Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening |
Citeertitel | APV Uden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Gewijzigd bij Vijfde wijziging APV Uden
Gemeentewet, art. 149 en 156
Aanwijzingsbesluit Collectieve festiviteiten (vastgesteld 06-12-2011; bekendgemaakt 11-01-2012; in werking 01-01-2012)
Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2013
Aanwijzing gebied ex art. 2.4.8, eerste lid, APV Uden over hinderlijk drankgebruik (vastgesteld 02-07-1996; bekendgemaakt 03-07-1996; in werking 15-07-1996)
Beleidsregels sluitingstijden 10
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2012 | 14-01-2014 | Wijziging artikelen 2,12, 2,30c, 2.40, 2.74, 2.74a, 3.13, 4.15, 6.1 | 20-09-2012 Udens Weekblad 26-09-2012 | 01-10-2012 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Afdeling 1. Bestrijding van wanordelijkheden
Artikel 2.1 Samenscholing en wanordelijkheden
Degene die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag en daarmee gelijkgestelde dag in de zin van de Algemene termijnenwet, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10 Voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op:
de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op een openbare plaats gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van een openbare plaats verwijderd zijn en een openbare plaats hiervan gereinigd is;
4. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor voorwerpen of stoffen waarop of waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard, tenzij deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan een openbare plaats, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van een openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van een openbare plaats.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenverordening Noord-Brabant, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Uden, of voor zover er sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.24 of terras van een horecabedrijf als bedoeld in artikelen 2.27 jo 2.30c of een standplaats als bedoeld in artikel 5.18, waarvoor vergunning is verleend.
Artikel 2.11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening wegen Noord-Brabant 2010, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Uden.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf dat winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze wagentjes te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en een goed werkend muntmechanisme, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan, bluswaterwinplaats of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt onder meer verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2.27a Nachtinrichtingen
De burgemeester kan op verzoek van de exploitant of degene die voornemens is als zodanig op te treden het door hem geëxploiteerde dan wel te exploiteren horecabedrijf tot de uitoefening waarvan behoort het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, toestemming verlenen deze als nachtinrichting te exploiteren.
Artikel 2.28. Nadere voorwaarden bij sluiting nat horecabedrijf na 02.15 uur
Op dagen waarop een nat horecabedrijf op grond van de artikelen 2.29, 2.30a en 2.30b na 02.15 uur geopend mag zijn, dient de houder van het horecabedrijf zorg te dragen voor de aanwezigheid van een toezichthouder, vanaf 23.00 uur tot tenminste een half uur na het sluitingstijdstip, dan wel zoveel langer indien bijzondere omstandigheden daarom vragen.
Op dagen waarop een nat horecabedrijf, op grond van de artikelen 2.29, 2.30a en 2.30b na 02.15 uur geopend mag zijn, mogen na 03.00 uur geen bezoekers meer tot het horecabedrijf toegelaten worden. De toegang tot het horecabedrijf moet daartoe vanaf dat tijdstip voor inkomende bezoekers gesloten zijn.
De toezichthouder is een natuurlijke persoon die in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus met betrekking tot het horecabedrijf belast is met het uitoefenen van beveiligingswerkzaamheden zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onder c van de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.
Artikel 2.29 Sluitingstijd voor horeca binnen het horecaconcentratiegebied
Het eventueel bij het horecabedrijf, niet zijnde een nachtinrichting, behorende terras dient, indien sprake is van een sluitingstijdstip op grond van het eerste lid, sub b. en derde lid, sub b. van dit artikel of artikel 2.30a, uiterlijk om 02.30 uur actief van bezoekers en servies te worden ontruimd.
Artikel 2.30 Afwijking sluitingstijd
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.29 en artikel 2.29a geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
b.van Eerste op Tweede Paasdag;
c.Koninginnenacht (de nacht voorafgaande aan de dag waarop Koninginnedag wordt gevierd);
d.van de dag vóór Hemelvaartsdag op Hemelvaartsdag;
e.van Hemelvaartsdag op de volgende dag;
f.van Eerste op Tweede Pinksterdag;
g.tijdens alle dagen van de jaarlijkse kermis van Volkel (voor horecabedrijven in Volkel), Uden (voor horecabedrijven in het horecaconcentratiegebied) en Odiliapeel (voor horecabedrijven in Odiliapeel), met uitzondering van de laatste kermisavond;
h.van Eerste op Tweede kerstdag.
2.Voor nachtinrichtingen geldt op de dagen genoemd onder het vorige lid een sluitingstijdstip van 04.30 uur.
3.Tijdens de viering van Oud en Nieuw van 31 december op 1 januari wordt de uiterlijke sluitingstijd van alle horecabedrijven vastgesteld op 06.00 uur.
De burgemeester kan, na melding bij deze gemeente, incidenteel ontheffing verlenen voor het geopend hebben van een horecabedrijf van zondag op maandag, met uitzondering van de nachtinrichtingen, en van maandag op dinsdag, dinsdag op woensdag of woensdag op donderdag tot maximaal 2 uur na sluitingstijd zoals vastgesteld in artikel 2.29 en 2.29a.
De burgemeester kan, na melding bij deze gemeente, incidenteel ontheffing verlenen voor het geopend hebben van een horecabedrijf, met uitzondering van de nachtinrichtingen, van donderdag op vrijdag, vrijdag op zaterdag of zaterdag op zondag tot maximaal 1 uur na sluitingstijd zoals vastgesteld in artikel 2.29 en 2.29a.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
De burgemeester weigert deze vergunning indien de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven..
3.De burgemeester kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
4.Geen vergunning is vereist voor een horecabedrijf in:
a.een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de horeca een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit
b.een zorginstelling of ziekenhuis;
d.een bedrijfskantine- of restaurant;
f.een clubhuis of stationsrestauratie.
5.De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan horecabedrijven die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien:
a.zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel;
b.de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:30c, tweede of derde lid.
6.De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid onder a.
7.In afwijking van het bepaalde in artikel 2.10 beslist de burgemeester in geval van een aanvraag die betrekking heeft op het exploiteren van één of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op een openbare plaats bevinden.
8.Onverminderd het gestelde in het derde lid kan de burgemeester de ingebruikneming van de openbare plaats ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf horende terrassen weigeren:
a.indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan een openbare plaats dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van een openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
b.indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van een openbare plaats.
9.Het bepaalde in het zevende en achtste lid geldt niet voor zover de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.
10.Op de vergunning en de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 2.31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2.29 en artikel 2.29a of ingevolge een op grond van artikel 2.30, eerste lid, genomen besluit en ingevolge de ontheffing op grond van artikel 2.30, tweede lid, gesloten dient te zijn.
Artikel 2.31a Aanvragen/meldingen
Een aanvraag ter verkrijging van een aanwijzing van een nachtinrichting zoals bedoeld in artikel 2.27a, eerste lid, dienen acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de aanwijzing nodig heeft, te worden ingediend. Aanvragen welke worden ingediend binnen acht weken voor het tijdstip waarop de aanwijzing nodig is, worden buiten beschouwing gelaten.
Artikel 2.32 Handel in horecabedrijven
1.In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2.De exploitant van een horecabedrijf staat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.
Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.
Artikel 2.34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2.28 tot en met 2.31 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.42 Plakken en kladden
3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.44b Vermommingen e.d.
Ieder die zich gemaskerd, vermomd of op andere wijze onherkenbaar gemaakt op of aan een openbare plaats of op een andere voor publiek al dan niet met enige beperking toegankelijke plaats bevindt, is op eerste vordering van een politieambtenaar verplicht zich onmiddellijk van zijn masker te ontdoen of zich op andere wijze duidelijk herkenbaar te maken.
Artikel 2.45 Betreden van plantsoenen e.d.
1.Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.2. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2.60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
1.Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting inde zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een openbare plaats liggend weiland of terrein dat niet van die openbare plaats is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die openbare plaats niet kan bereiken.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2.68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a.de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1º dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2º van een verandering van de onder a, sub 1º , bedoelde adressen;
3º als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4º dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
b.de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
d.een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Artikel 2.71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Het is verboden carbid te gebruiken in de openlucht. Onder het gebruiken van carbid wordt verstaan: het in een bus, container of opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74b Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op een openbare plaats, op een voor publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbareplaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikelen 2.1 (samenscholing en wanordelijkheden), 2.10 (voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van openbare plaatsen), 2.11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg), 2.16 (openen straatkolken e.d.), 2.19 (gevaarlijk of hinderlijk voorwerp), 2.47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen), 2.48 (verboden drankgebruik), 2.49 (verboden gedrag bij of in gebouwen), 2.50 (hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten), 2.73 (bezigen van consumentenvuurwerk), 2.73a (carbidverbod) of 5.34 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken) van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Afdeling 16 Handhaving van de orde en veiligheid rond vliegbasis Volkel
Onverminderd hetgeen in deze verordening is bepaald, gelden voor het gebied dat is aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte plattegrondtekening de in deze afdeling opgenomen bepalingen, voor zover dat door de burgemeester met het oog op de handhaving van de openbare orde en veiligheid bij afzonderlijk besluit is bepaald. Het besluit vermeldt het tijdvak waarvoor het geldt.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3.8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3.13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 4.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
07.00 – 19.00 19.00 – 23.00 23.00 – sluitingstijd
LAeq op de gevel van gevoelige gebouwen 75 dB(A) 70 dB(A) 65 dB(A)
LAeq in in- of aanpandige gevoelige gebouwen 60 dB(A) 55 dB(A) 50 dB(A)
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
1.Het is in een een horeca-, sport- en recreatie-inrichting toegestaan maximaal vier incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste één week voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Voor alle overigeinrichtingen geldt, dat maximaal één incidentele festiviteit per kalenderjaar mag worden gehouden.
2. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.
07.00 – 19.00 19.00 – 23.00 23.00 – sluitingstijd
LAeq op de gevel van gevoelige gebouwen 75 dB(A) 70 dB(A) 65 dB(A)
LAeq in in- of aanpandige gevoelige gebouwen 60 dB(A) 55 dB(A) 50 dB(A)
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4.5 van deze verordening - uiterlijk op de sluitingstijd beëindigd. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4.5 Onversterkte muziek
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen 50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 35 dB(A) 30 dB(A) 25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 70 dB(A) 65 dB(A) 60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 55 dB(A) 50 dB(A) 45 dB(A)
Voor de duur van maximaal zes uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen en in een andere door het college aangewezen inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid onder e. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2a. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4.9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder a,van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
4.Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 5.12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5.13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Uden.
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5.25, tweede lid bepaalde.
Artikel 5.28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel e van de Wegenverkeerswet 1994 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 10. Destructie van dieren
Artikel 5.39 Voorschriften verwerking door ondernemer
Indien tussen de gemeente Uden en de ondernemer een overeenkomst is gesloten over vervoer en de afgifte van destructiemateriaal, wordt voor de voorschriften ingevolge artikel 81h, tweede lid, van de wet, verwezen naar deze overeenkomst.
Artikel 5.40 Aanwijzen verzamelplaatsen
Het college wijst één of meerdere verzamelplaatsen aan waar het destructiemateriaal in ontvangst wordt genomen.
Artikel 5.41 Vervoer en afgifte van destructiemateriaal
De aangifteplichtige is gehouden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop het destructiemateriaal is ontstaan, het materiaal te vervoeren naar de bijgelegen verzamelplaats en het daar aan te geven en af te staan of op te laten halen door de ondernemer binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevindt.
Artikel 5.42 Bewaren van destructiemateriaal
De aangifteplichtige draagt er zorg voor dat het destructiemateriaal tot het moment waarop het wordt opgehaald op een zodanige manier wordt bewaard dat het materiaal niet vrij toegankelijk is voor anderen dan de aangifteplichtige en de ondernemer die het materiaal ophaalt.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 en artikel 2.25, derde lid, gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 19 februari 2009.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Afdeling 1. Bestrijding van wanordelijkheden
Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de openbare plaats
Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Afdeling 16 Handhaving van de orde en veiligheid rond vliegbasis Volkel
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Afdeling 3. Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 2a. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Afdeling 9. Verstrooiing van as