Organisatie | Grave |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Toepassingsbereik art. 2.2. Verordening Ruimte, Kwaliteitsverbetering van het landschap in de gemeente Grave |
Citeertitel | Beleidsregel art. 2.2. Verordening Ruimte |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | CCT |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-10-2012 | Nieuwe regeling | 26-06-2012 Graafsche Courant, 2 oktober 2012 | CCT |
In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening van de provincie Noord-Brabant wordt grote waarde gehecht aan de kwaliteit van het landschap. Gezocht is naar mogelijkheden om de kwaliteit van het landschap te behouden en waar mogelijk te versterken.
Met name bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied moet er een balans zijn tussen de ruimtelijke ontwikkeling enerzijds en de kwaliteit van het landschap anderzijds. In lijn met de eerdere rood-met-groen koppeling wordt voorgesteld dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied gepaard moeten gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Concreet betekent dit dat passende functies zich kunnen ontwikkelen als er ook een prestatie voor het landschap tegenover staat. Deze investering gaat verder dan de landschappelijke inpassing.
Het principe omvat kort samengevat dat er ontwikkelingsruimte wordt geboden mits deze gepaard gaat met maatregelen die het landschap, in brede zin, versterken. Dit kan onder andere door landschapselementen aan te leggen maar ook door specifieke aandacht te schenken aan de kwaliteit van de op te richten bebouwing of door behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen.
De zorg voor de kwaliteit van landschap wordt door de gemeente Grave breed gedragen en zij wil actief invulling geven aan de zorgplicht.
In de Verordening ruimte is de zorgplicht in artikel 2.2 op generiek wijze vastgelegd. De provinciale eis dat elke ruimtelijke ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied gepaard moet gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap (hetgeen verder reikt dan een goede inpassing) gaat naar de mening van de regio gemeenten te ver. Het staat op gespannen voet met de roep om deregulering en minder bureaucratie.
Deze notitie biedt een pragmatisch en doelgericht toepassingsbereik voor artikel 2.2 van de Verordening ruimte, de regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap. Een toepassingsbereik dat recht doet aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het landschap enerzijds, maar anderzijds ook recht doet aan een werkbare reële praktijk waarin initiatiefnemers en gemeenten niet nodeloos, of onevenredig, geconfronteerd worden met extra werk en extra kosten. De kwaliteitsverbetering van het landschap zal immers mede gedragen moeten worden door ruimtelijke ontwikkelingen. Daarom moet voorkomen worden dat een regeling wordt opgetuigd die passende ruimtelijke ontwikkelingen verlamd of onnodig belast.
Balans tussen impact en tegenprestatie
Er is een balans gevonden tussen de impact van de ruimtelijke ontwikkeling en de prestatie die geleverd moet worden voor de kwaliteit van het landschap.
De impact van de ruimtelijke ontwikkeling wordt onder meer bepaald door:
Op basis van de impact ontstaat een glijdende schaal waarop ruimtelijke ontwikkelingen binnen marges in te delen zijn:
Analoog aan deze inschaling van de impact wordt de gewenste tegenprestatie in bandbreedtes ingedeeld.
Een indeling in marges, of klassen, verdient de voorkeur boven een echte glijdende schaal waarbij per geval de exacte impact moet worden bepaald. Dit laatste zou een te bewerkelijke methode zijn. Bovendien zijn de aspecten die de impact bepalen vrijwel nooit zwart – wit en vaak mede afhankelijk van de interpretatie. Daar staat tegenover dat een generieke regel ook ongewenst is, zoals hiervoor al is aangegeven. Een indeling in klassen biedt dan een praktisch alternatief met onderstaande indeling:
Bij categorie 3 gaat de kwaliteitsverbetering van het landschap in beginsel verder dan een goede landschappelijke inpassing. Deze inpassing maakt er wel deel van uit. Bij deze categorie zal vooraf de omvang van de vereiste inspanning kunnen worden bepaald. Dat is een belangrijk verschil met categorie 2. Bij categorie 2 gevallen volstaat een goede landschappelijke inpassing, wat per definitie maatwerk is.
De notitie maakt ook al een start voor de discussie over de basisinspanning. Voor de gevallen waar in de notitie een tegenprestatie wordt geëist, worden immers twee (oplopende) inspanningen gesteld: landschappelijke inpassing voor categorie 2, of landschappelijke inpassing + voor categorie 3.
Deze voorgestane aanpak sluit ook aan bij de gedachte achter de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening en de Verordening Ruimte. Deze bieden extra ruimtelijke mogelijkheden met als voorwaarde een extra inspanning voor het landschap. Die extra inspanning zou dan ook metname moeten gelden voor die extra ruimtelijke mogelijkheden.
Verdere verfijning van de methodiek
Op basis van de hiervoor beschreven eerste indeling in bandbreedtes worden meer concrete afbakeningsgrenzen benoemd. Dit omdat in de praktijk beoordeeld zal moeten worden of, en zo ja, welke inspanning voor de kwaliteit van het landschap geleverd moet worden.
Onderkend wordt dat de opsomming hieronder nooit volledig kan zijn en dat er altijd een beoordeling nodig zal zijn of sprake is van inpassing en/of extra tegenprestatie. Hieronder wordt een aantal ruimtelijke ontwikkelingen benoemd en onderverdeeld in één van de hiervoor genoemde categorieën.
Deze lijst bepaalt nadrukkelijk alleen de toepassing van artikel 2.2 van de Verordening ruimte. Het is beslist geen ruimtelijk beleidskader op zich. De lijst stelt het bestemmingsplan of ander gemeentelijk ruimtelijk beleid niet buiten werking. De planologische aanvaardbaarheid dient altijd voorop te staan. Indien een initiatief ruimtelijk niet aanvaardbaar is dient geen medewerking te worden verleend, ongeacht de landschappelijke tegenprestatie. Het bestemmingsplan kan ook extra inrichtingseisen stellen.
De lijst is samengesteld op basis een regionale afspraak en uitkomst van een uitgebreide en brede discussie. Deze lijst vormt de basis van waaruit gehandeld wordt. Bij categorie drie is de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering genormeerd in euro’s, waarbij de hoogte (€) is getoetst aan de situatie in de gemeente Grave.
Categorie 1; geen inpassing of tegenprestatie
Tot deze categorie behoren in ieder geval de volgende concreet benoemde ontwikkelingen:
Voor het overige behoren tot deze categorie:
Tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie.
In het voormalige provinciale ruimtelijke beleid (Streekplan, Paraplunota ruimtelijke ordening) waren de hiervoor genoemde oppervlakte- en inhoudsmaten opgenomen als gangbare bovenmaten tot waar gemeenten de mogelijkheid kregen deze ruimtelijke ontwikkelingen te faciliteren. Het zou niet juist zijn voor deze mogelijkheden nu opeens een extra inspanning te eisen.
Categorie 2; alleen inpassing nodig
Tot deze categorie behoren in ieder geval de volgende concreet benoemde ontwikkelingen:
Voor het overige behoren tot deze categorie alle ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt via de (binnenplanse) afwijkingsbevoegdheid, tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie. Tevens kan in het bestemmingsplan bepaald worden dat een specifieke afwijking wel als categorie 3 behandeld moet worden.
Categorie 3; berekende kwaliteitsverbetering van het landschap nodig, basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt genormeerd naar euro’s
Tot deze categorie behoren in ieder geval de volgende concreet benoemde ontwikkelingen:
uitbreiding vigerend agrarisch bouwvlak met specifiek differentiatievlak voor aanleg lage permanente teeltondersteunende voorzieningen (containervelden), paardenbakken, sleufsilo’s, kuilvloerplaten, mestzakken, waterbassins en andere voorzieningen geen gebouwen zijnde: €2,- per m2 uitbreiding differentiatievlak;
bestemmingswijziging van agrarisch bouwvlak of van een bestemming “wonen- met aanduiding voormalig agrarisch bedrijf (vab)” naar bestemmingvlak, inclusief bouwvlakken/bebouwingsoppervlakte, voor (overig) niet-agrarisch bedrijf, horecabedrijf, maatschappelijke voorziening, sport- en leisurevoorziening/bedrijf, dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve voorziening/bedrijf (vab-vestigingen conform Verordening Ruimte): €20,- per m2 bouwvlak/toegestane bebouwingsoppervlakte en €2,- per m2 overig bestemmingsvlak (onbebouwd).
uitbreiding van vigerend bouwvlak/bebouwingsoppervlakte voor (overig) niet-agrarisch bedrijf, horecabedrijf, maatschappelijke voorziening, sport- en leisurevoorziening/bedrijf, dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve voorziening/bedrijf: €20,- per m2 uitbreiding bouwvlak/ uitbreiding bouwmogelijkheden;
alle andere niet eerder genoemde ontwikkelingen en/of complexe ontwikkelingen met grootschalig ruimtebeslag en/of grote impact op de omgeving, bijv. aanleg infrastructuur, oprichten windturbines (basisinspanning €10.000,- per megawatt geïnstalleerd vermogen), oprichten zend- en telecommunicatiemasten, realisatie bestemmingsvlak voor (bio)woning (conform artikel 11.4 Verordening Ruimte; voor basisinspanning bestaan wel normen!), vab-vestiging en uitbreiding van een complex recreatiewoningen, ontwikkeling grootschalige voorziening, integrale gebiedsontwikkeling, e.d.: maatwerk of nog nader te normeren;
Voor het overige behoren tot deze categorie alle ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt via een wijzigingsplan of een bestemmingsplanherziening, tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie.
Opmerking met betrekking tot inpassing
Rood- met- groen beoogt een brede ‘groene’ doelstelling, waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap in brede zin voorop staat; een mooier Brabant. Deze brede toepassing heeft betrekking op zowel de ‘groene’ component als op de locatie. Kwaliteitsverbetering wordt niet alleen bereikt met een traditionele groene inpassing van het initiatief het ‘inkleden’ of omzoomen met groen. Ook de aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie, de realisering van nieuwe natuur- of landschapsversterkende maatregelen van waterstructuren worden hieronder gerekend.
Maar ook sloop/ verwijdering van (niet cultuurhistorisch waardevolle) overbodige landschappelijk storende bebouwing (gebouwen, stallen, kassen) en verharding in het buitengebied is een kwaliteitsverbetering van het landschap. Daarnaast leveren het verbeteren van de recreatieve ontsluiting van een gebied en het behoud of herstel van cultuurhistorische bebouwing of het kiezen voor een meer hoogwaardige architectuur (bovenop de reguliere regelgeving voor kwaliteit van de bebouwing, zoals welstandseisen) een bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.
In het ideale geval gaat het erom dat er bij deze landschappelijke inpassing niet vooraf berekend wordt. Maar dat het gaat om maatwerk, waarbij de plaatselijke kwaliteiten en lelijkheden centraal staan. De term is hierbij niet leidend, maar het doel: een fraai landschap.
Wel is het van belang dat uitgegaan wordt van een goedgekeurd landschapsplan waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn door het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst.