Organisatie | Borger-Odoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artt. 108, 147; Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2015 | Onbekend | 06-11-2008 Week in Week uit, 8-12-2008 | 23-9-2008 |
De raad van de gemeente Borger-Odoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 september 2008;
gelet op artikel 108 en artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de "Algemene subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn"
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van alle activiteiten die door aanvragers in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd, tenzij een afzonderlijke rijks-, provinciale of gemeentelijke subsidieregeling van toepassing is.
De activiteiten van de aanvrager zijn toegankelijk voor alle personen, zonder onderscheid naar bijvoorbeeld ras, nationaliteit, levensovertuiging, sekse en seksuele geaardheid. Instellingen die activiteiten uitvoeren die specifiek op bepaalde door de gemeente erkende doelgroepen zijn gericht, is het wel toegestaan activiteiten te organiseren die gericht zijn op één of meer specifieke doelgroepen.
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen.
Een instelling die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk melding aan het college van omstandigheden die van belang zijn voor de beslissing op de aanvraag danwel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van een subsidie
Indien dit noodzakelijk is om inzicht te krijgen of te vergroten in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie evalueert het college, eenmalig danwel periodiek, de subsidieverstrekking, tenzij de kosten van evaluatie onevenredig zouden zijn in verhouding tot het daarmee gediende belang.
In bijzondere gevallen, en voor zover toepassing van deze verordening zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kan het college afwijken van het in deze verordening bepaalde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.
De verordening kan worden aangehaald als de “Algemene Subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn 2008”.
De Algemene Subsidieverordening gemeente Borger-Odoorn, vastgesteld op 29 september 2005, wordt per 1 januari 2009 ingetrokken.
Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 6 november 2008.
de plv. griffier
H.van Olst
de voorzitter
M.L.J.Out
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE BORGER-ODOORN
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van toepassing zijn in deze verordening. Dit om interpretatieverschillen te voorkomen.
Voor de omschrijving van het begrip subsidie wordt verwezen naar de Algemene wet bestuursrecht.
Deze definitie is door de wet dwingend voorschreven en luidt:
“De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde diensten of goederen”.
Het gebruik van het woord aanspraak geeft aan dat een rechtens afdwingbare voorwaardelijke aanspraak op financiële middelen ontstaat.
Over het algemeen is wel duidelijk wat met subsidie wordt bedoeld.
Het gaat niet alleen om geldbedragen, maar ook het verschaffen van kredieten en garanties.
Verstrekkingen in natura zijn geen subsidies.
Contributies, prijzen en schadevergoedingen zijn evenmin subsidies.
Subsidieverlening en het betalen voor goederen en diensten kunnen in de praktijk vlak bij elkaar liggen
Verwezen wordt naar artikel 4:36 van de Awb dat luidt:
“1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.
2.Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.”
Onder subsidieplafond wordt in artikel 4:22 van de Awb verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verleninig van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Artikel 4:80 Awb omschrijft dit als volgt:
“Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.”
Onder jaarrekening wordt in artikel 361 van Boek 2 BW verstaan (tekst eerste lid):
“De enkelvoudige jaarrekening die bestaat uit de balans en de winst- en verliesrekening met de toelichting, en de geconsolideerde jaarrekening indien de rechtspersoon een geconsolideerde jaarrekening opstelt.”
Artikel 393, eerste lid van Boek 2 BW luidt: “De rechtspersoon verleent opdracht tot onderzoek van de jaarrekening aan een registeraccountant of aan een Accountant-administratieconsulent ten aanzien van wie bij de inschrijving in het in artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten bedoelde register een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van die wet. De opdracht kan worden verleend aan een organisatie waarin accountants die mogen worden aangewezen, samenwerken.”
Artikel 2 Toekenning aan instellingen
Het eerste lid bepaalt dat een subsidie in principe alleen aan rechtspersonen (zoals stichtingen en verenigingen) wordt verleend.
Met het stellen van deze eis bestaat enige zekerheid over de levensvatbaarheid van initiatieven en over de continuïteit, terwijl controleerbaar is wie de subsidieontvanger mag vertegenwoordigen (hetgeen bij – steekproefsgewijze - controle kan blijken uit de registers van de Kamer van Koophandel)
Het tweede lid bepaalt dat het college kan bepalen dat ook natuurlijke personen in bijzondere gevallen in aanmerking kunnen komen voor een subsidie.
Artikel 4:23 Awb geeft aan dat subsidiëring in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift. Door de aanwezigheid van een wettelijke grondslag wordt de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger gewaarborgd. Dit betekent voor de gemeentelijke praktijk dat subsidies op een verordening gebaseerd moeten zijn. In dit artikel wordt aangegeven dat de verordening geldt voor alle gemeentelijke subsidies tenzij andere verordeningen van toepassing zijn.
Dit artikel geeft twee belangrijke algemene voorwaarden aan om voor subsidie in aanmerking te komen.
Het eerste lid ziet er onder meer op toe dat subsidieontvangers niet discrimineren. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat een subsidieontvanger zijn activiteiten richt op bepaalde doelgroepen (zoals peuters, ouderen, gehandicapten, jongeren, vrouwen). Activiteiten moeten echter altijd gelijkelijk “toegankelijk” zijn voor alle inwoners van de gemeente.
Het tweede lid regelt dat de te organiseren activiteiten in principe het directe belang van de gemeente en/of haar inwoners moeten dienen.
Artikel 5 Bevoegdheden college
Op grond van dit artikel is het college belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt onder meer in het verlenen en vaststellen van subsidies, het vaststellen van beleidsregels, het aangaan van subsidieovereenkomsten en het verlenen van voorschotten.
Verder regelt dit artikel dat het college nadere beleidsregels vaststelt in de subsidietoetsingskaders. De raad stelt in diverse (beleid) nota’s doelstellingen en uitgangspunten vast. Het college vertaalt dit in concrete subsidiecriteria om deze doelen te bereiken.
Met het vaststellen van een subsidieplafond worden de aanspraken op subsidies beperkt tot een bepaald maximumbedrag. Hierdoor wordt een openeinderegeling voorkomen. Overschrijding van het budget is op zichzelf geen harde weigeringsgrond. Het enkele feit dat een begrotingspost is uitgeput, is een onvoldoende reden voor een bestuursorgaan om een subsidie te weigeren. Met het vaststellen van een subsidieplafond wordt dit probleem opgelost. Op basis van artikel 4:25 tweede lid moet de subsidie worden geweigerd voorzover door verlening van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Dit artikel bepaalt de subsidievormen die de gemeente hanteert.
In het subsidietoetsingskader wordt per beleidsveld aangeven welke subsidievorm van toepassing is.
Hoofdstuk 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG
In artikel 8 worden regels gesteld over de termijnen waar binnen een aanvraag moet worden ingediend.
In principe moeten alle aanvragen, behalve die voor eenmalige subsidies, vóór 1 mei worden ingediend. Deze datum houdt verband met de besluitvorming in het kader van de begrotingscyclus.
Ook bij aanvragen van bestaande subsidierelaties voor een hogere subsidie moet dit worden gerelateerd aan de gemeentelijke begrotingscyclus. De jaarlijkse indexering zoals bedoeld in artikel 24 van deze verordening wordt hierbij in aanmerking genomen.
Aanvragen voor een eenmalige subsidie kunnen het hele jaar door worden ingediend.
Als een ingediende subsidieaanvraag niet voldoet aan de wettelijke eisen – zij is bijvoorbeeld te laat ingediend of de vereiste bijlagen zijn niet alle bijgevoegd - kan het college op basis van artikel 4:5 Awb besluiten om een aanvraag buiten behandeling te laten.
Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.
Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.
In het vierde lid van de verordening wordt de hersteltermijn op 4 weken gesteld.
De formulering van het vijfde lid laat voldoende ruimte om desgewenst de regels in bijzondere gevallen aan te passen. In voorkomende gevallen kan het college op grond van dit lid besluiten een afwijkende indieningstermijn te bepalen.
Artikel 9 Indieningsbescheiden
Dit artikel regelt de bescheiden die door de aanvrager moet worden overgelegd.
Dit artikel betreft een standaard regeling. In het vierde lid wordt het college de mogelijkheid gegeven om aanvullende stukken of informatie te vragen van de subsidieaanvrager of ontheffing te verlenen indien er geen aanwijsbaar belang is bepaalde stukken te overleggen.
Bij het indienen van bescheiden gaat het enerzijds om gegevens die de aanvraag met argumenten onderbouwen en anderzijds om gegevens die het college nodig heeft om zich een goed beeld van de betrokken belangen te kunnen vormen.
Artikel 10 Bekendmaking subsidie
Dit artikel verschaft de subsidieaanvrager duidelijkheid over de termijn waarbinnen het college een besluit neemt op een aanvraag voor een subsidie.
Voor alle aanvragen, behalve die voor eenmalige subsidies, geldt de datum 1 december, dus direct na de begrotingsvergaderingen in november.
Voor aanvragen voor een eenmalige subsidie is de termijn gesteld op acht weken.
Uit dit artikel volgt dat meerjarige subsidies nooit voor onbepaalde tijd mogen worden verleend.
Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden om een subsidieaanvraag te weigeren.
In het artikel wordt verwezen naar de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb.
“Een subsidie wordt geweigerd voorzover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.”
Hoofdstuk 4 Specifieke eisen voor budgetsubsidie
De rechtshandelingen, die staan vermeld in artikel 4:71 eerste lid Awb:
“Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:
a.het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
b. het wijzigen van de statuten;
c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;
d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;
e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;
f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
g. het vormen van fondsen en reserveringen;
h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;
i. het ontbinden van de rechtspersoon;
j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.”
Op basis van art 4:74 tweede en derde lid beslist het college op een verzoek tot toestemming binnen 4 weken, deze termijn kan eenmaal met maximaal 4 weken worden verlengd.
Artikel 14 Budgetsubsidieovereenkomsten
Dit artikel maakt het sluiten van een zogenaamde subsidieovereenkomst mogelijk. In een subsidieovereenkomst kunnen subsidiegever en subsidieontvanger afspraken maken over de te leveren prestaties. Een subsidieovereenkomst moet geen doublure zijn van de beschikking. Essentiële elementen van de subsidieverhouding moeten in de beschikking staan, zoals een aanduiding van de activiteiten, eventuele verplichtingen, het subsidiebedrag of de berekeningswijze daarvan. Denkbaar is echter dat deze elementen in de beschikking in meer algemene zin worden aangeduid en in de overeenkomst verder worden uitgewerkt. Verder hangt de verdeling van de bepalingen over beschikking en overeenkomst mede af van de aard van de materie en het doel van de overeenkomst.
De verhouding tussen beschikking en overeenkomst is onder meer van belang omdat, naar de gangbare rechtsopvattingen, bij een geschil over de beschikking de bestuursrechter bevoegd is en bij een geschil over de subsidieovereenkomst de burgerlijke rechter. Overigens is het niet toegestaan een subsidieovereenkomst in plaats te laten komen van een beschikking. De verplichting van de subsidieontvanger om mee te werken aan het sluiten van een subsidieovereenkomst mag worden opgenomen als voorwaarde in de beschikking tot subsidieverlening.
Van een overschot is sprake indien de subsidieontvanger tenminste de gesubsidieerde producten de afgesproken omvang heeft gerealiseerd tegen een lager bedrag dan in de subsidieverlening is bepaald. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat een overschot niet automatisch in de gemeentekas terugvloeit, omdat daarvan voor de subsidieontvanger geen stimulans uitgaat om efficiënt met de subsidiegelden om te gaan. In overeenstemming met de bestaande praktijk bestaat daarom de mogelijkheid dat overschotten in een volgend tijdvak mogen worden besteed dan wel gereserveerd.
Aan de jaarlijkse toevoeging en de stand van de reserve van het eind van de looptijd is echter wel een maximum gesteld.
Ook wordt bij een volgende subsidieverlening rekening gehouden met de opgebouwde reserves.
Hoofdstuk 5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING EN CONTROLE
Artikel 17 Vaststellingsprocedure
Voor het subsidieproces kunnen twee verleningsprocedures worden gevolgd; de lange en korte procedure.
De korte procedure maakt gebruik van de mogelijkheid om subsidies ineens vast te stellen
Deze procedure wordt gebruikt bij waarderingssubsidies en eenmalige subsidies. Indien er de noodzaak voor bestaat, kan echter ook de lange procedure worden gevolgd.
Bij de lange procedure wordt de verlening gevolgd door een vaststelling. Hiermee kan de subsidie gerelateerd worden aan de werkelijk gemaakte kosten of geleverde prestaties.
Deze procedure wordt gehanteerd bij budgetsubsidies en investeringssubsidies
Artikel 18 Aanvraag tot subsidievaststelling
Het tweede lid bepaalt de termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend. Door deze termijn (1 mei) te hanteren is het mogelijk bij de beoordeling van de aanvraag voor subsidieverlening rekening te houden met gegevens die bij de aanvraag tot subsidievaststelling over de voorgaande periode zijn bijgevoegd.
De basis voor de subsidievaststelling is de constatering dat de afgesproken producten/activiteiten zijn geleverd.
In het derde tot en met het zesde lid wordt omschreven waaraan de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval moet voldoen.
In de aanvraag tot subsidievaststelling geeft de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Hij legt tevens rekening en verantwoording af over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. De subsidieontvanger is op grond van het derde lid van dit artikel verplicht een activiteitenverslag en een financieel verslag op te stellen waarin zijn beschreven de inhoud en omvang van de activiteiten en tevens een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen. Daarbij gaat het dan niet om de doelstellingen die de subsidieontvanger zelf voor ogen staan, maar de doelstellingen die met het verstrekken van de subsidie door de gemeente zijn beoogd. Deze doelstelling zal over het algemeen duidelijk worden uit de beschikking tot subsidieverlening of de subsidieovereenkomst.
Op dit artikel is ook van toepassing artikel 4:45 Awb:
“1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.
2.Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.”
Het vierde lid geeft aan dat bij subsidies boven € 50.000,-- een goedkeurende verklaring van de accountant wordt geëist.
Uit deze verklaring moet blijken of aangaande het financieel beleid en beheer van de subsidieontvanger de toepasselijke subsidiebepalingen en voorschriften zijn nageleefd en of de subsidie is aangewend voor het doel waarvoor deze ter beschikking is gesteld.
Het zevende lid bepaalt dat het college voor de verplichting tot het overleggen van een accountantsververklaring ontheffing kan verlenen.
Ten behoeve van (steekproefsgewijze) controle op de besteding van de subsidiegelden, moet er sprake zijn van een deugdelijke administratie bij de subsidieontvanger.
Artikel 20 Vaststellingsbesluit
In dit artikel wordt bepaald dat het college binnen 8 weken na de indiening van de aanvraag een beslissing neemt over vaststelling.
In artikel 4:46 van de Awb staan enkele bijzonderheden vermeld over het vaststellen van een subsidie. Dat artikel luidt:
Uit dit artikel volgt dat na een beschikking tot subsidieverlening in het normale geval, waarin de gesubsidieerde activiteit heeft plaatsgevonden zoals voorzien en de subsidieontvanger aan zijn verplichtingen heeft voldaan, de subsidie overeenkomstig de verlening moet worden vastgesteld.
Hiermee wordt de bij de subsidieverlening gegeven voorwaardelijke aanspraak omgezet in een onvoorwaardelijke aanspraak op betaling van het subsidiebedrag. De hoogte van het subsidiebedrag moet rechtstreeks worden bepaald aan de hand van het bedrag of de berekeningswijze, vermeld in de verleningsbeschikking.
Het tweede lid bevat de voornaamste sanctie op het niet-naleven van subsidieverplichtingen of het niet (volledig) verrichten van de subsidiabele activiteit: het lager vaststellen van de subsidie.
Bij het bepalen van de omvang van de verlaging moet rekening worden gehouden met het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 tweede lid Awb. Bij het niet voldoen aan de verplichtingen moet een afweging worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger. Daarbij zijn tevens de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de subsidieontvanger kan worden verweten van belang zijnde factoren.
De in de verleningsbeschikking opgenomen omschrijving van de activiteiten of de latere uitwerking daarvan is bepalend voor de toetsing of die activiteiten zijn verricht. De subsidie kan op nihil worden vastgesteld indien de gesubsidieerde activiteit in het geheel niet is verricht. Ook als de activiteit nog wel gedeeltelijk is verricht, kan soms nihil-vaststelling plaatsvinden. Bij niet naleving van verplichtingen kan de subsidie dus onder omstandigheden op nihil worden vastgesteld. Ook het niet voldoen aan een administratieve verplichting kan tot een nihil-vaststelling leiden.
Ook hier speelt het evenredigheidsbeginsel een rol. Bij verstrekking van onjuiste inlichtingen door de subsidieontvanger is niet vereist dat de subsidieontvanger op de hoogte was van de onjuistheid van de gegevens of hiervan op de hoogte behoorde te zijn. Het is in ieder geval mogelijk de subsidie vast te stellen op het bedrag dat uit de juiste gegevens voortvloeit. Bij een kennelijk onjuiste subsidieverlening gaat het bijvoorbeeld om een typfout waardoor de subsidieverlening een factor 10 te hoog is. Eerdere contacten tussen de gemeente en de subsidieontvanger kunnen dan van belang zijn bij de vraag of de subsidieontvanger wist of behoorde te weten dat de subsidieverlening onjuist was.
Overigens kan het college op basis van art. 4:47 Awb een subsidie ambtshalve vaststellen
“Het college kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen indien:
Dit artikel geeft een limitatief bedoelde opsomming van drie gevallen waarin een subsidie zonder aanvraag van de subsidieontvanger kan worden vastgesteld. In het belang van de rechtszekerheid zijn deze gevallen uitdrukkelijk in de verordening vastgelegd.
Alvorens tot ambtshalve vaststelling wordt overgegaan nadat de termijn tot indiening van de aanvraag tot subsidievaststelling is verstreken, moet het college – overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:44, lid 3 Awb - de subsidieontvanger in de gelegenheid stellen, binnen een redelijke termijn – dit is 4 weken - alsnog een aanvraag in te dienen. Als dan nog geen aanvraag volgt, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.
De mogelijkheid onder a is opgenomen voor gevallen waarin geen behoefte bestaat aan een afzonderlijke aanvraag tot subsidievaststelling, omdat het college reeds over de benodigde gegevens beschikt. Dit kan zich voordoen indien tussentijds door de subsidieontvanger gegevens worden verstrekt. In het belang van de rechtszekerheid moet bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening de termijn worden aangegeven binnen welke de ambtshalve vaststelling geschiedt. Dit zal in de beschikking tot subsidieverlening worden aangegeven. Dit is met name van belang bij de meerjarensubsidies.
De grond onder c stelt het college onder andere in staat om bij gedeeltelijke intrekking van subsidie het resterende bedrag vast te stellen en bij gehele intrekking van de vaststelling waaraan een verlening is voorafgegaan de subsidie op nihil vast te stellen. In deze gevallen kan immers niet worden verwacht dat de subsidieontvanger nog een aanvraag tot vaststelling indient.
Hoofdstuk 6 SUBSIDIEBETALING EN VOORSCHOTTEN
Dit artikel geeft regels over de bevoegdheid tot het verlenen van voorschotten. Met de verlening van voorschotten wordt vooruit gelopen op de betaalbaarstelling van het subsidiebedrag zelf. Voor de praktijk is voorschotverlening van groot belang, omdat de gesubsidieerde activiteit veelal niet kan worden verricht als niet vooraf gelden ter beschikking zijn gesteld.
Voorschotverlening of de weigering daartoe is een beschikking in de zin van de Awb. Zoveel mogelijk zal een dergelijke beschikking gecombineerd worden met de verlenings- of vaststellingsbeschikking.
Hoofdstuk 7 INTREKKING EN WIJZIGING
Artikel 22 Intrekking en wijziging subsidievaststelling
“Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:
Artikel 4:49 Awb, eerste lid, luidt:
“Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:
Ten aanzien van nieuwe feiten wordt opgemerkt dat deze zich niet persé pas na de subsidievaststelling hoeven te hebben voorgedaan. Vereist is dat het college bij de vaststelling van de subsidie niet op de hoogte was van de nieuwe feiten of hiervan op de hoogte kon zijn.
Bij het volgen van de korte verleningsprocedure (verlening en vaststelling ineens) zal steekproefsgewijs worden gecontroleerd of de activiteiten ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Elk jaar zal 10% van het aantal subsidiebeschikkingen – en in specifieke gevallen als daar aanleiding toe is - aan een controle worden onderworpen.
Hoofdstuk 8 OVERIGE BEPALINGEN
Dit artikel geeft uitwerking aan het bepaalde in artikel 4:24 Awb. Deze luidt:
“Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald”
Door het bepaalde in artikel 27 wordt afgeweken van deze termijn en is bepaald dat evaluatie alleen plaatsvindt indien dit toegevoegde waarde heeft.
Dit artikel bevat een hardheidsclausule. Het college kan bij bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening of de strikte toepassing hiervan.
Als deze subsidieverordening in werking treedt, zullen enkele subsidieaanvragen (met name budgetsubsidies) voor het jaar 2009 al ingediend zijn. Dit artikel biedt het college de mogelijkheid regels te stellen met betrekking tot de overgangssituatie.
Dit artikel bepaalt de datum waarop de verordening in werking treedt. De datum is bepaald op 1 januari 2009. Op deze datum wordt de oude subsidieregeling ingetrokken. Dat betekent dat subsidieverlening op basis van een aanvraag voor een subsidie overeenkomstig deze verordening voor het eerst plaats vindt ten behoeve van het subsidiejaar 2009.