Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (NH)

Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (NH)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Bergen 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Vervangt Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Bergen, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 augustus 2001

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 16

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-200629-06-2010Nieuwe regeling

31-01-2006

De Duinstreek, 15-02-2006

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

 

De raad van de gemeente Bergen;

gelezen het voorstel van de commissie bestuurlijke vernieuwing van 4 november en 9 december 2005;

gelezen het advies van het presidium van 10 januari 2006;

gelezen het advies van de commissie bestuurlijke zaken van 11 januari 2006;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen het volgende:

Reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 De voorzitter

Artikel 3 De griffier

Hoofdstuk 2 Toelichting van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

Artikel 5 Fractie

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Artikel 6 vergaderfrequentie

Artikel 7 Oproep

Artikel 8 Agenda

Artikel 9 De wethouder en de secretaris

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken

Artikel 11 Openbare kennisgeving

Artikel 12 presentielijst

Artikel 13 Zitplaatsen

Artikel 14 Opening vergadering; quorum

Artikel 15 Volgorde bij hoofdelijke stemming

Artikel 16 Notulen

Artikel 17 Ingekomen stukken

Artikel 18 Spreekregels

Artikel 19 Volgorde sprekers

Artikel 20 Spreektijd

Artikel 21 Handhaving orde; schorsing

Artikel 22 Beëindiging vergadering

Artikel 23 Beraadslaging

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de raadsleden

Artikel 25 Stemverklaring

Artikel 26 Beslissing

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

Artikel 29 Stemming over personen

Artikel 30 Herstemming over personen

Artikel 31 Beslissing door het lot

Hoofdstuk 4 Rechten van de leden

Artikel 32 Amendementen

Artikel 33 Moties

Artikel 34 Voorstellen van orde

Artikel 35 Initiatiefvoorstel

Artikel 36 Collegevoorstel

Artikel 37 Interpellatie

Artikel 38 Schriftelijke vragen

Artikel 39 Vragenhalfuur

Artikel 40 Inlichtingen

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 41 Procedure begroting

Artikel 42 Procedure jaarrekening

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 43 Verslag; verantwoording

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 44 Algemeen

Artikel 45 Notulen

Artikel 46 Geheimhouding

Artikel 47 Opheffing geheimhouding

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 48 Toehoorders en pers

Artikel 49 Geluid- en beeldregistraties

Artikel 50 Maatregelen van orde

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 51 Vervanging burgemeester

Artikel 52 Uitleg reglement

Artikel 53 Citeertitel

Artikel 54 In werking treden

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter van de raad;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel, door een raadslid of fractie gedaan, buiten de agenda vallend, dat zo spoedig mogelijk op de agenda van de vergadering van de raad geplaatst wordt.

Artikel 2 De voorzitter
  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      wat de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    Hij verleent het woord, formuleert de conclusies waarover wordt gestemd en deelt de uitslag van de stemmingen mee.

     

Artikel 3 De griffier
  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig en staat de raad bij de uitoefening van zijn taak terzijde.

     

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de door de raad aangewezen loco-griffier.

     

  • 3.

    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

     

     

     

    Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

     

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie raadsleden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus. De commissie wordt bijgestaan door de griffier.

  • 2.

    Gedurende het onderzoek wordt de vergadering geschorst.

  • 3.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 4.

    Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

     

Artikel 5 Fractie
  • 1.

    De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    Indien:

    a.

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5.

    Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

     

     

     

    Hoofdstuk 3 Vergaderingen

     

    Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Vergaderfrequentie
  • 1.

    De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de laatste dinsdag van de maand, vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in een daartoe aangewezen raadszaal.

  • 2.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

Artikel 7 Oproep
  • 1.

    De voorzitter zendt - spoedeisende vergaderingen uitgezonderd - ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep, onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt opgesteld als bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

     

Artikel 8 Agenda
  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3.

    De voorlopige agenda vermeldt de onderwerpen die in de vergadering behandeld zullen worden met een voorstel voor de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld. Hierbij wordt de voorlopige agenda onderverdeeld in A-stukken (hamerstukken), B-stukken (bespreekstukken) en C-stukken (discussiestukken).

  • 4.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 5.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 6.

    Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

     

Artikel 9 De wethouder en de secretaris
  • 1.

    De wethouders zijn uitgenodigd om bij elke raadsvergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2.

    De secretaris kan de wethouders tijdens de vergadering ondersteunen.

     

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken
  • 1.

    Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 11. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2.

    Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

     

Artikel 11 Openbare kennisgeving
  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging op de gemeentepagina in de Duinstreek en door plaatsing op de gemeentelijke website ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • -

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • -

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

     

  • 3.

    In spoedeisende gevallen wordt de wijze van openbare kennisgeving overgelaten aan de voorzitter.

     

     

    Paragraaf 2 Orde der vergadering

     

Artikel 12 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 13 Zitplaatsen
  • 1.

    De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

     

Artikel 14 Opening vergadering; quorum
  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

     

Artikel 15 Volgorde bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 16 Notulen
  • 1.

    De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de wethouders en de secretaris hebben het recht, schriftelijk een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 4.

    De notulen moeten inhouden:

    • -

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren;

    • -

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • -

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • -

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • -

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • -

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 17 Ingekomen stukken
  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2.

    Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

     

Artikel 18 Spreekregels
  • 1.

    De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    De leden van de raad mogen via de voorzitter korte vragen of interrupties plegen vanaf hun zitplaats of gebruik maken van de microfoon bij de spreekplaats.

  • 3.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

     

Artikel 19 Volgorde sprekers
  • 1.

    Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

     

Artikel 20 Spreektijd

De raad stelt nadere regels voor de spreektijd en spreektermijnen.

Artikel 21 Handhaving orde; schorsing
  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • -

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • -

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dit plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

     

Artikel 22 Beëindiging vergadering

Op of omstreeks het tijdstip waarop sinds de aanvang van de vergadering drie uur zijn verstreken, maar in ieder geval uiterlijk om 23.00 uur, beslist de raad over het tijdstip van beëindiging en zonodig over verdaging van de vergadering. De voorzitter doet hiervoor een voorstel van orde.

Artikel 23 Beraadslaging
  • 1.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

     

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de raadsleden
  • 1.

    De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3.

    Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

     

Artikel 25 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 26 Beslissing
  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

     

     

    Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

     

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming
  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 15 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

     

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties
  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

     

Artikel 29 Stemming over personen
  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau. De leden van het stembureau wijzen uit hun midden een voorzitter aan. De griffier staat het stembureau bij haar werkzaamheden terzijde.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • -

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • -

      een niet gesloten stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • -

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter van de raad.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

     

Artikel 30 Herstemming over personen
  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

     

Artikel 31 Beslissing door het lot
  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

     

     

     

    Hoofdstuk 4 Rechten van leden

     

Artikel 32 Amendementen
  • 1.

    Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Een (sub)amendement dient zodanig te zijn geformuleerd dat de tekst ervan geschikt is om in de ontwerpbeslissing te worden verwerkt.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

     

Artikel 33 Moties
  • 1.

    Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 34 Voorstellen van orde
  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslist de raad direct.

     

Artikel 35 Initiatiefvoorstel
  • 1.

    Ieder lid van de raad heeft het recht voorstellen aan de raad te doen, die buiten de agenda vallen.

  • 2.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 4.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

     

Artikel 36 Collegevoorstel
  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2.

    Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

     

Artikel 37 Interpellatie
  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie wordt gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

     

Artikel 38 Schriftelijke vragen
  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats. In ieder geval binnen vier weken nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis. Daarbij wordt de termijn aangegeven waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad meegedeeld.

  • 5.

    De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 7 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6.

    De raad kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen of een debat aangaan over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord.

     

Artikel 39 Vragenhalfuur
  • 1.

    Een half uur voor aanvang van de reguliere raadsvergadering vindt het vragenhalfuur plaats, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend.

  • 2.

    Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp voor 09.30 uur op de dag van de raadsvergadering bij de griffier.

  • 3.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 40 Inlichtingen
  • 1.

    Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2.

    Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

     

     

     

    Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

     

Artikel 41 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 42 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

 

 

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

 

Artikel 43 Verslag; verantwoording
  • 1.

    Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 39, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 41, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

     

     

    Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

     

Artikel 44 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 45 Notulen
  • 1.

    De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2.

    Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

     

Artikel 46 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 47 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

 

 

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

 

Artikel 48 Toehoorders en pers
  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 49 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 50 Maatregelen van orde
  • 1.

    In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

  • 2.

    Indien de voorzitter dit nodig oordeelt, kan hij de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen ter handhaving van de orde op de publieke tribune.

     

     

    Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

     

Artikel 51 Vervanging burgemeester
  • 1.

    De raad regelt in een apart besluit de vervanging van de burgemeester als voorzitter van de raad door middel van het aanwijzen van een plaatsvervangend raadsvoorzitter.

  • 2.

    De plaatsvervangend raadsvoorzitter vervangt de voorzitter bij afwezigheid en indien de voorzitter als burgemeester inhoudelijk op zijn portefeuilles wordt aangesproken.

     

Artikel 52 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 53 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: “Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Bergen 2006”.

Artikel 54 In werking treden
  • 1.

    Dit reglement treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Bergen, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 augustus 2001.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de

raad van de gemeente Bergen op 31 januari 2006.

de griffier, de voorzitter,

 

 

Toelichting Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van

de gemeenteraad

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Behoeft geen toelichting.

 

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

 

Artikel 3 De griffier

De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen zijn niet in dit reglement opgenomen. Deze worden in de aparte instructie voor de griffier geregeld

 

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

 

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

De geloofsbrief is de brief, waarbij de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis geeft van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

 

Artikel 5 Fractie

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent dit begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning).

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee.

 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

 

Artikel 6 Vergaderfrequentie

Op grond van artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en ook wanneer de burgemeester het nodig oordeelt of als ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Dit hoeft niet apart in het reglement te worden opgenomen.

 

Artikel 7 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.

De dag en het tijdstip van de vergadering worden jaarlijks in een planning opgenomen zodat de raad een jaaroverzicht van de reguliere vergaderingen heeft.

 

Artikel 8 Agenda

De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente is het niet altijd mogelijk om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het derde lid geeft een onderverdeling in de te behandelen stukken.

A-stukken of hamerstukken behoeven geen nadere bespreking in de raadsvergadering. Raadsleden of fracties kunnen een stemverklaring afgeven. De raad kan besluiten een hamerstuk tot bespreekpunt om te vormen, waardoor er inhoudelijk over het stuk kan worden gesproken.

Bij B-stukken, vindt na bespreking besluitvorming plaats.

C-stukken zijn discussiestukken en zijn bestemd voor het vastleggen van een visie, kaders en een denkrichting. De raad kan besluiten om bepaalde discussiestukken eerst voor advies te laten behandelen in de raadscommissies. De uiteindelijke vastlegging van de visie of de kaders kan later in de raad plaatsvinden. De agendacommissie plaats de stukken op de agenda na advies van de raadscommissies.

Raadsleden kunnen bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Het vijfde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.

Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

 

Artikel 9 De wethouder en de secretaris

Artikel 9 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Dit artikel vervangt de maandelijkse uitnodiging die de wethouders nog ontvangen.

Daarnaast wordt met dit artikel aangegeven dat de raad vindt dat de wethouders aanwezig moeten zijn bij de raadsvergaderingen en meedoen aan de beraadslagingen van de raad wanneer een voorstel van een portefeuillehouder wordt behandeld. Dit betekent dat wethouders ook als er geen vragen zijn gesteld een reactie mogen geven op het door de raad gestelde.

De secretaris is de eerste ondersteuner van het college en kan de wethouders bij de raadsvergaderingen bijstaan. Daarnaast is het goed voor de werking van de driehoek burgemeester-griffier-secretaris als de secretaris ook aanwezig is bij de raadsvergadering. Omdat de Gemeentewet niets zegt over de aanwezigheid van de secretaris tijdens de raadvergaderingen is lid twee bij dit artikel opgenomen.

 

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

De bij raadsvoorstellen behorende stukken en de op de lijst van ingekomen stukken vermelde brieven worden in beginsel op de maandag, een week voorafgaande aan de dag waarop de raadvergadering wordt gehouden, in de raadskamer ter inzage gelegd.

Geheime stukken kunnen alleen bij de griffier worden ingezien.

 

Artikel 11 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd. Op grond van artikel 19 is alleen plaatsing op internet niet voldoende.

 

Paragraaf 2 Orde der vergadering

 

Artikel 12 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

 

Artikel 13 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 14 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

 

Artikel 15 Volgorde bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.

Het is ook mogelijk hiervan af te wijken, bijvoorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de volgorde wordt bepaald.

 

Artikel 16 Notulen

Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de wethouder en de secretaris, als de wijziging maar schriftelijk wordt ingediend. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

 

Artikel 17 Ingekomen stukken

Over de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

 

Artikel 18 Spreekregels

De zinsnede “vanaf hun plaats of van de spreekplaats” heeft tot doel het politieke debat te faciliteren. Door raadsleden vanaf een spreekplaats te laten spreken kan de levendigheid in het debat worden vergroot en hebben leden op de publieke tribune een beter zicht op het debat.

 

Artikel 19 Volgorde sprekers

Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 21).

 

Artikel 20 Spreektijd

In een aparte regeling worden regels gesteld voor de spreektijd en spreektermijnen. In deze regeling kan geëxperimenteerd worden met spreektijden en -regels om de juiste vergadervorm te vinden. Dit is bijvoorbeeld ook afhankelijk van het aantal fracties in de raad.

 

Artikel 21 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft bestaan. Dit artikel 21 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

Onder interruptie wordt niet verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 50 van dit reglement.

 

Artikel 22 Beëindiging vergadering

Dit artikel is opgenomen ter beperking van de vergaderduur. Voor toehoorders op de publieke tribune kan het van belang zijn om te weten of een bepaald agendapunt nog behandeld wordt. Ook vergaderingen van drie uur worden als lang ervaren. Door aanpassing van de stukkenstroom en de vergadercultuur moet het in de toekomst mogelijk worden om vergaderingen niet langer dan drie uur te laten duren.

 

Artikel 23 Beraadslaging

Om de vergaderduur te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd.

 

Artikel 24 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de raadsleden

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht voor de leden van het gemeentebestuur. Hierbij kan gedacht worden aan de secretaris die op grond van dit reglement de wethouders tijdens de raadsvergadering kan ondersteunen (artikel 9). Daarnaast kan worden gedacht aan andere ambtenaren die door de raad zijn gevraagd om de raad over bepaalde onderwerpen schriftelijk of mondeling van advies te dienen. Omdat de wethouders deel uitmaken van het gemeentebestuur vallen zij direct onder de werking van artikel 22 Gemeentewet.

 

Artikel 25 Stemverklaring

Stemverklaringen moeten kort zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

 

Artikel 26 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

 

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

 

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 15.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

 

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 32 en 33 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

 

Artikel 29 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

 

Artikel 30 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 31 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

 

Artikel 32 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn.

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 28. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen dat één onderdeel van een besluit wel en een ander onderdeel niet wordt aanvaard.

 

Artikel 33 Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie is geen concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 35 geregelde initiatiefvoorstellen.

 

Artikel 34 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 35).

 

Artikel 35 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of een ander voorstel doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een verordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

 

Artikel 36 Collegevoorstel

Dit artikel benadrukt de bevoegdheid van de raad tot het opstellen van de eigen agenda. Het geeft aan dat het college niet bepaalt wat er op de agenda van de raad wordt geplaatst of van de agenda wordt verwijderd.

 

Artikel 37 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

 

Artikel 38 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.

In de hier aangegeven procedure wordt de raad in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de raad dat wenst kan er ook een debat over de beantwoording van de vragen plaatsvinden.

 

Artikel 39 Vragenhalfuur

Deze bepaling vormt een aanvulling op artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Er is gekozen om een vragenhalfuur in te stellen en daarmee de rondvraag tijdens de raadsvergadering te laten vervallen. Voor het overige geeft het artikel de spelregels.

 

Artikel 40 Inlichtingen

Bij het indienen van schriftelijke vragen en het vragenhalfuur gaat het vooral om vragen met een informatieve strekking. Dit artikel gaat over het recht van interpellatie en de onderwerpen die dan aan de orde komen hebben meer bestuurlijk (politiek) gewicht. Het recht van interpellatie is een aangewezen middel om het college, de afzonderlijke wethouders of de burgemeester ter verantwoording te roepen.

Dit artikel is de uitwerking van artikel 169 en 180 van de Gemeentewet waarin de mogelijkheid om (politieke) vragen aan het college, de wethouders en de burgemeester te stellen wordt geregeld.

 

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

 

Artikel 41 Procedure begroting

Dit artikel behoeft geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

 

Artikel 42 Procedure jaarrekening

Dit artikel behoeft geen toelichting. De desbetreffende procedure kan

jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

 

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

 

Artikel 43 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 38.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

 

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

 

Artikel 44 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

 

Artikel 45 Notulen

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

Het verslag van het besloten deel van de vergadering is niet openbaar, tenzij de raad zelf anders beslist. Deze bepaling is opgenomen om raadsleden de kans te geven vrijuit te kunnen praten in een besloten vergadering en niet gehinderd te worden door de mogelijkheid dat het verslag tegen de wil van de raad geheel of gedeeltelijk openbaar zou kunnen worden gemaakt. Dit betekent dat het verslag van het besloten deel van de vergadering, waarvan de raad niet heeft beslist dat het geheel of gedeeltelijk openbaar is, niet met behulp van een beroep op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur openbaar gemaakt kan worden.

 

Artikel 46 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

 

Artikel 47 Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet perse aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

 

Artikel 48 Toehoorders en pers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 49 Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 50 Maatregelen van orde

De bevoegdheid van de voorzitter de toehoorder die de orde verstoren of alle toehoorders te gelasten te vertrekken, is geregeld in artikel 26 van de Gemeentewet.

 

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

 

Artikel 51 Vervanging burgemeester

In artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. De raad heeft ervoor gekozen in een apart besluit de waarneming van het raadsvoorzitterschap te regelen. Ook is afgesproken dat indien de voorzitter als burgemeester inhoudelijk op zijn portefeuilles wordt aangesproken, de waarnemend raadsvoorzitter de leiding van de vergadering overneemt.

 

Artikel 52 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 53 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 54 In werking treden

Dit artikel behoeft geen toelichting.