Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Berg en Dal

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012-A

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBerg en Dal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012-A
CiteertitelToeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpToeslagen WWB

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Partiële wijziging op 24-4-2013 => Doelgroep is gewijzigd in die zin dat i.pv. 65 jaar is vermeld "pensioengerechtigde leeftijd". Terugwerkende kracht tot en met 1-1-2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikel 147, lid 1, Gemeentewet
  2. Artikel 8, lid 1, onderdeel c, Wet werk en bijstand.
  3. Artikel 30, Wet werk en bijstand.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

nvt

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-05-201301-01-2013opnemen pensioengerechtigde leeftijd ipv 65 jr

24-04-2013

Groesbeeks Weekblad, 14-5-2013

Z-13-05001
01-11-201201-01-201201-01-2013nieuwe regeling

04-10-2012

Groesbeeks Weekblad, 16-10-2012

Z-12-02657

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012-A

De raad van de gemeente Groesbeek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van  

 

overwegende dat:

 

Twee verordeningen Wet werk en bijstand dienen te worden gewijzigd als gevolg van de afschaffing van de huishoudinkomenstoets.

 

b e s l u i t  :

 

1. Vast te stellen:

a. de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012-A

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Groesbeek

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Groesbeek

    • d.

      gehuwdennorm: norm als bedoeld in artikel 21 onderdeel c van de wet

    • e.

      woning: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet.

    • f.

      woonkosten:

    • I.

      indien een huurwoning wordt bewoond: de per maand geldende huurprijs zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel d Wet op de huurtoeslag;

    II. indien een kamer of etage wordt bewoond: het maandelijks te betalen huurbedrag

    III. indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

    • g.

      zorgbehoevende: degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg-of verzorgingstehuis

    • h.

      woningloze: de belanghebbende die enkel een briefadres heeft, zoals omschreven in artikel 1 van de wet Gemeentelijke basisadministratie.

Artikel 2. Doelgroep

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21

jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. In geval van gehuwden gelden debepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn.

Hoofdstuk 2. Criteria voor het verhogen van de norm

Artikel 3. Toeslag alleenstaande (ouder)

  • 1.

    De toeslag, zoals bedoeld in artikel 25 van de wet, bedraagt:

    • a.

      20 procent van de gehuwdennorm voor een belanghebbende in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft.

    • b.

      10 procent van de gehuwdennorm voor een belanghebbende die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

  • 2.

    Voor toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      kinderen van 18 jaar en ouder met een inkomen lager dan of gelijk aan 50 procent van de gehuwdennorm. Onder inkomen worden niet begrepen een studietoelage op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

    • b.

      zorgbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd.

    • c.

      verzorgenden die de zorgbehoevende belanghebbende verzorgen

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel b bedraagt de toeslag 0 procent als belanghebbende twee kostgangers of (onder)huurders heeft inwonen, dan wel een combinatie van een kostganger met een (onder)huurder.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid, en op grond van artikel 29 van de wet, bedraagt de toeslag voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar

    • a.

      10 procent van de gehuwdennorm indien in zijn woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

    • b.

      0 procent van de gehuwdennorm indien hij met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

Artikel 4. Toeslag woningloze

De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de woningloze.

Hoofdstuk 3. Criteria voor het verlagen van de norm

Artikel 5. Verlaging gehuwden

  • 1.

    De verlaging zoals bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor een belanghebbende die met één of meer anderen zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

  • 2.

    Voor toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      kinderen van 18 jaar en ouder met een inkomen lager dan of gelijk aan 50 procent van de gehuwdennorm. Onder inkomen worden niet begrepen een studietoelage op grond van de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

    • b.

      zorgbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd.

    • c.

      verzorgenden die de zorgbehoevende belanghebbende verzorgen

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de verlaging 20 procent als belanghebbende twee kostgangers of (onder)huurders heeft inwonen, dan wel een combinatie van een kostganger met een (onder)huurder.

Artikel 6. Verlaging algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten

De verlaging in verband met de woonsituatie zoals bedoeld in artikel 27

van de wet bedraagt:

  • a.

    18 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraanvoor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden;

  • b.

    10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning wordt bewoond, in het geval van gehuwden.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 7. Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 6 van deze verordening

geschiedt zodanig dat de toepasselijke bijstandsnorm ten minste bedraagt:

  • a.

    50 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;

  • b.

    70 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;

  • c.

    80 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.

Artikel 8. Inwerkingtreding en toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 november 2012, en werkt terug tot en met 1 januari 2012.

  • 2.

    Tot uiterlijk 1 januari 2013 is deze verordening niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 Wwb

  • 3.

    De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012 is tot uiterlijk 1 januari 2013 uitsluitend van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w lid 1 Wwb. Per 1 januari 2013 vervalt de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek.

ek

op 4 oktober 2012

De raadsgriffier, De voorzitter,

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Groesbe

Nota-toelichting Algemene toelichting Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012-A

 

De Wwb kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen, toeslagen en verlagingen. De normen zijn geregeld in paragraaf 2 Wwb. Paragraaf 3 Wwb voorziet in toeslagen en verlagingen. De som van deze drie onderdelen (normen, toeslagen en verlagingen) levert de bijstandsnorm op. Het gaat dan om de bijstandsnorm voor personen van 21 tot en met 64 jaar die niet in een inrichting verblijven.

De Wwb kent verschillende normen voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gehuwden. Alleenstaanden en alleenstaande ouders komen in aanmerking voor een toeslag indien zij hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. De woonsituatie is hierbij van doorslaggevende betekenis. De hoogte van de toeslag, welke wordt aangegeven in de toeslagenverordening, bedraagt maximaal 20 procent van het netto minimumloon en moet aansluiten bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten. Voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar kan de toeslag afwijkend worden vastgesteld.

De Wwb kent de volgende grondslagen om de norm of toeslag voor

personen van 21 tot en met 64 jaar die niet in een inrichting verblijven te verlagen:

• het kunnen delen van kosten met een ander door gehuwden.

• de woonsituatie;

• de recente beëindiging van deelname aan onderwijs of

beroepsopleiding.

Voor de berekening van de bijstandsnorm geldt een vaste volgorde: eerst de norm, dan eventueel een toeslag en vervolgens de verlagingen. Het college is bevoegd om de algemene bijstand (de bijstandsnorm na aftrek van eventuele inkomsten) in afwijking van deze regel hoger of lager vast te stellen indien de individuele omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven.

Artikelsgewijze toelichting Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Groesbeek 2012-A

Artikel 1. Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wwb, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de

betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

* Lid 2 onderdeel d: gehuwdennorm

Voor het begrip ‘gehuwdennorm’ wordt verwezen naar de norm voor gehuwden voor personen van 21 t/m 64 jaar als bedoeld in artikel 21 onderdeel c Wwb.

* Lid 2 onderdeel e: woning

Het begrip ‘woning’ is in artikel 1 van deze verordening gedefinieerd omdat de tekst van de WWB nergens een omschrijving geeft van dit begrip. Wel vermeldt artikel 3 lid 6 Wwb dat in de Wwb en de daarop berustende bepalingen onder een woning mede een woonwagen of een woonschip verstaan moet worden. Voorts volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wwb dat voor de invulling van het begrip woning kan worden aangesloten bij de Wet op de huurtoeslag. Daarom is in deze verordening bepaalt dat onder ‘woning’ wordt verstaan: een woning zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Wet op de huurtoeslag, alsmede een woonwagen of woonschip, zoals bedoeld in artikel 3 lid 6 Wwb.

* Lid 2 onderdeel f: woonkosten

Het begrip ‘woonkosten’ is nader gedefinieerd, omdat dit van belang is voor de toepassing van artikel 5 van deze verordening (verlaging woonsituatie). Aangesloten is bij de begripsomschrijving die voorheen onder de vigeur van de Algemene Bijstandswet in het Besluit landelijke normering (tot 1996) was opgenomen. Volgens de CRvB volgt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Abw dat het begrip woonkosten ten tijde van de Abw (nog steeds) moest worden uitgelegd conform de bepalingen van het tot 1 januari 1996 geldende Bijstandsbesluit landelijke normering. Aangenomen moet worden dat deze rechtspraak ook onder de Wwb nog van betekenis is.

Bij “het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten” kan worden gedacht aan het rioolrecht, het eigenaarsdeel van de onroerende zaakbelasting, de opstalverzekering, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten en de erfpachtcanon.

* Lid 2 onderdeel g: zorgbehoevende

Om een persoon als zorgbehoevende in de zin van de Toeslagenverordening aan te kunnen merken, moet aannemelijk worden gemaakt dat de zorgbehoevende, bij het ontbreken van de verzorging, zou zijn aangewezen op een verpleeg- of verzorgingshuis. Er moet een duidelijke indicatie zijn op grond waarvan de zorgbehoeftigheid kan worden aangenomen. In alle gevallen dient een verklaring van deze strekking te zijn afgegeven door het Regionaal Indicatie Orgaan. Het feit dat een belanghebbende als verzorger van een zorgbehoevende is aan te merken is overigens geen reden om hem te ontheffen van de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te zoeken en te aanvaarden.

* Lid 2 onderdeel h: woningloze.

Onder het begrip woningloze valt de belanghebbende die enkel een briefadres heeft. Hij/zij heeft geen vaste woon-of verblijfplaats.

Artikel 2. Doelgroep

De werking van de verordening is beperkt tot belanghebbenden in de leeftijdscategorie van 21 tot de pensioengerechtigde leeftijd. Vanwege de lagere jongerennorm is ervoor gekozen geen verdere verlaging toe te passen bij belanghebbenden van 18 tot 21 jaar.

De jongerennormen van artikel 20 Wwb zijn laag vastgesteld omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn jegens hun kinderen totdat deze de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. De ouders kunnen bijvoorbeeld voldoen aan hun onderhoudsplicht door hen kind bij hen in te laten wonen of de huur voor hen te betalen. In dergelijke gevallen zou als het ware ‘dubbel’gekort worden als ook nog krachtens de Toeslagenverordening de uitkering verlaagd zou worden. Bovendien zou de toepassing van de categoriale verlagingen op belanghebbenden van 18,19 of 20 jaar de uitvoering van de Toeslagenverordening nodeloos ingewikkeld maken.

Mocht evenwel het niet toepassen van de verordening op de jongerennorm van artikel 20 onredelijke uitkomsten geven, dan blijft het college bevoegd om op grond van artikel 18 lid 1 Wwb de bijstand hoger of lager vast te stellen.

Artikel 3. Toeslag alleenstaande (ouder)

* Lid 1

Op grond van artikel 25 Wwb kan het college de norm voor een alleenstaande (ouder) van 21 jaar of ouder verhogen met een toeslag indieneen belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. Artikel 3 van deze verordening vormt overigens het spiegelbeeld van artikel 5 van deze verordening. Met een ‘ander’ wordt bedoeld een ander dan de belanghebbende, in casu een ander dan de alleenstaande (ouder) en evt. ten lasten komende kinderen. Dit kan ook een kostganger dan wel (onder)huurder zijn

De gemeenteraad is op grond van artikel 30 lid 2 Wwb verplicht te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van de norm of toeslag op andere gronden). Dit is vastgelegd in artikel 3 lid 1 onderdeel a van deze verordening.

Als in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden. Zolang geen sprake is van gehuwden of van een gezamenlijke huishouding moet ervan worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats. Gekozen is voor 10 procent van de gehuwdennorm (zie artikel 3 lid 1 onderdeel b van deze verordening).

* Lid 2

In onderdeel a wordt rekening gehouden met een inwonend meerderjarig kind met inkomsten lager dan of gelijk aan 50% van de gehuwdennorm. Deze wordt niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.

In onderdeel b en c is geregeld dat zowel zorgbehoevenden (b) als verzorgers (c) niet worden meegeteld als personen waarmee kosten gedeeld kunnen worden. Uitgangpunt daarbij is dat het niet wenselijk is om belanghebbende vanwege deze verzorgingsbehoefte dan wel verzorgingstaken te confronteren met een lagere toeslag.

Lid 3

Een ander die zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning kan een kostganger of (onder)huurder zijn. Dan geldt een toeslag van 10%. Als er sprake is twee kostgangers of (onder)huurders, of een combinatie van een kostganger met een (onder)huurder, dan geldt een toeslag van 0%

* Lid 4

Op grond van artikel 29 lid 1 Wwb kan het college de toeslag voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar afwijkend vaststellen. Dat is geregeld in artikel 3 lid 4 van deze verordening.

Artikel 4. Toeslag woningloze

De belanghebbende met enkel een briefadres en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft geen kosten voor de bewoning van een woning. Daar tegenover staat dat de woningloze regelmatig kosten zal moeten maken voor dak- en thuislozenopvang. Dat kan zowel in instellingen als bij derden gebeuren. Er is daarom voor gekozen een toeslag van 10% toe te kennen.

Artikel 5. Verlaging gehuwden

Op grond van artikel 26 Wwb kan het college de gehuwdennorm verlagen indien belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de norm voorziet als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

Artikel 5 van deze verordening vormt het spiegelbeeld van artikel 3 van deze verordening. Ingeval in de woning van gehuwden een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden. Gekozen is voor een verlaging van 10 procent van de gehuwdennorm (zie artikel 5 lid 1 van deze verordening). Artikel 5 lid 2 van deze verordening komt overeen met de bepaling zoals opgenomen in artikel 3 lid 2 van deze verordening. Verwezen wordt dan ook naar de toelichting zoals opgenomen bij artikel 3 van deze verordening.

Artikel 5 lid 3 van deze verordening komt overeen met de bepaling zoals opgenomen in artikel 3 lid 3 van deze verordening, alleen is hier sprake van een verlaging van 20 procent en in artikel 3 lid 3 van een toeslag van 0 procent.

Artikel 6. Verlaging algemene bijstand wegens ontbreken woonkosten

Op grond van artikel 27 Wwb kan het college de norm voor een alleenstaande (ouder) of gehuwden lager vaststellen indien een belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning.

Geen woonkosten

In artikel 6 onderdeel a van deze verordening is bepaald dat de norm of toeslag wordt verlaagd met 18 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden. In artikel 1 lid 2 van deze verordening is bepaald wat onder woonkosten moet worden verstaan:

a) indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende

huurprijs zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel d Wet op de huurtoeslag;

b) indien een kamer of etage wordt bewoond: het maandelijks te betalen huurbedrag

c) indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

Hieronder valt ook de situatie waarin er geen huur of hypotheeklasten zijn, maar anderszins wel sprake is van andere woonlasten. Ook in dat geval bedraagt de verlaging 18 procent van de gehuwdennorm. Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn:

norm of toeslag te verlagen op grond van artikel 27 Wwb (zie ook TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 54-55).

Overigens kan het college, indien noch in het kader van artikel 27 Wwb noch in het kader van artikel 33 lid 1 Wwb rekening wordt gehouden met de situatie waarin een ander dan belanghebbende de woonkosten betaalt, de bijstand in voorkomende gevallen lager vaststellen op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 Wwb.

In artikel 6 onderdeel b van deze verordening is bepaald dat de verlaging 10 procent van de gehuwdennorm bedraagt indien het gehuwden betreft die geen woning bewonen (woninglozen). Zij hebben lagere bestaanskosten dan belanghebbenden die een woning bewonen (geen huurlasten, geen kosten gas, water, licht). Daar tegenover staat dat de woninglozen regelmatig kosten moeten maken voor dak- en thuislozenopvang. Dit kan zowel bij een instelling als bij derden gebeuren. In artikel 4 wordt een toeslag van 10% toegekend als het een alleenstaande (ouder) betreft.

Artikel 7. Anti-cumulatiebepaling

De verlagingen in de Toeslagenverordening zien op verschillende omstandigheden en kunnen elk afzonderlijk als redelijk worden aangemerkt. Zonder een anti-cumulatiebepaling zou dat echter kunnen betekenen dat het college de bijstandsnorm (vanwege de samenloop van verlagingen) dermate laag moet vaststellen, dat er feitelijk geen sprake meer is van een toereikende uitkering. In voorkomende gevallen zou het college de bijstand op grond van het individualiseringsbeginsel van artikel 18 lid 1 Wwb hoger moeten vaststellen. Er is voor gekozen reeds in de Toeslagenverordening een absoluut minimumbedrag vast te leggen waarop het college de bijstandsnorm (norm inclusief eventuele toeslag en verlagingen) tenminste moet vaststellen.

Het individualiseringsbeginsel kan echter met zich meebrengen dat bij samenloop ook bij een resterende bijstandsnorm die boven de in dit artikel genoemde percentages ligt, toch aanleiding bestaat om tot verhoging daarvan over te gaan, gelet op alle omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 8. Inwerkingtreding en toepassingsbereik

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012. Hierbij is aansluiting gezicht bij het wetsvoorstel “Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen” (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets). Voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden blijft de oude Toeslagenverordening van kracht tot uiterlijk 1 januari 2013. Dat is geregeld in lid 2 en 3 van dit artikel. Het gaat hierbij om mensen voor wie toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Op grond van artikel 78w Wwb blijven de oude gezinsbegrippen nog op hen van toepassing tot uiterlijk 1 januari 2013

* bij het niet aanhouden van een woning (in dat geval is artikel 6 onderdeel b van deze verordening van toepassing);

* bij bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers;

* indien een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning.

Als een derde, bijvoorbeeld de ex-echtgenoot, de woonlasten van de door belanghebbende bewoonde woning draagt, heeft het college de keuze om het aldus verkregen woongenot aan te merken als inkomen in natura of de

 

Artikel 9. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.