Artikel 1 Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder
wordt verstaan in de Wet kinderopvang en Beleidsregels Notitie
(overeenkomst) Subsidiering Peuterspeelzaalwerk 2012.
Artikel 2 Groepsspeelruimte
- 1.
In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2
bruto-oppervlakte aan groepsspeelruimte beschikbaar.
- 2.
Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de
leeftijd van de op te vangen kinderen.
Artikel 3 Buitenspeelruimte
- 1.
De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.
- 2.
De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen: * voor kinderen
toegankelijk en veilig bereikbaar; * een oppervlakte van minimaal 3 m2
bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind; * ingericht in
overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen;
Artikel 4 Eisen Voorschoolse educatie
De nadere kwaliteitseisen ter uitvoering van artikel 1.50b van de Wet
kinderopvang , zoals opgenomen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit
voorschoolse educatie, luiden als volgt:
- 1.
Aanbod vier dagdelen of tien uur per week voor elk
doelgroepkind;
- 2.
Twee beroepskrachten per groep die tevens geschoold zijn in het
werken met een VVE-programma;
- 3.
Het VVE-programma is gericht op het gestructureerd en samenhangend
stimuleren van de ontwikkeling op het gebied van taal, rekenen,
motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;
- 4.
Kindercentra en peuterspeelzalen dragen gegevens over aan de
schoolbesturen van de kinderen die hebben deelgenomen aan de
voorschoolse educatie. Het gaat om het programma dat het kind
gevolgd heeft en de duur van de deelname. De houders van de
kindercentra en peuterspeelzalen maken met de basisscholen afspraken
over de wijze van levering van de gegevens. De gegevens moeten op
grond van de Wet bescherming persoonsgegevens na twee jaar worden
vernietigd.
Artikel 5 Ouderbijdrage Voorschoolse educatie
1. Op grond van art. 166 lid van de Wet op het primair onderwijs is, voor
alle deelnemers aan voorschoolse educatie, de ouderbijdrage
gemaximeerd.
Inzake de ouderbijdrage van doelgroeppeuters wordt de advisering van de VNG
gevolgd. Per jaar wordt een bijdrage per uur vastgesteld. Dit bedrag wordt
omgerekend in een jaarbedrag.
Artikel 6 Aanwijzing toezichthouders
- 1.
Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze
verordening gestelde regels.
- 2.
Burgemeester en wethouders wijzen de toezichthouder(s) van de GGD
(VGGM) aan;
Artikel 7 Onderzoek door de toezichthouder
- 1.
De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel
2.2, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen
peuterspeelzalen binnen 10 weken of de instandhouding redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften uit deze
verordening.
- 2.
Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of
de exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming
met de voorschriften uit deze verordening.
- 3.
Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de
toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van de
bij deze verordening gestelde voorschriften.
Artikel 8 Vastleggen onderzoeksresultaten
- 1.
De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek
bij een peuterspeelzaal, als bedoeld in artikel 5, schriftelijk vast in
een inspectierapport.
- 2.
Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of
krachtens artikel 2 en 3 gegeven voorschriften niet zijn of zullen
worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.
- 3.
Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder
in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover
zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de
zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.
- 4.
De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder,
die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een
voor ouders en personeel toegabkelijke plaats.
- 5.
De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de
vaststelling daarvan openbaar.
- 6.
De toezichthouder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de
vaststelling van het rapport.
Artikel 9 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of
daarvan afwijken, voorzover toepassing geleg op het belang van kwalitatief
verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een
onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 10 Taakverwaarlozing
Op grond van de Wet op het primair onderwijs kan een gemeente, indien deze
gemeente de verplichtingen en inspanningen krachtens de wet niet of niet
naar behoren uitvoert, door het treffen van noodzakelijke voorzieningen
vanuit de minister opgelegd, gewezen worden op de
taakverwaarlozingsregeling. Eventuele lasten ten gevolge van deze
taakverwaarlozingsregeling komen geheel voor rekening van de betreffende
gemeente.
Artikel 11 Overgangsbepaling
Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet de
houder van een peuterspeelzaal aan de voorschriften uit deze
verordening.
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening ruimte- en
inrichtingseisen peuterspeelzalen en kwaliteitseisen voor voorschoolse
educatie gemeente Zevenaar”
De griffier, De voorzitter,