Organisatie | Kaag en Braassem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB gemeente Kaag en Braassem 2012 |
Citeertitel | Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB gemeente Kaag en Braassem 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Verordening Verlaging en Toeslagen gemeente Kaag en Braassem 2012
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-09-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 10-09-2012 Witte Weekblad, 26-09-2012 | 12.076 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet werk en bijstand (Stb.2003,375);
b. Medebewoner: een ieder, niet behorende tot het gezin met uitzondering van thuisinwonende studerende kinderen van 18 jaar of ouder die een in aanmerking te nemen inkomen hebben van ten hoogste het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000;
c. Huur: de op de aanvangsdatum van het lopende huurtoeslagtijdvak per maand geldende huurprijs als omschreven in artikel 1 onder d van de Wet op de huurtoeslag (Stb2005, 345);
d. Hypotheeklasten: indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten, waarbij onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, de onroerende zaakbelasting (eigenaarsdeel), de opstalverzekering en de waterschapslasten;
e. Hoofdverblijf: de woning of wooneenheid waar de belanghebbende werkelijk verblijft;
f. Gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21 sub c van de wet;
g. Verzorgingsbehoevende: inwonende bloedverwant in de eerste of tweede graad die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingshuis (AWBZ-indicatie "Verblijf").
Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm (alleenstaanden en alleenstaande ouders)
De toeslag als bedoeld in artikel 25 tweede lid van de wet wordt voor alleenstaande van 21 en 22 jaar in afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2 als volgt vastgesteld:
a. de toeslag wordt bepaald op 5% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande van 21 en 22 jaar in wiens woning één of meerdere medebewoner(s) zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben;
b. de toeslag wordt bepaald op 10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande van 21 en 22 jaar die zelfstandig woont en er géén sprake is van één of meerdere medebewoner(s) die hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning.
Artikel 4 Geen toeslag i.v.m. woonsituatie
Op grond van artikel 27 van de wet wordt de bijstandsnorm niet verhoogd met een toeslag als bedoeld in artikel 2 van deze verordening indien de alleenstaande of alleenstaande ouder hoofdbewoner is van een woning waaraan voor de belanghebbende geen huur- of hypotheekkosten zijn verbonden.
Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm (gehuwden)
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de verordening, als strikte toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB gemeente Kaag en Braassem 2012.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem gehouden op 10 september 2012.
de griffier, de voorzitter,
drs. B.S.M. Sepers mr. K.M. van der Velde-Menting
Artikel 30 lid 2 Wwb schrijft voor dat in de verordening in elk geval moet worden vastgelegd dat de toeslag als bedoeld in artikel 25 Wwb voor alleenstaanden (vanaf 23 jaar) en alleenstaande ouders (vanaf 21 jaar) wordt bepaald op het maximumbedrag (20% van de gehuwdennorm) wanneer géén medebewoners(s) zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning. Dit is dan ook opgenomen in artikel 3, 1e lid van de verordening.
Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden op omdat de woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen, verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager, omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht.
Deze schaalvoordelen worden berekend naar 10% van de gehuwdennorm per inwonende (of inwonend echtpaar) met wie de algemene bestaanskosten kunnen worden gedeeld.
Artikel 30 lid 2 Wwb bepaalt dat de toeslag moet worden vastgesteld op het maximumbedrag (= 20% van de gehuwdennorm) indien geen medebewoners(s) zijn/hun hoofdverblijf heeft/hebben in dezelfde woning.
Artikel 29 Wwb bepaalt echter dat de toeslag kan worden verlaagd voor alleenstaanden van 21 of 22 jaar voor zover de gemeente van oordeel is dat, “gezien de hoogte van het minimumjeugdloon, de hoogte van deze toeslag een belemmering kan vormen voor de aanvaarding van arbeid”.
Vergelijking met het wettelijk minimum jeugdloon leert, dat de bijstand voor 22- en 21-jarigen nauwelijks lager is dan het minimum jeugdloon wanneer de maximale toeslag wordt verstrekt. De toeslag voor 21- en 22-jarigen wordt om deze reden beperkt tot 10% van de gehuwdennorm wanneer in de woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft. Wanneer de 21- of 22-jarige met een of meer anderen als medebewoner een woning bewoont, dan bestaat recht op een toeslag van 5%. Onder medebewoners vallen ook de ouders van de 21- of 22-jarige.
De bijstandsnorm (plus toeslag) dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (waaronder huur en hypotheekkosten) te kunnen voorzien.
Bij het ontbreken van huur of hypotheekkosten (wanneer bijvoorbeeld de ex-echtgenoot de woonkosten betaalt) wordt de basisuitkering van alleenstaanden (50% van de gehuwdennorm) en alleenstaande ouders (70% van de gehuwdennorm) niet aangevuld met een toeslag.
Het hebben van kosten voor water, gas en licht enz. is voor belanghebbende niet afdoende om een verlaging op grond van artikel 27 van de wet te voorkomen.
Artikel 26 Wwb bepaalt dat het college de norm voor gehuwden kan verlagen “voor zover de belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander”.
De schaalvoordelen van woningdeling leiden bij echtparen dus tot verlaging van de basisnorm.
De bijstandsnorm dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien.
Bij het ontbreken van huur of hypotheekkosten wordt de basisuitkering van het echtpaar verlaagd met 20%.