieningen
Artikel 2.2.7 Ondergrondse ordening en (diepte)ligging
Artikel 2.2.8 Gebruik mantelbuizen, beschermplaten en labels
Artikel 2.2.9 Ondergrondse objecten
Artikel 2.2.10 Bovengrondse objecten
Artikel 2.2.12 Archeologische vondsten
Hoofdstuk 3 Technische opbreekregels
Paragraaf 3.1 Voorschriften betreffende veiligheids- en verkeersmaatregelen
Artikel 3.1.1 Afzetting en veiligheid
Artikel 3.1.2 Bereikbaarheid voetgangers, fietsers en bestemmingsverkeer
Artikel 3.1.3 Bereikbaarheid openbaar vervoer
Artikel 3.1.4 Bereikbaarheid hulpdiensten
Artikel 3.1.5 Bereikbaarheid brandkranen en andere voorzieningen
Artikel 3.1.6 Verkeersreguleringsplan
Paragraaf 3.2 Voorschriften voor werkzaamheden in groenvoorzieningen
Artikel 3.2.1 Gazons, bermen en beplanting
Paragraaf 3.3 Voorschriften betreffende het herstel van het straatwerk
Artikel 3.3.1 Tarieven stratenmakers en algemene werkwijze
Artikel 3.3.2 Aanvulling en verdichting
Artikel 3.3.3 Vervanging beschadigde materialen
Artikel 3.3.4 Herstel gesloten verharding en fundering
Artikel 3.3.5 Herstel elementenverharding
Artikel 3.3.6 Herstel nieuwe verharding en sierverharding
Paragraaf 3.4 Overige voorschriften
Artikel 3.4.1 Revisietekeningen
Artikel 3.4.3 Breekverbod en bouwvak
Artikel 3.4.4 Schade en aansprakelijkheid
Hoofdstuk 4 Gebiedsgebonden opbreekregels
Artikel 4.1 Binnenstad en winkelgebieden
Artikel 4.2 Beschermd stadsgezicht
Artikel 5.1 Nadere voorschriften
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
kabels en leidingen: kabels en leidingen, mantelbuizen daaronder begrepen, die gedoogd moeten worden of waarmee een algemeen belang wordt gediend en waarvoor de eigenaar of beheerder in staat is aan de bij of krachtens de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) opgelegde verplichtingen te voldoen;
Bij de interpretatie van begrippen en oplossing van vraagstukken over kabels en leidingen, waarin niet uitdrukkelijk in deze beleidsregels is voorzien, dient de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde jurisprudentie zoveel mogelijk als leidraad. Definities en procedures genoemd in de Telecomverordening vinden overeenkomstige toepassing op kabels en leidingen die niet onder de Telecommunicatiewet vallen.
Ook zijn de geldende Standaard RAW Bepalingen, zoals beheerd en onderhouden door de Stichting CROW en toegepast door de gemeente Amersfoort, van toepassing op de wijze van uitvoering van de werkzaamheden, tenzij de Telecomverordening, de vergunning, de beleidsregels of de nader door het college vastgestelde voorschriften en beperkingen inhoudelijk daarvan afwijken.
Hoofdstuk 2 Algemene opbreekregels
Paragraaf 2.1 Voorschriften betreffende melding en informatievoorziening
Artikel 2.1.1 Melding en informatievoorziening bij standaardwerkzaamheden
Voor de uitvoering van werkzaamheden heeft de aanbieder eerst een vergunning nodig, die door correcte invulling en toezending van het daarvoor bestemde aanvraagformulier met de benodigde bijlagen aan de vergunningverlener wordt verkregen. De afhandeltermijn van een vergunningsaanvraag door de vergunningverlener bedraagt volgens de Algemene wet bestuursrecht in beginsel acht weken.
Nadat de aanbieder op voorgeschreven wijze een vergunning heeft verkregen, zorgt deze ervoor dat minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de in de vergunning omschreven werkzaamheden burgers en bedrijven, die mogelijk hinder van deze werkzaamheden kunnen ondervinden, hiervan op adequate wijze via een schriftelijke kennisgeving op de hoogte worden gesteld.
Artikel 2.1.2 Melding en informatievoorziening bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard
De aanbieder zorgt ervoor dat de melding bedoeld in lid 1 ten minste vijf werkdagen voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden ter goedkeuring aan de opzichter per fax of e-mail wordt gedaan. Verder is artikel 2.1.1 van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de goedkeuring van de melding in de plaats van de vergunning treedt.
Indien de vergunningverlener of de opzichter binnen de termijn van vijf werkdagen, genoemd in lid 2, bepaalt dat de geplande werkzaamheden niet onder de reikwijdte van het begrip “werkzaamheden van niet ingrijpende aard” vallen, dan vraagt de aanbieder alsnog een vergunning overeenkomstig artikel 2.1.1 van deze beleidsregels aan.
Artikel 2.1.3 Melding en informatievoorziening bij spoedeisende werkzaamheden
Ingeval artikel 3 van de Telecomverordening van toepassing is of naar het oordeel van de aanbieder direct dreigend gevaar voor de omgeving kan ontstaan, waarbij overleg met het college daarover niet kan worden afgewacht, is de aanbieder gerechtigd onverwijld de noodzakelijke werkzaamheden aan kabels en leidingen in openbare gronden uit te voeren.
Voor de start van de werkzaamheden ziet de aanbieder erop toe dat bij de Directeur SOB hiervan onverwijld melding wordt gemaakt door middel van het daarvoor vastgestelde formulier. Werkzaamheden in verband met een storing die tijdens kantooruren plaatsvinden, worden ook voor aanvang telefonisch gemeld bij de opzichter.
Artikel 2.1.4 Melding, voorbereiding en informatievoorziening bij grote werken
Op aangeven van het college wordt een vergunningsaanvraag die buurtoverstijgend is of een grote invloed op de hoofdinfrastructuur inclusief buurtontsluitingswegen en busbanen heeft, in overleg met de aanbieder onderverdeeld in deelgebieden, waarbij geldt dat voor elk deelgebied een aparte vergunning is vereist. De werkingsduur van de elkaar opvolgende vergunningen kan worden bekort om de totale continuïteit van het werk te garanderen.
Voor vergunningen als bedoeld in het eerste lid is de procedure van artikel 2.1.1 van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing. In aanvulling op artikel 2.1.1 van deze beleidsregels geldt bovendien dat ten minste vijf werkdagen voor de start van de geplande werkzaamheden ook een startoverleg plaatsvindt, waarbij in ieder geval de aanbieder, diens eventuele aannemer, de vergunningverlener en de gecontracteerde bestratingsaannemer van de gemeente aanwezig zijn. Vervolgens vindt tot aan de definitieve afronding van de werkzaamheden een periodiek voortgangsoverleg plaats.
Paragraaf 2.2 Voorschriften voor werkzaamheden in of op openbare gronden
Artikel 2.2.1 Eisen aan uitvoerende ploegen
De aanbieder zorgt ervoor dat elke ploeg, die zich bezighoudt met de uitvoering van de in de vergunning of de melding omschreven werkzaamheden, over ten minste één persoon (bij voorkeur de voorman of uitvoerder) beschikt die in staat is met de opzichter in het Nederlands te communiceren. Die persoon moet ook bevoegd zijn om de ploeg aan te sturen en afdwingbare aanwijzingen te geven.
De aanbieder ziet erop toe dat de voorman of uitvoerder op het eerste verzoek een kopie van de melding of de vergunning en alle daarbij horende tekeningen ter inzage aan de bevoegde instanties overhandigt. Afwijking van de gewaarmerkte tekeningen of in de melding genoemde werkzaamheden is niet eerder toegestaan dan na overleg met en goedkeuring door de opzichter.
Artikel 2.2.3 Scheiding en afvoer van materialen
Teelaarde, zand, funderingsmateriaal en overige bouwstoffen worden elk gescheiden ontgraven. De aanbieder draagt zorg voor de uit het werk komende bouwstoffen. Verlies, vermissing of beschadiging van deze bouwstoffen is tot de goedkeuring van het werk door de gemeente voor rekening van de aanbieder.
Blijkt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dat de uitkomende grond naar de mening van het college niet voor aanvulling geschikt is, dan wordt deze grond door de aanbieder en voor diens rekening van het werk afgevoerd. Door de aanbieder wordt op eigen kosten geschikte grond of geschikt zand voor aanvulling op het werk aangeleverd.
Indien tijdens de werkzaamheden bodemverontreiniging wordt geconstateerd, worden de werkzaamheden direct gestaakt. Gelijktijdig worden door de aanbieder maatregelen getroffen ter voorkoming van verspreiding van de verontreiniging of risico’s voor de volksgezondheid. Pas na toestemming van het college worden de werkzaamheden hervat.
Wanneer naar het oordeel van het college niet aan lid 1 is voldaan, wordt naar keuze van de aanbieder of de verdere uitvoering van de werkzaamheden gestaakt totdat de sleuf voldoende droog is of worden door de aanbieder op eigen kosten afdoende maatregelen, zoals het plaatsen van een bronnering, getroffen.
Indien voor het onttrekken van grondwater een vergunning, ontheffing of melding vereist is, draagt de aanbieder zorg voor de verkrijging daarvan. De aanbieder draagt alle kosten voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen, ontheffingen of meldingen et cetera en het voldoen aan de daaraan verbonden voorschriften.
Nadat door de aanbieder op eigen kosten de vereiste toestemmingen zijn verkregen, ziet de aanbieder erop toe dat de lozing van de bronnering op oppervlaktewater of regenwaterriolering altijd inclusief zandvang en volgens de daarvoor geldende voorschriften gebeurt. Vooraf overlegt de aanbieder hierover met de adviseur rioleringen van de gemeente Amersfoort.
Artikel 2.2.7 Ondergrondse ordening en (diepte)ligging
Alle aanbieders gedogen elkaar in de ruimte voor kabels en leidingen zoals deze bij de uitvoering van de werkzaamheden in werkelijkheid blijkt te zijn. De nieuw te leggen kabels verhinderen niet de bereikbaarheid van de al in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen en de daarbij behorende voorzieningen.
Om onnodig ruimtebeslag te voorkomen en de ondergrondse ordening beter te structureren, worden de eigen te leggen kabels en leidingen zoveel als mogelijk gebundeld. Verder worden kabels en leidingen die door de aanbieder blijvend buiten gebruik zijn gesteld bij het openliggen van de sleuf verwijderd, tenzij het college uitdrukkelijk anders heeft bepaald. Daarnaast houdt de aanbieder bij de aanleg rekening met mogelijke uitbreidingen in de nabije toekomst om op korte termijn in hetzelfde tracé werkzaamheden te voorkomen.
De aanbieder legt zijn kabels en leidingen in volgorde van voorkeur eerst onder de verharding van het voetpad, het fietspad of de rijbaan. De aanbieder ziet erop toe dat de minimale dekking van de kabels en leidingen 60 cm bedraagt, gemeten vanaf de onderzijde van de verharding exclusief de fundering.
Artikel 2.2.8 Gebruik mantelbuizen, beschermplaten en labels
Na aanleg van de kabels en leidingen ziet de aanbieder erop toe dat deze zodanig gelabeld worden, dat de grondeigenaren, de grondroerders of andere derden in staat zijn te achterhalen aan wie de kabel toebehoort. Om dit doel te bereiken worden de kabels en leidingen om de 5 meter van een label of ander blijvend herkenningsteken voorzien. Bij een aftakking van de kabels en leidingen of einde ervan wordt binnen 1 meter een label of ander blijvend herkenningsteken aangebracht.
Artikel 2.2.9 Ondergrondse objecten
Ondergrondse objecten worden naast het tracé onder de verharding of op particulier terrein gelegd. Zij worden in ieder geval niet in doorgaande tracés en onder inritten gelegd. Bovendien worden zij bij voorkeur niet onder fietspaden en wegen bestemd voor gemotoriseerd verkeer gelegd. Als er geen andere mogelijkheden beschikbaar zijn, dan wordt door de opzichter bekeken of zij ergens anders dan onder de verharding gelegd kunnen worden.
De exacte plaatsbepaling van alle ondergrondse objecten gebeurt in overleg met de opzichter. De opzichter wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de ondergrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van ondergrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de opzichter en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.
Artikel 2.2.10 Bovengrondse objecten
Bovengrondse objecten worden onderverdeeld in 3 categorieën. Bovengrondse objecten van de categorie 1 zijn niet breder dan 50 cm, niet dieper dan 30 cm en niet hoger dan 80 cm. Die van categorie 2 zijn breder dan 50 cm of hoger dan 80 cm, maar niet breder dan 100 cm, niet dieper dan 30 cm of niet hoger dan 100 cm. Bovengrondse objecten die niet onder categorie 1 of 2 vallen, vallen onder categorie 3.
De exacte plaatsbepaling van alle bovengrondse objecten gebeurt in overleg met de opzichter. De opzichter wordt door de aanbieder in de gelegenheid gesteld aanwezig te zijn bij de daadwerkelijke plaatsing of aanpassing van de bovengrondse objecten. Alle benodigde vergunningen of ontheffingen voor plaatsing of aanpassing van bovengrondse objecten worden op het eerste verzoek aan de opzichter en de overige bevoegde personen of instanties ter inzage overhandigd.
Bij de plaatsbepaling en aankleding van bovengrondse objecten van de categorie 1 en 2 worden in ieder geval de volgende voorschriften en afwegingskaders in acht genomen, waarbij geldt dat voor bovengrondse objecten van de categorie 2 de voorschriften en afwegingskaders strikter toegepast worden:
1.Het leggen van kabels en leidingen aan, in of door kunstwerken (bruggen, tunnels, et cetera) is
niet mogelijk, tenzij hiermee tijdens de bouw van het kunstwerk rekening is gehouden door
middel van speciaal daarvoor bestemde en aangebrachte mantelbuizen of holle ruimten.
Artikel 2.2.12 Archeologische vondsten
Worden tijdens de uitvoering van de werkzaamheden objecten opgegraven, die een archeologische waarde kunnen hebben, dan ziet de aanbieder erop toe dat dit onmiddellijk bij het Centrum voor Archeologie in Amersfoort wordt gemeld. De werkzaamheden worden vanaf dat moment tijdelijk stilgelegd in de nabijheid van de plek waar de mogelijk archeologisch waardevolle vondsten zijn gedaan.
Naar aanleiding van de melding genoemd in lid 1 onderzoekt het Centrum voor Archeologie binnen een werkdag of verder archeologisch onderzoek vereist is. Indien door het Centrum voor Archeologie verder archeologisch onderzoek wordt geadviseerd, dan worden de werkzaamheden voor de duur van het archeologisch onderzoek definitief stilgelegd.
Hoofdstuk 3 Technische opbreekregels
Paragraaf 3.1 Voorschriften betreffende veiligheids- en verkeersmaatregelen
Artikel 3.1.2 Bereikbaarheid voetgangers, fietsers en bestemmingsverkeer
De hoofdinfrastructuur wordt niet opgebroken. De aanbieder houdt het gemotoriseerd bestemmingsverkeer naar woningen, winkels, bedrijven, bouwwerken, landerijen et cetera in overleg met de betrokkenen zoveel mogelijk in stand. Indien met de betrokkenen geen overeenstemming wordt bereikt over de beperking van de bereikbaarheid, treedt de aanbieder voor de start van de werkzaamheden in overleg met de gemeentelijke verkeerscoördinator.
Artikel 3.1.3 Bereikbaarheid openbaar vervoer
Busroutes en busbanen worden niet worden opgebroken. Het openbaar vervoer biedt de passagiers een minimum serviceniveau aan. Daarom mag door de uitvoering van de werkzaamheden het openbaar vervoer slechts in zeer geringe mate gehinderd worden.
Artikel 3.1.4 Bereikbaarheid hulpdiensten
De aanbieder draagt zorg voor de bereikbaarheid van en voor alle hulpdiensten.
Artikel 3.1.6 Verkeersreguleringsplan
De gemeentelijke verkeerscoördinator verbindt aan het goedgekeurde verkeersreguleringsplan nadere voorschriften en beperkingen, die onder andere voor verwezenlijking van de bereikbaarheid en veiligheid van de gemeente Amersfoort, de bedrijven, de inwoners en de hulpdiensten noodzakelijk geacht worden.
Volgende voorschriften worden bij de uitvoering van de werkzaamheden in ieder geval door de aanbieder in acht genomen:
Werkzaamheden in winkelstraten of winkelgebieden vinden zo min mogelijk plaats in de aanloop naar en tijdens Sinterklaas en de kerstdagen. Concreet betekent dit dat in de maanden november en december zo min mogelijk werkzaamheden worden uitgevoerd. Ook in de aanloop naar en tijdens grotere evenementen gelden naar analogie dezelfde beperkingen.
Wegen op de hoofdinfrastructuur en wegen waarover het stads- en streekvervoer plaatsvindt, worden niet op meer dan één plaats tegelijkertijd onderbroken. Werkzaamheden op parallel- en kruisende wegen blijven in een dergelijke situatie gevrijwaard van werkzaamheden. Ook in de nabije omgeving worden geen werkzaamheden uitgevoerd aan buurtstraten die eventueel als omleidingsroute dienst kunnen doen.
Paragraaf 3.2 Voorschriften voor werkzaamheden in groenvoorzieningen
Artikel 3.2.1 Gazons, bermen en beplanting
In gazons met een oppervlakte kleiner dan 15 vierkante meter wordt het gras door de aanbieder in dunne zoden verwijderd. De zoden worden met de begroeide kanten tegen elkaar opgeslagen, vochtig gehouden en zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht. Na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde. De zoden worden ten slotte bewaterd.
In gazons met een oppervlakte groter dan 15 vierkante meter wordt het gras boven het gekozen tracé door de aanbieder met behulp van een zodensnijmachine vrijgemaakt. De uitkomende zoden met een lengte van maximaal 3 meter worden opgerold, in depot gezet en nat gehouden. De zoden worden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 48 uur na verwijdering, weer aangebracht. Na het aanbrengen worden de zoden aangerold en de snijranden worden ingeveegd met teelaarde. Ten slotte worden de zoden bewaterd.
Gras in bermen en overig landschappelijk gras wordt vooraf door de aanbieder gemaaid en op eigen kosten afgevoerd. Na het aanvullen van de grond ziet de aanbieder erop toe dat het gebied opnieuw wordt ingezaaid met een standaard gras- of kruidenmengsel, die voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen.
Voor beplantingen in het algemeen gelden voor de aanbieder verder nog de volgende voorschriften:
Beplanting, opgenomen in het plantseizoen (1oktober t/m 15 april), die ondanks de getroffen voorzorgsmaatregelen binnen 6 maanden na herplant niet aanslaat, wordt op kosten van de aanbieder door het college vervangen. Voordat het college tot vervanging overgaat, wordt de verantwoordelijke aanbieder hiervan schriftelijk, onder opgave van de geraamde kosten, in kennis gesteld.
In aanvulling op of in afwijking van de in artikel 3.2.1 lid 5 van deze beleidsregels genoemde algemene voorschriften, neemt de aanbieder voor bomen daarnaast nog de volgende specifieke voorschriften in acht:
De aanbieder ziet erop toe dat bomen zowel onder- als bovengronds niet beschadigd worden. De aanbieder treft de nodige maatregelen ter bescherming van de bomen, zoals bijvoorbeeld het opbinden van laaghangende takken of het afschermen van bomen of boomgroepen met behulp van hekken aangebracht buiten de wortelzone. Stabilisatiewortels en wortels dikker dan 20 mm in diameter worden niet verwijderd. Ontgraven wortels worden beschermd tegen uitdroging, vorst en beschadiging. Wortels dunner dan 20 mm maar dikker dan 15 mm in diameter worden handmatig doorgezaagd.
Tijdens de uitvoering of binnen een redelijke termijn na uitvoering van de werkzaamheden geconstateerde schade aan bomen wordt getaxeerd door een onafhankelijke partij op basis van de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen. De kosten van het rapport en de daarin vastgestelde schade wordt volledig verhaald op de aanbieder.
Paragraaf 3.3 Voorschriften betreffende het herstel van het straatwerk
Artikel 3.3.1 Tarieven stratenmakers en algemene werkwijze
De tarieven voor de herstraatwerkzaamheden worden jaarlijks vastgesteld, waarbij de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vastgestelde richtlijn “Tarieven (Graaf)Werkzaamheden Telecom”van 12 maart 2004, of een daarvoor in de plaats tredende latere regeling of aanvulling van vergelijkbare strekking, als uitgangspunt dient. De onderbouwing van de tarieven wordt jaarlijks vastgesteld en bekendgemaakt.
De aanbieder ziet erop toe dat een sleuf of breekgat maximaal 48 uur open ligt en volgens deze beleidsregels is afgezet en beveiligd. Aan het eind van iedere werkweek of vóór erkende feestdagen ziet de aanbieder erop toe dat de sleuf of het breekgat volgens deze beleidsregels is aangevuld en verdicht en dat deze bestratingsgereed aan de gecontracteerde bestratingsaannemer van de gemeente is overgedragen om in één keer definitief te worden herstraat.
Om het in lid 4 gestelde doel te bereiken, zorgen de gecontracteerde bestratingsaannemer van de gemeente en de aanbieder er gezamenlijk voor dat voldoende communicatiekanalen beschikbaar zijn en de onderlinge planning op elkaar is afgestemd. De aanbieder voert bovendien op de laatste werkdag van de week na 11.00 uur geen graafwerkzaamheden meer uit.
Artikel 3.3.2 Aanvulling en verdichting
Bij het aanvullen van sleuven en breekgaten worden de grondsoorten en de bouwstoffen door de aanbieder aangebracht in de oorspronkelijke lagen en laagdikten. Alle aanvullingen worden laagsgewijs door de aanbieder verdicht tot minimaal 3N/mm2, waarbij de te verdichten laag een maximale dikte van 30 cm heeft.
De verdichting van de aanvulling gebeurt door de aanbieder zodanig dat de oorspronkelijke dichtheid voorafgaande aan het ontgraven zo goed mogelijk wordt benaderd. Om dit resultaat te bereiken wordt de bovenste laag altijd verdicht met mechanische apparatuur. Waar het technisch mogelijk is, zorgt de aanbieder ervoor dat er laagsgewijs mechanisch wordt verdicht.
Van zand, dat in aanvullingen onder verhardingen is verwerkt, bedraagt de verdichtingsgraad ten minste: - 98% voor het zandbed van rijbanen en voet- en fietspaden op zandondergrond en van rijbanen op kleiondergrond; - 97% voor het zandbed van rijbanen op veenondergrond en voet- of fietspaden op kleiondergrond; - 96% voor het zandbed van voet- en fietspaden op veenondergrond.
Artikel 3.3.3 Vervanging beschadigde materialen
Is de situatie overeenkomstig artikel 2.2.2 lid 1 van deze beleidsregels vastgelegd en blijkt uit vastgelegde informatie dat de materialen al beschadigd waren, dan draagt de gemeente Amersfoort de kosten voor aanschaf van de nieuwe materialen ter vervanging van de beschadigde materialen. Heeft de aanbieder echter niet aan zijn verplichting voortvloeiend uit artikel 2.2.2 lid 1 van deze beleidsregels voldaan, dan worden alle kosten die verband houden met de aanschaf van de nieuwe materialen volledig bij de aanbieder in rekening gebracht.
Artikel 3.3.4 Herstel gesloten verharding en fundering
Doet zich een incidenteel geval als bedoeld in lid 1 voor, dan wordt dit door de aanbieder te allen tijde uitgevoerd door middel van zagen in het asfalt, beton of andere gesloten verharding op een zodanige steenmaat dat de sleuf na afloop van de werkzaamheden strak kan worden dichtgeblokt met betonstraatsteen keiformaat. Het gebroken asfalt, beton of andere gesloten verharding wordt op eigen kosten door de aanbieder zelf afgevoerd. Tot het moment van de definitieve bestrating zorgt de aanbieder op eigen kosten ervoor dat de sleuf of het breekgat dichtgeblokt is. Onder de kosten die voor rekening van de aanbieder zijn, vallen ook de kosten voor de aanschaf van de betonstraatstenen keiformaat.
Artikel 3.3.6 Herstel nieuwe verharding en sierverharding
Voor herstel van sierverharding wordt de in lid 1 genoemde termijn uitgebreid tot tien jaar. De patronen worden vooraf door de aanbieder vastgelegd en achteraf in opdracht van de gemeente door de gecontracteerde stratenmakers in de oorspronkelijke toestand van ten minste dezelfde kwaliteit hersteld.
Paragraaf 3.4 Overige voorschriften
Artikel 3.4.1 Revisietekeningen
Revisietekeningen worden door de aanbieder binnen twee maanden na aanleg van de kabels en leidingen aan de gemeente op papier of digitaal in een nader door de gemeente te bepalen formaat aangeleverd. Op de revisietekeningen wordt de ligging van de kabels en leidingen en de daarbij behorende infrastructuur door de aanbieder gedetailleerd aangegeven.
Heeft de aanbieder de mogelijkheid gehad om binnen een door de gemeente aangewezen projectgebied werkzaamheden uit te voeren, dan heeft dezelfde aanbieder te dulden dat hetzelfde projectgebied ten minste zes maanden na afronding van het project niet toegankelijk is voor verdere graafwerkzaamheden. Deze regel is niet van toepassing op het verhelpen van spoedeisende storingen.
Artikel 3.4.3 Breekverbod en bouwvak
Tijdens de jaarlijkse bouwvak, waarbij voor de gemeente Amersfoort het vakantierooster voor de regio midden aangehouden wordt, worden door de aanbieder geen werkzaamheden uitgevoerd. Ook in de periode tussen 21 december en 5 januari van elk jaar en op algemeen erkende feestdagen worden door de aanbieder geen werkzaamheden uitgevoerd.
Artikel 3.4.4 Schade en aansprakelijkheid
De aanbieder treft alle noodzaakzakelijke maatregelen om te voorkomen dat de gemeente of derden schade lijden ten gevolge van de werkzaamheden. Schade aan gemeentelijke eigendommen wordt onmiddellijk door de aanbieder bij de gemeente gemeld. Schade aan andere dan gemeentelijke eigendommen wordt door de aanbieder bij de desbetreffende eigenaar gemeld. De aanbieder is aansprakelijk voor alle schade ten gevolge van de werkzaamheden.
De aanbieder vrijwaart de gemeente voor alle aanspraken van derden die direct of indirect verband houden met de uitvoering van de werkzaamheden, ongeacht het moment waarop de aanspraak bij de gemeente geldend wordt gemaakt. Voor zover de gemeente derden al schadeloos heeft gesteld, worden de uitbetaalde schadeposten op de aanbieder verhaald.
De aanbieder kan de uitvoering van de werkzaamheden aan derden opdragen, maar daarbij niet tegelijkertijd de uit deze beleidsregels of andere regelgeving aan hem opgedragen dan wel daaruit voortvloeiende verplichtingen en verantwoordelijkheden aan derden overdragen. De aanbieder blijft voor de gemeente onder alle omstandigheden het eerste aanspreekpunt bij het toezicht en naleving van de direct of indirect uit alle wettelijke voorschriften, de vergunning, deze beleidsregels en door de opzichter en andere bevoegde instanties of organen bij de uitvoering van de werkzaamheden opgelegde voorschriften en beperkingen.
Hoofdstuk 4 Gebiedsgebonden opbreekregels
Artikel 4.1 Binnenstad en winkelgebieden
In de binnenstad en de winkelgebieden mag uitsluitend op maandag tot en met donderdag worden gewerkt. Bovendien is het in de periode van 15 november tot 5 januari van elk jaar in verband met diverse grootschalige festiviteiten in de binnenstad en de winkelgebieden niet toegestaan daar werkzaamheden uit te voeren. Ook in de aanloop naar en tijdens grotere evenementen gelden daar naar analogie dezelfde beperkingen.
Artikel 4.2 Beschermd stadsgezicht
In aanvulling op artikel 2.2.10 van deze beleidsregels geldt voor gebieden die als rijksstadsgezicht of gemeentelijk stadsgezicht zijn aangewezen dat de aanbieder ook het Bureau Monumentenzorg bij de plaatsbepaling en afwerking van bovengrondse objecten betrekt. De aanbieder voert de werkzaamheden volgens de door het Bureau Monumentenzorg gestelde eisen uit.
Artikel 5.1 Nadere voorschriften
Het college is bevoegd nadere voorschriften en beperkingen aan de uitvoering van de werkzaamheden te verbinden, waarin deze beleidsregels niet voorzien.