Organisatie | Borger-Odoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn deel 2 bedragen |
Citeertitel | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Borger-Odoorn deel 2 bedragen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, Besluit Wmo, Verordening Wmo
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 07-04-2010 | Onbekend | 14-11-2006 Week in Week uit, 21-11-2006 | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording
De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft waarbij een representatief oordeel wordt verkregen over de besteding van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.
Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage
Artikel 2. Omvang van eigen bijdragen bij huishoudelijke hulp en van eigen bijdragen en eigen aandeel bij woonvoorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard
Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen1 indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.
Artikel 3. Eenmalige eigen bijdrage / eenmalig eigen aandeel
Indien een woonvoorziening van bouwkundige of woontechnische aard wordt verstrekt, wordt eenmalig een eigen bijdrage in rekening gebracht of er wordt bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming eenmalig een bedrag in mindering gebracht met toepassing van artikel 2.
Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie.
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
De inkomensgrens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 5.4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, bedraagt (netto-inkomen / peil juli 2006):
Alleenstaande tot 65 jaar € 15.219,72
Alleenstaanden 65 jaar of ouder € 16.535,16
Alleenstaande ouder tot 65 jaar € 19.568,16
Alleenstaande ouder 65 jaar of ouder € 20.529,72
Gehuwden tot 65 jaar € 21.742,38
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen.
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.
Hoofdstuk 7 Financiële tegemoetkoming in de kosten van extra afval i.v.m. Diftar
Hoofdstuk 8 Samenhangende afstemming
Artikel 12. Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:
Hoofdstuk 1 Regels over het persoonsgebonden budget
De systematiek van de Verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Het is een snel te realiseren oplossing waarvoor in principe een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan bijzondere regels gelden.
Artikel 1. Regels rond verstrekking
In situaties dat tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, zal dit als contra-indicatie worden opgevat.
Een woonvoorziening kan verstrekt worden als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor kleinere, losse en daarom vaak herbruikbare voorzieningen, zoals toiletstoelen. Bouwkundige woonvoorzieningen zullen naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden kunnen worden. Dit artikellid bepaalt dat bepaalde roerende woonvoorzieningen uitsluitend in natura worden aangeboden om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit budget is niet kostendekkend en moet beschouwd worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, onderhoud en reparartie voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend.
Met de accountant zal worden overlegd door welk percentage controles een representatief oordeel wordt verkregen.
NB: Door de VNG wordt nog onderzocht of de accountant eisen stelt aan de steekproefsgewijze controle. Dit artikel zal naar aanleiding daarvan nog aangepast kunnen worden.
Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage
Artikel 2. Omvang van eigen bijdragen bij huishoudelijke hulp en van eigen bijdragen en eigen aandeel bij woonvoorzieningen van bouwkundige of woontechnische aard
Iedereen betaalt een vaste eigen bijdrage over het inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Daarnaast (en voor sommigen daarboven dus) wordt over het inkomen hoger dan 120% sociaal minimum, 15% eigen bijdrage in rekening gebracht.
Dit komt overeen met wat voor de Awbz wordt gevraagd en is ook uitgangspunt voor de betreffende Algemene maatregel van bestuur (AMvB).
Het Centraal Administratiekantoor (CAK) verzorgt de inning van de bedragen.
Wanneer een voorziening wordt verstrekt waarmee een algemeen gebruikelijke voorziening wordt vervangen of kan worden vervangen, zoals gebeurt bij verstrekking van bijvoorbeeld een fiets met trapondersteuning, zal alleen verstrekking van de meerkosten aan de orde zijn. Dat betekent dat het algemeen gebruikelijke deel niet vergoed zal worden. Het algemeen gebruikelijke deel zal door de aanvrager zelf betaald moeten worden in de vorm van een besparingsbijdrage. Dit artikel bepaalt het bedrag van deze besparingsbijdrage.
Hoofdstuk 3 Huishoudelijke hulp
Artikel 5. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp CTG - College tarieven gezondheidszorg (valt sinds 1 oktober 2006 onder de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza). In feite is dit ongewijzigd ten opzichte van de uitvoering onder de Awbz.
In dit artikellid is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten van een architect, kosten van een vergunning en kosten van toezicht.
Artikel 6 lid 2 geeft het afschrijvingsschema aan volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar een eventueel bedrag, dat het gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan het college moet worden terugbetaald. De terugbetaling bedraagt voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde en vervolgens vervalt jaarlijks 10% van de restitutie van de meerwaarde.
Voor het maximumbedrag bezoekbaar maken is aangesloten bij het bedrag van de verhuiskostenvergoeding. Het betreft een maximumbedrag; dit houdt in dat wanneer de werkelijke kosten lager zijn alleen de werkelijke kosten worden vergoed.
Om in geval van kleinere woningaanpassingen snel te kunnen handelen is er een bedrag van € 5000,- vastgesteld waaronder hetgeen bedoeld in de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning in de artikelen 4.9, 4.10 en 4.15 niet van toepassing is.
Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen
Artikel 7 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud en reparatie.
Worden voorzieningen gehuurd inclusief onderhoud en reparatie dan bestaat het persoonsgebonden budget uit het bedrag dat maandelijks als huurprijs beschikbaar is. Hiermee kan een aanvrager dan zijn voorziening huren.
Boven een bepaald inkomen wordt het bezit een auto als algemeen gebruikelijk beschouwd, zo blijkt uit vaste jurisprudentie. Uitgangspunt hierbij was (en is) het netto-inkomen.
Dit artikel legt een aantal bedragen vast voor de autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en uit deel 1 van dit besluit (verstrekkingen).
Uit de Verordening blijkt ook dat voor gehuwden die beiden zijn geïndiceerd de tegemoetkoming maximaal 1,5 x deze bedragen zal zijn.
Artikel 10 regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst-adequate voorziening. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud en reparatie.
Wordt een rolstoel gehuurd inclusief onderhoud en reparatie dan bestaat het persoonsgebonden budget uit het bedrag dat maandelijks als huurprijs beschikbaar is. Hiermee kan een aanvrager dan zijn voorziening huren.
Hoofdstuk 8 Samenhangende afstemming
Artikel 12. Samenhangende afstemming
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bepaalt in artikel 7.5 dat in dit besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de Awbz. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de Awbz gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie afgestemd besluit kan nemen.