Organisatie | Sint-Michielsgestel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Burgerinitiatief gemeente Sint-Michielsgestel |
Citeertitel | Verordening Burgerinitiatief gemeente Sint-Michielsgestel |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | geen |
Geen
Gemeentewet, artt. 147 en 149
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-10-2012 | Nieuwe regeling | 13-09-2012 De Brug, 27-09-2012 | Raadsbesl. 13-09-2012, punt 9 |
Artikel 4 Onderwerpen burgerinitiatief
Een burgerinitiatief over een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, zal door de raad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het college of naar de burgemeester in de hoedanigheid van portefeuillehouder.
Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad door middel van een ingevuld standaardformulier burgerinitiatief. De formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de raadsgriffie en via de gemeentelijke website verkrijgbaar.
De raad agendeert het burgerinitiatief zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 3 maanden na het bericht van de voorzitter conform artikel 5 lid 3 van deze verordening dat het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in deze verordening. Er dient een periode van ten minste twee weken te liggen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatief en de dag van de vergadering waarin over het burgerinitiatief wordt beslist.
Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sint-Michielsgestel, gehouden op 13 september 2012.
De raad voornoemd,
de griffier,
N.A. Hoogerbrug –van de Ven
de voorzitter
mr. J.M.C. Pommer
Toelichting bij de verordening Burgerinitiatief Sint-Michielsgestel
Bij veel instrumenten die worden gebruikt om burgers te betrekken bij het gemeentelijke beleid, ligt het initiatief bij de politiek of bij de gemeente. Dit instrument legt het initiatief bij de burger zelf: deze verordening biedt burgers de mogelijkheid om eigen voorstellen op de agenda van de gemeenteraad te plaatsen, mits aan inhoudelijke en procedurele eisen is voldaan. Het is te zien als een uitwerking van het zogenaamde petitierecht (artikel 5 Grondwet): het recht voor eenieder om een schriftelijk verzoek in te dienen bij het bevoegd gezag.
Voor de gemeenteraad is de verordening burgerinitiatief een extra kanaal waarlangs onderwerpen die spelen in de samenleving, hun weg naar de gemeentelijke politiek kunnen vinden. De verordening burgerinitiatief kan op deze manier de participatie en betrokkenheid van burgers vergroten.
De bevoegdheid van de raad om een verordening burgerinitiatief vast te stellen, vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.
Artikel 1. Definitiebepaling burgerinitiatief
Er is voor gekozen om de term “burgerinitiatief” te hanteren voor de aanduiding van een voorstel dat door een burger bij de raad kan worden ingediend ter plaatsing op de raadsagenda. De keuze is gemaakt dat de burger hierbij alleen een concreet voorstel kan indienen bij de raad (een concept-besluit als het ware). Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld een voorstel tot openstellen van de winkels op bepaalde zondagen. Als (ruimer) alternatief is overwogen dat een burgerinitiatief ook zou kunnen worden ingediend door het aandragen van een onderwerp , in plaats van een concreet omschreven voorstel. Echter het inbrengen van een concreet voorstel getuigt van een uitgesproken motivatie omtrent het onderwerp en brengt de overwegingen van de indiener(s) scherper in beeld.
Artikel 2 Geldig burgerinitiatief
Uit dit artikel volgt dat de raad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen indien sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich in dat geval dus moeten uitspreken over het burgerinitiatief. Van een geldig verzoek is sprake als (a) het verzoek door minimaal 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, (b) het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 4 is uitgezonderd en (c) aan de in artikel 5 gestelde vormvoorschriften/procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 wordt nader omschreven wanneer een persoon initiatiefgerechtigde is.
Over het vereiste dat het verzoek door minimaal een bepaald aantal (50) initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, kan het volgende worden opgemerkt. De verordening burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een uitzondering op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatief ook daadwerkelijk door een deel van de bevolking wordt gedragen.
Artikel 3 Initiatiefgerechtigd
Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat de verordening burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in de Kieswet. Besloten is echter om de categorie initiatiefgerechtigden uit te breiden door de leeftijd ten opzichte van de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen naar 16 jaar. Jongeren kunnen op deze wijze betrokken worden bij de gemeentelijke politiek. Bij indiening van een burgerinitiatief wordt getoetst of de indiener/initiatiefnemer voldoet aan de vereisten van een initiatiefgerechtigde. Het verzoek vindt immers formeel op dat moment plaats. Om te onderzoeken of op het moment van indiening wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn, is geregeld in artikel 5 (vormvereisten).
Artikel 4 Onderwerp burgerinitiatief
Het is weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft.
Daar komt bij dat de afstand tussen burger en bestuur alleen maar zou worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad niets met het burgerinitiatief kan doen, omdat hij "er niet over gaat". Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in een raadsvergadering of het spreekuur van een wethouder. Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het burgerinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het gemeentebestuur kan inhouden. Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken, die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest, opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren. Daarbij kan een raad zelf bepalen welke termijn hij daarvoor geschikt acht: hier (4.1.e) is gekozen voor een termijn van 2 jaar. Een burgerinitiatief dat wordt doorgestuurd naar college of burgemeester als portefeuillehouder, is geen burgerinitiatief meer volgens de definitie van artikel 1 van deze verordening. Lid 3 is bedoeld om te voorkomen dat college of burgemeester een initiatief om die reden terzijde schuiven.
Ingevolge artikel 170 lid 1 sub c van de Gemeentewet ziet de burgemeester toe op de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie. Om die reden ligt het voor de hand om de burgemeester nadrukkelijk te betrekken bij de procesgang inzake de verordening burgerinitiatief, ook om redenen van overzicht en afstemming m.b.t. andere (gemeentelijke) vormen van burgerparticipatie. De burgemeester is tevens voorzitter van de gemeenteraad: het ligt voor de hand dat hij de voorstellen burgerinitiatief in ontvangst neemt en tevens de aangewezen persoon is voor toetsing van de geldigheid van de ingediende voorstellen.
Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam, dat indiening van een burgerinitiatief plaatsvindt door middel van een standaardformulier. Op dit formulier zal de initiatiefnemer naast het voorstel en een toelichting in ieder geval zijn personalia moeten aangeven. Ter voorkoming van fraude met namen wordt gevraagd naar personalia, zoals adressen en geboortedata. Op grond van deze gegevens kan de gemeente onderzoeken of het initiatief de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft. Zie het bijgevoegde “aanvraagformulier verzoek burgerinitiatief”. Bij het ingevulde standaardformulier dient een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van tenminste 50 initiatiefgerechtigden te worden gevoegd die het verzoek ondersteunen.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom een termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat er onvoldoende tijd is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college of de burgemeester als portefeuillehouder. Met het vierde tot en met zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de indiener / initiatiefnemer altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt.
Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatief zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Zo zal bijvoorbeeld bezwaar en beroep openstaan indien de raad, het college of de burgemeester naar aanleiding van het burgerinitiatief besluit een subsidie toe te kennen voor een bepaald project.
Een ander voorbeeld is het besluit om een verordening op bepaalde punten aan te passen. Tegen een dergelijk besluit staan geen bezwaar en beroep bij de rechter open (artikel 8:2 Awb zegt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel). In deze verordening ervoor gekozen in het midden te laten hoe raad, college of burgemeester verder met het burgerinitiatief omgaat. Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan. De indiener / initiatiefnemer zal hoe dan ook steeds over het vervolgtraject worden ingelicht en waar nodig en mogelijk erbij worden betrokken.